ECLI:NL:RBOVE:2023:2832

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
11 mei 2023
Publicatiedatum
21 juli 2023
Zaaknummer
295409 FT RK 23.217
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Faillissementsverzoek en schuldsaneringsregeling: niet-ontvankelijkheid van verzoeker

Op 11 mei 2023 heeft de Rechtbank Overijssel, zittingsplaats Almelo, uitspraak gedaan in een faillissementszaak waarbij de Coöperatieve Rabobank U.A. het faillissement van de verzoeker heeft aangevraagd. De verzoeker, geboren in 1958, werd door de rechtbank gewezen op de mogelijkheid om een verzoek tot toepassing van de schuldsaneringsregeling in te dienen. Op 19 april 2023 heeft de verzoeker een email gestuurd naar de rechtbank met de handgeschreven opmerking 'hierbij schuldsaneringsverzoek' op de eerste bladzijde van de brief van de rechtbank van 4 april 2023. De rechtbank heeft de verzoeker echter medegedeeld dat deze bijschrijving niet voldeed aan de vereisten voor een geldig verzoek tot schuldsanering. De verzoeker werd verzocht om een formeel briefje op te stellen waarin hij expliciet verzocht om de toepassing van de schuldsaneringsregeling, inclusief het nummer van het faillissementsrekest, en dit briefje diende uiterlijk op 25 april 2023 door de rechtbank ontvangen te zijn.

Aangezien de rechtbank tot op heden geen verdere correspondentie van de verzoeker heeft ontvangen, heeft zij besloten om het verzoek tot toepassing van de schuldsaneringsregeling te beoordelen. De rechtbank oordeelde dat de bijschrijving op de brief van 4 april 2023 niet voldeed aan de minimale eisen en dat het verzoek onvolledig was, ondanks de termijn die was gegeven voor herstel. Daarom heeft de rechtbank de verzoeker niet-ontvankelijk verklaard in zijn verzoek tot toepassing van de schuldsaneringsregeling. De uitspraak werd gedaan door mr. A.E. Zweers en is openbaar uitgesproken in aanwezigheid van de griffier. De verzoeker heeft het recht om binnen acht dagen na de uitspraak hoger beroep in te stellen, uitsluitend via een door een advocaat ondertekend verzoekschrift.

Uitspraak

RECHTBANK OVERIJSSEL

Team Toezicht
Zittingsplaats Almelo
Rekestnummer: 295409 FT RK 23.217
Datum uitspraak: 11 mei 2023
Vonnis van de rechtbank Overijssel, zittingsplaats Almelo, enkelvoudige kamer voor burgerlijke zaken, op het verzoek van:

[verzoeker] ,

geboren op [geboortedatum] 1958 te [geboorteplaats] ,
wonende te [adres] ,
verzoeker, verder te noemen: [verzoeker] .

Het procesverloop:

Bij rekest van 3 april 2023 is door de Coöperatieve Rabobank U.A. het faillissement van [verzoeker] aangevraagd. Bij brief van 4 april 2023 heeft de rechtbank [verzoeker] gewezen op de mogelijkheid om een verzoek tot toepassing van de schuldsaneringsregeling te doen. Bij email van 19 april 2023 heeft [verzoeker] de eerste bladzijde van de brief van de rechtbank van 4 april 2023 naar de rechtbank geëmaild met de handgeschreven opmerking (op de brief): ‘hierbij schuldsaneringsverzoek’.
Bij email van 19 april 2023 heeft de rechtbank aan [verzoeker] medegedeeld dat de bijschrijving op de brief van de rechtbank onvoldoende is om als verzoek tot toepassing van de wettelijke schuldsaneringsregeling te worden aangemerkt. [verzoeker] is medegedeeld dat hij daarvoor minimaal een briefje moet opstellen met vermelding van het feit dat zijn faillissement is aangevraagd en dat hij verzoekt om de wettelijke schuldsaneringsregeling op hem van toepassing te verklaren. In het briefje moet het nummer van het faillissementsrekest, dat in de brief van 4 april 2023 en in de onderwerpbalk van de email van 19 april 2023 is vermeld, te worden opgenomen. Het briefje dient ook te worden gedateerd en te worden ondertekend. De rechtbank heeft [verzoeker] erop gewezen dat het briefje uiterlijk 25 april 2023 door de rechtbank moet zijn ontvangen en dat de rechtbank bij gebreke daarvan, het faillissementsrekest weer in behandeling zal nemen.
Tot op heden is geen briefje of andere correspondentie meer ontvangen van [verzoeker] . Nu de bijschrijving op de brief van de rechtbank wel in de systemen van de rechtbank is ingevoerd als verzoek tot toepassing van de (wettelijke) schuldsanering, moet de rechtbank een beslissing nemen op dat verzoek. Dat zal de rechtbank heden doen zonder partijen te horen.

De beoordeling:

De overwegingen van de rechtbank
De rechtbank is van oordeel dat de bijschrijving op de brief van de rechtbank van 4 april 2023 luidende: ‘hierbij schuldsaneringsverzoek’ niet aan de minimale eisen voor het doen van een dergelijk verzoek voldoet, nu er naar het oordeel van de rechtbank op z’n minst een briefje zoals in de email van 19 april 2023 is omschreven, dient te worden ingediend. De rechtbank is van oordeel dat nu het verzoek tot toepassing van de schuldsaneringsregeling, ook nadat de rechtbank een termijn voor herstel heeft gegeven, onvolledig is, [verzoeker] niet-ontvankelijk moet worden verklaard in dat verzoek.
De rechtbank zal hiertoe overgaan.

De beslissing:

de rechtbank:
verklaart [verzoeker] niet-ontvankelijk in zijn verzoek tot toepassing van de schuldsaneringsregeling.
Gewezen door mr. A.E. Zweers, lid van genoemde kamer, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 11 mei 2023 in tegenwoordigheid van de griffier [1] .

Voetnoten

1.