ECLI:NL:RBOVE:2023:2812

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
18 juli 2023
Publicatiedatum
20 juli 2023
Zaaknummer
10487065 \ CV EXPL 23-974
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing van vorderingen door de kantonrechter wegens onrechtmatigheid en ongegrondheid

In deze zaak heeft de Rechtbank Overijssel, locatie Almelo, op 18 juli 2023 uitspraak gedaan in een civiele procedure tussen de stichting Pensioenfonds Metaal en Techniek (PMT) en de stichting Fonds voor het Motorvoertuigen- en Tweewielerbedrijf (FMT) als eisers, en een besloten vennootschap als gedaagde partij. De eisers vorderden verschuldigde bedragen van de gedaagde, maar de kantonrechter heeft de vorderingen afgewezen omdat deze onrechtmatig en/of ongegrond werden geacht.

De eisers stelden dat de gedaagde een betalingsverplichting had op basis van een ministeriële beschikking en collectieve arbeidsovereenkomsten. Echter, de kantonrechter oordeelde dat de eisers niet voldoende bewijs hadden geleverd voor het bestaan van deze betalingsverplichting. De dagvaarding bevatte onvoldoende onderbouwing en de verwijzingen naar oude besluiten en teksten waren niet relevant voor de huidige situatie van de gedaagde. Hierdoor was het voor de kantonrechter niet mogelijk om de vorderingen te toetsen.

Daarnaast werd niet duidelijk op welke periode de vorderingen betrekking hadden en hoe de hoogte van de gevorderde bedragen was berekend. De eisers hadden weliswaar gesteld dat er facturen waren gestuurd, maar deze waren niet overgelegd in de procedure. De kantonrechter concludeerde dat de vorderingen onnavolgbaar waren en dat de eisers in het ongelijk moesten worden gesteld. De proceskosten werden aan de zijde van de gedaagde begroot op nihil, en de eisers werden veroordeeld in de proceskosten.

Uitspraak

RECHTBANK OVERIJSSEL

Team kanton en handelsrecht
Locatie Almelo
Zaaknummer: 10487065 \ CV EXPL 23-974
Vonnis van 18 juli 2023
in de zaak van

1.de stichting DE STICHTING PENSIOENFONDS METAAL EN TECHNIEK,gevestigd en kantoorhoudende te 's-Gravenhage,

eisende partij sub 1,
hierna te noemen PMT,
gemachtigde: Flanderijn Incasso Gerechtsdeurwaarders,

2.de stichting STICHTING FONDS VOOR HET MOTORVOERTUIGEN -EN TWEEWIELERBEDRIJF,gevestigd en kantoorhoudende te Houten,

eisende partij sub 2,
hierna te noemen FMT,
gemachtigde: Flanderijn Incasso Gerechtsdeurwaarders,
eisende partij sub 1 en sub 2 worden hierna gezamenlijk aangeduid als: PMT c.s.
tegen
de besloten vennootschap
[gedaagde] B.V.,
gevestigd en kantoorhoudende te [vestigingsplaats],
gedaagde partij, hierna te noemen [gedaagde],
zelfstandig procederende.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding
- de verzoeken van [gedaagde] om uitstel d.d. 8 mei 2023 en 5 juni 2023
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De beoordeling

