Uitspraak
RECHTBANK OVERIJSSEL
1.Procedure
2. De standpunten van de officier van justitie en de verdediging
- artikel 3.6 i.v.m. artikelen 3.7, 3.8, 3.10 en 3.14, lid 1, van het Besluit houders van dieren jo. artikel 2.7 van de Wet dieren jo. artikelen 1 onder 2, 2 en 6 lid 1 onder 2° en/of 3° van de WED en
- artikel 2.2, lid 8, jo. artikel 8.11, lid 1, jo. artikel 8.12, lid 1, van de Wet dieren jo. artikelen 91 en 43a van het Wetboek van strafrecht.
- de vele controles van de politie en/of LID in de periode van 2020 tot en met heden (en ook daarvoor in eerdere strafzaken), waaronder onder meer op 20 februari 2020, 2 april 2020, 23 februari 2021, 11 februari 2022, 13 september 2022, 12 februari 2023, 24 februari 2023 en 15 mei 2023. Op genoemde controles is vastgesteld dat bij verdachte stelselmatig sprake is van misstanden omtrent dierenwelzijn en schending van de wettelijke verplichtingen inzake, kort gezegd, het bedrijfsmatig verkopen van en fokken met gezelschapsdieren (voornamelijk honden). Hieruit blijkt dat verdachte al sinds lange tijd overtredingen begaat;
- dat verdachte in de afgelopen 5 jaar meermaals (onherroepelijk) is veroordeeld voor het
- de inhoud van voornoemde processen-verbaal;
- dat er reeds verschillende lasten onder dwangsom zijn opgelegd, die niet geresulteerd hebben in verbetering van de verzorging, maar (uiteindelijk) tot effect hebben gehad dat
- het verslag van de dierenarts, waarin deze opmerkt dat verdachte gelet op de geconstateerde gebreken niet in staat is (gezondheids)problemen bij zijn honden te herkennen en deze op de juiste manier te (laten) behandelen (pagina 155 van dossier PL2100-2023073178);
- de meest recente controle op 15 mei jl., waarbij ongeveer 120 honden bestuursrechtelijk in bewaring zijn genomen (spoedbestuursdwang);
- de strafzaken met parketnummers 01/052727-17 en 01/203381-18, waarin is gebleken dat verdachte evenmin in staat is om voor een beperkt, althans kleiner, aantal dieren te zorgen;
- de ontkennende verklaringen van verdachte in dossier PL2100-2023073178;
- de omstandigheid dat er ernstig rekening mee gehouden moet worden dat verdachte niet zal stoppen met het fokken met en/of (bedrijfsmatig) houden van honden, gelet op:
- het feit dat verdachte sinds 8 september 2017 regelmatig met politie en justitie in aanraking is gekomen in verband met het verwaarlozen van zijn dieren;
- dat aan de onderhavige feiten slechts (gedeeltelijk) een einde is gekomen door ingrijpen van politie, LID en justitie;
- het verhoor van verdachte op 5 april 2023, waarin hij meermaals heeft verklaard niet te willen stoppen met het fokken van honden, omdat dat zijn grootste passie is en hij zijn (grote) schulden alleen kan aflossen door met veel honden door te kunnen gaan;
- recente informatie dat verdachte een aantal van zijn honden die bestuursrechtelijk in bewaring zijn genomen op 15 mei 2023 terug probeert te krijgen via de Rijksdienst voor Ondernemend Nederland.
3.Ontvankelijkheid officier van justitie
4.De beoordeling
5.Beslissing
- wijst toede vordering voorlopige maatregel ex artikel 29 WED;
- beveeltdat de verdachte zich voor de duur van zes maanden zal
onthouden van het (opnieuw) aanvoeren van honden en/of puppy'sop het adres [adres 1] dan wel op een ander (woon- en/of verblijfs)adres; - beveeltdat de verdachte zich voor de duur van zes maanden zal
onthouden van het houden van dieren, zowel bedrijfsmatig als particulier, voor zichzelf dan wel voor een ander; - ontzegtde verdachte voor de duur van zes maanden
het recht om gebruik te maken van zijn UBN-nummers; - gelast dat deze voorlopige maatregel
dadelijk uitvoerbaar.