ECLI:NL:RBOVE:2023:2769

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
17 juli 2023
Publicatiedatum
18 juli 2023
Zaaknummer
08.335381.22 (P) en 08.074095.22 (tul)
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor zware mishandeling, belediging van een ambtenaar en vernieling van politie-eigendom

Op 17 juli 2023 heeft de Rechtbank Overijssel uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die op 24 december 2022 in Enschede een gewelddadige confrontatie heeft gehad met een slachtoffer. De verdachte is schuldig bevonden aan zware mishandeling, belediging van een ambtenaar en het vernielen van een telefoon die eigendom was van de politie. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte het slachtoffer met kracht tegen het hoofd heeft geslagen, waardoor het slachtoffer ten val kwam en ernstig letsel opliep, waaronder hersenbeschadiging. De verdachte heeft ook een politieagent beledigd door kwetsende woorden te uiten en heeft een telefoon van de politie vernield. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 184 dagen, waarvan 150 dagen voorwaardelijk, en een taakstraf van 240 uren. Daarnaast is de verdachte verplicht om een schadevergoeding van € 3.385,-- te betalen aan het slachtoffer. De rechtbank heeft bij de strafoplegging rekening gehouden met de ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en de persoonlijke situatie van de verdachte, die een geschiedenis van gedragsproblemen vertoont. De rechtbank heeft ook bijzondere voorwaarden opgelegd, waaronder reclasseringstoezicht en een meldplicht bij Reclassering Nederland.

Uitspraak

RECHTBANK OVERIJSSEL

Team Strafrecht
Meervoudige kamer
Zittingsplaats Almelo
Parketnummers: 08.335381.22 (P) en 08.074095.22 (tul)
Datum vonnis: 17 juli 2023
Vonnis op tegenspraak in de zaak van de officier van justitie tegen:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum 1] 2001 in [geboorteplaats 1],
wonende aan de [woonplaats]
.

1.Het onderzoek op de terechtzitting

Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzitting van
3 juli 2023.
De rechtbank heeft kennis genomen van de vordering van de officier van justitie
mr. G.J. Jansen en van wat door verdachte en zijn raadsman mr. S. Yaprak, advocaat in Enschede, naar voren is gebracht.

2.De tenlastelegging

De verdenking komt er na wijziging van de tenlastelegging van 3 juli 2023, kort en zakelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
feit 1:[slachtoffer] opzettelijk zwaar heeft mishandeld door hem tegen het hoofd te slaan waardoor [slachtoffer] hersenletsel heeft gekregen
(primair),dan wel dat verdachte heeft geprobeerd zwaar lichamelijk letsel toe te brengen aan [slachtoffer]
(subsidiair),dan wel dat verdachte [slachtoffer] heeft mishandeld en dat die mishandeling zwaar lichamelijk letsel bij [slachtoffer] tot gevolg heeft gehad
(meer subsidiair),dan wel dat verdachte [slachtoffer] heeft mishandeld
(meest subsidiair);
feit 2:een politieagent heeft beledigd;
feit 3:een telefoon van de politie heeft vernield.
Voluit luidt de tenlastelegging aan verdachte, dat:
1.
hij op of omstreeks 24 december 2022 te Enschede, aan [slachtoffer] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel, te weten een gebroken rib en/of een uitgebreide hersenbeschadiging en/of bloedingen in de hersenen, althans hersenletsel, heeft toegebracht door voornoemde [slachtoffer] één of meerdere malen in/op/tegen het hoofd/gezicht te slaan/stompen, ten gevolge waarvan voornoemde [slachtoffer] ten val is gekomen en/of -toen/nadat [slachtoffer]
op de grond lag- één of meermalen met kracht in/tegen het gezicht en/althans het hoofd van die [slachtoffer] te stompen en/of te slaan;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 24 december 2022 te Enschede, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan [slachtoffer] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen voornoemde [slachtoffer] een of meerdere malen in/op/tegen het hoofd/gezicht heeft
geslagen/gestompt, ten gevolge waarvan voornoemde [slachtoffer] ten val is gekomen en/of -toen/nadat [slachtoffer] op de grond lag- één of meermalen met kracht in/tegen het gezicht en/althans het hoofd van die [slachtoffer] heeft gestompt en/of geslagen, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
meer subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 24 december 2022 te Enschede, [slachtoffer] heeft mishandeld door voornoemde [slachtoffer] een of meerdere malen in/op/tegen het hoofd/gezicht te slaan/stompen, ten gevolge waarvan voornoemde [slachtoffer] ten val is gekomen en/of -toen/nadat [slachtoffer] op de grond lag- één of meermalen met kracht in/tegen het gezicht en/althans het hoofd van die [slachtoffer] te stompen en/of te slaan, terwijl het feit zwaar lichamelijk letsel, te weten een gebroken rib en/of een uitgebreide hersenbeschadiging en/of bloedingen in de hersenen, althans hersenletsel ten gevolge heeft gehad;
meest subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 24 december 2022 te Enschede, [slachtoffer] heeft mishandeld door voornoemde [slachtoffer] een of meerdere malen in/op/tegen het hoofd/gezicht te slaan/stompen, ten gevolge waarvan voornoemde [slachtoffer] ten val is gekomen en/of -toen/nadat [slachtoffer] op de grond lag- één of meermalen met kracht in/tegen het gezicht en/althans het hoofd van die [slachtoffer] te stompen en/of te slaan;
2.
hij op of omstreeks 24 december 2022 te Enschede, opzettelijk een ambtenaar, te weten
[verbalisant 1] (hoofdagent bij de Eenheid Oost-Nederland), gedurende of ter zake van de rechtmatige uitoefening van zijn bediening, in zijn tegenwoordigheid, mondeling heeft beledigd, door hem de woorden toe te voegen: ‘Vuile kankerneger’, althans woorden van gelijke beledigende aard en/of strekking;
3.
hij op of omstreeks 25 december 2022 te Borne, opzettelijk en wederrechtelijk een telefoon, in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan de Politie Oost-Nederland, in elk geval aan een ander toebehoorde(n) heeft vernield, beschadigd, onbruikbaar gemaakt en/of weggemaakt.

