ECLI:NL:RBOVE:2023:2772

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
18 juli 2023
Publicatiedatum
18 juli 2023
Zaaknummer
71.176062.22 (P)
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Uitlokking van computervredebreuk en schending van ambtsgeheim door politieambtenaar

Op 18 juli 2023 heeft de Rechtbank Overijssel in Zwolle uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van het uitlokken van computervredebreuk en het schenden van het ambtsgeheim door een politieambtenaar. De rechtbank heeft de verdachte schuldig bevonden aan het uitlokken van deze strafbare feiten, waarbij hij samenwerkte met medeverdachte [medeverdachte 1], een politieagent. De verdachte had aan [medeverdachte 1] gevraagd om vertrouwelijke informatie over een persoon, [naam 2], op te vragen uit de politiesystemen. Dit gebeurde in de periode van 10 februari 2020 tot en met 2 januari 2021. De rechtbank oordeelde dat de verdachte opzettelijk en wederrechtelijk handelde door [medeverdachte 1] te verzoeken om deze informatie, wetende dat deze niet voor hem bestemd was. De rechtbank achtte de tenlastelegging wettig en overtuigend bewezen, ondanks de verdediging die vrijspraak had bepleit. De verdachte werd veroordeeld tot een taakstraf van 160 uren, waarvan 80 uren voorwaardelijk, en een proeftijd van 2 jaren. Tevens werd de in beslag genomen mobiele telefoon verbeurd verklaard.

Uitspraak

RECHTBANK OVERIJSSEL

Team Strafrecht
Meervoudige kamer
Zittingsplaats Zwolle
Parketnummer: 71.176062.22 (P)
Datum vonnis: 18 juli 2023
Vonnis op tegenspraak in de zaak van de officier van justitie tegen:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum 1] 1978 in [geboorteplaats 1],
wonende aan [woonplaats].

1.Het onderzoek op de terechtzitting

Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzittingen van 28 maart 2023 en 4 juli 2023.
De rechtbank heeft kennis genomen van de vordering van de officier van justitie
mr. drs. M.R.A. van IJzendoorn en van wat door verdachte en zijn raadsman
mr. M.C. Jonge Vos, advocaat in Amsterdam, naar voren is gebracht.

