ECLI:NL:RBOVE:2023:2766

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
18 juli 2023
Publicatiedatum
18 juli 2023
Zaaknummer
08-963537-20 (P)
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Grote drugsvangst in haven Vlissingen met betrokkenheid van meerdere verdachten

Op 18 juli 2023 heeft de Rechtbank Overijssel uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die betrokken was bij de invoer van grote hoeveelheden cocaïne in Nederland. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte, samen met anderen, verantwoordelijk was voor het invoeren van ongeveer 9.000 kilo cocaïne en het verkopen, afleveren en vervoeren van ongeveer 4.500 kilo cocaïne. De verdachte had een essentiële rol in deze criminele organisatie. De rechtbank heeft op basis van de bewijsmiddelen, waaronder chatberichten van EncroChat en SkyECC, vastgesteld dat de verdachte betrokken was bij de organisatie van de invoer en de verkoop van de cocaïne. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 14 jaren, waarbij rekening is gehouden met de ernst van de feiten en de rol van de verdachte in de organisatie. De rechtbank heeft ook overwogen dat de invoer van cocaïne schadelijk is voor de samenleving en dat de verdachte geen verantwoordelijkheid heeft genomen voor zijn daden door te vluchten naar het buitenland. De rechtbank heeft de redelijke termijn voor de behandeling van de zaak niet overschreden en heeft de verdachte strafbaar verklaard voor de bewezen feiten.

Uitspraak

RECHTBANK OVERIJSSEL

Team Strafrecht
Meervoudige kamer
Zittingsplaats Zwolle
Parketnummer: 08-963537-20 (P)
Datum vonnis: 18 juli 2023
Vonnis op tegenspraak in de zaak van de officier van justitie tegen:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] 1989 in [geboorteplaats] ,
zonder bekende woon- of verblijfplaats hier te lande.

1.Het onderzoek op de terechtzitting

Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzitting van
7 juli 2023.
De rechtbank heeft kennis genomen van de vordering van de officieren van justitie
mr. G. Wilbrink en mr. P.F. Hoekstra (hierna ook in enkelvoud aangeduid als officier van justitie) en van wat door de raadsman van verdachte, mr. M.G. van Wijk, advocaat te Hoorn, naar voren is gebracht.

2.De tenlastelegging

De verdenking komt er, kort en zakelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
feit 1:in de periode van 1 maart 2020 tot en met 29 april 2020 samen met anderen, dan wel alleen, 5.146,91 kilogram (bruto) cocaïne, dan wel 4.541,40 kilogram (netto) cocaïne, opzettelijk binnen het grondgebied van Nederland heeft gebracht en die opzettelijk heeft bereid, bewerkt, verwerkt, verkocht, afgeleverd, verstrekt en vervoerd, dan wel die cocaïne opzettelijk aanwezig heeft gehad;
feit 2:in de periode van 1 maart 2020 tot en met 1 augustus 2020 samen met anderen, dan wel alleen, 4.500 kilogram cocaïne, dan wel 4.553 blokken cocaïne, opzettelijk binnen het grondgebied van Nederland heeft gebracht en opzettelijk die cocaïne heeft bereid, bewerkt, verwerkt, verkocht, afgeleverd, verstrekt en vervoerd, dan wel die cocaïne opzettelijk aanwezig heeft gehad.
Voluit luidt de tenlastelegging aan verdachte, dat:
1.
zaaksdossier 29 april
hij (op een of meer tijdstippen) in of omstreeks de periode van 1 maart 2020 tot en met 29 april 2020, te Vlissingen en/of Bergen op Zoom, althans (elders) in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
A) opzettelijk binnen het grondgebied van Nederland heeft/hebben gebracht (als bedoeld in artikel 1 lid 4 van de Opiumwet), en/of
B) opzettelijk heeft/hebben bereid en/of bewerkt en/of verwerkt en/of verkocht en/of afgeleverd en/of verstrekt en/of vervoert,
C) althans in elk geval opzettelijk aanwezig heeft/hebben gehad,
ongeveer 5.146,91 kilogram (bruto) cocaïne, althans 4.541,40 kilogram (netto) cocaïne, althans in elk geval een (zeer grote) hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaïne, zijnde cocaïne, een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
2.
zaaksdossier 23 april
hij (op een of meer tijdstippen) in of omstreeks de periode van 1 maart 2020 tot en met 1 augustus 2020, te Vlissingen en/of Kapelle en/of Bergen op Zoom, althans (elders) in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
A) opzettelijk binnen het grondgebied van Nederland heeft/hebben gebracht (als bedoeld in artikel 1 lid 4 van de Opiumwet), en/of
B) opzettelijk heeft/hebben bereid en/of bewerkt en/of verwerkt en/of verkocht en/of afgeleverd en/of verstrekt en/of vervoert, en/of
C) althans in elk geval opzettelijk aanwezig heeft/hebben gehad,
ongeveer 4.500 kilogram cocaïne (althans (ongeveer) 4.553 blokken cocaïne), althans in elk geval een (zeer grote) hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaïne, zijnde cocaïne, een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet.

3.De voorvragen

De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zij bevoegd is tot kennisneming van deze zaak, dat de officier van justitie ontvankelijk is in de vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.

