ECLI:NL:RBOVE:2023:2693

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
13 juli 2023
Publicatiedatum
13 juli 2023
Zaaknummer
08.337060.22 (P)
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

TBS-maatregel opgelegd aan verdachte wegens brandstichting en mishandeling van een hond

Op 13 juli 2023 heeft de Rechtbank Overijssel in Zwolle uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die schuldig is bevonden aan brandstichting en zware mishandeling van haar hond. De rechtbank legt de verdachte een terbeschikkingstelling (TBS) maatregel op, omdat zij ten tijde van de feiten leed aan een ernstige psychische stoornis, namelijk een schizoaffectieve stoornis van het bipolaire type. De verdachte heeft op 27 december 2022 geprobeerd brand te stichten in haar flatwoning, wat gemeen gevaar voor goederen en levensgevaar voor andere bewoners met zich meebracht. Daarnaast heeft zij haar hond ernstig verwond door deze met een vleesmes te steken, wat leidde tot de dood van het dier. Tijdens de zitting op 29 juni 2023 heeft de verdachte bekend, maar haar raadsman heeft vrijspraak bepleit voor de mishandeling van de hond, omdat niet bewezen kon worden dat zij niet over voldoende kennis en vaardigheden voor de verzorging van het dier beschikte. De rechtbank heeft echter vastgesteld dat de verdachte niet in staat was om andere gedragskeuzes te maken door haar psychotische belevingen. De deskundigen hebben geconcludeerd dat de verdachte volledig ontoerekeningsvatbaar was ten tijde van de feiten. De rechtbank heeft daarom besloten om de verdachte van alle rechtsvervolging te ontslaan en haar ter beschikking te stellen met voorwaarden, om te voorkomen dat zij in de toekomst opnieuw strafbare feiten pleegt. De rechtbank heeft de maatregel dadelijk uitvoerbaar verklaard, gezien het risico dat de verdachte opnieuw een misdrijf zal begaan.

Uitspraak

RECHTBANK OVERIJSSEL

Team Strafrecht
Meervoudige kamer
Zittingsplaats Zwolle
Parketnummer: 08.337060.22 (P)
Datum vonnis: 13 juli 2023
Vonnis op tegenspraak in de zaak van de officier van justitie tegen:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] 1979 in [geboorteplaats],
wonende aan de [woonplaats],
nu verblijvende in de P.I. Zwolle, PPC te Zwolle.

1.Het onderzoek op de terechtzitting

Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzitting van 29 juni 2023.
De rechtbank heeft kennis genomen van de vordering van de officier van justitie
mr. A.C. Diesfeldt en van wat door verdachte en haar raadsman mr. D.P. Poppe, advocaat in Kampen, naar voren is gebracht.

2.De tenlastelegging

De verdenking komt er, kort en zakelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
feit 1:geprobeerd heeft om brand te stichten in haar (flat)woning, waardoor gemeen gevaar voor goederen en levensgevaar en gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor de andere bewoners van de flat te duchten was;
feit 2: bij een dier, te weten haar hond, letsel heeft veroorzaakt;
feit 3: als houder van een dier, aan haar hond de nodige verzorging heeft onthouden.
Voluit luidt de tenlastelegging aan verdachte, dat:
1.
zij op of omstreeks 27 december 2022 in de gemeente Zwolle ter uitvoering van het door haar voorgenomen misdrijf om opzettelijk brand te stichten in een (flat)woning/appartement, gelegen aan de [woonplaats], met dat opzet vuur, in elk geval met dat opzet open vuur in aanraking heeft gebracht met (ondermeer) een aantal boeken en/of een ringband, in ieder geval met een brandbare stof en daarvan gemeen gevaar voor één of meer belendende (flat)woning(en) en/of zich in die (flat)woning(en) bevindende perso(o)on(en), in elk geval gemeen gevaar voor goederen en/of levensgevaar voor één of meer perso(o)n(en), in elk geval levensgevaar voor een ander of anderen en/of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor zich in die (flat)woning(en) bevindende perso(o)on(en), in elk geval gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor een ander of anderen te duchten was, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
2.
zij op of omstreeks 27 december 2022, in de gemeente Zwolle, zonder redelijk doel en/of met overschrijding van hetgeen ter bereiking van zodanig doel toelaatbaar was, bij een dier, te weten een hond, pijn en/of letsel heeft veroorzaakt en/of de gezondheid en/of het welzijn van dat dier heeft benadeeld, door die hond vele malen, in ieder geval meermalen met een vleesmes, in ieder geval een dergelijk scherp (steek)voorwerp te steken/te snijden en/of te prikken, waardoor die hond kwam te overlijden;
3.
zij op of omstreeks 27 december 2022, in de gemeente Zwolle, opzettelijk als houder van een hond, in strijd met artikel 1.7 aanhef en onder a en/of b en/of c er niet voor heeft gezorgd dat zij beschikte over voldoende kennis en vaardigheden voor de verzorging van die hond en/of zij niet in staat was tot de verzorging van die hond, immers heeft zij die hond vele malen, in ieder geval meermalen met een vleesmes, in ieder geval een dergelijk scherp (steek)voorwerp gestoken/gesneden/geprikt en/of zij die ernstig gewonde hond (vervolgens) niet onmiddellijk op een passende wijze te verzorgen door die hond ernstig gewond in een woning achter te laten.