3.De voorvragen

De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zij bevoegd is tot kennisneming van deze zaak, dat de officier van justitie ontvankelijk is in de vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.

4.De bewijsmotivering

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat verdachte moet worden vrijgesproken van hetgeen onder feit 1 primair en subsidiair is ten laste gelegd.
Het onder feit 1 meer subsidiair ten laste gelegde en de feiten 2 en 3 kunnen volgens de officier van justitie wettig en overtuigend bewezen worden verklaard.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat verdachte van hetgeen onder feit 1 primair, subsidiair en meer subsidiair is ten laste gelegd moet worden vrijgesproken en dat een bewezenverklaring kan volgen voor het onder 1 meest subsidiair (eenvoudige mishandeling) ten laste gelegde.
De feiten 2 en 3 kunnen bewezen worden verklaard; verdachte kan ten aanzien van deze feiten als een bekennende verdachte worden beschouwd.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
Feit 1
Verdachte heeft op de zitting verklaard dat hij op 24 december 2022 in café [locatie] in Enschede was en dat hij - nadat hij met een andere persoon in het café in conflict was gekomen en die persoon had voorgesteld om een en ander buiten op te lossen - naar buiten is gegaan.
[slachtoffer] is ook naar buiten gegaan en zei dat verdachte weg moest gaan. Bij de woordenwisseling die daarna ontstond is verdachte eerst tegen de grond gewerkt door [slachtoffer] en heeft verdachte daarna [slachtoffer] drie of vier keer geslagen. Nadat [slachtoffer] vervolgens op de grond was gevallen, heeft verdachte hem niet meer geslagen, aldus verdachte.
Dat [slachtoffer] verdachte als eerste ten val heeft gebracht en dat verdachte [slachtoffer] niet meer heeft geslagen toen [slachtoffer] eenmaal op de grond lag, vindt geen steun in de camerabeelden van een naburige winkel en evenmin in de getuigenverklaringen. Op de beelden wordt slechts de val van één persoon geregistreerd. Daarna is te zien dat een arm met kracht naar beneden komt en neerkomt op de plek waar de persoon is gevallen. Die persoon blijft vervolgens liggen. Verschillende getuigen verklaren dat verdachte [slachtoffer] vuistslagen op zijn hoofd heeft toegediend, ook toen [slachtoffer] eenmaal op de grond lag.
De rechtbank stelt aan de hand van het dossier en het onderzoek ter terechtzitting de volgende feiten en omstandigheden vast. Op 24 december 2022 wordt verdachte, naar aanleiding van zijn gedrag, door [slachtoffer] uitgeleide gedaan uit het café van die [slachtoffer]. Buiten escaleert de situatie. Er vindt een gewelddadige confrontatie plaats waarbij verdachte [slachtoffer] hard tegen zijn hoofd slaat. Ten gevolge van die slag gaat [slachtoffer] neer, hij raakt met zijn hoofd de grond en hij verliest het bewustzijn. Verdachte gaat vervolgens bovenop [slachtoffer] zitten en geeft de roerloze man nog twee à drie harde vuistslagen op het hoofd. Als de politie vervolgens ter plaatse komt treft zij [slachtoffer] buiten kennis aan, in een plas bloed. Ook horen de agenten dat [slachtoffer] een snurkende ademhaling heeft.
De rechtbank acht op grond van het vorenstaande bewezen dat verdachte [slachtoffer] tegen het hoofd heeft gestompt ten gevolge waarvan [slachtoffer] ten val is gekomen en dat verdachte die [slachtoffer], toen deze op de grond lag, meermalen tegen het hoofd heeft gestompt.
Uit de letselrapportage blijkt dat [slachtoffer] als gevolg van het geweld een uitgebreide hersenbeschadiging aan de linker zijkant - vooral in de temporale kant (slaapzijde) - heeft. Ook de frontale kant (voorzijde) is aangedaan. De beschadiging zit juist aan de andere zijde van de schedel. Dit verschijnsel wordt een contrecoup genoemd: door de inwerking aan de ene zijde klappen de hersenen tegen de tegenovergestelde zijde.
Verder had [slachtoffer] onder meer een blauwe verkleuring op het ooglid, waarvan het minder waarschijnlijk is dat deze door een vuistslag is ontstaan gezien de geringe uitgebreidheid en waarover bij het zien van [slachtoffer] door de forensisch arts is opgemerkt dat deze afkomstig is van het bloed dat het lichaam vanuit de hersenen afvoert. [slachtoffer] had kleine bloedingen in de hersenen die naar alle waarschijnlijkheid zijn ontstaan door de val.
Opzet
Voor een bewezenverklaring van de als feit 1 primair tenlastegelegde zware mishandeling is vereist dat de opzet van de verdachte, al dan niet in voorwaardelijke vorm, gericht was op het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel. Voorwaardelijk opzet op een bepaald gevolg, zoals hier op zwaar lichamelijk letsel, is aanwezig indien de verdachte bewust de aanmerkelijke kans heeft aanvaard dat dit gevolg zal intreden.
