ECLI:NL:RBOVE:2023:2801

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
13 februari 2023
Publicatiedatum
19 juli 2023
Zaaknummer
C/08/291271 / FA RK 23-245
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Beschikking
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek tot wijziging hoofdverblijfplaats van minderjarige kinderen en zorgregeling

In deze zaak heeft de rechtbank Overijssel op 13 februari 2023 uitspraak gedaan in een verzoek van de vader tot wijziging van de hoofdverblijfplaats van zijn minderjarige kinderen. De vader, vertegenwoordigd door zijn advocaat mr. A.A.M. de Ruiter-Oude Ophuis, verzocht de rechtbank om een onderzoek naar de hoofdverblijfplaats van de kinderen, die momenteel bij de moeder verblijven. De vader uitte zijn zorgen over de ontwikkeling van de kinderen en de naleving van het ouderschapsplan door de moeder. De moeder, die het niet eens was met het verzoek, stelde dat een wijziging destabiliserend zou zijn voor de kinderen. De Raad voor de Kinderbescherming en de gecertificeerde instelling (GI) gaven aan dat de situatie tussen de ouders al jaren problematisch is en dat de kinderen hier onder lijden. De rechtbank oordeelde dat het verzoek van de vader om de hoofdverblijfplaats te wijzigen niet in het belang van de kinderen was, omdat dit hen zou dwingen te verhuizen naar het Verenigd Koninkrijk en de bestaande impasse tussen de ouders niet zou doorbreken. De rechtbank wees het verzoek af en stelde voor om conflictoplossing via parenting coördinatie te overwegen. De verdere beslissingen over de zorg- en contactregeling werden aangehouden tot een volgende zitting op 5 juni 2023.

Uitspraak

RECHTBANK OVERIJSSEL

locatie Almelo
team familie- en jeugdrecht
zaaknummer: C/08/291271 / FA RK 23-245
beschikking van 13 februari 2023
inzake
[de vader],
verder te noemen: de vader,
wonende op een bij de rechtbank bekend adres,
verzoeker,
advocaat: mr. A.A.M. de Ruiter-Oude Ophuis,
en
[de moeder],
verder te noemen: de moeder,
wonende te [woonplaats 1] ,
belanghebbende.
Als belanghebbende wordt tevens aangemerkt:
Stichting Jeugdbescherming Overijssel,
de gecertificeerde instelling,
hierna te noemen: de GI,
gevestigd te Hengelo (O),

1.Het procesverloop

1.1.
Op 20 januari 2023 is het verzoekschrift van de vader, met bijlagen,
binnengekomen bij de griffie.
1.2.
De rechtbank heeft de moeder voor wat betreft het verzoek dat ziet op wijziging van de kinderalimentatie een termijn van vier weken gegeven voor verweer.
1.3.
De rechtbank heeft op 27 januari 2023 met na te noemen minderjarigen [minderjarige 1] en [minderjarige 2] gesproken
1.3.
De mondelinge behandeling heeft op maandag 30 januari 2023 met gesloten deuren plaatsgevonden, gelijktijdig met zaaknummers C/08/289665 / JE RK 22-2254, C/08/289962 / JE RK 22-2310 en C/08/290210 / JE RK
22-2354. Verschenen zijn:
- de moeder,
- de vader, via een videoverbinding, bijgestaan door zijn advocaat,
- [medewerker jeugdbescherming 1] , namens de GI, via een videoverbinding,
- [medewerker jeugdbescherming 2] , namens de Raad voor de Kinderbescherming, hierna: de raad.

2.De feiten

2.1.
De ouders hebben gezamenlijk het gezag over hun minderjarige kinderen:
[minderjarige 1], geboren te [geboorteplaats 1] op [geboortedatum 1] 2006,
[minderjarige 2], geboren te [geboorteplaats 2] op [geboortedatum 2] 2010,
[minderjarige 3], geboren te [geboorteplaats 3] op [geboortedatum 3] 2014,
hierna te noemen [minderjarige 1] , [minderjarige 2] en [minderjarige 3] . De kinderen hebben hun hoofdverblijfplaats bij de moeder.
2.2.
Bij beschikking van 23 december 2020 heeft deze rechtbank bepaald dat de door de man aan de vrouw te betalen bijdrage in de kosten van verzorging en opvoeding van de minderjarigen [minderjarige 1] , [minderjarige 2] en [minderjarige 3] met ingang van
4 december 2020 op € 130,- (honderddertig EURO) per kind per maand bedraagt, telkens bij vooruitbetaling te voldoen.

