ECLI:NL:RBOVE:2023:2775

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
18 juli 2023
Publicatiedatum
18 juli 2023
Zaaknummer
08/080984-23 (P)
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor feitelijke aanranding van de eerbaarheid met voorwaardelijke gevangenisstraf en taakstraf

Op 18 juli 2023 heeft de Rechtbank Overijssel in Almelo uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van aanranding. De rechtbank heeft de verdachte schuldig bevonden aan het feit dat hij op 18 februari 2022 de aangeefster, die ook werkzaam was in de zorg, heeft aangerand. De verdachte heeft de aangeefster de badkamer ingetrokken en haar op verschillende manieren betast, wat leidde tot een ernstige schending van haar lichamelijke integriteit. De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig was en dat zij bevoegd was om de zaak te behandelen. De officier van justitie heeft gevorderd dat het tenlastegelegde wettig en overtuigend bewezen kon worden, en de rechtbank heeft deze vordering gevolgd. De rechtbank heeft de verklaringen van de aangeefster als betrouwbaar beoordeeld, ondersteund door getuigenverklaringen en WhatsApp-berichten van de verdachte waarin hij spijt betuigt.

De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een voorwaardelijke gevangenisstraf van vier weken, een taakstraf van 100 uren en het betalen van een schadevergoeding aan de benadeelde partij. De rechtbank heeft ook de vordering van de benadeelde partij gedeeltelijk toegewezen, waarbij de immateriële schade van €500,- werd toegewezen, maar de materiële schade niet-ontvankelijk werd verklaard. De rechtbank heeft de verdachte als strafbaar verklaard voor het bewezen verklaarde feit, dat valt onder artikel 246 van het Wetboek van Strafrecht, en heeft de strafmaat bepaald op basis van de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder het is gepleegd.

Uitspraak

RECHTBANK OVERIJSSEL

Team Strafrecht
Meervoudige kamer
Zittingsplaats Almelo
Parketnummer: 08/080984-23 (P)
Datum vonnis: 18 juli 2023
Vonnis op tegenspraak in de zaak van de officier van justitie tegen:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] 1991 in [geboorteplaats],
wonende aan de [woonplaats].

1.Het onderzoek op de terechtzitting

Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzitting van
4 juli 2023.
De rechtbank heeft kennis genomen van de vordering van de officier van justitie
mr. K.J.L. de Valk en van wat door verdachte en zijn raadsman mr. V.P.J. Tuma, advocaat in Amersfoort, naar voren is gebracht.

2.De tenlastelegging

De verdenking komt er, kort en zakelijk weergegeven, op neer dat verdachte op 18 februari 2022 [slachtoffer] heeft aangerand.
Voluit luidt de tenlastelegging aan verdachte, dat:
hij op of omstreeks 18 februari 2022 te [locatie], althans in gemeente Dinkelland,
[slachtoffer] door geweld of een andere feitelijkheid en/of bedreiging met geweld of een andere feitelijkheid, heeft gedwongen tot het plegen en/of dulden van een of meer ontuchtige handelingen door onverhoeds die [slachtoffer] de badkamer in te trekken en/of in de borst(en) van die [slachtoffer] te knijpen en/of haar heupen vast te pakken en/of in haar billen te knijpen en/of zijn beklede penis tegen haar beklede billen te drukken.

3.De voorvragen

De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zij bevoegd is tot kennisneming van deze zaak, dat de officier van justitie ontvankelijk is in de vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.