De beantwoording van de vraag of het handelen van verdachte de aanmerkelijke kans op een bepaald gevolg in het leven roept, is afhankelijk van de omstandigheden van het geval, waarbij gekeken moet worden naar de aard van de gedragingen en de omstandigheden waaronder deze zijn verricht. Daarbij zal het moeten gaan om een kans die naar algemene ervaringsregels aanmerkelijk is te achten. Onder de naar ervaringsregels aanmerkelijke kans dient te worden verstaan de in de gegeven omstandigheden reële, niet onwaarschijnlijke mogelijkheid.
Verdachte heeft het slachtoffer hard met zijn vuist tegen het hoofd geslagen. Nadat [slachtoffer] door die vuistslag met zijn hoofd op de grond was gevallen en niet meer bewoog, is verdachte op hem gaan zitten en heeft hem nog een paar keer met zijn vuist tegen het hoofd gestompt. Het hoofd is een bijzonder kwetsbaar gedeelte van het lichaam. De kans op zwaar lichamelijk letsel bij zowel een uithaal tegen hoofd als het stompen tegen het hoofd is naar algemene ervaringsregels aanmerkelijk te achten. Daarbij komt dat het slachtoffer door het neergaan als gevolg van de eerste vuistslag tegen zijn hoofd al bewusteloos en daarmee weerloos op de grond lag. Dit gegeven heeft verdachte er niet van weerhouden om het slachtoffer daarna nog meerdere keren op zijn hoofd te stompen.
Onder deze omstandigheden komt de rechtbank tot de conclusie dat verdachte, aldus handelend, bewust de kans op zwaar lichamelijk letsel op de koop toe heeft genomen. Naar het oordeel van de rechtbank heeft de verdachte dan ook voorwaardelijk opzet gehad op het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel.
Zwaar lichamelijk letsel
Voor de beantwoording van de vraag of bij het slachtoffer ook daadwerkelijk sprake is van zwaar lichamelijk letsel, kunnen – in lijn met vaste jurisprudentie van de Hoge Raad – de volgende factoren worden meegewogen: de aard van het letsel, de eventuele noodzaak van medisch ingrijpen en het uitzicht op volledig herstel. De beoordeling kan ook op een combinatie van deze factoren worden gebaseerd en in geval van meerdere verwondingen kan de beoordeling worden betrokken op de verwondingen in hun totaliteit.
Naar het oordeel van de rechtbank is gebleken dat sprake is van zwaar lichamelijk letsel. Dat zwaar lichamelijk letsel bestaat uit een uitgebreide hersenbeschadiging aan de linker zijkant en voorkant van het hoofd en kleine bloedingen in de hersenen.
[slachtoffer] heeft enkele dagen in het ziekenhuis doorgebracht en heeft aansluitend enkele maanden niet kunnen werken en is ook zes maanden na het incident nog steeds niet volledig hersteld.
Op grond van het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat dit letsel zwaar lichamelijk letsel in de zin van artikel 302 van het Wetboek van Strafrecht (Sr) oplevert.
Conclusie
Op grond van het voorgaande acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het primair ten laste gelegde heeft begaan.
Feiten 2 en 3
De rechtbank komt tot bewezenverklaring van de onder 2 en 3 ten laste gelegde feiten op grond van de volgende bewijsmiddelen, waarbij de rechtbank – nu verdachte deze feiten heeft bekend en door of namens hem geen vrijspraak is bepleit – conform artikel 359, derde lid, laatste volzin van het Wetboek van Strafvordering (Sv), zal volstaan met een opsomming van de bewijsmiddelen. [1]
Het proces-verbaal van de terechtzitting van 3 juli 2023 voor zover inhoudende de bekennende verklaring van verdachte;
Het proces-verbaal van bevindingen van [verbalisant 1] van 24 december 2022
(pag. 35);
3. Het proces-verbaal van aangifte van [aangever] van 25 december 2022 (pag. 39).
4.4
De bewezenverklaring
De rechtbank acht op grond van de opgegeven bewijsmiddelen en de in de bijlage opgenomen bewijsmiddelen waarin zijn vervat de redengevende feiten en omstandigheden waarop de bewezenverklaring steunt wettig en overtuigend bewezen dat verdachte de ten laste gelegde feiten heeft begaan, met dien verstande dat:
1.
hij op 24 december 2022 te Enschede aan [slachtoffer] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel, te weten een uitgebreide hersenbeschadiging en bloedingen in de hersenen heeft toegebracht door voornoemde [slachtoffer] eenmaal op/tegen het hoofd te stompen/slaan ten gevolge waarvan voornoemde [slachtoffer] ten val is gekomen en -toen [slachtoffer] op de grond lag- meermalen met kracht in/op/tegen het hoofd van die [slachtoffer] te stompen/slaan;
2.
hij op 24 december 2022 te Enschede opzettelijk een ambtenaar, te weten [verbalisant 1], hoofdagent bij de Eenheid Oost-Nederland, gedurende of ter zake van de rechtmatige uitoefening van zijn bediening, in zijn tegenwoordigheid mondeling heeft beledigd door hem de woorden toe te voegen: ‘Vuile kankerneger’;
3.
hij op 25 december 2022 te Borne opzettelijk en wederrechtelijk een telefoon die aan de Politie Oost-Nederland toebehoorde, heeft vernield.
De rechtbank acht niet bewezen wat aan verdachte onder 1 primair, 2 en 3 meer of anders is ten laste gelegd, zodat zij hem daarvan zal vrijspreken.
De in de tenlastelegging voorkomende taal- en/of schrijffouten zijn verbeterd in de bewezenverklaring. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.

