7.3De gronden voor een straf of maatregel
De aard en de ernst van de feiten
Verdachte wilde op 27 december 2022 in haar woning aan de [woonplaats] een einde aan haar leven maken. Eerst heeft zij haar hond gestoken en zij is hem blijven steken om hem uit zijn lijden te verlossen. Daarna heeft zij een aantal spullen, waaronder boeken en een ringband, op tafel gelegd en deze in brand gestoken met het doel om te stikken in de rook. De buren werden echter door het brandalarm gealarmeerd en een voorbijganger heeft daarop de deur van haar woning geprobeerd in te trappen. Verdachte deed uiteindelijk de deur open en heeft haar woning verlaten. Toen de brandweer de woning betrad, was de brand al uit, maar het had veel erger kunnen aflopen. De hond van verdachte is uiteindelijk aan zijn verwondingen overleden.
Het hoeft geen betoog dat een dergelijke afschuwelijke gebeurtenis een enorme impact heeft gehad op verdachte en iedereen die hierbij betrokken is geweest.
Zoals de rechtbank hiervoor heeft overwogen, kunnen deze feiten niet aan verdachte worden toegerekend, omdat zij bij het plegen daarvan verkeerde onder invloed van een ernstige psychische stoornis. Zij zat in een psychose. Gelet op hetgeen hiervoor is overwogen over de strafbaarheid van verdachte, is voor het opleggen van straf geen plaats.
Wel kan de rechtbank een maatregel opleggen, om te voorkomen dat verdachte in de toekomst opnieuw strafbare feiten pleegt. Bij de vraag welke maatregel dat zou moeten zijn, heeft de rechtbank rekening gehouden met de ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en de persoon van verdachte, zoals die uit het dossier en tijdens de behandeling ter terechtzitting naar voren zijn gekomen.
In het hierboven genoemde rapport van de psychiater staat dat de kans op recidive matig tot hoog is. Het ontbreekt verdachte aan voldoende ziekte-inzicht, zij onderschat de ernst van haar pathologie en is niet therapietrouw. Hierdoor onttrekt ze zich steeds aan zorg en staakt ze haar medicatie, met psychotische decompensatie en gevaarlijk gedrag tot gevolg.
Om het recidiverisico te beperken is langdurige (medicamenteuze) behandeling en begeleiding met een klinische start van minimaal een half jaar noodzakelijk. Stevige en duidelijke kaders, met duidelijke, snelle consequenties zijn noodzakelijk om een nieuwe psychotische decompensatie en daarmee een nieuwe escalatie tot agressief gedrag te voorkomen. De kans op herhaling wordt gereduceerd als verdachte na een klinische start minimaal zes maanden op een afdeling met gemiddeld beveiligingsniveau geresocialiseerd wordt naar een vorm van begeleid wonen, gecombineerd met ambulante behandeling.
Pas daarna, als verdachte langere tijd heeft laten zien in staat te zijn zich aan afspraken en voorwaarden te houden en wanneer zij psychiatrisch gezien voldoende stabiel is, kan worden gekeken naar een zelfstandige woonvorm.
Om de kans op herhaling te beperken, wordt terbeschikkingstelling geadviseerd, gezien de ernstige pathologie, de matig tot hoge kans op herhaling van agressief gedrag, het nauwelijks hebben van ziekte-inzicht en de noodzaak tot langdurige behandeling met stevige kaders. Bovendien is, gezien de aard en de ernst van de feiten, extern risicomanagement nodig. Verdachte zou zich met de nodige steun aan voorwaarden moeten kunnen houden.
De psychiater adviseert daarom TBS met voorwaarden op te leggen.
Ook de psycholoog schat het recidiverisico in als matig tot hoog. Verdachte is kwetsbaar, heeft de neiging de lat hoog te leggen voor zichzelf en eigen grenzen onvoldoende te bewaken, waardoor psychische druk kan op lopen. Ze is onvoldoende in staat gebleken om signalen van psychische ontregeling op waarde te schatten. Daarnaast is sprake van zelfoverschatting en onderschatting van de risico’s en gevaren van psychische ontregeling. Hierdoor is verdachte geneigd het gebruik van medicatie te stoppen en zich niet meer te houden aan de gemaakte behandelafspraken. Door het stoppen met medicatie is de kans op psychische ontregeling erg hoog. Wanneer verdachte psychisch ontregelt, is er sprake van psychotische klachten, manische ontremming en/of suïcidaliteit.