4.De bewijsmotivering

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat het tenlastegelegde wettig en overtuigend bewezen kan worden verklaard. De verklaring van [slachtoffer] is betrouwbaar en wordt in voldoende mate ondersteund door andere bewijsmiddelen in het dossier. Dat steunbewijs bestaat uit de verklaring van verdachte en de verklaringen van de getuigen [getuige 1] en [getuige 2].
4.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft vrijspraak bepleit. Verdachte ontkent het tenlastegelegde en het dossier bevat geen steunbewijs voor de verklaring van aangeefster. Er wordt volgens de raadsman niet voldaan het bewijsminimum.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
4.3.1
Inleiding
Aan verdachte is een zedendelict ten laste gelegd. Zedenzaken kenmerken zich doorgaans door het feit dat slechts twee personen aanwezig zijn bij de (beweerde) seksuele handelingen: het veronderstelde slachtoffer en de veronderstelde dader. Ook in deze zaak is dit het geval. Dat leidt in de regel en ook in deze zaak tot onder andere de vraag of aan het bewijsminimum is voldaan.
4.3.2
Het bewijsminimum
Op grond van artikel 342, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering (Sv) kan het bewijs dat iemand een strafbaar feit heeft gepleegd niet uitsluitend worden aangenomen op grond van de verklaring van één getuige. Om tot een bewezenverklaring te kunnen komen, dient sprake te zijn van steunbewijs. Die ondersteuning hoeft niet te zien op alle onderdelen van de tenlastelegging. Het gaat erom dat de verklaring op specifieke punten steun vindt in ander bewijsmateriaal, zodat die verklaring ‘niet op zichzelf staat’, maar als het ware is ingebed in een concrete context die bevestiging vindt in een andere bron. De rechtbank benadrukt dat deze maatstaf omtrent het toereikend zijn van een verklaring dient te worden onderscheiden van de beoordeling of een verklaring betrouwbaar is. De vraag of aan het bewijsminimum van artikel 342, tweede lid, Sv is voldaan, laat zich niet in algemene zin beantwoorden, maar vergt een beoordeling van het concrete geval. Het gaat hierbij niet slechts – kwantitatief – om het aantal bronnen van redengevende bewijsgronden, maar ook om de vraag of de aangifte in voldoende mate – kwalitatief – wordt ondersteund door ander bewijsmateriaal.
4.3.3
Redengevende feiten en omstandigheden
Verdachte is werkzaam in de zorg. Op 18 februari 2022 hebben verdachte en [slachtoffer] (hierna: [slachtoffer]), die ook werkzaam is in de zorg, samen dienst op [bedrijf 1]. Aldaar verblijft een zorgbehoevende cliënt in een afzonderlijk huisje. Verdachte heeft van 17 februari op 18 februari 2022 nachtdienst gehad en geslapen in dit huisje. Toen [slachtoffer] in de ochtend, bij de start van haar werkdag, bij het huisje arriveerde, is verdachte zich gaan douchen. In de loop van hun dienst hebben zij samen sportoefeningen gedaan. Na afloop van dienst heeft verdachte [slachtoffer] een tweetal WhatsApp berichten gestuurd waarin hij zegt dat het hem oprecht spijt en dat dit nooit zijn bedoeling was.
De verklaringen van [slachtoffer] en verdachte lopen uiteen waar het er om gaat of er ook ontuchtige handelingen hebben plaatsgevonden.
4.3.4
De verklaringen van [slachtoffer]
In het dossier bevinden zich een proces-verbaal van aangifte en een proces-verbaal van het “informatief gesprek zeden”.
De verklaringen van [slachtoffer] houden het volgende in.
Verdachte ging douchen en had de deur van de badkamer open laten staan. Terwijl [slachtoffer] naar de trap liep om naar boven te gaan om de cliënt te wekken, trok verdachte haar de badkamer in. [slachtoffer] heeft zich losgetrokken, omdat verdachte haar niet losliet. Tijdens het sporten ging verdachte achter haar staan en pakte [slachtoffer] bij de heupen vast, drukte zijn penis tegen haar billen en kneep in haar billen. [slachtoffer] vroeg hem wat hij aan het doen was en zei tegen hem dat hij niet zo dicht tegen haar aan moest gaan staan. Als [slachtoffer] wat te drinken uit de koelkast pakt, pakt verdachte haar van achteren vast bij haar borsten.
4.3.5
De verklaring van verdachte
Verdachte heeft verklaard dat er geen ontuchtige handelingen tussen hem en [slachtoffer] hebben plaatsgevonden.
4.3.6
Steunbewijs
In het dossier bevinden zich een proces-verbaal van getuige [getuige 2] en een proces-verbaal van getuige [getuige 1]. Ook is de telefoon van [slachtoffer] uitgelezen, waarvan een proces-verbaal van bevindingen is opgemaakt.