4.De bewijsoverwegingen

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft, overeenkomstig het overgelegde requisitoir en de daaraan gehechte bijlage, het standpunt ingenomen dat beide feiten wettig en overtuigend kunnen worden bewezen, met dien verstande dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het tezamen en in vereniging met anderen binnen het grondgebied van Nederland brengen, vervoeren, afleveren en aanwezig hebben van 4.553 blokken cocaïne op 29 april 2020 en 4.551 kilogram cocaïne op 23 april 2020.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich primair op het standpunt gesteld dat verdachte dient te worden vrijgesproken van het onder 1 en 2 ten laste gelegde, omdat op basis van het dossier niet kan worden vastgesteld dat verdachte de gebruiker was van de telefoon met het SkyECC-account [accountnaam 1] .
In het geval de rechtbank wel komt tot de vaststelling dat verdachte gebruiker was van het SkyECC-account, heeft de raadsman het subsidiaire standpunt ingenomen dat verdachte dient te worden vrijgesproken van het onder 1 ten laste gelegde, omdat het dossier onvoldoende bewijs bevat voor de betrokkenheid van verdachte bij de invoer op
29 april 2020. Meer subsidiair heeft de raadsman gesteld dat het dossier onvoldoende bewijs bevat om te kunnen spreken van medeplegen.
Wat betreft het onder 2 ten laste gelegde heeft de raadsman het subsidiaire standpunt ingenomen dat verdachte dient te worden vrijgesproken omdat de rol van verdachte, te weten het enkel deelnemen aan het groepsgesprek, niet kan worden gekwalificeerd als het medeplegen van de invoer op 23 april 2020.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
4.3.1
De bewijsmiddelen
De voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden blijken uit de in de voetnoten opgenomen bewijsmiddelen. [1]
4.3.2
Identificatie gebruikers EncroChat en SkyECC
Voor de bewijsvoering komt het in belangrijke mate aan op de inhoud van de ter beschikking gekomen chatberichten. Uit de bewijsmiddelen volgt dat verdachten gebruik hebben gemaakt van zogenoemde PGP-toestellen (Pretty Good Privacy), waarop EncroChat of SkyECC was geïnstalleerd. De gebruikers van de toestellen hadden de accounts niet op hun eigen naam geregistreerd, maar onder een nickname of gebruikersnaam. In het geval van EncroChat werd gebruik gemaakt van een nickname eindigend op @encrochat.com en in het geval van SkyECC was sprake van een gebruikersnaam.
De vraag die in alle zaken, al dan niet in reactie op een verweer, allereerst moet worden beantwoord, is of de personen tegen wie het OM in het onderzoek 26Chatham vervolging heeft ingesteld, te identificeren zijn als de gebruikers van de EncroChat- en SkyECC-accounts.
4.3.2.1 EncroChat
Op grond van de bewijsmiddelen stelt de rechtbank vast dat verdachte [medeverdachte 1] (hierna: [medeverdachte 1] ) gebruik heeft gemaakt van de nickname [alias 1] , verdachte [medeverdachte 2] van de nickname [alias 2] , verdachte [medeverdachte 3] (hierna: [medeverdachte 3] ) van de nickname [alias 3] , verdachte [medeverdachte 4] (hierna: [medeverdachte 4] ) van de nickname [alias 4] en verdachte [medeverdachte 5] (hierna: [medeverdachte 5] ) van de nickname [alias 5] .
De rechtbank zal de bewijsmiddelen voor de identificatie van voornoemde gebruikers van de EncroChat-accounts niet in dit vonnis opnemen. De namen van deze gebruikers zijn enkel relevant voor een goed begrip van het onderzoek 26Chatham en de identificatie van deze gebruikers is niet van belang voor enige in de strafzaak tegen verdachte te nemen beslissing. Daarnaast is de identiteit van deze gebruikers door de verdediging niet betwist.
4.3.2.2 SkyECC
De rechtbank stelt op grond van de bewijsmiddelen vast dat verdachte gebruik heeft gemaakt van het Sky-account [accountnaam 1] , verdachte [medeverdachte 1] van het account [accountnaam 2] , verdachte [medeverdachte 2] van het account [accountnaam 3] , verdachte [medeverdachte 3] van het account [accountnaam 4] , verdachte [medeverdachte 6] (hierna: [medeverdachte 6] ) van het account [accountnaam 5] , verdachte [medeverdachte 7] (hierna: [medeverdachte 7] ) van het account [accountnaam 6] , verdachte [medeverdachte 8] (hierna: [medeverdachte 9] ) van het account [accountnaam 7] , verdachten [medeverdachte 10] (hierna: [medeverdachte 10] ) en [medeverdachte 11] (hierna: [medeverdachte 11] ) van het account [accountnaam 8] , verdachte [medeverdachte 12] van het account [accountnaam 9] , verdachte [medeverdachte 4] van het account [accountnaam 10] en verdachte [medeverdachte 5] van het account [accountnaam 11] .
De identificatie van verdachte als [accountnaam 1] volgt onder meer uit het volgende.
Op 10 juni 2020 werden verdachte en [medeverdachte 2] geobserveerd en werd een IMSI-catcher ingezet. Met een IMSI-catcher kunnen technische identificatienummers van mobiele telefoons in de nabije omgeving zichtbaar worden gemaakt. Tijdens de observatie werd geconstateerd dat verdachte en een onbekend gebleven persoon (NN1) op 10 juni 2020 om 13:49 uur bij de [adres 1] aankwamen. Op deze locatie waren nog twee onbekend gebleven personen (NN2 en NN3) en [medeverdachte 1] . De IMSI-catcher detecteerde bij de eerste scan op de locatie [adres 2] (wat volgens Google Maps aan de [adres 2] ligt) onder meer de telefoon [telefoonnummer 1] / [telefoonnummer 2] en de SkyECC-telefoon [telefoonnummer 3] / [telefoonnummer 4] . Aan dit laatste IMEI-nummer is onder andere het SkyECC-account [accountnaam 1] gekoppeld.
Later die dag werd geobserveerd dat verdachte samen met [medeverdachte 2] om 18:24 uur de parkeergarage aan de Wilhelminakade in Rotterdam inreed. Hierop gingen zij naar het restaurant Aqua Asia Club en verbleven daar tot 19:57 uur. Om 20:05 uur reden zij de parkeergarage weer uit. Uit de derde scan van de IMSI-catcher kwam naar voren dat de telefoon [telefoonnummer 1] / [telefoonnummer 2] tussen 19:28 en 19:53 uur op de Wilhelminakade in Rotterdam werd gedetecteerd. [2]
De raadsman heeft aangevoerd dat bij de tweede en derde scan van de IMSI-catcher de SkyECC-telefoon met account [accountnaam 1] niet werd gedetecteerd. Dit zou volgens de raadsman wel moeten, aangezien de gewone telefoon van verdachte wel meerdere malen door de IMSI-catcher werd gedetecteerd, wat een sterke aanwijzing oplevert dat verdachte niet de gebruiker was van het SkyECC-account [accountnaam 1] . Het is volgens de raadsman mogelijk dat een andere aanwezige in de loods aan de [adres 2] de gebruiker is van dit account.
Tijdens het onderzoek ter terechtzitting is het de rechtbank gebleken dat een IMSI-catcher enkel een hit geeft wanneer de telefoon aan staat en een signaal afgeeft dat kan worden opgevangen. Een telefoon geeft niet constant een signaal af. De redenering van de raadsman dat wanneer de IMSI-catcher de IMEI van de SKyECC-telefoon op een bepaald moment niet in de buurt van verdachte detecteert, deze telefoon niet aanwezig is bij verdachte, is dan ook onjuist. Daarnaast leidt het feit dat iemand op een bepaald moment een bepaalde telefoon met daarop een Sky-account niet bij zich heeft niet meteen tot de conclusie dat die persoon niet als gebruiker van het betreffende Sky-account kan worden aangemerkt.
De identificatie volgt verder uit informatie die is verkregen doordat een baken onder de auto van verdachte, de Volkswagen Touran met het kenteken H992TL, is geplaatst. [3] Op
26 juni 2020 om 15:49 uur stuurt SkyECC-account [accountnaam 1] dat hij in Oud Gastel is. Het voertuig van verdachte is op 26 juni 2020 tussen 15:51 en 16:09 uur eveneens in Oud Gastel. Op 2 juli 2020 om 11:51 uur stuurt de gebruiker van het account [accountnaam 1] dat hij bij [adres 3] is en het voertuig van verdachte is op dat moment bij de [adres 3] . [4]
De raadsman heeft aangevoerd dat niet kan worden vastgesteld dat verdachte op de hiervoor genoemde momenten in de auto heeft gezeten, nu er weleens andere mensen gebruik maakten van zijn auto. Daarnaast staat op de locatie aan de [adres 3] een flat met 182 woningen en een groot parkeerterrein, waardoor het mogelijk is dat de gebruiker van het SkyECC-account [accountnaam 1] niet in de auto van verdachte heeft gezeten.
Nu het dossier geen aanknopingspunten bevat waaruit zou blijken dat de auto van verdachte op 26 juni en 2 juli 2020 door iemand anders dan verdachte werd gebruikt of dat de telefoon op 2 juli 2020 niet in de auto van verdachte aanwezig was en de verdediging deze alternatieve scenario’s niet heeft onderbouwd, verwerpt de rechtbank deze verweren.
Gelet op de hiervoor uiteengezette bewijsmiddelen, in onderling samenhang bezien, is de rechtbank van oordeel dat verdachte de gebruiker is van het SkyECC-account [accountnaam 1] .