2.De tenlastelegging

De verdenking komt er, kort en zakelijk weergegeven, op neer dat verdachte al dan niet samen met anderen een politieambtenaar heeft uitgelokt tot het raadplegen van vertrouwelijke informatie in de politiesystemen en het delen van deze vertrouwelijke informatie met onbevoegden.
Voluit luidt de tenlastelegging aan verdachte, dat:
1.
[medeverdachte 1] op één of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 10 februari
2020 tot en met 2 januari 2021 te Amsterdam en/of in ieder geval (elders) in
Nederland (telkens) opzettelijk (een) geheim(en) waarvan hij wist of redelijkerwijs
moest vermoeden dat hij uit hoofde van ambt, beroep en/of wettelijk voorschrift (te
weten artikel 7 van de Wet Politieregisters), te weten politieambtenaar, verplicht
was te bewaren, heeft geschonden, door (telkens) opzettelijk in het
(geautomatiseerd) bedrijfsprocessensysteem van de politie (onder andere uit/in
BVI-IB en/of BVH en/of MEOS en/of Bluespot en/of RDW en/of SKDB en/of GBA)
met gebruikmaking van een KENO-sleutel en/of het invoeren van
persoonsgegevens, althans het invoeren van één of meerdere zoekslag(en),
informatie over [naam 1], geboren op [geboortedatum 2] te [geboorteplaats 2] (Marokko) en haar
adresgegevens te bevragen en/of op te zoeken en/of uit het systeem te halen en/of
(vervolgens) die informatie/gegevens te verstrekken/door te geven aan verdachte,
welk(e) feit(en) hij, verdachte, op één of meer tijdstippen in of omstreeks de periode
10 februari 2020 tot en met 2 januari 2021 te Amsterdam en/of Zeist en/of in ieder
geval (elders) in Nederland telkens opzettelijk heeft uitgelokt door het verschaffen
van inlichtingen, immers heeft verdachte
- aan [medeverdachte 1] afbeeldingen met daarop de persoonsgegevens van [naam 1] toegestuurd
met als doel het verkrijgen van aanvullende gegevens/informatie uit de
politiesystemen;
2.
[medeverdachte 1] op één of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 10 februari
2020 tot en met 2 januari 2021 te Amsterdam en/of in ieder geval (elders) in
Nederland (telkens) opzettelijk en wederrechtelijk in een (gedeelte van) een
geautomatiseerd werk, te weten het (geautomatiseerd) bedrijfsprocessensysteem
van de politie (onder andere BVI-IB en/of BVH en/of MEOS en/of Bluespot en/of
RDW en/of SKDB en/of GBA) is binnengedrongen met behulp van valse signalen of
een valse sleutel, te weten het (onbevoegd) gebruik maken van zijn gebruikersnaam
en/of wachtwoord, en hij vervolgens de gegevens die zijn opgeslagen, worden
verwerkt of worden overgedragen door middel van voornoemd geautomatiseerd
werk, waarin hij zich wederrechtelijk bevond voor hemzelf en/of een ander heeft
overgenomen, afgetapt en/of opgenomen welk(e) feit(en) hij, verdachte, op één of
meer tijdstippen in of omstreeks de periode
van 10 februari 2020 tot en met 2 januari 2021 te Amsterdam en/of Zeist en/of in
ieder geval (elders) in Nederland telkens opzettelijk heeft uitgelokt door het
verschaffen van inlichtingen, immers heeft verdachte aan [medeverdachte 1] afbeeldingen met
daarop de persoonsgegevens van [naam 1] toegestuurd met als doel het verkrijgen van
aanvullende gegevens/informatie uit de politiesystemen.

3.De voorvragen

De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zij bevoegd is tot kennisneming van deze zaak, dat de officier van justitie ontvankelijk is in de vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.