3.De voorvragen

De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zij bevoegd is tot kennisneming van deze zaak, dat de officier van justitie ontvankelijk is in de vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.

4.De bewijsmotivering

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de ten laste gelegde feiten wettig en overtuigend bewezen kunnen worden verklaard. Bij de feiten onder 2 en 3 is er sprake van eendaadse samenloop.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman van verdachte heeft zich voor wat betreft de bewezenverklaring van de onder 1 en 2 ten laste gelegde feiten gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank, omdat verdachte deze feiten heeft bekend.
Ten aanzien van het onder 3 ten laste gelegde feit heeft de raadsman zich op het standpunt gesteld dat verdachte van dit feit moet worden vrijgesproken, omdat niet is gebleken dat verdachte niet over voldoende kennis en vaardigheden voor de verzorging van haar hond beschikte.
Subsidiair heeft de raadsman zich op het standpunt gesteld dat bij de onder 2 en 3 ten laste gelegde feiten sprake is van eendaadse samenloop.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank is van oordeel dat wettig en overtuigend bewezen is dat verdachte de ten laste gelegde feiten heeft begaan.
Feiten 1 en 2
Ten aanzien van de onder 1 en 2 ten laste gelegde feiten is geen vrijspraak bepleit en sprake van een bekennende verdachte in de zin van artikel 359, derde lid, laatste volzin, van het Wetboek van Strafvordering. De rechtbank zal daarom volstaan met een opsomming van de bewijsmiddelen die tot de bewezenverklaring van deze feiten hebben geleid in de bijlage bij dit vonnis.
Feit 3
Op basis van de bewijsmiddelen stelt de rechtbank vast dat verdachte haar hond meerdere malen met een vleesmes heeft gestoken met de bedoeling om het dier te doden. Toen verdachte in de gaten kreeg dat de hond niet overleed, heeft zij het ernstig gewonde dier niet onmiddellijk de nodige en passende verzorging geboden of een dierenarts ingeschakeld, maar heeft zij de woning verlaten en de hond in de woning achtergelaten.
Gelet hierop acht de rechtbank het onder 3 ten laste gelegde feit, voor zover het ziet op het niet onmiddellijk op passende wijze verzorgen van de ernstig gewonde hond, wettig en overtuigend bewezen.
De rechtbank acht de overige onderdelen van het onder 3 ten laste gelegde niet wettig en overtuigend bewezen, zodat de rechtbank verdachte van die onderdelen zal vrijspreken.
4.4
De bewezenverklaring
De rechtbank acht op grond van de in de bijlage opgenomen bewijsmiddelen waarin zijn vervat de redengevende feiten en omstandigheden waarop de bewezenverklaring steunt wettig en overtuigend bewezen dat verdachte de ten laste gelegde feiten heeft begaan, met dien verstande dat:
1.
zij op 27 december 2022 in de gemeente Zwolle ter uitvoering van het door haar voorgenomen misdrijf om opzettelijk brand te stichten in een flatwoning/appartement, gelegen aan de [woonplaats], met dat opzet vuur in aanraking heeft gebracht met onder meer een aantal boeken en een ringband, en daarvan gemeen gevaar voor belendende flatwoningen, in elk geval gemeen gevaar voor goederen en levensgevaar en gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor zich in die flatwoningen bevindende personen te duchten was, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
2.
zij op 27 december 2022, in de gemeente Zwolle, zonder redelijk doel en met overschrijding van hetgeen ter bereiking van zodanig doel toelaatbaar was, bij een dier, te weten een hond, pijn of letsel heeft veroorzaakt en de gezondheid of het welzijn van dat dier heeft benadeeld, door die hond vele malen met een vleesmes te steken, waardoor die hond kwam te overlijden;
3.
zij op 27 december 2022, in de gemeente Zwolle, opzettelijk als houder van een hond, in strijd met artikel 1.7 aanhef en onder c, er niet voor heeft gezorgd die ernstig gewonde hond onmiddellijk op een passende wijze te verzorgen door die hond in een woning achter te laten.
De rechtbank acht niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd, zodat zij haar daarvan zal vrijspreken.
De in de tenlastelegging voorkomende taal- en/of schrijffouten zijn verbeterd in de bewezenverklaring. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.