2.1.
PMT c.s. hebben gesteld en gevorderd als staat vermeld in de dagvaarding van 24 april 2023.
2.2.
[gedaagde] heeft tweemaal verzocht om uitstel, maar geen verweer gevoerd.
2.3.
Ondanks het ontbreken van verweer worden de vorderingen van PMT c.s. afgewezen, omdat de vorderingen de kantonrechter onrechtmatig en/of ongegrond voorkomen.
2.4.
PMT stelt dat zij een vordering van in totaal € 4.229,81 heeft op [gedaagde]. Deze vordering bestaat volgens de dagvaarding uit een bedrag van € 3.835,60 wegens een niet betaalde bijdrage (opgelegd d.d. 16 november 2022) en een bedrag € 383,56 wegens een opgelegde boete omdat de hiervoor genoemde bijdrage niet is betaald, vermeerderd met rente vanaf 6 januari 2023.
2.5.
FMT stelt dat zij een vordering van in totaal € 275,25 heeft op [gedaagde]. Deze vordering bestaat volgens de dagvaarding uit een bedrag van € 249,60 wegens een niet betaalde bijdrage (opgelegd d.d. 16 november 2022) en een bedrag van € 24,96 aan incassokosten, vermeerderd met rente vanaf 6 januari 2023.
2.6.
Volgens PMT c.s. zou [gedaagde] de onder rechtsoverweging 2.4. en 2.5. genoemde bijdragen verschuldigd zijn, omdat [gedaagde] in de betreffende periode uitsluitend of in hoofdzaak werkzaamheden heeft verricht zoals omschreven in de ministeriële beschikking tot verplichtstelling en/of in de bepalingen van de van toepassing zijnde algemeen verbindend verklaarde collectieve arbeidsovereenkomsten. Uit de betreffende ministeriële beschikking en de van toepassing zijnde algemeen verbindend verklaarde collectieve arbeidsovereenkomsten zou volgens PMT c.s. blijken dat [gedaagde] ‘werkgever in de metaal en technische bedrijfstakken is geweest’ en daarom de gevorderde (premie)bijdragen verschuldigd is.
2.7.
De kantonrechter overweegt dat op PMT c.s. de stelplicht rust ten aanzien van het bestaan van de gestelde betalingsverplichting voor [gedaagde]. Daaraan hebben PMT c.s. niet voldaan. PMT c.s. hebben nagelaten aan te geven op welke ministeriële beschikking tot verplichtstelling en/of op welke algemeen verbindend verklaarde collectieve arbeidsovereenkomsten de vorderingen gebaseerd zijn. PMT c.s. verwijzen in de dagvaarding ter onderbouwing van de vorderingen, zonder verdere toelichting naar bijlagen 1 en 2. Dit zijn (slechts delen van) besluiten van de Staatssecretaris en de Minister van respectievelijk 2007 en 2013, alsook een ongespecificeerd stuk tekst met percentages die zien op het jaar 2014. PMT c.s. hebben in de dagvaarding niet of in elk geval onvoldoende onderbouwd gesteld waarom deze oude besluiten/teksten van toepassing zijn op gedaagde en waarom daar voor [gedaagde] thans de gestelde betalingsverplichting uit voortvloeit. Het is daardoor voor de kantonrechter niet mogelijk om de vorderingen van PMT c.s. te toetsen.
2.8.
Uit de dagvaarding wordt daarnaast niet duidelijk op welke periode(n) de vorderingen betrekking hebben, hoe de hoogte van de (premie)bijdragen over die periode(n) zijn berekend, op welke gegevens (loonsom, aantal werknemers etc.) deze zijn gebaseerd, hoe de gestelde rente is berekend, alsook of en wanneer [gedaagde] in verzuim zou zijn geraakt. PMT c.s. hebben weliswaar gesteld dat aan gedaagde facturen zijn gestuurd, maar hebben deze facturen niet in deze procedure overgelegd. De dagvaarding noemt enkel dat de (premie)bijdragen opgelegd zijn op 16 november 2022. In bijlagen 1 en 2 van de dagvaarding staan percentages van (premie)bijdragen beschreven, maar die bijlagen lijken niet actueel te zijn nu die percentages zien op jaartallen ver in het verleden en bovendien niet herleidbaar zijn naar de door PMT c.s. in de dagvaarding genoemde bedragen. De kantonrechter acht het aldus niet aannemelijk dat de daar beschreven gegevens betrekking hebben op de periode(n) waar de vorderingen van PMT c.s. op zijn gebaseerd, nu de (premie)bijdragen volgens de dagvaarding op 16 november 2022 zijn opgelegd. Kortom: de vorderingen van PMT c.s. zijn voor de kantonrechter onnavolgbaar en niet te toetsen. Zij komen de kantonrechter dan ook onrechtmatig en/of ongegrond voor.
2.9.
De gevorderde nevenvorderingen (boete, rente en buitengerechtelijke incassokosten) delen het lot van de hoofdsommen en zijn daarom evenmin toewijsbaar.
2.10.
PMT c.s. worden in het ongelijk gesteld en worden daarom veroordeeld in de proceskosten. Deze worden aan de zijde van [gedaagde] begroot op nihil.

3.De beslissing

De kantonrechter
3.1.
wijst de vorderingen af;
3.2.
veroordeelt PMT c.s. in de proceskosten aan de zijde van [gedaagde], begroot op nihil.
Dit vonnis is gewezen door mr. A.M. van Diggele, kantonrechter, en in het openbaar uitgesproken op 18 juli 2023.