4.De bewijsmotivering

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat het onder 1 en 2 ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen kan worden verklaard.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft vrijspraak bepleit.
4.3
Het oordeel van de rechtbank [1]
De rechtbank acht de ten laste gelegde feiten wettig en overtuigend bewezen en overweegt daartoe als volgt.
Bewijsoverwegingen
Verdachte en medeverdachte [medeverdachte 1], een politieagent, zijn bekenden van elkaar. Verdachte heeft ter zitting verklaard dat een kennis van hem, medeverdachte [medeverdachte 2], op zoek was naar zijn zoon. Zijn vrouw, [naam 2], was bij hem weggegaan en had zijn zoon meegenomen. [medeverdachte 2] heeft verdachte gevraagd of hij hem kon helpen. Verdachte heeft vervolgens besloten om aan zijn kennis [medeverdachte 1] te vragen naar de adresgegevens van [naam 2], omdat [medeverdachte 1] bij de politie werkte. Bij de politie heeft verdachte verklaard dat hij op 10 februari 2020, op 17 november 2020 en op 2 februari 2021 aan [medeverdachte 1] om het adres van [naam 2] heeft gevraagd.
Verdachte stuurt op 10 februari 2020 om 20:48 uur een WhatsApp bericht naar [medeverdachte 1] met een foto van [naam 2] (hierna [naam 2]) en de tekst “Kan je achter haar adres komen”. [2] Op 10 februari 2020 om 23:17 uur doet [medeverdachte 1] een persoonsbevraging op de naam [naam 2] in het BVI-IB systeem. [medeverdachte 1] heeft daarbij onder meer de GBA gegevens van [naam 2] bevraagd. [3] Op 17 november 2020 stuurt verdachte vervolgens opnieuw een foto aan [medeverdachte 1]. Hierop staan de personalia van [naam 2]. Verdachte stuurt vervolgens een WhatsApp bericht aan [medeverdachte 1] met de tekst “heb adres nodig a mattie”, waarna medeverdachte [medeverdachte 1] antwoordt “Cool verwijder je gesprek. En die foto.” [4] Op 17 november 2020 om 15:57 uur doet [medeverdachte 1] vervolgens een bevraging in het BVI-IB systeem op de naam [naam 2]. [5] Verder heeft [medeverdachte 1] gezocht in de systemen Blue Spot, RDW, BVH en het GBA. [6] Op 2 januari 2021 spreekt verdachte in Zeist af met [medeverdachte 1]. [7] [medeverdachte 1] doet vervolgens een bevraging in het politieregistratiesysteem BVI-IB naar de GBA gegevens van [naam 2]. Bij het adres van [naam 2] staat vermeld “[adres]” en daarbij staat “geheim, niet zonder toestemming aan derden verstrekken”. [8]
In de data van de inbeslaggenomen telefoon van verdachte werd een notitie aangetroffen “[adres]”. Deze notitie werd blijkens de metadata gemaakt op 2 januari 2021. [9] Zowel [medeverdachte 1] als [verdachte] hebben hierover verklaard dat [medeverdachte 1] het adres van [naam 2] niet aan [verdachte] heeft verstrekt, omdat [medeverdachte 1] in het systeem had gezien dat het een geheim adres was. [medeverdachte 1] is op 2 januari 2021 van Amsterdam naar Zeist gereden, waar [verdachte] woonde, en zou daar aan [verdachte] hebben verteld dat hij het adres niet kon geven. Verdachte heeft hierover verklaard dat hij op 2 januari 2021 op de telefoon van [medeverdachte 1] “[adres]” zag staan en dat hij dit vervolgens heeft opgeschreven in zijn eigen telefoon. [10]
Schending ambtsgeheim en computervredebreuk [medeverdachte 1]
Uit de bewijsmiddelen blijkt dat verdachte aan [medeverdachte 1] heeft gevraagd om adresgegevens van [naam 2] aan hem ter beschikking te stellen. Uit de bevragingen blijkt dat [medeverdachte 1] de gegevens heeft opgezocht in de politiesystemen, steeds vlak nadat hem daar door verdachte naar werd gevraagd. Niet gebleken is dat hij daar een andere reden voor had dan dat verdachte hem daarom vroeg. Uit het dossier blijkt immers dat geen enkele registratie in de politiesystemen met betrekking tot [naam 2] een relatie heeft met de politie eenheid Amsterdam en uit geen van de registraties blijkt betrokkenheid van [medeverdachte 1] als verbalisant. Verder blijkt uit de notitie die verdachte op 2 januari 2021 in zijn telefoon heeft gemaakt ook dat [medeverdachte 1] de adresgegevens aan verdachte heeft doorgegeven. De verklaring van verdachte dat hij die gegevens bij toeval op het telefoonscherm van [medeverdachte 1] heeft zien staan, acht de rechtbank ongeloofwaardig. De rechtbank is van oordeel dat [medeverdachte 1] zich hiermee schuldig heeft gemaakt aan schending van zijn ambtsgeheim en computervredebreuk.
Uitlokking