5.De strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Het bewezen verklaarde is strafbaar gesteld bij:
feit 1:de artikelen 45 en 157 van het Wetboek van Strafrecht (Sr);
feit 2:artikel 2.1, eerste lid, van de Wet dieren;
feit 3:artikel 2.2, achtste lid, van de Wet dieren juncto artikel 1.7 onder c, Besluit houders van dieren.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.
Het bewezen verklaarde levert op:
feit 1
het misdrijf:
poging tot opzettelijk brand stichten terwijl daarvan gemeen gevaar voor goederen te duchten is;
en
poging tot opzettelijk brand stichten, terwijl daarvan levensgevaar of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor een ander te duchten is;
feit 2
het misdrijf:
zich gedragen in strijd met het voorschrift vastgesteld bij artikel 2.1, eerste lid, van de Wet dieren;
feit 3
het misdrijf:
zich gedragen in strijd met een voorschrift vastgesteld bij of krachtens artikel 2.2, achtste lid, van de Wet dieren, opzettelijk begaan.
De stelling van de raadsman en het standpunt van de officier van justitie dat ter zake van de feiten 2 en 3 sprake zou zijn van eendaadse samenloop zal de rechtbank niet nader bespreken, nu de rechtbank verdachte, zoals hierna nog zal worden overwogen, geen hoofdstraffen oplegt en er dus feitelijk geen rekening met deze samenloopregeling gehouden hoeft te worden.