5.De strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde is strafbaar gesteld in de artikelen 266, 267, 302, 350 Sr. Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten. Het bewezenverklaarde levert op:
feit 1
het misdrijf:
zware mishandeling;
feit 2
het misdrijf:
eenvoudige belediging, terwijl de belediging wordt aangedaan aan een ambtenaar gedurende of ter zake van de rechtmatige uitoefening van zijn bediening;
feit 3
het misdrijf:
opzettelijk en wederrechtelijk enig goed dat geheel of ten dele aan een ander toebehoort, vernielen.

6.De strafbaarheid van verdachte

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. De rechtbank oordeelt daarom dat verdachte strafbaar is voor de bewezenverklaarde feiten.

7.De op te leggen straf of maatregel

7.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd verdachte te veroordelen tot een gevangenisstraf voor de duur van 181dagen waarvan 150 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van drie jaren en met oplegging van de bijzondere voorwaarden van reclasseringstoezicht, meldplicht, ambulante behandeling bij Transfore, een alcoholverbod en controle op het gebruik van middelen, met aftrek van de tijd die verdachte in verzekering en in voorlopige hechtenis heeft doorgebracht. De officier van justitie heeft daarnaast een taakstraf van 180 uren, subsidiair 90 dagen vervangende hechtenis gevorderd.
7.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat een gevangenisstraf voor de duur gelijk aan het voorarrest met daarnaast een taakstraf van 60 uren passend is. De voorlopige hechtenis van verdachte is in januari 2023 geschorst en verdachte is intussen gestart met een behandeling.
7.3
De gronden voor een straf of maatregel
Bij de strafoplegging houdt de rechtbank rekening met de aard en de ernst van de gepleegde feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en de persoon van verdachte zoals die uit het dossier en tijdens de behandeling ter terechtzitting naar voren zijn gekomen. De rechtbank acht daarbij in het bijzonder het volgende van belang.
De feiten
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan een drietal strafbare feiten. Naast het plegen van een zware mishandeling heeft hij na zijn aanhouding een politieagent beledigd en heeft hij een telefoontoestel van de politie vernield.
Op 24 december 2022 heeft verdachte [slachtoffer] zwaar mishandeld. Als verdachte van [slachtoffer] het café moet verlaten, geeft hij het slachtoffer zo’n harde stomp tegen het hoofd dat het slachtoffer achterover op de grond valt en buiten bewustzijn raakt. Als het slachtoffer op de grond ligt, gaat verdachte op hem zitten en stompt hij het slachtoffer opnieuw meerdere keren tegen het hoofd.
Cafébezoekers en ook omstanders zijn getuige geweest van dit grove geweld, waarbij zij hebben moeten horen dat verdachte na het gepleegde geweld en terwijl het slachtoffer op de grond bleef liggen riep “Slaap lekker [slachtoffer]; good night [slachtoffer]” of woorden van gelijke strekking.
Als gevolg van dit buitensporig agressieve handelen van verdachte heeft het slachtoffer hersenletsel, bestaande uit een uitgebreide hersenbeschadiging en diverse bloedingen in de hersenen, opgelopen.
Het slachtoffer heeft als gevolg van het hersenletsel in elk geval twee maanden niet kunnen werken in het café dat hij (samen met zijn moeder) runt. Hoewel het slachtoffer zijn best doet om te herstellen van het letsel, is hij ook na een half jaar nog niet volledig hersteld, zo blijkt uit de schriftelijke slachtofferverklaring.
De rechtbank rekent verdachte zijn handelen zwaar aan. De rechtbank vindt het bijzonder zorgelijk dat verdachte bij oplopende emoties kennelijk in staat is tot het gebruik van explosief geweld en dat verdachte voor zijn handelen een rechtvaardiging zoekt in het -naar zijn beleving onrechtvaardige- gedrag van de ander.
Verder heeft verdachte een politieambtenaar zeer ernstig beledigd. Dit was voor de betrokken politieambtenaar bijzonder grievend en ondermijnend voor het gezag dat de politie toekomt. Verdachte heeft in het arrestantencentrum andermaal blijk gegeven van het feit dat hij zijn emoties niet onder controle heeft en agressief reageert als hem iets niet zint door een telefoon te vernielen toen bleek dat hij zijn advocaat niet kon bereiken. Ook dit rekent de rechtbank verdachte aan.
Strafblad
De rechtbank heeft gelet op een uittreksel uit de justitiële documentatie van verdachte van
28 juni 2023. Daaruit volgt dat verdachte eerder is veroordeeld, enkele maanden voorafgaand aan onderhavige feiten bovendien voor andere geweldsfeiten (wederrechtelijk een woning binnendringen en mishandeling) waarvoor hij bovendien in een proeftijd liep.
Persoon van verdachte
De rechtbank heeft kennis genomen van het advies van Reclassering Nederland van 18 april 2023 en het voortgangsverslag van de reclassering van 27 juni 2023 betreffende het toezicht gedurende de schorsing van verdachte.
De reclassering heeft gerapporteerd dat verdachte ondanks zijn jeugdige leeftijd een lange en intensieve hulpverleningsgeschiedenis kent. Sinds zijn vroege jeugd kampt verdachte met gedragsproblemen en de reclassering ziet dan ook de voornaamste problemen op het gebied van verdachtes psychosociaal functioneren. Er is sprake van impulsief gedrag en verdachte heeft problemen met het reguleren en controleren van zijn emoties en agressie. Ook is sprake van middelengebruik, hetgeen een ontremmende werking kan hebben op verdachtes gedrag en daarmee risicoverhogend is. Hoewel verdachte zelfstandig woont, heeft hij geen dagbesteding. De reclassering schat de kans op herhaling in als hoog.
Wat betreft de afdoening heeft de reclassering geadviseerd een deels voorwaardelijke straf op te leggen met reclasseringstoezicht en bijzondere voorwaarden, te weten een meldplicht, ambulante behandeling bij Transfore, een alcoholverbod en middelencontrole en het meewerken aan het vinden van dagbesteding.
Op te leggen straf
De rechtbank heeft gekeken naar straffen die in soortgelijke zaken zijn opgelegd en de oriëntatiepunten voor straftoemeting en LOVS-afspraken. Hieruit volgt dat gelet op de ernst van de feiten een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van enige duur in beginsel passend en geboden is. De rechtbank acht het echter, alles overziende waaronder met name zijn jonge leeftijd en beperkte vaardigheden, onwenselijk dat door het opleggen van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf de positieve weg die verdachte tijdens de schorsing van de voorlopige hechtenis heeft ingeslagen op dit moment onderbroken zou worden.
Alles afwegende zal de rechtbank verdachte een gevangenisstraf opleggen voor de duur van 184 dagen waarvan 150 dagen voorwaardelijk. Het onvoorwaardelijke deel van de gevangenisstraf is gelijk aan de duur van het voorarrest (anders dan de officier van justitie komt de rechtbank op 34 dagen). Daarnaast zal de rechtbank een werkstraf voor de duur van 240 uren opleggen. De rechtbank legt daarmee een zwaardere straf op dan geëist, maar gezien de ernst van de bewezenverklaarde feiten, met name de bewezenverklaarde zware mishandeling, acht de rechtbank dit passend en geboden.