De vraag is vervolgens of verdachte deze strafbare feiten van [medeverdachte 1] heeft uitgelokt.
De verdediging heeft betoogd dat niet voldaan is aan het vereiste opzet van verdachte op uitlokking en het aanzetten van medeverdachte [medeverdachte 1] tot het plegen van enig strafbaar feit, omdat het enkele verzoek om informatie te verstrekken onvoldoende is om uitlokking aan te nemen. De rechtbank overweegt dat uit jurisprudentie blijkt dat het doen van mededelingen van feitelijke aard die geschikt zijn om er in de omstandigheden van het geval voor te zorgen dat het delict wordt gepleegd, vallen onder het verschaffen van inlichtingen, zoals bedoeld in artikel 47 lid 2 Wetboek van Strafrecht (Sr). De rechtbank is van oordeel dat van een degelijke situatie sprake was op het moment dat verdachte een concreet verzoek om informatie, te weten het adres van [naam 2], indiende bij [medeverdachte 1]. Het ging daarbij om gegevens die niet in openbare bronnen beschikbaar zijn. Verder wist verdachte dat [medeverdachte 1] bij de politie werkte. Dit was voor verdachte juist de reden om de adresgegevens aan hem te vragen. Dat [medeverdachte 1] deze gegevens niet behoorde te verstrekken en dat zowel [medeverdachte 1] als verdachte zich daarvan bewust waren blijkt verder uit het feit dat [medeverdachte 1] aan verdachte heeft geappt dat hij het gesprek en de foto moest verwijderen.
Gezien het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat het opzet van verdachte was gericht op het uitlokken van schending van het ambtsgeheim en computervredebreuk door [medeverdachte 1].
De rechtbank acht het aan verdachte ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen.
4.4
De bewezenverklaring
De rechtbank acht op grond van de opgegeven bewijsmiddelen waarin zijn vervat de redengevende feiten en omstandigheden waarop de bewezenverklaring steunt, wettig en overtuigend bewezen dat verdachte de ten laste gelegde feiten heeft begaan, met dien verstande dat:
1.
[medeverdachte 1] in de periode van 10 februari 2020 tot en met 2 januari 2021 in
Nederland opzettelijk geheimen waarvan hij wist dat hij uit hoofde van ambt, beroep en wettelijk voorschrift (te weten artikel 7 van de Wet Politieregisters), te weten politieambtenaar, verplicht was te bewaren, heeft geschonden, door (telkens) opzettelijk in het (geautomatiseerd) bedrijfsprocessensysteem van de politie (onder andere uit/in
BVI-IB en/of BVH en/of MEOS en/of Bluespot en/of RDW en/of GBA) met gebruikmaking van het invoeren van persoonsgegevens, informatie over [naam 1], geboren op [geboortedatum 2] te [geboorteplaats 2] (Marokko) en haar adresgegevens te bevragen en/of op te zoeken en/of uit het systeem te halen en/of (vervolgens) die informatie/gegevens te verstrekken/door te geven aan verdachte,
welk feit hij, verdachte, in de periode 10 februari 2020 tot en met 2 januari 2021 in Nederland telkens opzettelijk heeft uitgelokt door het verschaffen van inlichtingen, immers heeft verdachte
- aan [medeverdachte 1] afbeeldingen met daarop de persoonsgegevens van [naam 1] toegestuurd
met als doel het verkrijgen van informatie uit de politiesystemen;
2.
[medeverdachte 1] in de periode van 10 februari 2020 tot en met 2 januari 2021 in
Nederland opzettelijk en wederrechtelijk in een (gedeelte van) een
geautomatiseerd werk, te weten het (geautomatiseerd) bedrijfsprocessensysteem
van de politie (onder andere BVI-IB en/of BVH en/of MEOS en/of Bluespot en/of
RDW en/of GBA) is binnengedrongen met behulp van een valse sleutel, te weten het (onbevoegd) gebruik maken van zijn gebruikersnaam en/of wachtwoord, en hij vervolgens de gegevens die zijn opgeslagen door middel van voornoemd geautomatiseerd
werk, waarin hij zich wederrechtelijk bevond voor hemzelf en/of een ander heeft
overgenomen, welk feit hij, verdachte, in de periode van 10 februari 2020 tot en met 2 januari 2021 in Nederland telkens opzettelijk heeft uitgelokt door het verschaffen van inlichtingen, immers heeft verdachte aan [medeverdachte 1] afbeeldingen met daarop de persoonsgegevens van [naam 1] toegestuurd met als doel het verkrijgen van
informatie uit de politiesystemen.
De rechtbank acht niet bewezen wat aan verdachte onder 1 en 2 meer of anders is ten laste gelegd, zodat zij hem daarvan zal vrijspreken.
De in de tenlastelegging voorkomende taal- en/of schrijffouten zijn verbeterd in de bewezenverklaring. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.

