9.De beslissing
- verklaart niet bewezen dat verdachte het onder feit 2 van parketnummer 08.298102.22 ten laste gelegde heeft begaan en spreekt hem daarvan vrij;
- verklaart bewezen dat verdachte het onder parketnummer 08.274610.22 en het onder feit 1 van parketnummer 08.298102.22 ten laste gelegde heeft begaan, zoals hierboven omschreven;
- verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd en spreekt hem daarvan vrij;
- verklaart het bewezen verklaarde strafbaar;
- verklaart dat het bewezen verklaarde de volgende strafbare feiten oplevert:
wat betreft parketnummer 08.274610.22
het misdrijf:in het besloten lokaal bij een ander in gebruik, wederrechtelijk binnendringen;
wat betreft parketnummer 08.298102.22, feit 1,het misdrijf:opzettelijk brand stichten, terwijl daarvan gemeen gevaar voor goederen en levensgevaar en gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor een ander te duchten is;
- verklaart verdachte strafbaar voor het bewezen verklaarde;
- veroordeelt verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
18 (achttien) maanden;
- bepaalt dat van deze gevangenisstraf een gedeelte van
10 (tien) maanden niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten. De rechter kan de tenuitvoerlegging gelasten indien de verdachte voor het einde van de
proeftijd van 3 (drie) jarende navolgende voorwaarden niet is nagekomen:
- stelt als
algemene voorwaardedat de verdachte:
- zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
- stelt als
bijzondere voorwaardendat verdachte:
- zich laat opnemen in FPA Roosenburg te Den Dolder of een soortgelijke zorginstelling, te bepalen door de justitiële instantie die verantwoordelijk is voor plaatsing. De opname start zo snel als mogelijk en in overleg met FPA Roosenburg. De opname duurt een jaar of zoveel korter als de reclassering nodig vindt. Verdachte houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorginstelling geeft voor de behandeling. Hieronder kan ook het innemen van medicijnen voor zijn alcoholverslaving vallen, als de zorginstelling dat nodig vindt. Als de reclassering een overgang naar ambulante zorg, begeleid wonen of maatschappelijke opvang gewenst vindt, werkt verdachte mee aan de indicatiestelling en plaatsing.
- zich gedurende de proeftijd meldt bij Het Leger des Heils, Jeugdbescherming en Reclassering, op de door de reclassering te bepalen tijdstippen, zo frequent en zo lang deze instelling dat nodig acht;
- zich ambulant laat behandelen bij Tactus of een soortgelijke instelling/zorgverlener, te bepalen door de reclassering. De behandeling start direct na het ingaan van de proeftijd. De behandeling duurt de gehele proeftijd of zoveel korter als de reclassering nodig vindt. Verdachte houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorgverlener geeft voor de behandeling. Gelet op de problematiek kan hieronder ook het innemen van medicijnen voor zijn alcoholverslaving vallen, als de zorginstelling dat nodig vindt.
- verblijft in Huis & Haard Eefde of een andere instelling voor beschermd wonen of maatschappelijke opvang, te bepalen door de reclassering. Het verblijf start na het ingaan van de proeftijd en het verblijf duurt de gehele proeftijd of zoveel korter als de reclassering nodig vindt. Mocht verdachte opgenomen worden in een zorginstelling dan zal tijdens de opname onderzocht worden of Huis & Haard een passende plek is of dat dit een andere plek moet zijn. Verdachte houdt zich aan de huisregels en het dagprogramma dat de instelling in overleg met de reclassering voor hem/haar heeft opgesteld;
- gebruikt geen alcohol en/of drugs en werkt mee aan controle op het gebruik van alcohol en drugs om het middelengebruik te beheersen. De reclassering kan urineonderzoek en ademonderzoek (blaastest) gebruiken voor de controle. De reclassering bepaalt hoe vaak betrokkene wordt gecontroleerd;
- draagt de reclassering op om toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en de verdachte ten behoeve daarvan te begeleiden;
daarbij gelden als voorwaarden van rechtswege dat de verdachte:
- ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking verleent aan het nemen van één of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt;
- medewerking verleent aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14c, zesde lid, Sr, de medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de reclassering zo vaak en zolang als de reclassering dit noodzakelijk acht daaronder begrepen;
- beveelt dat de op grond van artikel 14c Sr gestelde voorwaarden en het op grond van artikel 14c, zesde lid, Sr uit te oefenen toezicht, dadelijk uitvoerbaar zijn;
- bepaalt dat de tijd die de verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, bij de uitvoering van de gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht;
opheffing bevel voorlopige hechtenis
- wijst af het verzoek tot opheffing van de voorlopige hechtenis op grond van artikel 67a lid 3 Sv;
- heft het bevel tot voorlopige hechtenis op met ingang van de dag dat het voorarrest gelijk is aan de opgelegde onvoorwaardelijke straf.