8.De schade van benadeelde [slachtoffer]

8.1
De vordering van de benadeelde partij
[slachtoffer] heeft zich als benadeelde partij gevoegd in dit strafproces. De benadeelde partij vordert verdachte te veroordelen om schadevergoeding te betalen tot een totaalbedrag van
€ 7.885,--, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf het moment waarop de schade is ontstaan. De gevorderde materiële schade bestaat uit de post ‘eigen risico’ van € 385,--.
Ter vergoeding van immateriële schade wordt een bedrag van € 7.500,-- gevorderd.
8.2
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering van de benadeelde partij kan worden toegewezen.
8.3
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat de gevorderde materiële schadevergoeding kan worden toegewezen. De gevorderde immateriële schadevergoeding is fors en niet onderbouwd. Volgens de verdediging is hoogstens een bedrag van € 1.750,-- toewijsbaar.
8.4
Het oordeel van de rechtbank
Door de gebezigde bewijsmiddelen en de behandeling op de terechtzitting is komen vast te staan dat verdachte door het bewezen verklaarde feit 1 rechtstreeks schade heeft toegebracht aan de benadeelde partij.
Materiële schade
De opgevoerde schadepost ‘eigen risico’ is niet betwist, voldoende onderbouwd en aannemelijk. De rechtbank zal het gevorderde bedrag van € 385,-- daarom toewijzen, te vermeerderen met de verschuldigde wettelijke rente vanaf de datum waarop de schade is ontstaan.
Immateriële schade
Naar het oordeel van de rechtbank is voldoende komen vast te staan dat de benadeelde partij immateriële schade heeft geleden. De rechtbank acht de gestelde schade, gelet op de overgelegde onderbouwing, toewijsbaar tot een bedrag van € 3.000,--. Het in de gelegenheid stellen van de benadeelde partij om deze schadepost alsnog nader te onderbouwen levert een onevenredige belasting van het strafgeding op. De rechtbank zal de benadeelde partij die gelegenheid niet bieden. De rechtbank zal de benadeelde partij in de vordering voor het overige niet-ontvankelijk verklaren en bepalen dat de benadeelde partij de vordering in zoverre slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen.
8.5
De schadevergoedingsmaatregel
De benadeelde partij heeft verzocht en de officier van justitie heeft gevorderd de schadevergoedingsmaatregel op te leggen.
De rechtbank zal de maatregel als bedoeld in artikel 36f Sr opleggen.
Als door de verdachte niet volledig wordt betaald, kan deze verplichting worden aangevuld met 43 dagen gijzeling, waarbij toepassing van de gijzeling de betalingsverplichting niet opheft.

9.De vordering tot tenuitvoerlegging in de zaak met parketnummer 08.074095.22

9.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft de tenuitvoerlegging gevorderd van de bij vonnis van de politierechter van 26 september 2022 voorwaardelijk opgelegde taakstraf van 30 uren.
9.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman acht de vordering toewijsbaar.
9.3
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank is van oordeel dat de vordering van de officier van justitie moet worden toegewezen, omdat is gebleken dat de verdachte zich voor het einde van de proeftijd aan het plegen van nieuwe strafbare feiten schuldig heeft gemaakt.

10.De toegepaste wettelijke voorschriften

De hierna te nemen beslissing berust op de hiervoor genoemde wetsartikelen. Daarnaast berust deze beslissing op de artikelen 9, 14a, 14b, 14c, 14d, 22c, 22d en 57 Sr.