5.De strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde is strafbaar gesteld in de artikelen 47, 56, 138ab en 272 van het Wetboek van Strafrecht (Sr). Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten. Het bewezenverklaarde levert op:
feit 1
het misdrijf: het uitlokken van het opzettelijk schenden van enig geheim waarvan hij weet of redelijkerwijs moet vermoeden dat hij uit hoofde van ambt, beroep of wettelijk voorschrift dan wel van vroeger ambt of beroep verplicht is het te bewaren;
feit 2
de voortgezette handeling van:
het misdrijf: het uitlokken van computervredebreuk, meermalen gepleegd,
en
het misdrijf: het uitlokken van computervredebreuk en vervolgens gegevens die zijn opgeslagen door middel van het geautomatiseerd werk waarin hij zich wederrechtelijk bevindt, voor zichzelf of een ander overnemen, meermalen gepleegd.

6.De strafbaarheid van verdachte

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. De rechtbank oordeelt daarom dat verdachte strafbaar is voor de bewezenverklaarde feiten.

7.De op te leggen straf of maatregel

7.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd verdachte ter zake het onder 1 en 2 ten laste gelegde te veroordelen tot een gevangenisstraf voor de duur van 2 maanden.
7.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft primair vrijspraak bepleit. Subsidiair heeft de verdediging verzocht bij een bewezenverklaring te volstaan met een voorwaardelijke dan wel een onvoorwaardelijke werkstraf.
7.3
De gronden voor een straf of maatregel
Bij de strafoplegging houdt de rechtbank rekening met de aard en de ernst van de gepleegde feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en de persoon van verdachte zoals die uit het dossier en tijdens de behandeling ter terechtzitting naar voren zijn gekomen. De rechtbank acht daarbij in het bijzonder het volgende van belang.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan uitlokking van schending van het ambtsgeheim en computervredebreuk door een politieambtenaar. Verdachte heeft bewust gebruik gemaakt van de mogelijkheid van zijn medeverdachte om informatie te krijgen, terwijl hij wist dat deze informatie niet voor zijn ogen was bestemd. Dergelijke feiten schaden in ernstige mate het vertrouwen van de samenleving in politie en justitie. De rol van verdachte was weliswaar kleiner dan de rol van zijn medeverdachte, maar ook het gedrag van verdachte is gelet op het voorgaande schadelijk voor de rechtsstaat. Bovendien is de rol van verdachte zeer laakbaar, omdat hij een politieambtenaar in een moeilijke positie heeft gebracht. De bewezenverklaarde feiten zijn daarom zeer ernstig.
De rechtbank houdt rekening met het uittreksel uit de justitiële documentatie van 5 juni 2023 over verdachte, waaruit blijkt dat hij niet eerder is veroordeeld voor een soortgelijk strafbaar feit. De rechtbank houdt voorts rekening met de omstandigheid dat verdachte heel veel werkt in zijn eigen zaak.
Gelet op de persoonlijke omstandigheden van verdachte komt de rechtbank tot een andere strafmodaliteit dan de officier van justitie. Omdat sprake is van een andere modaliteit zal de rechtbank (omgerekend) wel een hogere straf opleggen dan gevorderd door de officier van justitie.
De rechtbank zal de verdachte, alles overwegende, een taakstraf voor de duur van 160 uur opleggen, waarvan 80 uren voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren.
7.4
Het inbeslaggenomen voorwerp
De officier van justitie heeft het standpunt ingenomen dat de inbeslaggenomen mobiele telefoon moet worden verbeurdverklaard.
De raadsman heeft teruggave verzocht van de inbeslaggenomen mobiele telefoon.
De rechtbank is van oordeel dat de op de beslaglijst vermelde mobiele telefoon (Apple iPhone) moet worden verbeurdverklaard, omdat het een voorwerp betreft met behulp van welke de feiten zijn begaan of voorbereid.