6.De strafbaarheid van verdachte

6.1
Het standpunt van het openbaar ministerie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte zal worden ontslagen van alle rechtsvervolging.
6.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman van verdachte heeft zich ten aanzien van de strafbaarheid van verdachte gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
6.3
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank heeft kennisgenomen van de door drs. A. Banaei Kashani, psychiater en
drs. J.V.T.G. Arnts, GZ-psycholoog, op respectievelijk 8 mei 2023 en 4 mei 2023 uitgebrachte pro Justitia rapporten.
De deskundige Banaei Kashani heeft geconcludeerd dat verdachte ten tijde van het ten laste gelegde leed aan een ziekelijke stoornis van de geestvermogens, te weten een schizoaffectieve stoornis, van het bipolaire type.
De deskundige schrijft dat verdachte in het kader van haar stoornis psychotisch was. Verdachte had een aantal weken eerder haar medicatie gestaakt. Weliswaar was ze kort voor het ten laste gelegde weer gestart met medicatie, maar het beoogde effect ervan bleef nog uit. Verdachte zegt dat zij, onder invloed van stemmen die ze hoorde, haar hond heeft gestoken en is blijven steken om hem uit zijn lijden te verlossen. Verdachte was toen verward en was de grip op de realiteit kwijt. Vervolgens heeft ze, opnieuw onder invloed van stemmen, haar woning in brand gestoken, zodat ze kon sterven samen met haar hond. Uiteindelijk heeft ze hulp gezocht, toen de stemmen haar daartoe opdracht gaven.
De deskundige heeft geconcludeerd dat het gedrag en de gedragskeuzes van verdachte volledig werden bepaald door haar psychotische belevingen, in dit geval door de imperatieve hallucinaties. Hierdoor was zij de controle over haar gedrag volledig kwijt en was ze niet in staat om andere gedragskeuzes te maken.
De deskundige heeft op grond van het vorenstaande geadviseerd om verdachte het ten laste gelegde niet toe te rekenen.
De deskundige Arnts heeft geconcludeerd dat verdachte ten tijde van het ten laste gelegde leed aan een ziekelijke stoornis van de geestvermogens te weten een schizoaffectieve stoornis, bipolaire type, en dat sprake was van een psychotische episode in het kader van deze stoornis, mogelijk voorafgegaan door een manische ontremming.
De deskundige schrijft dat verdachte stemmen hoorde die haar opdrachten gaven. Eén van deze opdrachten was het doden van haar hond en aanvullend het in brand steken van haar woning zodat zij zelf ook zou komen te overlijden. Verdachte was niet meer in staat om helder na te denken, om eigen gedachten en gedrag te reguleren en/of over de gevolgen van haar gedrag na te denken. Het stoppen met het gebruik van medicatie moet worden gezien in het kader van het beperkte ziektebesef en ziekte-inzicht en dus als onderdeel van de aanwezige psychopathologie. De deskundige heeft op grond hiervan eveneens geadviseerd om verdachte het ten laste gelegde geheel niet toe te rekenen.
De rechtbank neemt de conclusies – dat verdachte volledig ontoerekeningsvatbaar was ten tijde van het plegen van de strafbare feiten – op de in de rapporten genoemde gronden over en maakt dit oordeel van de deskundigen tot het hare. De rechtbank zal verdachte derhalve ontslaan van alle rechtsvervolging.