11.De beslissing

De rechtbank:
bewezenverklaring
- verklaart bewezen dat verdachte het onder 1 primair, 2 en 3 ten laste gelegde heeft begaan, zoals hierboven omschreven;
- verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd en spreekt hem daarvan vrij;
strafbaarheid feiten
- verklaart het bewezen verklaarde strafbaar;
- verklaart dat het bewezen verklaarde de volgende strafbare feiten oplevert:
feit 1, het misdrijf:
zware mishandeling;
feit 2, het misdrijf:
eenvoudige belediging, terwijl de belediging wordt aangedaan aan een ambtenaar gedurende of ter zake van de rechtmatige uitoefening van zijn bediening;
feit 3, het misdrijf:
opzettelijk en wederrechtelijk enig goed dat geheel of ten dele aan een ander toebehoort, vernielen;
strafbaarheid verdachte
- verklaart verdachte strafbaar voor het onder 1 primair, 2 en 3 bewezen verklaarde;
straf
- veroordeelt verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
184 (honderdvierentachtig) dagen;
- bepaalt dat van deze gevangenisstraf een gedeelte van
150 (honderdvijftig) dagen, tenzij de rechter later anders mocht gelasten. De rechter kan de tenuitvoerlegging gelasten indien verdachte voor het einde van de
proeftijd van 3 (drie) jarende navolgende voorwaarde(n) niet is nagekomen:
- stelt als
algemene voorwaardedat verdachte:
- zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
- stelt als
bijzondere voorwaardendat verdachte:
- zich gedurende de proeftijd meldt bij Reclassering Nederland, Molenstraat 50 in Enschede op de door de reclassering te bepalen tijdstippen, zo frequent en zo lang deze instelling dat nodig acht;
- zich ambulant laat behandelen bij Transfore (Facteam) of een soortgelijke zorgverlener, ter beoordeling van de reclassering, indien en zo lang als de reclassering dit noodzakelijk acht. Verdachte zal zich houden aan de huisregels een aanwijzingen die door of namens de zorgverlener worden gegeven;
- gedurende de proeftijd zolang de reclassering dat nodig vindt, geen alcohol gebruikt en meewerkt aan urineonderzoek en ademonderzoek (blaastest) om dit verbod te controleren. De reclassering bepaalt met welke controlemiddelen en hoe vaak verdachte wordt gecontroleerd;
- meewerkt aan controle van het gebruik van drugs om dit middelengebruik te beheersen. De reclassering kan urineonderzoek gebruiken voor de controle. De reclassering bepaalt hoe vaak verdachte wordt gecontroleerd;
- meewerkt aan het vinden van arbeid of een andere manier van structurele dagbesteding en deelneemt aan die arbeid of dagbesteding;
- draagt de reclassering op om toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en verdachte ten behoeve daarvan te begeleiden;
daarbij gelden als voorwaarden van rechtswege dat verdachte:
- ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking verleent aan het nemen van één of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt;
- medewerking verleent aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14c, zesde lid, Sr, de medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de reclassering zo vaak en zolang als de reclassering dit noodzakelijk acht daaronder begrepen;
- bepaalt dat de tijd die verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, bij de uitvoering van de gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht;
- veroordeelt verdachte tot een
taakstraf, bestaande uit het verrichten van onbetaalde arbeid voor de duur van
240 (tweehonderdveertig) uren;
- beveelt, voor het geval dat de verdachte de taakstraf niet naar behoren verricht, dat
vervangende hechteniszal worden toegepast voor de duur van
120 (honderdtwintig) dagen;
schadevergoeding
- wijst de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer] toe tot een bedrag van € 3.385,--(bestaande uit € 385,-- materiële schade en € 3.000,-- immateriële schade);
- veroordeelt verdachte tot betaling aan de benadeelde partij [slachtoffer] (feit 1) van een bedrag van € 3.385,-- te vermeerderen met de wettelijke rente over dat bedrag vanaf
24 december 2022;