3.Het verzoek

3.1.
De vader verzoekt de rechtbank bij beschikking, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad:
1. te bepalen dat er een onderzoek zal plaatsvinden naar de hoofdverblijfplaats van de minderjarige kinderen. Indien hieruit volgt, of indien de rechtbank van oordeel is dat het hoofdverblijf van de kinderen bij de moeder blijft, verzoekt hij de zorgregeling zoals opgenomen in het ouders getekende ouderschapsplan vast te stellen, of aan de beschikking te hechten en te bepalen dat de inhoud daarvan onderdeel van de beschikking uitmaakt. Indien de rechtbank van oordeel is dat de hoofdverblijfplaats van de kinderen bij de vader moet zijn, dan verzoekt hij de rechtbank een voor de kinderen passende zorgregeling met de moeder op te nemen in de beschikking;
2. De beschikking van 1 april 2020 voor wat betreft de hierin opgenomen bijdrage in de kosten van verzorging en opvoeding te wijzigen en te bepalen dat de vader met ingang van 1 januari 2023, althans een door de rechtbank te bepalen hiervan afwijkende datum, maandelijks bij vooruitbetaling aan de moeder dient te voldoen een bedrag van € 36,00 per kind per maand, althans € 50,00 per kind per maand, althans een door de rechtbank te bepalen bedrag per kind per maand.
3.2.
Ter onderbouwing stelt de vader dat hij, ondanks dat er sinds kort afspraken zijn vastgelegd in een ouderschapsplan, er weinig vertrouwen in heeft dat de moeder deze gaat naleven. Deze afspraken zijn direct weer onder druk gezet door de naar zijn mening volstrekt onterechte melding over [minderjarige 3] bij Veilig Thuis. Hierdoor heeft er tijdens de feestdagen geen omgang plaatsgevonden. De vader heeft geen vertrouwen in naleving van deze zorgregeling door de moeder nu en in de toekomst en vreest dat er telkens iets zal zijn dat doorgaan hiervan zal frustreren. Hij blijft van mening dat zij niet achter een vrij en onbezorgd contact van de kinderen met de vader kan staan en het maar zeer de vraag is of dit haar in de toekomst wel gaat lukken. Ook heeft de vader onverminderd en in steeds grotere mate zorgen over de ontwikkeling van de kinderen bij de moeder thuis. Hij stelt dat hij de kinderen met zijn partner wel een veilige en stabiele basis kan bieden van waaruit vrij en onbezorgd contact met de moeder haalbaar is. Namens de vader is verduidelijkt dat hij nu als uiterste noodoplossing verzoekt om wijziging van de hoofdverblijfplaats van de kinderen en in dat kader wenst dat de raad onderzoek doet. Het lukt ook de GI niet om de impasse tussen ouders te doorbreken, de kinderen hebben hier last van. Hij beseft zich dat dit een zeer ingrijpende stap zou zijn voor de kinderen en vindt het daarom van belang dat hier goed onderzoek naar wordt gedaan. Tijdens de mondelinge behandeling is namens de vader verder verduidelijkt dat met zijn verzoek onder 1 wordt bedoeld dat het ouderschapsplan in z’n geheel onderdeel van de beschikking zal uitmaken.

4.De standpunten

4.1.
De moeder is het niet eens met het verzoek van de vader ten aanzien van de wijziging van de hoofdverblijfplaats. Zij stelt dat dit voor de kinderen alleen maar destabiliserend gaat werken. De moeder laat weten dat zij heel gelukkig is met het ouderschapsplan. Die is recent opgesteld en heeft nog niet de kans gehad om zich te bewijzen. Dat dient eerst te gebeuren voordat sprake zou kunnen zijn van een raadsonderzoek.
4.2.
De raad schrikt ervan dat de situatie jaren later nog steeds niet is verbeterd. Er is nog altijd weinig overeenstemming tussen beide ouders. De GI is te druk bezig met de geschillen tussen ouders, terwijl de GI zich juist bezig moet kunnen houden met de ontwikkeling en het welzijn van de kinderen. Het verzoek ten aanzien van de wijziging hoofdverblijfplaats vindt de raad een vrij heftig verzoek aangezien de vader in het Verenigd Koninkrijk woont. De kinderen hebben hun leven in Nederland. De raad zou wel een onderzoek willen aanbieden, om eventueel mee te kunnen denken in een oplossing. De kinderen blijven last houden van deze situatie die door ouders nu al jaren in stand wordt gehouden. Het is veelzeggend dat de vader de noodzaak voelt om zo’n ingrijpend verzoek in te dienen, terwijl het voor de raad de vraag is of dit de oplossing is. De raad twijfelt of een onderzoek uiteindelijk wat gaat opleveren, want de sleutel voor de meest ideale situatie ligt in de communicatie van de ouders.
4.3.
De GI deelt de opvatting van de raad en neemt verder geen standpunt in over het verzoek van de vader.
4.4.
[minderjarige 1] heeft laten weten dat hij het liefst in Nederland wil blijven wonen. Wel zou hij zijn vader vaker willen zien en in de vakanties wel naar Engeland willen. [minderjarige 1] wil verder graag dat zijn ouders beter met elkaar gaan communiceren.