Getuige [getuige 2] heeft verklaard dat zij op 18 februari 2022 in de middag haar collega [slachtoffer] kwam aflossen. [getuige 2] merkte dat er iets was aan [slachtoffer] en zag de paniek in haar ogen. [slachtoffer] vertelde haar dat [verdachte] aan haar borsten en billen had gezeten en dat hij haar de douche in had proberen te trekken. [slachtoffer] was erg in paniek en van slag.
Getuige [getuige 1] is opdrachtgever van [slachtoffer]. Op 18 februari 2022 belde [slachtoffer] hem op en vertelde dat verdachte gedurende de hele dienst avances en seksuele toespelingen naar haar had gemaakt. Hij had haar de badkamer ingetrokken en haar borsten aangeraakt. Na afloop van het gesprek met [slachtoffer] heeft getuige [getuige 1] verdachte gebeld om zijn kant van het verhaal te horen. Verdachte schoot direct in de verdediging en zei: “dat hij het niet zo bedoeld had, dat het wederzijds was en dat hij [slachtoffer] zou bellen om uit te leggen dat het niet zijn bedoeling was”.
Uit de telefoon van [slachtoffer] blijkt dat verdachte haar een tweetal berichten heeft gestuurd waarin hij zegt: “dat het hem oprecht spijt en dat dit nooit zijn bedoeling was”.
4.3.7
Het oordeel van de rechtbank
[slachtoffer] heeft gedetailleerd, consistent verklaard over wat is gebeurd. [slachtoffer] heeft getwijfeld over wat zij moest doen met wat haar was overkomen. [getuige 1] heeft verklaard dat [slachtoffer] tijdens het onder 4.3.6. omschreven telefoongesprek van 18 februari 2022 deze twijfel ook tegen hem zou hebben geuit. De rechtbank maakt hieruit op dat [slachtoffer] twijfelde of ze aangifte zou moeten doen tegen verdachte. [slachtoffer] heeft bij het doen van haar aangifte verklaard dit te willen doen om het voor zichzelf te kunnen afwerken en vanwege het feit dat verdachte met kwetsbare mensen werkt. Van andere motieven om aangifte te doen is de rechtbank niet gebleken. Verdachte noemt [slachtoffer] een betrouwbare collega. Verder draagt bij aan de betrouwbaarheid van haar verklaring dat zij op dezelfde dag, vlak na de gebeurtenissen waarover ze verklaart, melding heeft gedaan van deze gebeurtenissen bij [getuige 1], [getuige 2] en via WhatsApp bij haar vriendin, [naam 1].
De verklaring van [slachtoffer] staat niet op zichzelf, maar vindt op specifieke punten steun in de volgende context. In de eerste plaats is dat de verklaring van verdachte zelf, voor zover die inhoudt dat hij op 18 februari 2022 met [slachtoffer] heeft gewerkt, dat hij heeft gedoucht in het huisje nadat hij [slachtoffer] had binnengelaten en dat zij samen hebben gesport. Verder is dat in de context van de verklaringen van [getuige 2] en [getuige 1] voor zover zij van [slachtoffer] hebben vernomen dat verdachte haar de badkamer in had getrokken, haar borsten en haar billen had aangeraakt en dat verdachte zijn onderlichaam tegen haar heeft aangedrukt tijdens het sporten. Dat [slachtoffer] hierdoor erg aangedaan was, vindt ook steun in de directe waarneming van deze getuigen vlak na het voorval. Ook het feit dat [getuige 1] verdachte hoorde zeggen dat verdachte dacht dat het wederzijds was, biedt steun aan de verklaring van [slachtoffer]. Verder vindt de verklaring van [slachtoffer] steun in de context van de WhatsAppberichten van verdachte aan haar van 18 februari 2022 waarin hij schrijft oprechte spijt te hebben. Die berichten zijn ook een aparte bron van informatie die van vlak na de gebeurtenissen waarover aangeefster verklaart dateren.
Al het voorgaande overziend en afwegende, is de rechtbank van oordeel dat de aangifte op voldoende overtuigende wijze steun vindt in ander bewijsmateriaal. Gelet op het onverhoedse karakter van voormelde ontuchtige handeling, werd aangeefster gedwongen die handelingen te dulden.
De rechtbank is daarom van oordeel dat wettig en overtuigend is bewezen dat verdachte het tenlastegelegde heeft begaan.
4.4
De bewezenverklaring
De rechtbank acht op grond van de in de bijlage opgenomen bewijsmiddelen waarin zijn vervat de redengevende feiten en omstandigheden waarop de bewezenverklaring steunt wettig en overtuigend bewezen dat verdachte de ten laste gelegde feiten heeft begaan, met dien verstande dat:
hij op 18 februari 2022 te [locatie] [slachtoffer] door een andere feitelijkheid, heeft gedwongen tot het dulden van ontuchtige handelingen door onverhoeds die [slachtoffer] de badkamer in te trekken en in de borsten van die [slachtoffer] te knijpen en haar heupen vast te pakken en in haar billen te knijpen en zijn beklede penis tegen haar beklede billen te drukken.
De rechtbank acht niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd, zodat zij hem daarvan zal vrijspreken.