De rechtbank zal de bewijsmiddelen voor de identificatie van de andere gebruikers van de SkyECC-accounts niet in dit vonnis opnemen. De namen van deze gebruikers zijn enkel relevant voor een goed begrip van het onderzoek 26Chatham en de identificatie van deze gebruikers is niet van belang voor enige in de strafzaak tegen verdachte te nemen beslissing. Daarnaast is de identiteit van deze gebruikers door de verdediging niet betwist.
4.3.3
Onderzoek 26Chatham: redengevende feiten en omstandigheden
De rechtbank stelt op basis van het dossier de volgende feiten en omstandigheden vast.
Op 26 april 2020 kwam zeeschip [naam 1] aan bij het bedrijf [bedrijf] B.V. (hierna: [bedrijf] ), dat is gevestigd in de haven van Vlissingen. [5] Het schip is op 9 april 2020 vertrokken vanuit de haven Moin in Costa Rica en vervoerde containers met bananen van de merken Chiquita en Amigo. [6] Op 27 april 2020 werd koelcontainer [nummer 1] van het schip gelost en op de kade geplaatst in afwachting van het uitladen van de bananen. Op 29 april 2020 werd de koelcontainer verplaatst en geopend om uitgeladen te worden. [7] Bij het uitladen ontdekte getuige [getuige 1] , medewerker bij [bedrijf] , dat op zes van de in totaal twintig pallets gekleurde pakketten zaten in plaats van bananen. [8] Het bleek te gaan om 4537 pakketten met aan de buitenzijde aangebrachte logo’s met daarop: Jaguar, 10A, Zwarte Pony (afbeelding), Kroon (afbeelding) J, TEKA, Barcelona (Voetbalclublogo), Lexus, Leon, Omar 15, Tesla, REY, Klok (afbeelding), 10 A (Camouflage), 500, Kattenhoofd (afbeelding), Franse lelie (afbeelding), HEROICO + adelaar (afbeelding), Dakar met logo, Stier (afbeelding), 666 en Lucky. [9] Deze pakketten zijn in beslag genomen [10] en na onderzoek van de pakketten is vastgesteld dat het ging om in totaal 5.146,91 kilogram bruto, althans 4.541,40 kilogram netto cocaïne (gebaseerd op een steekproef van 30 pakketten). [11]
Naar aanleiding van de aangetroffen partij cocaïne op 29 april 2020, deed getuige
[getuige 2] , medewerkster bij [bedrijf] , de volgende melding. In het weekend van 19 op 20 april 2020 is het schip “De Cosmos” aangekomen bij [bedrijf] . Dit schip voor de zogenoemde Chiquita-lijn was afkomstig uit de haven van Moin in Costa Rica. Op 20 april 2020 is de container met nummer [nummer 2] gelost van het schip en weggezet op de locatie C324. Deze container bevatte twintig pallets met het product Amigo. Op 23 april 2020 is deze container gestript en de twintig pallets met Amigo bananen zijn in expeditie ruimte F5 discharge geplaatst. Veertien van de pallets hebben vervolgens een relocated actie gehad en zijn op een eindlocatie weggezet. Zes van deze pallets hebben geen relocated actie gehad en zijn vermist. [12] De zes vermiste pallets hadden de volgende unieke barcodes:
[code 1] ;
[code 2] ;
[code 3] ;
[code 4] ;
[code 5] ;
[code 6] . [13]
Zoals gezegd zijn berichten uit de onderzoeken 26Lemont en 26Argus aan het onderzoek 26Chatham ter beschikking gesteld. Hierdoor is zicht ontstaan op EncroChat- en SkyECC-verkeer tussen verdachte en andere gebruikers. De berichten van zowel EncroChat als SkyECC worden weergegeven in UTC-tijd, wat inhoudt dat het in de periode van 29 maart 2020 tot 25 oktober 2020 (zomertijd) in Nederland twee uren later was dan de weergegeven UTC-tijd. [14]
Uit de onderschepte berichten kwam het volgende naar voren.
In een SkyECC-gesprek tussen [medeverdachte 2] en [medeverdachte 1] wordt vanaf 7 april 2020 gesproken over een locatie waarvoor [medeverdachte 2] niet meer dan
€ 100.000,-- wil betalen. De locatie moet makkelijk in en uit te rijden zijn en hun mensen zullen de plek bewaken met zware wapens. Het plan is dat alleen [medeverdachte 7] daar ophaalt en dat er gelijk wordt verkocht. Ze zullen daar ongeveer twee weken zitten. Verder wordt besproken dat het vervoeren in Lidl-tassen het beste en meest efficiënt is. Daar passen twintig in.
Ook wordt gesproken over de vervoersmiddelen naar de locatie, waaronder een stash-bus [15] en hoeveel daarin past. Er wordt een bus bij [medeverdachte 1] opgehaald. Op 23 april 2020 stuurt [medeverdachte 2] dat hij alleen een spotter in de buurt heeft voor als ze hebben gelost. [16]
Uit berichten vanaf 30 maart 2020 in een EncroChat-gesprek tussen [medeverdachte 5] en [medeverdachte 4] volgt dat [medeverdachte 4] een loods aan het regelen is voor [medeverdachte 5] . [medeverdachte 5] vraagt aan [medeverdachte 4] of hij nog een blok wil meelopen voor € 9.000,--. [medeverdachte 4] geeft aan dat hij twee blokken wil meelopen en vraagt of hij ook weer kan helpen met rijden. [medeverdachte 5] geeft aan dat hij dit later deze week gaat bespreken. Op 1 april 2020 gaan ze samen bij de loods kijken. Uiteindelijk stuurt [medeverdachte 5] op 6 april 2020 dat ze een andere locatie gaan gebruiken, maar dat ze de loods van [medeverdachte 4] achter de hand willen houden. Op 12 april 2020 stuurt [medeverdachte 5] dat het een week later wordt, omdat hun bak [17] op de volgende boot staat en dat de andere een week erna komt. [medeverdachte 5] vraagt of die loods een week later ook nog stand-by kan staan.
Op 21 april 2020 meldt [medeverdachte 5] dat de gast uit de loods zo meteen laat weten hoe het ervoor staat met hun bak en dat hij zo wel een update zal krijgen. Op 23 april 2020 stuurt [medeverdachte 5] dat [medeverdachte 4] ervoor moet zorgen dat hij vanaf 17:45 uur bij [locatie] in de buurt is. Hij moet kijken of er politie rondrijdt. [medeverdachte 4] laat vanaf 17:42 uur weten dat hij al even heeft rondgereden en dat alles goed is. Om 17:55 uur laat [medeverdachte 4] weten dat er bij Vierwegen ook geen politie is. Om 18:20 uur stuurt [medeverdachte 5] dat ze onderweg zijn en dat ze bij hkz (Heinkenszand) zijn. Als de truck bij [medeverdachte 4] in de buurt is, bericht hij dat de truck niet wordt gevolgd. In de dagen erna communiceren [medeverdachte 5] en [medeverdachte 4] over de vergoeding van het op de uitkijk staan en het leveren van de blokken, waarbij [medeverdachte 5] hierover contact opneemt met andere betrokkenen.
Op 29 april 2020 laat [medeverdachte 5] weten dat de pallets met spullen die dag zijn ontdekt en dat hij heel de tijd bezig is met dingen regelen. [18]
Op 19 april 2020 is een groepsgesprek via SkyECC gestart, waaraan verdachte en de verdachten [medeverdachte 2] , [medeverdachte 1] , [medeverdachte 3] en [medeverdachte 6] deelnamen en waarin ze elkaar op de hoogte hielden.
In dit groepsgesprek stuurt [medeverdachte 3] vanaf 20 april 2020 berichten naar de groep dat de bak, die eerst nog op de boot is, veilig op de kade staat. Hij deelt mee dat de bak niet op de scan staat en geeft aan wanneer die wordt gestript. Hij wordt hierover op de hoogte gehouden door mensen die ter plaatse zijn.
Op 22 april 2020 meldt [medeverdachte 3] dat het werk die dag wordt gedaan en dat tp [19] om 18:00 uur kan rijden. Hierop vraagt [medeverdachte 1] aan [medeverdachte 6] wanneer zij moeten klaarstaan. Verdachte vraagt of ze al hebben gestript en of ze alle zes hebben gevonden. [medeverdachte 3] antwoordt dat dit nog niet het geval is en dat ze dit zo gaan doen. Later die dag meldt [medeverdachte 3] dat hij net te horen krijgt dat het pas morgen wordt en dat alles onder controle is. De bak is morgen, 23 april 2020, pas aan de beurt.
Op 23 april 2023 vraagt verdachte of er al een tijdstip is. Hierop stuurt [medeverdachte 3] dat er tussen 16:00 en 18:00 uur kan worden gehaald. Verdachte vraagt of ze het al in handen hebben. [medeverdachte 3] gaat dit navragen en zegt dat transport zich moet klaarmaken. [medeverdachte 6] zegt tegen [medeverdachte 3] dat hij even in transport (een andere groepsapp) moet komen over het hoe en wat precies. [medeverdachte 6] deelt mee dat transport er om 17:00 uur is. [medeverdachte 3] reageert hierop door te zeggen dat het werk rond 18:00 uur gaat gebeuren. [medeverdachte 6] merkt op dat de chauffeurs de plek van laden en lossen van tevoren moeten weten en dat er geen adressen in de telefoons, TomTom of wat dan ook moeten staan. Als er iemand wordt aangehouden mag het niet stuk lopen omdat allebei de adressen ergens in staan. Verdachte reageert: “Das een hele goeie idd zeeuw”. Even later vraagt verdachte waar [medeverdachte 1] is. Nadat [medeverdachte 1] een foto van zijn woning heeft gestuurd, stuurt verdachte dat hij eraan komt. Hij wil als het goede nieuws er is direct live de vreugde met iemand delen. Verder zegt verdachte dat ze foto’s van de pallets moeten maken.
[medeverdachte 3] meldt dat ze alle zes pallets in handen hebben en dat transport net het terrein op rijdt om de pallets te halen. Even later bericht [medeverdachte 3] dat transport aan dok is, dat transport zo de deuren dicht gaat gooien en ervandoor gaat. Weer later stuurt hij dat ze van het terrein af zijn. [medeverdachte 3] merkt hierbij op: “Snel die volgende bak nog”.
