In deze zaak vorderde Arrow Global Investments Holdings Benelux B.V. (hierna: Arrow) betaling van een schuld van een werkneemster, die voortvloeide uit een verstekvonnis van 8 juni 2010. Arrow had derdenbeslag gelegd onder de werkgever van de werkneemster, maar de werkgever weigerde een derdenverklaring af te leggen. De werkgever stelde dat het afleggen van een derdenverklaring in strijd was met haar verplichtingen als goed werkgever en dat er sprake was van misbruik van recht. De kantonrechter oordeelde dat de werkgever, ondanks haar argumenten, verplicht was om de derdenverklaring af te leggen. De kantonrechter wees de vorderingen van Arrow toe en veroordeelde de werkgever tot betaling van de schuld van de werkneemster aan Arrow, vermeerderd met wettelijke rente en buitengerechtelijke incassokosten. De werkgever werd ook veroordeeld in de proceskosten. In reconventie vorderde de werkgever opheffing van het beslag, maar deze vordering werd afgewezen. De kantonrechter benadrukte dat de wettelijke verplichting tot het afleggen van een derdenverklaring niet kon worden ontlopen door een beroep op goed werkgeverschap.