5.De beoordeling

5.1.
Tussen ouders zijn in geschil de hoofdverblijfplaats van [minderjarige 1] , [minderjarige 2] en [minderjarige 3] alsmede de verdeling van de zorg- en opvoedingstaken.
Het wettelijk criterium
5.2.
Ingevolge artikel 1:253a leden 1 en 2 BW in samenhang met artikel 1:377e BW kan de rechter op verzoek van de ouders of van een van hen in geval van gezamenlijk gezag geschillen hieromtrent aan de rechtbank worden voorgelegd, alsmede kan de rechtbank een regeling vaststellen of een door de ouders onderling getroffen regeling wijzigen op de grond van nadien gewijzigde omstandigheden of vanwege het feit dat bij het nemen van de beslissing van onjuiste of onvolledige gegevens is uitgegaan. Deze regeling kan omvatten:
een toedeling aan iedere ouder van de zorg- en opvoedingstaken, alsmede en uitsluitend indien het belang van het kind dit vereist, een tijdelijk verbod aan een ouder om met het kind contact te hebben;
de beslissing bij welke ouder het kind zijn hoofdverblijfplaats heeft;
de wijze waarop informatie omtrent gewichtige aangelegenheden met betrekking tot de persoon en het vermogen van het kind wordt verschaft aan de ouder bij wie het kind niet zijn hoofdverblijfplaats heeft dan wel de wijze waarop deze ouder wordt geraadpleegd;
e wijze waarop informatie door derden overeenkomstig artikel 1:377c, eerste en tweede lid, BW wordt verschaft.
Het oordeel
5.3.
De rechter neemt een zodanige beslissing als haar in het belang van het kind wenselijk voorkomt. De rechter dient bij de beslissing alle omstandigheden van het geval in acht te nemen.
De hoofdverblijfplaats
5.4.
Het is de rechtbank duidelijk geworden dat de vader dit verzoek heeft gedaan vanuit wanhoop en zorgen over de kinderen om door middel van een noodoplossing de tussen ouders ontstane impasse te doorbreken. Er is al geruime tijd sprake van een ondertoezichtstelling, en het is de rechtbank gebleken dat de GI nog altijd veel tijd en energie kwijt is aan het zijn van scheidsrechter tussen beide ouders. Er is sprake van een impasse, en het laten voortduren van deze situatie is schadelijk voor de kinderen. De rechtbank maakt zich daar ernstige zorgen over, en heeft in het gesprek met [minderjarige 2] gezien wat voor impact het voortduren van deze situatie op hem heeft.
De rechtbank is van oordeel dat het verzoek van de vader om de hoofdverblijfplaats van de kinderen te wijzigen, en in dat kader een raadsonderzoek te laten doen, niet in hun belang is. Het wijzigen van de hoofdverblijfplaats zou niet alleen nog meer en zo mogelijk teveel impact hebben op het leven van de kinderen (verhuizen van Nederland naar Verenigd Koninkrijk), maar ook zal dat geen verandering brengen in het patroon dat door de ouders in stand wordt gehouden. Daar zit naar het oordeel van de rechtbank de kern van deze impasse. De aanleiding voor een raadsonderzoek ontbreekt niet alleen, maar ook geeft dat de ouders de gelegenheid om weer/nog steeds in de wachtstand te blijven zitten, naar elkaar te wijzen als boosdoener/degene die een stap moet doen en voorwaarden te blijven stellen aan alle zaken die de kinderen betreffen. Dit heeft tot gevolg dat de kinderen nog langer in deze situatie blijven zitten, en daardoor nog langer last houden van de problemen tussen hun ouders. Dat is niet in het belang van de kinderen. Het is juist in het belang van de kinderen dat zo spoedig mogelijk kan worden gestart met de trajecten die voor hen zijn geadviseerd door de Synergie. Het is de ouders inmiddels wel gelukt om na een lang en moeizaam traject een nieuw ouderschapsplan op te stellen. Hetgeen daarin is vastgesteld moet de kans krijgen om te kunnen slagen. Daarnaast zijn de ouders het naar de kinderen toe verplicht om nu eens te kijken naar het eigen aandeel in de ontstane impasse, en daarbij ten opzichte van de eigen behoefte/visie op hoe dingen rondom de kinderen behoren te gaan concessies te doen, zodat de kinderen niet langer hoeven stil te staan. Deze impasse moet voor de kinderen stoppen. De sleutel ligt daarvoor bij de ouders, en niet bij de kinderen of de GI.
5.5.
De rechtbank wil de ouders gelet op het voorgaande nog wijzen op een vorm van conflictoplossing die zij zelf kunnen inzetten, namelijk parenting coördination. Via parenting coördination kunnen ouders hun conflicten oplossen zonder naar een rechter te gaan. Het belang van het kind staat bij deze conflictoplossing voorop. De parenting coördinator helpt bij de uitvoering en naleving van het ouderschapsplan en bij (kleine) wijzigingen in het ouderschapsplan. Er wordt samen met de ouders gezocht naar een oplossing op maat zonder procedure bij een rechter. Komen de ouders er desondanks samen niet uit, dan kan de parenting coördinator bindende adviezen geven.
5.6.
De rechtbank zal gezien vorenstaande het verzoek tot wijziging van de hoofdverblijfplaats en in dat kader het doen van een raadsonderzoek afwijzen.
De verdeling van de zorg- en opvoedingstaken
5.7.
De vader heeft verzocht, wanneer rechtbank van oordeel is dat het hoofdverblijf van de kinderen bij de moeder blijft, de zorgregeling zoals opgenomen in het ouders getekende ouderschapsplan vast te stellen, of het ouderschapsplan aan de beschikking te hechten en te bepalen dat de inhoud daarvan onderdeel van de beschikking uitmaakt. De rechtbank heeft in de zaken die ook zien op de zorg- en contactregeling bekend onder zaaknummers C/08/289665 / JE RK 22-2254 en C/08/290210 / JE RK 22-2354 bij beschikking van heden bepaald dat de zorg- en contactregeling tussen de vader en de kinderen voorlopig zal plaatsvinden onder regie van de GI. De rechtbank zal, nu deze verzoeken samenhangen, iedere verdere beslissing over dit verzoek van de vader aanhouden tot de voortgezette mondelinge behandeling die zal plaatsvinden op 5 juni 2023 om 13:30 uur.