5.De strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde is strafbaar gesteld in artikel 246 van het Wetboek van Strafrecht (Sr). Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten. Het bewezenverklaarde levert op:
het misdrijf: feitelijke aanranding van de eerbaarheid.

6.De strafbaarheid van verdachte

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. De rechtbank oordeelt daarom dat verdachte strafbaar is voor het bewezenverklaarde feit.

7.De op te leggen straf of maatregel

7.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd aan verdachte een taakstraf op te leggen voor de duur van 100 uren, bij niet uitvoeren te vervangen door 50 dagen vervangende hechtenis en een geheel voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 4 weken met een proeftijd van 2 jaren.
7.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft geen strafmaatverweer gevoerd.
7.3
De gronden voor een straf of maatregel
Bij de strafoplegging houdt de rechtbank rekening met de aard en de ernst van het gepleegde feit, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte zoals die uit het dossier en tijdens de behandeling ter terechtzitting naar voren zijn gekomen. De rechtbank acht daarbij in het bijzonder het volgende van belang.
De ernst van het feit
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan aanranding van [slachtoffer] door haar onverhoeds de badkamer in te trekken, in haar borsten en billen te knijpen, haar bij de heupen vast te pakken en zijn beklede penis tegen haar beklede billen te drukken.
Door het plegen van dit feit heeft verdachte de lichamelijke integriteit van [slachtoffer] geschonden. Het is een feit van algemene bekendheid dat aanranding langdurige en ernstige schade kan toebrengen aan de geestelijke gezondheid van het slachtoffer, zoals ook blijkt uit de schriftelijke slachtofferverklaring. Het slachtoffer heeft op de zitting weergegeven wat voor invloed het feit op haar heeft gehad. Ook wil zij voorkomen dat verdachte het nog eens zal doen omdat hij werkzaam is met kwetsbare jongeren.
Uit de verklaring van verdachte ter zitting blijkt dat hij geen verantwoordelijkheid neemt voor zijn handelen, maar zijn handelen, zonder enige onderbouwing ontkent.
De persoon van verdachte
De rechtbank heeft acht geslagen op een uittreksel uit de Justitiële Documentatie van
24 mei 2023. Hieruit blijkt dat de verdachte niet eerder is veroordeeld voor een zedendelict. Ook heeft de rechtbank acht geslagen op hetgeen verdachte zelf over zijn persoonlijke omstandigheden naar voren heeft gebracht. Verdachte woont samen met zijn partner, is sinds kort vader, heeft geen schulden en werkt nog steeds als zzp’er in de zorgsector voor verschillende opdrachtgevers.
De op te leggen straf
De door de officier van justitie geëiste taakstraf acht de rechtbank passend. De rechtbank zal dan ook aan verdachte een taakstraf van 100 uren opleggen, bij niet uitvoeren te vervangen door 50 dagen vervangende hechtenis. Daarnaast acht de rechtbank, mede gelet op zijn werkzaamheden in de zorg en de kwetsbare doelgroep waarmee hij werkt, een voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 4 weken passend en geboden.