8.De toegepaste wettelijke voorschriften

De hierna te nemen beslissing berust op de hiervoor genoemde wetsartikelen. Daarnaast berust deze beslissing op de artikelen 14a, 14b, 14c, 22c, 22d en 57 van het Wetboek van Strafrecht.

9.De beslissing

De rechtbank:
bewezenverklaring
- verklaart bewezen dat verdachte het onder 1 en 2 ten laste gelegde heeft begaan, zoals hierboven omschreven;
- verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd en spreekt hem daarvan vrij;
strafbaarheid feiten
- verklaart het bewezen verklaarde strafbaar;
- verklaart dat het bewezen verklaarde de volgende strafbare feiten oplevert:
feit 1
het misdrijf: het uitlokken van het opzettelijk schenden van enig geheim waarvan hij weet of redelijkerwijs moet vermoeden dat hij uit hoofde van ambt, beroep of wettelijk voorschrift dan wel van vroeger ambt of beroep verplicht is het te bewaren;
feit 2
de voortgezette handeling van:
het misdrijf: het uitlokken van computervredebreuk, meermalen gepleegd,
en
het misdrijf: het uitlokken van computervredebreuk en vervolgens gegevens die zijn opgeslagen door middel van het geautomatiseerd werk waarin hij zich wederrechtelijk bevindt, voor zichzelf of een ander overnemen, meermalen gepleegd;
strafbaarheid verdachte
- verklaart verdachte strafbaar voor het onder 1 en 2 bewezen verklaarde;
straf
- veroordeelt de verdachte tot een
taakstraf, bestaande uit het verrichten van onbetaalde arbeid voor de duur van
160 (honderdzestig) uren;
- beveelt, voor het geval dat de verdachte de taakstraf niet naar behoren verricht, dat
vervangende hechteniszal worden toegepast voor de duur van
80 (tachtig) dagen;
- bepaalt dat van deze taakstraf een gedeelte van
80 (tachtig) uren niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten. De rechter kan de tenuitvoerlegging gelasten indien de verdachte voor het einde van de
proeftijd van 2 (twee) jarende navolgende voorwaarde(n) niet is nagekomen:
- stelt als
algemene voorwaardedat de verdachte:
- zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
het in beslag genomen voorwerp
- verklaart verbeurd het in beslag genomen voorwerp, te weten een Apple iPhone.
Dit vonnis is gewezen door mr. S.K. Huisman, voorzitter, mr. M.J.A.L. Beljaars en
mr. M.W. Eshuis, rechters, in tegenwoordigheid van mr. C.C. van Druten, griffier, en is in het openbaar uitgesproken op 18 juli 2023.

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar dossierpagina’s, zijn dit pagina’s uit het dossier van de Rijksrecherche met nummer PL2800-20200062 (onderzoek Lormont). Tenzij hieronder anders wordt vermeld, wordt steeds verwezen naar bladzijden van een in de wettelijke vorm, door daartoe bevoegde personen, opgemaakt proces-verbaal.
2.Zaaksdossier 2; pagina 50-51
3.Zaaksdossier 2; pagina 89
4.Zaaksdossier 2; pagina 52 en 66
5.Zaaksdossier 2; pagina 92
6.Zaaksdossier 2; pagina 10
7.Zaaksdossier 2; pagina 92-93
8.Zaaksdossier 2: pagina 13
9.Zaaksdossier 2: pagina 54
10.Verklaring verdachte ter zitting van 4 juli 2023