[medeverdachte 6] staat in contact met het transport en zal de groep informeren als het transport is aangekomen en als er is gelost. [medeverdachte 2] stuurt hierop dat de mannen klaar staan om naar binnen te rijden. [medeverdachte 3] merkt nog op dat het jammer is dat Dubai niet gelijk twaalf pallets heeft gezet. Verdachte stuurt dat ze nu eersteklas “narcotraficantes” zijn. [medeverdachte 3] zegt dat hij de groep zo foto’s van de pallets stuurt en stuurt even later zes foto’s van stickers met daarop “Chiquita” en voorzien van barcodes. [20] Dit betreffen de, voor zover leesbaar, volgende barcodes (waar kruisjes zijn vermeld zijn de cijfers niet leesbaar): [code 7] , [code 8] , [code 9] , [code 10] , [code 11] . Eén van de zes barcodes is niet leesbaar. [21] Deze barcodes, voor zover leesbaar, komen overeen met de barcodes van de vermiste pallets bij [bedrijf] . [22]
[medeverdachte 3] vraagt aan Mio hoeveel stuks het zijn, zodat hij kan uitrekenen hoeveel er achtergehouden wordt. Hierop zegt [medeverdachte 2] dat hij niet reageert en vraagt aan Barry of hij het nog weet. Verdachte stuurt hierop: “4553”.
In de berichten die volgen worden de bedragen berekend die de deelnemers aan het groepsgesprek kwijt zijn aan de binnenploeg en transport. Verdachte vraagt wat de kosten van het transport en de binnenploeg zijn, zodat hij die kan opschrijven. [medeverdachte 3] reageert hierop met: “Binnenploeg is 1x 1.100.00 (4 pallets+ de helft van 1.100.00 is 1.650.000 + dan die 15 meeloop van hun” en vraagt voor welke prijs de spullen weggaan. Verdachte stuurt dat hij dit nog niet weet en dat ze dat straks horen. Verder stuurt verdachte: “Tp is dus 3M en binneploeg is 1650000+15 min opzet”. [medeverdachte 3] rekent uit dat ze er allemaal een kleine 1,7 miljoen aan over houden en dat dit zonder meeloop is van iedereen.
[medeverdachte 3] stuurt meerdere foto’s van ruimtes waarin allemaal gekleurde pakketten liggen opgestapeld.
De groep praat vervolgens nog even door over de volgende bak die komt en dat ze de meeloop moeten regelen. Verdachte stuurt: “Nu volgende week nog man dat is gewoon kers op die oh zo lekkere taart”. [medeverdachte 3] vraagt wanneer die aankomt, waarop [medeverdachte 2] reageert met: “26e”. [medeverdachte 3] reageert hierop met: “Oké dat was deel 1 en nu gaan we verder met deel 2”, waarop verdachte zegt: “Narcos seizoen 2.”
Ondertussen vraagt [medeverdachte 2] aan [medeverdachte 6] of hij ze laat tellen en dat die mannen snel moeten laden. [medeverdachte 2] geeft aan dat daar 4553 is, dus dat dat wel goed zit. [medeverdachte 1] reageert door te zeggen dat ze hier kunnen selecteren, gewoon per 20, waarop [medeverdachte 6] antwoordt: “20 bij tas, maar wel per soort. En opschrijven wat er uit gaat. Anders weet je nooit waar de fout zit en wordt ellende”. [medeverdachte 3] vraagt aan [medeverdachte 2] hoeveel zijn transport meeneemt, waarop [medeverdachte 2] reageert met: “1000 per bus”.
[medeverdachte 1] stuurt later op de avond een foto, waarop verdachten [medeverdachte 7] en [medeverdachte 10] te zien zijn. [23] Verder klaagt [medeverdachte 1] erover dat hij nog moet sjouwen, waarop verdachte stuurt: “Wat sjouw je liever. Zandzakken of motherfucking cocaïne bro”. Verder stuurt [medeverdachte 1] foto’s van een ruimte die is gevuld met bigshoppers.
Ondertussen gaat het gesprek door over het sorteren en tellen van de spullen en hoeveel ze er missen. [medeverdachte 2] stuurt dat er in totaal 4536 moet zijn. [medeverdachte 3] vraagt aan [medeverdachte 2] of Dubai wel zeker weet dat het er 4536 zijn.
[medeverdachte 1] stuurt foto’s van lijsten met namen zoals Omar, Nike, Tesla, Don Julio en Leon, met achter de naam een getal.
Op 24 april 2020 stuurt [medeverdachte 6] nog een aantal foto’s met daarop pakketten, gesorteerd op kleur, waaronder een groen pakket met daarop ‘B12’. Ook stuurt hij een lijstje met B12, Lucky, Rey en Leeuw, met daarachter aantallen. [medeverdachte 1] stuurt op zijn beurt ook een foto met een lijst met namen en aantallen.
Op 29 april 2020 stuurt verdachte een screenshot van een artikel op [website] met als kop: “Grote drugsvangst in haven Vlissingen 4.500 kilo”. Hierop reageert [medeverdachte 6] met: “kk zooi” en “Hoe is dub nu er onder maat”, waarop verdachte reageert met: “Hij is relaxed bro. Zeer relaxed. Die is blij dat niemand is gepakt en die zegt veiligheid voor iedereen. Hij zegt nu wis alle sporen. Niet over praten. Hoofden koel houden, En licht tp in zei die dat ze sporen wissen”. [medeverdachte 6] reageert hierop met: “Zijn wij al aant doen. Morgen is loods weg. Leeg”. Verdachte reageert met: “Hij is blij dat niemand gepakt is”.
[medeverdachte 6] stuurt een foto van NOS met pallets met de aangetroffen spullen. Hierop stuurt [medeverdachte 2] : “Hahahahaha wij hebben geschiedenis geschreven in Zeeland. Ziek man bros belangrijk mond dicht. Nu zal er veel gepraat worden in de wandelgangen tippers alles.” Verdachte stuurt: “Ja boys mond closed we weten van niets. Want waar de popo nu op hoopt is dat mensen gaan praten.” [medeverdachte 6] sluit af met: “Geschiedenis in Zeeland en nl”. [24]
Op 20 april 2020 heeft [medeverdachte 6] een groepsgesprek via SkyECC aangemaakt, waaraan hijzelf en vijf andere onbekend gebleven gebruikers van SkyECC deelnemen, en waarin wordt gesproken over het transport.
Op 21 april 2020 stuurt [medeverdachte 6] de groep dat de bak veilig op de kade staat en dat het vanwege Corona allemaal iets langzamer gaat. Op 22 april 2020 stuurt [medeverdachte 6] dat het zo ver is en dat ze om 18:00 uur daar moeten zijn om het op te halen, dat er dus pallets komen en vraagt of er vrijwilligers zijn om te pitten. Verder wordt afgesproken wie met wie meerijdt en waar vandaan. Even later stuurt [medeverdachte 6] dat het toch morgen wordt.
[medeverdachte 6] stuurt op 23 april 2020 dat het als het goed is die dag gaat gebeuren. Vervolgens worden tijden en plaatsen afgesproken. [medeverdachte 6] stuurt dat als de pallets zijn gelost er meteen twee bussen aankomen en dat er dan moet worden geteld en dat soort bij soort in tassen moet worden gestopt. Er mogen geen blokken achterblijven, anders betaalt iedereen eraan mee.
Om 18:07 uur stuurt [medeverdachte 6] dat ze aan het laden zijn en om 18:13 uur dat hij er uit is. Uit de verdere berichten blijkt dat het transport af en aan naar een locatie rijdt om de lading te lossen. [25]
In een SkyECC-gesprek tussen [medeverdachte 2] en [medeverdachte 1] stuurt [medeverdachte 2] op 23 april 2020 dat hij een spotter in de buurt heeft voor als ze hebben gelost en een bij de loods. Ook vraagt hij aan [medeverdachte 1] of er op de locatie bij hun “stash” genoeg ruimte is om alles rustig te sorteren en op te schrijven. [medeverdachte 2] geeft [medeverdachte 1] het geld mee om de locatie te betalen. [medeverdachte 2] zegt tegen [medeverdachte 1] dat de mensen op de locatie alles netjes moeten sorteren en moeten opschrijven hoeveel ze van alles hebben.
Op 24 april 2020 vergelijken [medeverdachte 2] en [medeverdachte 1] lijsten met daarop namen van stempels. De ene lijst is van wat er op de locatie is en de andere lijst is afkomstig van “ [naam 2] ”. Verder in het gesprek bespreken ze de hoeveelheden per stempel, aan de hand van wat [medeverdachte 1] op de locatie heeft geteld. [medeverdachte 2] stuurt een gesprek met “ [naam 2] ”, waarin deze [naam 2] zegt dat het in totaal 4536 stuks moeten zijn.
Op 29 april 2020 om ongeveer 10:52 uur stuurt [medeverdachte 2] een gesprek door tussen hem en “vliss”, waarin deze vliss zegt dat hij denkt dat de pallets zijn gepakt door de politie. Een paar uur geleden heeft iemand tegen deze vliss gezegd dat ze het hebben gevonden.
In het gesprek wordt verder tot 26 juni 2020 gesproken over het aantal blokken dat er nog is, er worden lijsten gedeeld waarop de aantallen staan van verschillende stempels, er wordt gesproken over tekorten die mogelijk zijn ontstaan omdat ze zijn bestolen, er wordt gesproken over blokken die bol zijn komen te staan door waterschade en er worden bestellingen doorgegeven. [26]
Op 20 april 2020 wordt er een SkyECC-gesprek aangemaakt, waaraan [medeverdachte 1] , [medeverdachte 2] , [medeverdachte 7] en [medeverdachte 9] deelnemen. Uit de berichten in dit groepsgesprek volgt dat [medeverdachte 9] na 20 april 2020 een villa ingaat met twee vrouwen die daar wonen. Dit is de woning aan de [adres 4] waar verdachten [medeverdachte 10] en [medeverdachte 11] woonden. [27] Op 23 april 2020 komen er twee keer twee bussen bij de woning om vier keer 1.000 blokken af te leveren, die worden vervoerd in bigshoppers van de Lidl. Zodra de blokken zijn afgeleverd, moet [medeverdachte 9] in de villa blijven om de woning te bewaken. Hij heeft hiervoor een geladen Kalasjnikov tot zijn beschikking en mag de MP5 van [medeverdachte 2] lenen. [medeverdachte 9] krijgt de instructie van [medeverdachte 2] dat hij wakker moet blijven en moet afknallen.