8.De schade van benadeelde

8.1
De vordering van de benadeelde partij
[slachtoffer] heeft zich als benadeelde partij gevoegd in dit strafproces. De benadeelde partij vordert verdachte te veroordelen om schadevergoeding te betalen tot een totaalbedrag van
€ 2.451,18, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf het moment waarop de schade is ontstaan. De gevorderde materiële schade bestaat uit de volgende posten:
- ingetrokken diensten n.a.v. incident [naam 2]; € 1.111,36;
- gemiste diensten [bedrijf 2] B.V. € 839,82.
Ter vergoeding van immateriële schade wordt een bedrag van € 500,-- gevorderd.
8.2
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat de vordering van de benadeelde partij geheel wordt toegewezen, te vermeerderen met de wettelijke rente en de schadevergoedingsmaatregel.
8.3
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft bepleit dat de vordering van de benadeelde partij dient te worden afgewezen nu hij vrijspraak heeft bepleit.
8.4
Het oordeel van de rechtbank
Immateriële schade
Door de gebezigde bewijsmiddelen en de behandeling op de terechtzitting is komen vast te staan dat verdachte door het bewezen verklaarde feit rechtstreeks schade heeft toegebracht aan de benadeelde partij. De opgevoerde schadepost is voldoende onderbouwd en aannemelijk. De rechtbank zal het gevorderde daarom toewijzen tot een bedrag van € 500,--, te vermeerderen met de verschuldigde wettelijke rente vanaf de datum waarop de schade is ontstaan.
Materiële schade
De benadeelde partij heeft kort voor de zitting een onderbouwing overgelegd van de gevorderde schade. Deze onderbouwing bestaat uit een overzicht van gewerkte uren in de maanden december 2021 tot en met april 2022. Wat bij nadere lezing van die onderbouwing opvalt is dat er in maart 2022 aanzienlijk meer is gewerkt dan in de andere maanden, waardoor niet onaannemelijk is dat de in februari 2022 gemiste uren zijn ingehaald en er dus geen financiële schade is. Voorts is sprake van twee opdrachtgevers, [bedrijf 2] BV en [naam 2], maar lijkt het totaal aantal gewerkte dagen per maand 5 á 7 te zijn. Door het late indienen van de onderbouwing, die al bijna een jaar beschikbaar zou moeten zijn, is de verdediging “gedwongen” deze ter zitting te lezen en daarop verweer te voeren. De rechtbank is van oordeel dat hierdoor geen eerlijk (civielrechtelijk) proces als bedoeld in artikel 6 EVRM heeft plaatsgevonden .
De rechtbank zal de benadeelde partij daarom in dit deel van de vordering niet-ontvankelijk verklaren en bepalen dat de benadeelde partij de vordering in zoverre slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen.
8.5
De schadevergoedingsmaatregel
De rechtbank zal de maatregel als bedoeld in artikel 36f Sr opleggen, aangezien verdachte jegens de benadeelde partij naar burgerlijk recht aansprakelijk is voor de schade die door het feit is toegebracht.
Als door de verdachte niet volledig wordt betaald, kan deze verplichting worden aangevuld met 10 dagen gijzeling, waarbij toepassing van de gijzeling de betalingsverplichting niet opheft.