6.De beslissing

De rechtbank:
6.1.
houdt iedere verdere beslissing over een definitieve zorg- en contactregeling aan tot de mondelinge behandeling van
5 juni 2023om
13:30 uurin het gerechtsgebouw te Almelo, waarbij de betrokkenen die een afschrift van deze beschikking ontvangen hierdoor worden opgeroepen;
6.2.
houdt iedere beslissing over de bijdrage in de kosten van verzorging en opvoeding aan en verwijst de zaak naar de rol voor verdere berichtgeving;
6.3.
wijst af het verzoek tot wijziging van de hoofdverblijfplaats en in dat kader het doen van een raadsonderzoek.
Deze beschikking is gegeven door mr. L. Pieters, kinderrechter, en in het openbaar uitgesproken op 13 februari 2023 in tegenwoordigheid van M. Esmeijer, griffier. De schriftelijke uitwerking van deze beslissing is vastgesteld op 22 februari 2023.
Een afschrift van deze beschikking wordt gezonden aan de raad voor de kinderbescherming en de in deze beschikking vermelde gegevens worden door de raad opgenomen in zijn registratie.
Tegen deze beschikking kan - uitsluitend door tussenkomst van een advocaat - hoger beroep worden ingesteld bij het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden:
door verzoeker en door degene(n) aan wie een afschrift van de beschikking (vanwege de griffier) is verstrekt of verzonden: binnen drie maanden na de dag van de uitspraak;
door andere belanghebbenden: binnen drie maanden na betekening daarvan of nadat de beschikking hun op andere wijze bekend is geworden.