[medeverdachte 9] krijgt de opdracht om de blokken te sorteren en moet doorgeven hoeveel er van elke stempel aanwezig zijn. Dit wordt op lijstjes bijgehouden door [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] . [medeverdachte 1] komt ook naar de woning om de blokken te sorteren en ze te tellen. Daarnaast krijgt [medeverdachte 9] de opdracht om bestellingen klaar te leggen die hij van [medeverdachte 2] doorkrijgt en die [medeverdachte 7] vervolgens wegbrengt. [medeverdachte 2] stuurt dan een token. Nadat [medeverdachte 7] foto’s heeft gestuurd van een bus waarin een aantal blokken liggen en stuurt dat er nu 300 in liggen, concludeert [medeverdachte 1] dat er dus wel 350 tot 400 in passen.
[medeverdachte 9] maakt een aantal keren op verzoek van [medeverdachte 2] foto’s van de ruimte waarin de spullen die in Lidl-tassen liggen en foto’s van de blokken, waarop de stempels goed zichtbaar zijn. Op de foto’s zijn onder andere de stempels Corona, Don Julio, # 85, B12, Nike en Omar 11 te zien.
Gedurende de tijd dat [medeverdachte 9] in de villa verblijft houdt hij de groep op de hoogte zodra er verdachte situaties rondom de woning zijn. Zodra dit het geval is, komt [medeverdachte 1] of [medeverdachte 7] langsrijden om de situatie te bekijken. Nadat er op 4 mei 2020 weer verdachte auto’s rondom de woning zijn geweest, wordt er op 6 mei 2020 een camera aan de woning geplaatst. [medeverdachte 2] en verdachte houden de livebeelden van de camera’s in de gaten. [28]
Uit onderzoek is gebleken dat een camerasysteem van het merk Somfy aanwezig was bij de villa. Bij een doorzoeking van de woning van [medeverdachte 10] werd een factuur van de Mediamarkt aangetroffen, waaruit bleek dat er op 6 mei 2020 onder andere een Ring Spotlight camera en Somfy indoor camera waren aangeschaft. Uit informatie van SOMFY Nederland BV is gebleken dat aan de Somfy camera die aan de [adres 4] was geïnstalleerd onder andere de volgende gebruiker was gekoppeld: [naam 3] , met het e-mailadres [e-mailadres] . [29]
In een SkyECC-gesprek tussen [medeverdachte 1] en [medeverdachte 10] houdt [medeverdachte 10] hem op de hoogte van de situatie in en rondom “de Villa”. Ze stuurt lijsten aan [medeverdachte 1] , waarop zij de aantallen blokken met de stempels B12, Corona, Tesla, Lambo, Dakar, P7, Omar II, Pecho, Leon en Nike bijhoudt, en ze houdt [medeverdachte 1] op de hoogte van de aantallen blokken met de stempels Omar, Dakar, Omer ster en Leon. Verder vraagt ze aan [medeverdachte 1] wanneer haar moeder het geld krijgt omdat de spullen langer blijven. Samen met haar moeder [medeverdachte 11] legt ze gevulde tassen klaar zodat die weggebracht kunnen worden. Ze stuurt [medeverdachte 1] foto’s van zichzelf en van [medeverdachte 11] .
In de periode van 2 juli tot 16 juli 2020 heeft [medeverdachte 11] de telefoon van [medeverdachte 10] tot haar beschikking en stuurt ze [medeverdachte 1] onder andere dat ze € 6.000,-- van hem krijgt om de woning nog drie maanden te kunnen gebruiken. [30]
Daarnaast is er ook een groepsgesprek via SkyECC tussen [medeverdachte 1] , [medeverdachte 10] en [medeverdachte 7] , waarin ze bespreken hoeveel er van de blokken met de stempels Nike, Omar 11, Omar ster, Dakar, P7, Leon, Lambo, Corona en Pecho zijn en krijgen [medeverdachte 10] en [medeverdachte 7] van [medeverdachte 1] door welke bestellingen ze moeten klaarleggen. [31]
Op 20 februari 2020 wordt door [medeverdachte 2] een groepsgesprek via SkyECC gestart, waaraan hijzelf, [medeverdachte 7] , [medeverdachte 9] , [medeverdachte 12] en een onbekend gebleven SkyECC-gebruiker deelnemen. In dit gesprek draagt [medeverdachte 2] de andere deelnemers op om bestellingen weg te brengen naar bepaalde adressen, zoals het op 11 juni 2020 brengen van 100 Omars naar de [adres 5] . [medeverdachte 2] zegt dat ze dit beter kunnen brengen met de auto met daarin de verborgen ruimte. [32]
Ook in een ander SkyECC-gesprek waaraan [medeverdachte 2] , [medeverdachte 12] en [medeverdachte 7] deelnemen wordt gesproken over bestellingen van blokken met bepaalde stempels. [medeverdachte 7] heeft de beschikking over meerdere blokken met de stempels B12, Tesla, Lucky en Corona. Hij moet een en ander bij [medeverdachte 12] afleveren en het geld tellen dat hij heeft ontvangen. [medeverdachte 12] zegt dat hij een telmachine heeft en die zal brengen. [33]
In een groepsgesprek waaraan [medeverdachte 2] , [medeverdachte 9] en twee onbekend gebleven gebruikers deelnamen werd gecommuniceerd over leveringen van 300 blokken met de stempels Zwarte band, Nike, Omar, Leeuw, B12, Rey, Tesla, Kroon zwart, T26 en Corona en 300 blokken met de stempel Tesla. [34]
In een SkyECC-gesprek tussen [medeverdachte 2] en [medeverdachte 1] wordt gesproken over lijsten van klanten met namen en de lijst van [medeverdachte 1] , waarop staat hoeveel blokken met de stempel B12 zijn verkocht en voor hoeveel. Op die lijst staat ook wat [medeverdachte 1] moet ontvangen of geven aan [medeverdachte 6] , [medeverdachte 2] , [medeverdachte 10] en [medeverdachte 11] . [35]
In een EncroChat-gesprek tussen [medeverdachte 3] en [alias 6], stuurt [medeverdachte 3] op 24 april 2020 dat er zondag een boot van Chiquita binnenkomt met spullen. Op 27 april 2020 stuurt [medeverdachte 3] een gesprek door aan [alias 6], waarin hij aan een onbekend gebleven persoon vraagt of ze de mensen van de loods al hadden gesproken over de pallets die nu aankomen.
In een gesprek met [alias 6] en [alias 7] probeert [medeverdachte 3] op 27 april 2020 scanlijsten met baknummers te regelen via een vrouw die er stage loopt (de rechtbank begrijpt: bij [bedrijf] ). Op 29 april 2020 om 14:10 uur stuurt [medeverdachte 3] dat hij denkt dat de spullen zijn gepakt, dat hij om 08:00 uur bericht heeft gekregen dat ze zijn gevonden en dat het is ontdekt door het personeel. Verder stuurt [medeverdachte 3] dat ze duidelijk waren te zien, in alle kleuren van de regenboog. Om 20:29 uur stuurt [alias 6] het artikel “Douane onderschept 4500 kilo cocaïne in Vlissingse haven” door. [medeverdachte 3] bevestigt dat het 4500 was en dat het om zes pallets ging. [36]
In een EncroChat-gesprek tussen [medeverdachte 1] en een onbekend gebleven persoon met de nickname ‘[alias 8]’ vraagt [medeverdachte 1] op 25 april 2020 of deze ‘[alias 8]’ iemand kent met een loods waar ze wat spullen kunnen stallen. Het moet een veilige plek in Zeeland zijn en is ergens in de week erop nodig voor zes pallets. De loods zal ongeveer vier weken nodig zijn en er moet één Hollandse man blijven en één Hollandse man komt alleen op en af. Hij is bereid daar € 30.000,-- voor te betalen.
Op 27 april 2020 stuurt een onbekend gebleven persoon met de nickname ‘[alias 9]’ aan [medeverdachte 1] dat de loods is leeggehaald en klaar voor gebruik. Op de vraag wanneer de bak komt stuurt [medeverdachte 1] dat het deze week zal zijn.
Op 29 april 2020 omstreeks 18:55 uur stuurt [medeverdachte 1] een foto van het artikel “Douane onderschept 4.500 kilo cocaïne in Vlissingse haven” aan een onbekend gebleven persoon met de nickname ‘[alias 10]’ en zegt daarbij dat die 4500 ook van hun was. [37]
4.3.4
Beoordeling van de rechtbank
De rechtbank is, op basis van de onder de paragrafen 4.3.2 en 4.3.3 genoemde bewijsmiddelen, van oordeel dat wettig en overtuigend is bewezen dat verdachte de ten laste gelegde feiten heeft begaan. De rechtbank overweegt daartoe het volgende.
4.3.4.1 Invoer van cocaïne
29 april 2020
Vast staat dat op 29 april 2020 4.541,40 kilogram (netto) cocaïne is onderschept in de haven van Vlissingen, bij het bedrijf [bedrijf] . Deze cocaïne lag op pallets die kwamen van een schip dat afkomstig was uit Costa Rica en is op deze manier binnen het grondgebied van Nederland gebracht.
23 april 2020
Daarnaast stelt de rechtbank op basis van de bewijsmiddelen vast dat ook op 23 april 2020 sprake is geweest van het vanuit Costa Rica invoeren van cocaïne in Nederland.
Daarvoor is allereerst van belang dat op 23 april 2020 zes pallets met bananen, afkomstig van een schip dat voer uit de haven van Moin in Costa Rica, werden vermist bij [bedrijf] , terwijl op 29 april 2020 bij [bedrijf] cocaïne werd aangetroffen in bananendozen op zes pallets, afkomstig van een schip van dezelfde locatie. De barcodes van de vermiste pallets komen overeen met de barcodes die door de verdachten in de EncroChat- en SkyECC-berichten werden gedeeld. Hoewel deze cocaïne niet fysiek is aangetroffen, waardoor er ook niet kon worden getest, is de rechtbank van oordeel dat bewezen is dat de vermiste pallets cocaïne hebben bevat. Dit volgt uit de berichten die omstreeks 23 april 2020 door de verdachten werden gestuurd waarin werd gesproken over zes pallets met 4.553 blokken cocaïne, die zij van het terrein van [bedrijf] in Vlissingen hebben gehaald. Bovendien komen de stempels van de onderschepte cocaïne op 29 april overeen met de stempels die op de foto’s en lijstjes in de EncroChat- en SkyECC-berichten werden gedeeld door de verdachten.
4.3.4.2 Betrokkenheid verdachte bij de invoer, verkoop, afleveren, verstrekken en vervoer
29 april 2020