9.De toegepaste wettelijke voorschriften

De hierna te nemen beslissing berust op de hiervoor genoemde wetsartikelen. Daarnaast berust deze beslissing op de artikelen 9, 14a, 14b, 14c, 22c en 22d Sr.

10.De beslissing

De rechtbank:
bewezenverklaring
- verklaart bewezen dat verdachte het ten laste gelegde heeft begaan, zoals hierboven omschreven;
- verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd en spreekt hem daarvan vrij;
strafbaarheid feit
- verklaart het bewezen verklaarde strafbaar;
- verklaart dat het bewezen verklaarde het volgende strafbare feit oplevert:

het misdrijf: feitelijke aanranding van de eerbaarheid;

strafbaarheid verdachte
- verklaart verdachte strafbaar voor het bewezen verklaarde;
straf
- veroordeelt verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
4 (vier) weken;
- bepaalt dat deze gevangenisstraf
in zijn geheel niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten. De rechter kan de tenuitvoerlegging gelasten indien de verdachte voor het einde van de
proeftijd van 2 (twee) jarende navolgende voorwaarde niet is nagekomen:
- stelt als
algemene voorwaardedat de verdachte:
- zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
- veroordeelt de verdachte tot een
taakstraf, bestaande uit het verrichten van onbetaalde arbeid voor de duur van
100 (honderd) uren;
- beveelt, voor het geval dat de verdachte de taakstraf niet naar behoren verricht, dat
vervangende hechteniszal worden toegepast voor de duur van
50 (vijftig) dagen;
schadevergoeding
- veroordeelt de verdachte tot betaling aan de benadeelde partij [slachtoffer] van een bedrag van € 500,--, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 18 februari 2022;
- veroordeelt de verdachte daarnaast in de kosten van het geding door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil, alsook in de kosten van betekening van dit vonnis, de in verband met de tenuitvoerlegging van dit vonnis nog te maken kosten en de kosten vallende op de invordering;
- legt de
maatregelop dat de verdachte verplicht is ter zake van het bewezen verklaarde feit tot betaling aan de Staat der Nederlanden van een bedrag van € 500,--, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 18 februari 2022 ten behoeve van de benadeelde, en bepaalt, voor het geval volledig verhaal van het verschuldigde bedrag niet mogelijk blijkt, dat gijzeling voor de duur van 10 dagen kan worden toegepast. Tenuitvoerlegging van de gijzeling laat de betalingsverplichting onverlet;
- bepaalt dat als de verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de Staat der Nederlanden van bedoeld bedrag daarmee de verplichting van de verdachte om aan de benadeelde partij het bedrag te betalen, komt te vervallen, en andersom, als de verdachte aan de benadeelde partij het verschuldigde bedrag heeft betaald, dat daarmee de verplichting tot betaling aan de Staat der Nederlanden van dat bedrag komt te vervallen;
- bepaalt dat de benadeelde partij voor het overige deel niet-ontvankelijk is in de vordering, en dat de benadeelde partij de vordering voor dat deel slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen.
Dit vonnis is gewezen door mr. R.G.J. Gehring, voorzitter, mr. B.T.C. Jordaans en
mr. H.H. de Boef, rechters, in tegenwoordigheid van M.M. Greven-Diepenmaat, griffier, en is in het openbaar uitgesproken op 18 juli 2023.
Bijlage bewijsmiddelen