Verdachte verblijft momenteel in het PPC Zwolle. Hier is zij weer enigszins gestabiliseerd. Ze gebruikt medicatie; momenteel is nog sprake van medicatie afbouw en opbouw in overleg met haar behandelend psychiater. Het is van belang dat verdachte verder stabiliseert en dat de psychodiagnostiek verder wordt aangescherpt. Ook is het van belang dat er overeenstemming is over het medicatiebeleid en dat er voldoende toezicht is op het medicatiegebruik van verdachte. In eerste instantie lijkt het passend om de verdere stabilisatie, diagnostiek en behandeling binnen een klinische setting te vervolgen. Ook is het van belang dat er een plan wordt gemaakt voor wonen (zeer mogelijk beschermd of begeleid wonen) in combinatie met passende ambulante behandeling aansluitend op de klinische behandeling.
Gezien de aard van de problematiek en het risico op recidive is het van belang dat verdachte gedurende een lange periode behandeld, begeleid en gemonitord kan worden.
Ook de psycholoog adviseert om de hierboven beschreven behandeling en interventies te laten vormgeven in het kader van een TBS met voorwaarden.
De rechtbank heeft tot slot kennisgenomen van het reclasseringsadvies over verdachte van
15 juni 2023. Daaruit blijkt dat de reclassering het risico op recidive als laag-gemiddeld inschat. Gezien de ernst van de psychiatrische aandoening van verdachte en de vele eerdere behandelpogingen, wordt langdurige behandeling en resocialisatie in een verplicht strafrechtelijk kader door de reclassering wel noodzakelijk geacht. De reclassering adviseert in lijn met het advies van het NIFP om aan verdachte TBS met voorwaarden op te leggen.
De rechtbank is met de psychiater en psycholoog van oordeel dat een matig tot hoog recidiverisico bestaat als verdachte niet wordt behandeld. Om het recidiverisico in te perken is het noodzakelijk dat verdachte langdurig en klinisch behandeld wordt.
Gelet op de inhoud van de rapportages van de gedragsdeskundigen en het advies van de reclassering, is de rechtbank van oordeel dat een behandeling in het kader van TBS met voorwaarden het meest passend en noodzakelijk is.
De rechtbank stelt vast dat aan de formele vereisten voor het opleggen van de maatregel van TBS is voldaan. Het onder 1 bewezen verklaarde feit is een misdrijf waarop naar de wettelijke omschrijving een gevangenisstraf van vier jaren of meer is gesteld, terwijl tijdens het begaan van dit feit bij de verdachte een gebrekkige ontwikkeling en/of ziekelijke stoornis van de geestvermogens bestond, zoals blijkt uit de rapportages van de deskundigen, en de algemene veiligheid van personen en goederen het opleggen van deze maatregel eist.
De reclassering heeft in het rapport van 15 juni 2023 een groot aantal voorwaarden opgesteld waar verdachte zich in het kader van de TBS-maatregel aan zou moeten houden. Deze voorwaarden zijn ter terechtzitting van 29 juni 2023 met verdachte besproken en verdachte heeft verklaard zich aan deze voorwaarden te willen houden. De rechtbank zal daarom gelasten dat verdachte ter beschikking wordt gesteld onder de voorwaarden zoals geadviseerd.
De rechtbank zal, overeenkomstig het advies van de reclassering, bevelen dat de te stellen voorwaarden dadelijk uitvoerbaar zijn, nu er ernstig rekening mee moet worden gehouden dat verdachte opnieuw een misdrijf zal begaan dat gericht is tegen of gevaar veroorzaakt voor de onaantastbaarheid van het lichaam van een of meer personen.
De rechtbank overweegt tot slot dat de TBS-maatregel langer kan duren dan vier jaren, nu deze zal worden opgelegd ter zake van een misdrijf dat gericht is tegen of gevaar veroorzaakt voor de onaantastbaarheid van het lichaam van een of meer personen, te weten poging tot brandstichting.
De rechtbank ziet geen noodzaak om de gevorderde gedragsbeïnvloedende en vrijheidsbeperkende maatregel op te leggen.