7.De op te leggen straf of maatregel

7.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat aan verdachte de maatregel van terbeschikkingstelling (hierna: TBS) met voorwaarden wordt opgelegd, met daaraan verbonden de voorwaarden zoals geadviseerd door de reclassering. Daarbij heeft de officier van justitie de dadelijke uitvoerbaarheid van deze maatregel gevorderd.
Verder heeft de officier van justitie gevorderd dat aan verdachte de gedragsbeïnvloedende en vrijheidsbeperkende maatregel, genoemd in artikel 38z Sr, wordt opgelegd en dat de voorlopige hechtenis van verdachte wordt opgeheven met ingang van het moment dat verdachte in de FPA in Den Dolder kan worden opgenomen, te weten op 14 juli 2023 om 9:00 uur en dat zij met beveiligd vervoer naar de kliniek zal worden gebracht.
7.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft bepleit om de TBS met voorwaarden dadelijk uitvoerbaar te verklaren nu verdachte op 14 juli 2023 kan worden opgenomen in FPA Den Dolder. Verder bestaat er volgens de raadsman geen noodzaak om de gedragsbeïnvloedende en vrijheidsbeperkende maatregel op te leggen. Voor het overige heeft de raadsman zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
7.3
De gronden voor een straf of maatregel
De aard en de ernst van de feiten
Verdachte wilde op 27 december 2022 in haar woning aan de [woonplaats] een einde aan haar leven maken. Eerst heeft zij haar hond gestoken en zij is hem blijven steken om hem uit zijn lijden te verlossen. Daarna heeft zij een aantal spullen, waaronder boeken en een ringband, op tafel gelegd en deze in brand gestoken met het doel om te stikken in de rook. De buren werden echter door het brandalarm gealarmeerd en een voorbijganger heeft daarop de deur van haar woning geprobeerd in te trappen. Verdachte deed uiteindelijk de deur open en heeft haar woning verlaten. Toen de brandweer de woning betrad, was de brand al uit, maar het had veel erger kunnen aflopen. De hond van verdachte is uiteindelijk aan zijn verwondingen overleden.
Het hoeft geen betoog dat een dergelijke afschuwelijke gebeurtenis een enorme impact heeft gehad op verdachte en iedereen die hierbij betrokken is geweest.
Zoals de rechtbank hiervoor heeft overwogen, kunnen deze feiten niet aan verdachte worden toegerekend, omdat zij bij het plegen daarvan verkeerde onder invloed van een ernstige psychische stoornis. Zij zat in een psychose. Gelet op hetgeen hiervoor is overwogen over de strafbaarheid van verdachte, is voor het opleggen van straf geen plaats.
Wel kan de rechtbank een maatregel opleggen, om te voorkomen dat verdachte in de toekomst opnieuw strafbare feiten pleegt. Bij de vraag welke maatregel dat zou moeten zijn, heeft de rechtbank rekening gehouden met de ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en de persoon van verdachte, zoals die uit het dossier en tijdens de behandeling ter terechtzitting naar voren zijn gekomen.
In het hierboven genoemde rapport van de psychiater staat dat de kans op recidive matig tot hoog is. Het ontbreekt verdachte aan voldoende ziekte-inzicht, zij onderschat de ernst van haar pathologie en is niet therapietrouw. Hierdoor onttrekt ze zich steeds aan zorg en staakt ze haar medicatie, met psychotische decompensatie en gevaarlijk gedrag tot gevolg.
Om het recidiverisico te beperken is langdurige (medicamenteuze) behandeling en begeleiding met een klinische start van minimaal een half jaar noodzakelijk. Stevige en duidelijke kaders, met duidelijke, snelle consequenties zijn noodzakelijk om een nieuwe psychotische decompensatie en daarmee een nieuwe escalatie tot agressief gedrag te voorkomen. De kans op herhaling wordt gereduceerd als verdachte na een klinische start minimaal zes maanden op een afdeling met gemiddeld beveiligingsniveau geresocialiseerd wordt naar een vorm van begeleid wonen, gecombineerd met ambulante behandeling.
Pas daarna, als verdachte langere tijd heeft laten zien in staat te zijn zich aan afspraken en voorwaarden te houden en wanneer zij psychiatrisch gezien voldoende stabiel is, kan worden gekeken naar een zelfstandige woonvorm.
Om de kans op herhaling te beperken, wordt terbeschikkingstelling geadviseerd, gezien de ernstige pathologie, de matig tot hoge kans op herhaling van agressief gedrag, het nauwelijks hebben van ziekte-inzicht en de noodzaak tot langdurige behandeling met stevige kaders. Bovendien is, gezien de aard en de ernst van de feiten, extern risicomanagement nodig. Verdachte zou zich met de nodige steun aan voorwaarden moeten kunnen houden.
De psychiater adviseert daarom TBS met voorwaarden op te leggen.