Leeswijzer
Deze bijlage maakt deel uit van het vonnis en bevat de bewijsmiddelen.
Wanneer hierna wordt verwezen naar dossierpagina’s, zijn dit pagina’s uit het dossier van politie eenheid Oost-Nederland met nummer ONRBC22255 / SALAMANCA. Tenzij hieronder anders wordt vermeld, wordt steeds verwezen naar pagina’s van een in de wettelijke vorm, door daartoe bevoegde personen, opgemaakt proces-verbaal.
1. Het proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer] van 18 maart 2022, pagina’s 12- 16:
Op 18 februari 2022 was ik samen met [verdachte] werkzaam in [locatie]. Hij ging douchen en ik zou de client wekken. [verdachte] had de deur van badkamer openstaan. [verdachte] trok mij met één voet de badkamer in, terwijl ik naar de trap liep om naar boven te gaan. Ik zei tegen [verdachte] dat hij mij los moest laten. Ik moest me echt lostrekken. [verdachte] wilde gaan sporten. We gingen een oefening doen, waarbij ik mijn rug volgens [verdachte] niet recht genoeg hield. Hij ging achter mij staan en pakte mijn heupen vast. Hij drukte zij penis tegen mijn achterlijf aan en hij kneep in mijn billen. Ik vroeg hem wat hij aan het doen was en zei dat hij niet zo dicht tegen mij aan moest gaan staan. Ik werd er ongemakkelijk van en een beetje bang.
Ik pakte iets uit de koelkast. Hij pakte mij toen van achteren vast bij mijn borst. Ik schrok en zei: "What the fuck doe je?”
2. Het proces-verbaal van getuige [getuige 2], van 5 augustus 2022, pagina’s: 25-28:
Op 18 februari 2022 had ik een late dienst. [slachtoffer] had een vroege dienst met [verdachte]. Toen ik binnenkwam zag ik paniek in haar ogen en vroeg me af wat er aan de hand was. [slachtoffer] vroeg of ik even mee ging en toen vertelde ze dat [verdachte] aan haar borsten en billen had gezeten en dat hij haar de douche in had proberen te trekken toen hij in zijn boxershort stond. [slachtoffer] was erg in paniek en van slag.
3. Het proces-verbaal van getuige [getuige 1], van 2 juni 2022, pagina’s: 18-21:
Ik ben de directeur van [bedrijf 3]. Op 18 februari 2022 belde [slachtoffer] dat [verdachte] gedurende de hele dienst avances en seksuele toespelingen naar haar maakte. Hij had haar de badkamer ingetrokken en haar borsten gezeten en aan haar billen.
Ik heb na het gesprek met [slachtoffer], [verdachte] gebeld om zijn kant van het verhaal te horen. Hij schoot direct in de verdediging. Hij zei tegen mij "ik had het zo niet bedoeld, ik dacht dat het wederzijds was en ik zal [slachtoffer] daarover bellen/contacten om uit te leggen dat dat niet bedoeling was".
4. Het proces-verbaal van bevindingen van verbalisanten [verbalisant], van 24 augustus 2022, pagina’s: 30-31:
Op 18 maart 2022 is de IPhone 12 Pro van aangeefster [slachtoffer] in beslag genomen. Uit onderzoek in deze telefoon bleek dat [verdachte] in twee WhatsApp berichten met [slachtoffer] aangeeft dat hij oprecht spijt heeft en dat het nooit zijn bedoeling was.
5. Het proces-verbaal terechtzitting van 4 juli 2023, inhoudende de verklaring van verdachte:
Op 18 februari 2022 was ik samen met [slachtoffer] werkzaam in [locatie]. Ik had nachtdienst gehad. Toen [slachtoffer] er was ben ik mij gaan douchen. Het klopt dat ik [slachtoffer] na afloop van mijn dienst twee WhatsApp berichten heb gestuurd waarin ik heb geschreven dat het mij enorm spijt en niet mijn bedoeling was. Ik vind [slachtoffer] een betrouwbare collega.