Dit vonnis is gewezen door mr. C.J. Sangers-de Jong, voorzitter, mr. J. de Ruiter en mr. M.W. Eshuis, rechters, in tegenwoordigheid van S. Wongsokerto, griffier, en is in het openbaar uitgesproken op 20 juli 2023.
Buiten staat
Mr. C.J. Sangers-de Jong en mr. M.W. Eshuis zijn niet in de gelegenheid dit vonnis mede te ondertekenen. De griffier is niet in de gelegenheid dit vonnis mede te ondertekenen.
Leeswijzer
Deze bijlage maakt deel uit van het vonnis en bevat de bewijsmiddelen.
In de zaak met parketnummer 08.274610.22
Wanneer hierna wordt verwezen naar dossierpagina’s, zijn dit pagina’s uit het dossier van politie eenheid Oost-Nederland met nummer PL0600-2022495007. Tenzij hieronder anders wordt vermeld, wordt steeds verwezen naar pagina’s van een in de wettelijke vorm, door daartoe bevoegde personen, opgemaakt proces-verbaal.
1. Het proces-verbaal van de terechtzitting van 6 juli 2023, voor zover inhoudende als verklaring van de verdachte, zakelijk weergegeven:
Op 25 oktober 2022 was ik in de supermarkt van Jumbo in Zwolle. Ik wist dat ik geen bier mocht halen.
2. Het proces-verbaal van verhoor verdachte, bladzijde 18, voor zover inhoudend als verklaring van verdachte, zakelijk weergegeven:
Ik hoorde dat ik een winkelverbod had. Ik mocht geen bier meer halen. Dat was augustus volgens mij. Opeens kreeg ik een winkelverbod.
3. Het proces-verbaal van aangifte van [aangever] namens Jumbo, bladzijde 12, voor zover inhoudend als verklaring van aangever, zakelijk weergegeven:
Ik ben werkzaam bij supermarkt Jumbo aan de Dobbe 3 te Zwolle. Ik doe aangifte van huisvredebreuk namens voornoemde Jumbo. Op 25 oktober 2022 zag ik dat een man in de Jumbo liep die een winkelverbod had voor deze Jumbo. De man die de huisvredebreuk heeft gepleegd betreft: [verdachte] , geboren op [geboortedatum] 1967. Het winkelverbod is aan deze [verdachte] uitgereikt op 3 augustus 2022.
4. Het geschrift, te weten een winkelontzegging tot Jumbo aan De Dobbe 3 te Zwolle van 3 augustus 2022, bladzijde 14, voor zover inhoudend, zakelijk weergegeven:
Winkelontzegging
Bestemd voor
Naam : [verdachte]
Geboortedatum/-plaats : [geboortedatum] te [geboorteplaats]
Plaats/datum ontzegging: Zwolle 3-8-2022
Betreft: ontzegging van de toegang tot de winkel (conform artikel 138 van het Wetboek van Strafrecht)
Naam winkelbedrijf : Jumbo
Adres : De Dobbe 3
Postcode/woonplaats : 8032 JV Zwolle
Hierbij delen wij u mede dat wij besloten hebben u met ingang van heden de toegang te ontzeggen tot bovengenoemde winkel voor een periode van 12 maanden. Dit op grond van uw gedrag op 3-08-2022.