- veroordeelt verdachte daarnaast in de kosten van het geding door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil, alsook in de kosten van betekening van dit vonnis, de in verband met de tenuitvoerlegging van dit vonnis nog te maken kosten en de kosten vallende op de invordering;
- legt de
maatregelop dat verdachte verplicht is ter zake van het bewezen verklaarde feit tot betaling aan de Staat der Nederlanden van een bedrag van € 3.385,-- te vermeerderen met de wettelijke rente over dat bedrag vanaf 22 december 2022 ten behoeve van de benadeelde, en bepaalt, voor het geval volledig verhaal van het verschuldigde bedrag niet mogelijk blijkt, dat gijzeling voor de duur van 43 dagen kan worden toegepast. Tenuitvoerlegging van de gijzeling laat de betalingsverplichting onverlet;
- bepaalt dat als verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de Staat der Nederlanden van bedoeld bedrag daarmee de verplichting van verdachte om aan de benadeelde partij het bedrag te betalen, komt te vervallen, en andersom, als verdachte aan de benadeelde partij het verschuldigde bedrag heeft betaald, dat daarmee de verplichting tot betaling aan de Staat der Nederlanden van dat bedrag komt te vervallen;
- bepaalt dat de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk is in de vordering, en dat de benadeelde partij de vordering voor dat deel slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen;
opheffing bevel voorlopige hechtenis
- heft het geschorste bevel tot voorlopige hechtenis op met ingang van heden;
tenuitvoerlegging voorwaardelijke straf met parketnummer 08.3074095.22
- beveelt de
tenuitvoerleggingvan de bij vonnis van de politierechter in Almelo van
26 september 2022 voorwaardelijk opgelegde
taakstraf van 30 uren.
Dit vonnis is gewezen door mr. E. Venekatte, voorzitter, mr. C.C.S. Bordenga-Koppes en mr. D.K. ten Cate, rechters, in tegenwoordigheid van mr. W.J. van der Leest, griffier, en is in het openbaar uitgesproken op 17 juli 2023.
Bijlage bewijsmiddelen
Leeswijzer
Deze bijlage maakt deel uit van het vonnis en bevat de bewijsmiddelen voor feit 1.
Wanneer hierna wordt verwezen naar dossierpagina’s zijn dit pagina’s uit het dossier van politie eenheid Oost-Nederland met nummer PL0600-2022595065 van 31 januari 2023. Tenzij hieronder anders wordt vermeld, wordt steeds verwezen naar pagina’s van een in de wettelijke vorm, door daartoe bevoegde personen, opgemaakt proces-verbaal.
1.
Het proces-verbaal van verhoor getuige [getuige 1] van 24 december 2022 (pag. 11 en 12) onder meer inhoudende, zakelijk weergegeven:
Ik zag dat [slachtoffer] met de jongen voor de deur van het café stond. Ik zag dat de jongen met zijn rechter arm uithaalde en [slachtoffer] sloeg. Ik hoorde [slachtoffer] zeggen dat deze jongen van zijn terras af moest gaan en weg moest wezen. Ik zag dat de jongen zich omdraaide en vervolgens met een tot vuist gebalde rechter hand [slachtoffer] heel hard op zijn gezicht sloeg. Ik zag dat [slachtoffer] meteen achterover viel. Ik zag dat [slachtoffer] met zijn hoofd de grond raakte en buiten bewustzijn op de grond bleef liggen.
Ik zag dat de jongen bovenop de borstkast van [slachtoffer] ging zitten, met elke been aan één zijde van de borstkast van [slachtoffer] en vervolgens met ongeveer een vuistslag of twee, drie [slachtoffer] op zijn gezicht sloeg. De jongen sloeg erg hard tegen het gezicht van [slachtoffer].
2.
Het proces-verbaal van verhoor getuige [getuige 2] van 24 december 2022 (pag. 14) onder meer inhoudende, zakelijk weergegeven:
Ik zag dat de jongen ineens uithaalde naar [slachtoffer]. Hij haalde met een zwaai uit naar [slachtoffer] en raakte hem op de borst. [slachtoffer] kreeg vervolgens een sling tegen zijn hoofd van de jongen en daardoor viel [slachtoffer] om. Ik zag dat [slachtoffer] heel naar viel en met zijn hoofd de grond raakte.
Ik zag dat [slachtoffer] bleef liggen en niet reageerde.
Ik zag dat de jongen op [slachtoffer] ging zitten en [slachtoffer] in zijn gezicht bleef stompen.