De rechtbank is van oordeel dat verdachte betrokken is geweest bij het op 29 april 2020 in Nederland invoeren van 4.541,40 kilogram cocaïne. De rechtbank stelt daarbij vast dat verdachte één van de vijf verdachten is die een hoofdrol hebben gespeeld bij deze invoer. Dit blijkt onder meer uit de berichten in het groepsgesprek waaraan verdachte, [medeverdachte 3] , [medeverdachte 6] , [medeverdachte 2] en [medeverdachte 1] deelnamen. In dit groepsgesprek worden er tijdens de invoer op 23 april 2020 al berichten gestuurd over de volgende lading die eraan komt. Zo wordt door [medeverdachte 3] verwezen naar “de volgende bak” en zegt daarbij dat het jammer is dat Dubai niet gelijk twaalf pallets heeft gezet. Hierop stuurt verdachte dat ze “narcotraficantes” zijn en: “Nu volgende week nog man dat is gewoon kers op die oh zo lekkere taart”. Er wordt vervolgens door [medeverdachte 2] gestuurd dat die de 26e aankomt en [medeverdachte 3] stuurt dat dit deel 1 was en dat ze nu verder gaan met deel 2.
Hierop stuurt verdachte: “Narcos seizoen 2”.
Op 29 april 2020 wordt naar aanleiding van berichtgeving over de drugsvangst in media in het groepsgesprek gezegd dat alle sporen moeten worden gewist, dat ze hun mond moeten houden in verband met tippers en dat ze geschiedenis hebben geschreven in Zeeland. Verdachte stond in direct contact met Dubai. Uit de berichten maakt de rechtbank op dat Dubai ervoor zorgde dat de pallets met cocaïne op het schip werden gezet. Nadat de lading was gepakt stuurde verdachte aan de groep dat Dubai zeer relaxed is en dat hij blij is dat niemand is gepakt.
De rechtbank is van oordeel dat uit deze berichten volgt dat verdachte samen met [medeverdachte 1] , [medeverdachte 6] , [medeverdachte 2] en [medeverdachte 3] de invoer van 4.541,40 kilogram (netto) in Nederland op 29 april 2020 hebben georganiseerd.
Conclusie
De rechtbank is van oordeel dat wettig en overtuigend is bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan de onder 1 ten laste gelegde invoer van cocaïne. Nu de lading cocaïne al in de haven van Vlissingen is onderschept en verdachte daarover dus geen feitelijke beschikking heeft gehad, kan geen sprake zijn van het opzettelijk bereiden, bewerken, verwerken, verkopen, afleveren, verstrekken en/of vervoeren hebben van die cocaïne. De rechtbank spreekt verdachte van dat deel van de tenlastelegging dan ook vrij.
23 april 2020
Wat betreft het onder 2 ten laste gelegde overweegt de rechtbank als volgt.
De rechtbank is van oordeel dat uit de hiervoor opgenomen bewijsmiddelen, in het bijzonder uit de berichten van EncroChat en SkyECC, een zeer helder beeld is ontstaan van de rol van iedere verdachte bij de invoer van de cocaïne.
Op basis van de bewijsmiddelen stelt de rechtbank vast dat verdachte, samen met [medeverdachte 3] , [medeverdachte 2] , [medeverdachte 1] en [medeverdachte 6] , behoort tot de hoofdrolspelers die de invoer van deze cocaïne mogelijk hebben gemaakt. Naast dat uit het dossier is gebleken dat zij er allemaal 1,7 miljoen aan zouden over houden, waren zij hoofdverantwoordelijk en een cruciale spil in de organisatie van de invoer en verkoop van de cocaïne. De rechtbank stelt, kort gezegd, de volgende rolverdeling vast.
[medeverdachte 3] was verantwoordelijk voor het eerste deel van de organisatie rondom de invoer van de cocaïne. Hij stond in direct contact met de binnenploeg bij [bedrijf] en stuurde die aan. Hij werd ervan op de hoogte gehouden dat de pallets van de boot af waren, dat ze in een loods werden geplaatst en dat ze werden gestript. Vervolgens werd hij ervan op de hoogte gesteld dat het transport het terrein op reed en de cocaïne van de binnenploeg overnam.
[medeverdachte 6] was verantwoordelijk voor het transport en nam het van [medeverdachte 3] over zodra de cocaïne in handen was van het transport. Hij stuurde het transport aan in een apart groepsgesprek. Het transport bracht de pallets met cocaïne naar een loods die door [medeverdachte 5] was geregeld. In deze loods werden mensen door [medeverdachte 6] aangestuurd om de cocaïne te tellen, sorteren en over te plaatsen in bigshoppers.
Vanaf deze loods werd de cocaïne in de bigshoppers in bussen geplaatst en onder verantwoordelijkheid van [medeverdachte 2] gebracht naar de [adres 4]. [medeverdachte 2] en [medeverdachte 1] hebben deze locatie geregeld om de cocaïne te bewaren, zodat van daaruit de cocaïne kon worden weggebracht naar de kopers. Op deze locatie werd het stokje overgenomen door [medeverdachte 1] . Hij zorgde ervoor dat de cocaïne werd opgeborgen in de woning en stuurde [medeverdachte 9] , [medeverdachte 7] en [medeverdachte 10] herhaaldelijk aan om de cocaïne te tellen en sorteren. [medeverdachte 2] en [medeverdachte 1] waren betrokken bij en verantwoordelijk voor deze organisatie.
[medeverdachte 9] kreeg de opdracht om dag en nacht in de woning te verblijven en die te bewaken. [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] werden op de hoogte gehouden van de situatie in en rondom de woning. Zodra er een verdachte situatie was, kreeg [medeverdachte 9] instructies van [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] .
[medeverdachte 2] gaf in de weken erop bestellingen door aan [medeverdachte 9] die hij moest klaarleggen en die [medeverdachte 7] vervolgens naar de koper moest brengen. [medeverdachte 10] hielp bij het gereedmaken van deze bestellingen. [medeverdachte 1] was hier ook bij betrokken en onderhield contact met de mensen in de woning.
Verdachte en [medeverdachte 2] stonden in contact met “dubai”, die ondanks de inbeslagname van de cocaïne relaxed was, zolang er niemand gepakt was.
[medeverdachte 2] en [medeverdachte 1] houden nauwkeurig op lijsten bij hoeveel van welke stempels er zijn verkocht en wat er nog over is. [medeverdachte 1] is ook actief betrokken bij de verkoop van de blokken cocaïne.
De rechtbank stelt op basis van de bewijsmiddelen vast dat verdachte, naast de invoer van de cocaïne, ook betrokken is geweest bij de invoer van de cocaïne en het vervoeren, afleveren verkopen van die cocaïne. Dit volgt uit de berichten die verdachte stuurt in het groepsgesprek over de kosten van de binnenploeg en het transport, die worden afgetrokken van het deel dat iedereen krijgt. De betrokkenheid van verdachte bij de verkoop volgt uit het bericht dat verdachte stuurt, waarin de prijs per blok wordt bepaald. Uiteindelijk zou verdachte er, na alle inkomsten en uitgaven, 1,7 miljoen aan over houden.
Tezamen en in vereniging
De verdediging heeft aangevoerd dat de rol van verdachte, het enkel deelnemen aan het groepsgesprek, onvoldoende is om te kunnen spreken van medeplegen.
Uit de hiervoor besproken rolverdeling volgt echter juist dat de verdachten in een zeer goed georganiseerd verband samenwerkten. De rollen die zij hadden bij de operatie sloten naadloos op elkaar aan en ieder van hen vervulde een cruciale rol in het geheel. Als een van hen zou wegvallen, zou dat gevolgen hebben voor het slagen van de operatie. Dat de rol van verdachte zich meer achter de schermen afspeelde, doet daaraan niet af. Immers was verdachte, samen met [medeverdachte 2] , de schakel met dubai die ervoor zorgde dat de cocaïne vanuit Costa Rica naar Nederland werd verscheept. De rechtbank is daarom van oordeel dat sprake was van een voldoende nauwe en bewuste samenwerking. De rechtbank verwerpt het verweer.
Conclusie
De rechtbank is van oordeel dat wettig en overtuigend is bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan de onder 2 onder A en B ten laste gelegde feiten.
4.4
De bewezenverklaring
De rechtbank acht op grond van de onder de paragrafen 4.3.2 en 4.3.3 opgenomen bewijsmiddelen waarin zijn vervat de redengevende feiten en omstandigheden waarop de bewezenverklaring steunt wettig en overtuigend bewezen dat verdachte de ten laste gelegde feiten heeft begaan, met dien verstande dat:
1.
hij in de periode van 1 maart 2020 tot en met 29 april 2020, in Nederland, tezamen en in vereniging met anderen, opzettelijk binnen het grondgebied van Nederland heeft gebracht (als bedoeld in artikel 1 lid 4 van de Opiumwet), ongeveer 4.541,40 kilogram (netto) cocaïne, zijnde cocaïne, een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I;
2.
hij in de periode van 1 maart 2020 tot en met 1 augustus 2020, in Nederland, tezamen en in vereniging met anderen, opzettelijk binnen het grondgebied van Nederland heeft gebracht (als bedoeld in artikel 1 lid 4 van de Opiumwet), en opzettelijk heeft verkocht en/of afgeleverd en/of vervoerd, ongeveer 4.500 kilogram cocaïne, zijnde cocaïne, een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I.
De rechtbank acht niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd, zodat zij hem daarvan zal vrijspreken.
Indien in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze verbeterd in de bewezenverklaring. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.