In de zaak met parketnummer 08.298102.22
Wanneer hierna wordt verwezen naar dossierpagina’s, zijn dit pagina’s uit het dossier van de politie eenheid Oost-Nederland met nummer PL0600-2022504646. Tenzij hieronder anders wordt vermeld, wordt steeds verwezen naar bladzijden van een in de wettelijke vorm, door daartoe bevoegde personen, opgemaakt proces-verbaal.
5.
Het proces-verbaal van de terechtzitting van 6 juli 2023, voor zover inhoudende als verklaring van de verdachte, zakelijk weergegeven:
Op 30 oktober 2022 was ik bij de woning van [slachtoffer] aan [adres 1] . Ik ben in de hal gaan zitten. Ik ben naar buiten gegaan en ik heb daar stukjes hout en stapels folders verzameld. Ik had een aansteker bij mij en ik heb met de stukjes hout en de folders een vuurtje gemaakt.
6.
Het proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer] (bladzijde 18), opgemaakt door de verbalisant [verbalisant 1] en gesloten op 31 oktober 2022, voor zover inhoudend als verklaring van aangever, zakelijk weergegeven:
Ik woon aan [adres 1]. Op 30 oktober 2022 was [verdachte] bij mij in de woning. Ik praatte [verdachte] mijn woning uit. Toen ging het brandalarm af. Ik ging bij de deur kijken en zag dat de deur in brand stond. Ik heb de brand geblust met water en door het vuur uit te stampen.
7.
Het proces-verbaal van verhoor getuige [getuige 1] (bladzijde 40), opgemaakt door de verbalisant [verbalisant 2] en gesloten op 31 oktober 2022, voor zover inhoudend als verklaring van de getuige, zakelijk weergegeven
Op 30 oktober 2022 was ik in mijn woning aan [adres 2] .
Ik hoorde het geluid van een brandmelder afgaan. Het bleek dat er brand was gesticht bij de voordeur van mijn bovenbuurvrouw van de bovenste verdieping. Er waren stapels papier in de brand gestoken. Wij hebben met meerdere buren de brand geblust.
8.
Het proces-verbaal van verhoor getuige [getuige 2] , opgemaakt door de rechter-commissaris belast met de behandeling van strafzaken in deze rechtbank van 30 maart 2023, voor zover inhoudend als verklaring van de getuige, zakelijk weergegeven:
(Op 30 oktober 2022)kwam ik tussen 22:00 en 23:00 uur thuis. Ik ging slapen en op een gegeven moment hoorde ik gestommel in het trappenhuis. Opeens was er gebeuk op mijn deur en gingen alle rookmelders af. Er stond zoveel rook. Uit automatisme ben ik met een pannetje water naar boven gegaan en heb ik dat op het brandje gegooid.
9.
Het proces-verbaal van forensisch onderzoek woning [adres 1] (bladzijde 31 tot en met 39), opgemaakt door [verbalisant 3] en gesloten op 11 november 2022, voor zover inhoudend als relaas van de verbalisant, zakelijk weergegeven:
Aanvang onderzoek
Op 31 oktober 2022 om 10:30 uur kwam ik, naar aanleiding van een brandstichting, voor forensisch onderzoek aan op de locatie [adres 1] .
Omschrijving woning
De woning is gelegen op de vierde etage van een vier verdiepingen tellend flatgebouw.
Op elke etage bevinden zich twee toegangsdeuren.
De toegangsdeur tot de betreffende woning is voorzien van een slotcilinder en geeft toegang tot de achtergelegen woonruimte.
De toegangsdeur betreft een houten deur die gevat is in een houten kozijn. In de deur is aan de bovenzijde een kunststof rooster aangebracht.
