In deze zaak heeft de Rechtbank Overijssel, locatie Almelo, op 18 juli 2023 uitspraak gedaan in een civiele procedure tussen de stichting Pensioenfonds Metaal en Techniek (PMT) en de stichting Fonds voor het Motorvoertuigen- en Tweewielerbedrijf (FMT) als eisers, en een besloten vennootschap als gedaagde partij. De eisers vorderden verschuldigde bedragen van de gedaagde, maar de kantonrechter heeft de vorderingen afgewezen omdat deze onrechtmatig en/of ongegrond werden geacht.
De eisers stelden dat de gedaagde een betalingsverplichting had op basis van een ministeriële beschikking en collectieve arbeidsovereenkomsten. Echter, de kantonrechter oordeelde dat de eisers niet voldoende bewijs hadden geleverd voor het bestaan van deze betalingsverplichting. De dagvaarding bevatte onvoldoende onderbouwing en de verwijzingen naar oude besluiten en teksten waren niet relevant voor de huidige situatie van de gedaagde. Hierdoor was het voor de kantonrechter niet mogelijk om de vorderingen te toetsen.
Daarnaast werd niet duidelijk op welke periode de vorderingen betrekking hadden en hoe de hoogte van de gevorderde bedragen was berekend. De eisers hadden weliswaar gesteld dat er facturen waren gestuurd, maar deze waren niet overgelegd in de procedure. De kantonrechter concludeerde dat de vorderingen onnavolgbaar waren en dat de eisers in het ongelijk moesten worden gesteld. De proceskosten werden aan de zijde van de gedaagde begroot op nihil, en de eisers werden veroordeeld in de proceskosten.