5.De strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Het bewezen verklaarde is strafbaar gesteld in de artikelen 2 en 10 van de Opiumwet juncto artikel 47 van het Wetboek van Strafrecht (Sr). Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten. Het bewezen verklaarde levert op:
feit 1
het misdrijf:
medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 2 onder A van de Opiumwet gegeven verbod;
feit 2
het misdrijf:
medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 2 onder A van de Opiumwet gegeven verbod;
en
medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 2 onder B van de Opiumwet gegeven verbod.

6.De strafbaarheid van verdachte

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. De rechtbank oordeelt daarom dat verdachte strafbaar is voor de bewezen verklaarde feiten.

7.De op te leggen straf of maatregel

7.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd verdachte te veroordelen tot een gevangenisstraf voor de duur van veertien jaren.
7.2
Het standpunt van de verdediging
In het geval de rechtbank komt tot een bewezenverklaring heeft de raadsman verzocht bij het bepalen van de straf rekening te houden met de kleine rol van verdachte bij de feiten, met straffen die andere rechters aan verdachten met een soortgelijke rol bij soortgelijke feiten hebben opgelegd, met de overschrijding van de redelijke termijn en om verdachte te beschouwen als een first offender, nu hij niet eerder onherroepelijk is veroordeeld voor het overtreden van de Opiumwet.
7.3
De gronden voor een straf of maatregel
Bij de strafoplegging houdt de rechtbank rekening met de aard en de ernst van de gepleegde feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en de persoon van verdachte, zoals die uit het dossier en tijdens de behandeling ter terechtzitting naar voren zijn gekomen. De rechtbank acht daarbij in het bijzonder het volgende van belang.
7.3.1
De aard en ernst van de feiten
Verdachte heeft zich, samen met anderen, schuldig gemaakt aan het in Nederland invoeren van ongeveer 9.000 kilo cocaïne en het verkopen, afleveren en vervoeren van ongeveer 4.500 kilo cocaïne. Verdachte had hierin een essentiële rol, zoals hiervoor onder 4.3.5.2 reeds is beschreven.
Cocaïne is een stof die schadelijk is voor de gezondheid en is sterk verslavend. Daarnaast ontstaat door de handel in harddrugs schade en overlast voor de samenleving. Het is immers een feit van algemene bekendheid dat verslaafden aan harddrugs, om in hun dagelijkse behoefte te voorzien, vaak vermogensdelicten te plegen.
De invoer van cocaïne en de georganiseerde en grootschalige handel daarin hebben een bijzonder ontwrichtende invloed op de samenleving. Er gaat heel veel (zwart-)geld om in de handel in cocaïne, waardoor de financiële belangen groot zijn. Deze handel gaat om die reden vaak gepaard met ernstige vormen van geweld en wapengebruik. De rechtbank heeft daar ook in dit dossier signalen van gezien. Veel liquidaties die in het criminele circuit worden gepleegd, zijn direct of indirect het gevolg van conflicten in de onderwereld met betrekking tot de handel in verdovende middelen. Daarnaast gaat er van de georganiseerde drugshandel in toenemende mate een ondermijnend en corrumperend effect uit. Boven- en onderwereld raken steeds meer met elkaar vermengd. Dit is terug te zien bij de onderhavige transporten waarbij een beeld naar voren komt dat medewerkers/stagiaires van [bedrijf] worden benaderd om ervoor te zorgen dat de cocaïne in handen van verdachte en zijn medeverdachten komt. Hiermee wordt het onderlinge vertrouwen in de samenleving in hoge mate aangetast en wordt de democratische rechtstaat ondermijnd. Door het invoeren van een zeer grote hoeveelheid cocaïne, heeft verdachte aan dit alles een bijdrage geleverd. De rechtbank rekent dit verdachte zeer aan.
Ook rekent de rechtbank het verdachte aan dat hij, door vlak voor zijn aanhouding te vluchten naar het buitenland, geen enkele verantwoordelijkheid heeft genomen voor zijn handelen. De rechtbank kan dan ook niet anders dan concluderen dat verdachte zich om al de hierboven genoemde gevolgen niet heeft bekommerd en slechts heeft gehandeld uit winstbejag.
7.3.2
De persoon van de verdachte
Uit het strafblad van verdachte van 2 mei 2023 blijkt dat verdachte op 28 december 2018 (nog niet onherroepelijk) is veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 50 maanden, voor het medeplegen van overtreding van artikel 2 onder B juncto 10 van de Opiumwet.
7.3.3
Strafoplegging
Gezien de aard, omvang en ernst van de gepleegde feiten kan niet anders worden gereageerd dan met het opleggen van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van aanzienlijke duur. De rechtbank heeft bij het bepalen van de hoogte van de straf gekeken naar straffen die in soortgelijke gevallen zijn opgelegd en naar de oriëntatiepunten voor straftoemeting van het Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht. Hierin wordt bij de invoer van een hoeveelheid van meer dan 20 kilo harddrugs uitgegaan van een minimale gevangenisstraf van 60 maanden en van 72 maanden als sprake is van een organisatie.
Verdachte heeft zich samen met anderen in georganiseerd verband schuldig gemaakt aan de invoer van ongeveer 9.000 kilo cocaïne en de handel in ongeveer 4.500 kilo cocaïne. Deze hoeveelheden gaan de oriëntatiepunten ver te boven. Het is naar het oordeel van de rechtbank niet meer dan terecht dat er voor de invoer van en handel in zulke grote hoeveelheden cocaïne zeer lange onvoorwaardelijke gevangenisstraffen worden opgelegd, die in de buurt komen van het strafmaximum voor deze feiten. De rechtbank is dan ook van oordeel dat ook in de zaak van verdachte, mede gelet op zijn rol in de organisatie, oplegging van een lange onvoorwaardelijke gevangenisstraf op zijn plaats is. De door de officier van justitie gevorderde straf doet recht aan de ernst van de gepleegde feiten.
Alles overwegend acht de rechtbank oplegging van een gevangenisstraf voor de duur van veertien jaren passend en geboden.
De tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf zal volledig plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat de verdachte in aanmerking komt voor deelname aan een penitentiair programma, als bedoeld in artikel 4 van de Penitentiaire beginselenwet, dan wel de regeling van voorwaardelijke invrijheidsstelling, als bedoeld in artikel 6:2:10 Wetboek van Strafvordering, aan de orde is.
Redelijke termijn
De rechtbank stelt voorop dat in artikel 6, eerste lid, van het Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden (EVRM) het recht van iedere verdachte is gewaarborgd om binnen een redelijke termijn te worden berecht. Die termijn vangt aan op het moment dat vanwege de Nederlandse Staat jegens de betrokkene een handeling is verricht waaraan deze in redelijkheid de verwachting kan ontlenen dat tegen hem ter zake van een bepaald strafbaar feit door het openbaar ministerie een strafvervolging zal worden ingesteld. Het eerste verhoor van de verdachte door de politie heeft niet steeds als zodanige handeling te gelden. Wel dienen de inverzekeringstelling van de verdachte en de betekening van de dagvaarding als een zodanige handeling te worden aangemerkt. Als uitgangspunt heeft in deze zaak te gelden dat de behandeling ter terechtzitting dient te zijn afgerond met een eindvonnis binnen twee jaar nadat de redelijke termijn is aangevangen, tenzij sprake is van bijzondere omstandigheden, zoals de ingewikkeldheid van een zaak, de invloed van de verdachte en/of zijn raadsman op het procesverloop en de wijze waarop de zaak door de bevoegde autoriteiten is behandeld.
De rechtbank overweegt met betrekking tot de aanvang van de redelijke termijn en het procesverloop in deze zaak het volgende.
De raadsman heeft gesteld dat met de doorzoeking op 12 maart 2021 de redelijke termijn is aangevangen. De rechtbank ziet zich voor de vraag gesteld of de doorzoeking in de woning van verdachte een handeling was waaraan verdachte in redelijkheid de verwachting kon ontlenen dat tegen hem ter zake van een bepaald strafbaar feit door het openbaar ministerie strafvervolging zou worden ingesteld. Naar het oordeel van de rechtbank hangt dit af van de omstandigheden waaronder die doorzoeking heeft plaatsgevonden. De woning van verdachte werd niet alleen binnengetreden ter inbeslagneming maar ook ter aanhouding van verdachte. Verdachte kon echter niet worden aangehouden omdat hij ten tijde van de doorzoeking niet in de woning was. De rechtbank kan op basis van het dossier en het onderzoek ter terechtzitting niet vaststellen of verdachte op de hoogte is gebracht van de doorzoeking in zijn woning en als hij al op de hoogte is gesteld van de doorzoeking, of hem feiten en omstandigheden zijn meegedeeld op basis waarvan hij in redelijkheid de verwachting kon ontlenen dat er strafvervolging zou plaatsvinden. Dit zou bijvoorbeeld anders zijn wanneer zou zijn gebleken dat verdachte kort na de doorzoeking contact had opgenomen met een advocaat. Daarvan is in het onderhavige geval niet gebleken.
De rechtbank is van oordeel dat in dit geval de redelijke termijn is aangevangen op het moment van de betekening van de dagvaarding (aan de griffie) op 6 januari 2022. De termijn tussen 6 januari 2022 en de datum waarop dit vonnis wordt gewezen bedraagt minder dan twee jaren, hetgeen leidt tot de conclusie dat de redelijke termijn niet is overschreden.