3.

Het proces-verbaal van de terechtzitting van 3 juli 2023 onder meer inhoudende als verklaring van verdachte, zakelijk weergegeven:
Op 24 december 2022 was ik in Enschede in café [locatie]. Ik kreeg onenigheid met iemand in het café. Ik wilde het buiten met hem uitpraten.
Buiten stond [slachtoffer] in eens voor me. We kregen een woordenwisseling en ik mocht binnen mijn jas niet meer pakken
Ik heb [slachtoffer] drie of vier keer geslagen. Toen lag hij.
4.
Het proces-verbaal van bevindingen van verbalisant [verbalisant 2] van 24 december 2022 (pag. 24) onder meer inhoudende, zakelijk weergegeven:
Voor café [locatie] zag ik dat een bewusteloze man op de grond lag, later bekend als slachtoffer [slachtoffer]. Ik zag een plas bloed naast zijn hoofd en hoorde dat hij een snurkende ademhaling had.
5.
Het proces-verbaal van bevindingen van verbalisanten [verbalisant 3] van 11 januari 2023 (pag. 50) onder meer inhoudende, zakelijk weergegeven:
Ik zag dat deze camerabeelden in dezelfde winkel zijn opgenomen maar vanuit een andere hoek.
Ik zag dat een persoon viel. Ik zag dat een persoon boven de persoon die viel stond. Ik zag dat een arm met kracht naar beneden kwam en neerkwam op de plek waar de persoon was gevallen. Ik zag dat de persoon vervolgens bleef liggen.
6.
Het proces-verbaal van bevindingen van verbalisant [verbalisant 4] van 26 december 2022 (pag. 33) onder meer inhoudende, zakelijk weergegeven:
De aantekeningen die agent [verbalisant 5] heeft vastgelegd:
blauwe verkleuring op het ooglid. Dit is afkomstig van het bloed welke het lichaam afvoert vanuit de hersenen. [slachtoffer] had een paar kleine bloedingen in de hersenen. De bloedingen in de hersenen zijn naar alle waarschijnlijkheid ontstaan door de val.
7.
Een geschrift als bedoeld in artikel 344, eerste lid onder 5 Sv, zijnde een letselrapportage van dhr. O.L. Sijperda, forensisch arts, van 24 december 2022 (pag. 66 en 69) onder meer inhoudende, zakelijk weergegeven:
Naam: [slachtoffer]
Geboortedatum: [geboortedatum 2]
Geboorteplaats: [geboorteplaats 2].
De chirurg meldt een uitgebreide hersenbeschadiging aan de linker zijkant, vooral in het temporale (slaapzijde). Ook de frontale (voorzijde) is aangedaan.
De beschadiging zit juist aan de andere zijde van de schedel. We noemen dit verschijnsel een contrecoup. Door de inwerking aan de ene zijde klappen de hersenen tegen de tegenovergestelde zijde. Aan de inwerkende zijde kan later nog wel een oppervlakkige bloeding ontstaan.
Het linker oog is blauw verkleurd, vooral aan de neuszijde en het bovenste ooglid over een afstand van 4 x 2,5 cm.
Gezien de geringe uitgebreidheid is een vuistslag minder waarschijnlijk.

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar dossierpagina’s zijn dit pagina’s uit het dossier van de politie eenheid Oost-Nederland met nummer PL0600-2022595065 van 31 januari 2023. Tenzij hieronder anders wordt vermeld, wordt steeds verwezen naar bladzijden van een in de wettelijke vorm, door daartoe bevoegde personen, opgemaakt proces-verbaal.