Bevindingen
Ik zag tijdens het onderzoek dat voor de toegangsdeur van perceel [adres 1] brand had gewoed.
Ik zag op de tegelvloer voor de deur een hoeveelheid zwart geblakerde folders en brandrestanten liggen. Ik zag dat het geheel met vocht doordrenkt was. Vermoedelijk betrof het vocht water. Ik zag dat de vloer en de drempel door de inwerking van hitte op diverse plekken bruin/zwart verkleurd was.
Ik zag dat een groot deel van de toegangsdeur van de woning en het kozijn, voornamelijk aan de rechterzijde ervan, dat wil zeggen aan de sluitzijde van de deur, door de inwerking van vuur/brand was aangetast. Ik zag dat een deel van de toegangsdeur, het buitenpaneel, was weggebrand. Op het ondergelegen hout was verkoling zichtbaar. Het hout was zodanig verkoold waardoor een krokodillenhuid zichtbaar was. De verkoling aan de onderzijde van de toegangsdeur was breed en liep langs de sluitnaad in een relatief rechte baan omhoog.
Ik zag dat het kunststof rooster in de deur brandeffecten in de vorm van versmelting vertoonde. Op de deur waren gesmolten kunststof slieren/restanten/druipers te zien.
Ik zag dat zich rechts naast de toegangsdeur een soortgelijke deur en kozijn bevond.
Mogelijk betrof dit een berg- of technische ruimte. Op deze deur en het kozijn waren soortgelijke brandeffecten zichtbaar.
Vuurlast
De vuurlast voor de toegangsdeur bestond voornamelijk uit papieren folders en het hout van de toegangsdeur/kozijn. De folders leverden voldoende ontstekingsenergie om de toegangsdeur, het kozijn en het kozijn van de naastgelegen deur tot ontbranding te brengen.
Samenvatting
De bewoonster werd gealarmeerd door het afgaan van de rookmelder in de woning. Bij het openen van de voordeur ontdekte zij de brand, die zij met een buur wist te blussen.
Op basis van de verkregen informatie kon worden gesteld dat:
De hypothese brandstichting meer aannemelijk is dan welke andere vorm van brandstichting dan ook. Men veroorzaakte brand door een stapel folders, gestapeld of een verzameling ervan, voor de toegangsdeur van de woning met behulp van warmte of vuur te ontsteken.
Door de brand raakte de toegangsdeur van de woning in brand.
Gelet op de brandschade bevond de brand zich in de groei of opbouwfase toen deze werd geblust.
Gezien de aangetroffen toestand, het feit dat:
- de locatie van de brandhaard zich voor de deur van perceel 23 bevond, maar zich ook bevond ter hoogte van de trap, de enige vluchtroute voor de bewoners van de percelen
- de brand zich aan het ontwikkelen was op het moment dat deze werd geblust niet alleen de kranten/folders, waarmee de brand vermoedelijk was geïnitieerd, brandden, maar ook de deur en het naastgelegen kozijn hadden vlam gevat,
- ( hete) rookgassen levensbedreigend zijn en de brand bestreden/geblust werd door onervaren dan wel niet daarvoor opgeleid en toegeruste mensen, kan uit de beschreven situatie worden opgemaakt dat bij de brand levensgevaar voor personen te duchten was als bedoeld in artikel 157 lid 2 van het Wetboek van Strafrecht.
Gemeengevaar (de rechtbank leest: gemeen gevaar
voor goederen)
Uit de beschreven situatie en het aangetroffen brandbeeld kan worden opgemaakt dat de brand, zonder de inzet van de bewoners, zich verder had kunnen ontwikkelen waarbij (grotere) schade aan de woning en het gebouw te verwachten was geweest. Gelet op de brandschade van het kozijn en de deur, maar ook de verkleuringen van de tegelvloer kan worden gesteld dat bij de brand sprake was van te duchten gemeen gevaar voor goederen als bedoeld in artikel 157 lid 1 van het Wetboek van Strafrecht.