8.De toegepaste wettelijke voorschriften

De hierna te nemen beslissing berust op de hiervoor genoemde wetsartikelen en artikel 57 Sr.

9.De beslissing

De rechtbank:
bewezenverklaring
- verklaart bewezen dat verdachte het onder 1 en 2 ten laste gelegde heeft begaan, zoals hierboven omschreven;
- verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd en spreekt hem daarvan vrij;
strafbaarheid feiten
- verklaart het bewezen verklaarde strafbaar;
- verklaart dat het bewezen verklaarde de volgende strafbare feiten oplevert:
feit 1
het misdrijf:
medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 2 onder A van de Opiumwet gegeven verbod;
feit 2
het misdrijf:
medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 2 onder A van de Opiumwet gegeven verbod;
en
medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 2 onder B van de Opiumwet gegeven verbod.
strafbaarheid verdachte
- verklaart verdachte strafbaar voor het onder 1 en 2 bewezen verklaarde;
straf
- veroordeelt verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
14 (veertien) jaren.
Dit vonnis is gewezen door mr. S.K. Huisman, voorzitter, mr. S.H. Peper en
mr. M.W. Eshuis, rechters, in tegenwoordigheid van mr. L.C. Folkerts, griffier, en is in het openbaar uitgesproken op 18 juli 2023.

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar dossierpagina’s, zijn dit pagina’s uit het dossier van de politie eenheid Landelijke Eenheid, Dienst Infrastructuur, met de aanduiding 26Chatham / LEFC820005, met alle bijbehorende zaaksdossiers.
2.Persoonsdossier verdachte [medeverdachte 2] , proces-verbaal observeren met bijlage van 26 juni 2020, pagina’s 29 tot en met 33, en
3.Persoonsdossier verdachte [verdachte], proces-verbaal van bevindingen met bijlagen van 27 mei 2020, pagina 10.
4.Persoonsdossier verdachte [verdachte], proces-verbaal identiteit [accountnaam 1] – [verdachte] met bijlage van 29 april 2021, pagina’s 17 en 18.
5.Zaaksdossier 29 april, proces-verbaal van bevindingen met bijlagen van 8 mei 2020, pagina 128.
6.Zaaksdossier 29 april, proces-verbaal van bevindingen met bijlagen van 15 mei 2020, pagina’s 108 en 109.
7.Zaaksdossier 29 april, proces-verbaal van bevindingen met bijlagen van 8 mei 2020, pagina 128.
8.Zaaksdossier 29 april, proces-verbaal van verhoor getuige [getuige 1] van 14 mei 2020, pagina’s 2 en 3.
9.Zaaksdossier 29 april, proces-verbaal van telling met bijlagen van 30 april 2020, pagina’s 34 en 35.
10.Zaaksdossier 29 april, proces-verbaal van bevinding + inbeslagname van 30 april 2020, pagina 14.
11.Zaaksdossier 29 april, proces-verbaal van overname, onderzoek, monstername, herrekening en vernietigen met bijlagen van 18 mei 2020, pagina’s 81 t/m 84, 87 t/m 89, en
12.Zaaksdossier 23 april, proces-verbaal van verhoor getuige [getuige 3] met bijlagen, pagina 3.
13.Zaaksdossier 23 april, proces-verbaal van bevindingen met bijlagen van 17 december 2020, pagina’s 26 en 67.
14.Zaaksdossier 23 april, proces-verbaal van bevindingen met bijlage van 15 november 2021, pagina 212.
15.De rechtbank begrijpt: een bus met een verborgen ruimte
16.Aanvulling zaaksdossier 23 april, proces-verbaal gesprek [accountnaam 3] – [accountnaam 2] van , pagina’s 2, 4 t/m 7 en 10.
17.De rechtbank begrijpt: een container
18.Zaak 23 april aanvulling [code 12] en [code 13], proces-verbaal van bevindingen van 4 februari 2021, pagina’s 1 t/m 5, 7, 8, 10 t/m 20, en
19.De rechtbank begrijp: transport
20.Zaaksdossier 23 april, proces-verbaal volledige groepsgesprek met betrekking tot 23 april 2020 en 29 april 2020 van 31 maart 2021, pagina’s 230 t/m 234, 236, 237, 239, 240 en 243 t/m 248.
21.Zaaksdossier 23 april, proces-verbaal van bevindingen van 17 december 2020, pagina 23.
22.Zaaksdossier 23 april, proces-verbaal van bevindingen met bijlagen van 20 mei 2021, pagina’s 69 t/m 77.
23.Persoonsdossier verdachte [medeverdachte 10] , proces-verbaal van bevindingen van 11 mei 2021, pagina’s 80 en 81.
24.Zaaksdossier 23 april, proces-verbaal volledige groepsgesprek met betrekking tot 23 april 2020 en 29 april 2020 van 31 maart 2021, pagina’s 248, 250, 252, 253, 257 t/m 260, 263, 273, 274 en 279 t/m 282.
25.Zaakdossier 23 april, proces-verbaal groepsgesprek transporteurs van 23 april 2020, pagina’s 284 t/m 290.
26.Aanvulling zaaksdossier 23 april, proces-verbaal gesprek [accountnaam 3] – [accountnaam 2] van 6 december 2021, pagina’s 11, 12, 14, 15, 17 t/m 20, 31, 42, 45 t/m 54, 58 en 59.
27.Zaaksdossier 23 april, proces-verbaal locatie Villa van 8 april 2021, pagina’s 449 t/m 453, en
28.Zaaksdossier 23 april, proces-verbaal groepsgesprek [accountnaam 6] -4 van 8 april 2020, pagina’s 292, 294 t/m 308, 310, 311, 313, 330 , 336, 337 en 339.
29.Zaaksdossier 23 april, proces-verbaal van bevindingen van 2 juli 2021, pagina’s 460 en 461.
30.Zaaksdossier 23 april, proces-verbaal van bevindingen van 2 juli 2021, pagina’s 350, 351, 354, 357, 358, 366, 367, 370, 371, 373 en 374.
31.Zaaksdossier 23 april, proces-verbaal groepsgesprek [accountnaam 2] -136 van 11 mei 2021, pagina’s 385 t/m 395.
32.Zaaksdossier 23 april, proces-verbaal van bevindingen van 18 oktober 2021, pagina’s 415 t/m 419
33.Zaaksdossier 23 april, proces-verbaal van bevindingen van 19 oktober 2021, pagina’s 430 t/m 433.
34.Zaaksdossier 23 april, proces-verbaal van bevindingen van 18 oktober 2021, pagina’s 435 t/m 440.
35.Zaaksdossier 23 april, proces-verbaal berekeningen [accountnaam 3] met bijlagen van 28 juni 2021, pagina’s 470 t/m 475.
36.Zaaksdossier 29 april, proces-verbaal van bevindingen van 19 oktober 2020, pagina’s 146 t/m 151 en 157 t/m 160.
37.Persoonsdossier verdachte I. [medeverdachte 1] , proces-verbaal van verdenking van 12 januari 2021, pagina’s 14, 15 en 18.