Ook de psycholoog schat het recidiverisico in als matig tot hoog. Verdachte is kwetsbaar, heeft de neiging de lat hoog te leggen voor zichzelf en eigen grenzen onvoldoende te bewaken, waardoor psychische druk kan op lopen. Ze is onvoldoende in staat gebleken om signalen van psychische ontregeling op waarde te schatten. Daarnaast is sprake van zelfoverschatting en onderschatting van de risico’s en gevaren van psychische ontregeling. Hierdoor is verdachte geneigd het gebruik van medicatie te stoppen en zich niet meer te houden aan de gemaakte behandelafspraken. Door het stoppen met medicatie is de kans op psychische ontregeling erg hoog. Wanneer verdachte psychisch ontregelt, is er sprake van psychotische klachten, manische ontremming en/of suïcidaliteit.
Verdachte verblijft momenteel in het PPC Zwolle. Hier is zij weer enigszins gestabiliseerd. Ze gebruikt medicatie; momenteel is nog sprake van medicatie afbouw en opbouw in overleg met haar behandelend psychiater. Het is van belang dat verdachte verder stabiliseert en dat de psychodiagnostiek verder wordt aangescherpt. Ook is het van belang dat er overeenstemming is over het medicatiebeleid en dat er voldoende toezicht is op het medicatiegebruik van verdachte. In eerste instantie lijkt het passend om de verdere stabilisatie, diagnostiek en behandeling binnen een klinische setting te vervolgen. Ook is het van belang dat er een plan wordt gemaakt voor wonen (zeer mogelijk beschermd of begeleid wonen) in combinatie met passende ambulante behandeling aansluitend op de klinische behandeling.
Gezien de aard van de problematiek en het risico op recidive is het van belang dat verdachte gedurende een lange periode behandeld, begeleid en gemonitord kan worden.
Ook de psycholoog adviseert om de hierboven beschreven behandeling en interventies te laten vormgeven in het kader van een TBS met voorwaarden.
De rechtbank heeft tot slot kennisgenomen van het reclasseringsadvies over verdachte van
15 juni 2023. Daaruit blijkt dat de reclassering het risico op recidive als laag-gemiddeld inschat. Gezien de ernst van de psychiatrische aandoening van verdachte en de vele eerdere behandelpogingen, wordt langdurige behandeling en resocialisatie in een verplicht strafrechtelijk kader door de reclassering wel noodzakelijk geacht. De reclassering adviseert in lijn met het advies van het NIFP om aan verdachte TBS met voorwaarden op te leggen.
De rechtbank is met de psychiater en psycholoog van oordeel dat een matig tot hoog recidiverisico bestaat als verdachte niet wordt behandeld. Om het recidiverisico in te perken is het noodzakelijk dat verdachte langdurig en klinisch behandeld wordt.
TBS met voorwaarden
Gelet op de inhoud van de rapportages van de gedragsdeskundigen en het advies van de reclassering, is de rechtbank van oordeel dat een behandeling in het kader van TBS met voorwaarden het meest passend en noodzakelijk is.
De rechtbank stelt vast dat aan de formele vereisten voor het opleggen van de maatregel van TBS is voldaan. Het onder 1 bewezen verklaarde feit is een misdrijf waarop naar de wettelijke omschrijving een gevangenisstraf van vier jaren of meer is gesteld, terwijl tijdens het begaan van dit feit bij de verdachte een gebrekkige ontwikkeling en/of ziekelijke stoornis van de geestvermogens bestond, zoals blijkt uit de rapportages van de deskundigen, en de algemene veiligheid van personen en goederen het opleggen van deze maatregel eist.
De reclassering heeft in het rapport van 15 juni 2023 een groot aantal voorwaarden opgesteld waar verdachte zich in het kader van de TBS-maatregel aan zou moeten houden. Deze voorwaarden zijn ter terechtzitting van 29 juni 2023 met verdachte besproken en verdachte heeft verklaard zich aan deze voorwaarden te willen houden. De rechtbank zal daarom gelasten dat verdachte ter beschikking wordt gesteld onder de voorwaarden zoals geadviseerd.
De rechtbank zal, overeenkomstig het advies van de reclassering, bevelen dat de te stellen voorwaarden dadelijk uitvoerbaar zijn, nu er ernstig rekening mee moet worden gehouden dat verdachte opnieuw een misdrijf zal begaan dat gericht is tegen of gevaar veroorzaakt voor de onaantastbaarheid van het lichaam van een of meer personen.
De rechtbank overweegt tot slot dat de TBS-maatregel langer kan duren dan vier jaren, nu deze zal worden opgelegd ter zake van een misdrijf dat gericht is tegen of gevaar veroorzaakt voor de onaantastbaarheid van het lichaam van een of meer personen, te weten poging tot brandstichting.
De rechtbank ziet geen noodzaak om de gevorderde gedragsbeïnvloedende en vrijheidsbeperkende maatregel op te leggen.

8.De toegepaste wettelijke voorschriften

De hierna te nemen beslissing berust op de hiervoor genoemde wetsartikelen. Daarnaast berust deze beslissing op de artikelen 37a, 38, 38a en 57 Sr en de artikelen 8.11 en 8.12 van de Wet dieren.

9.De beslissing

De rechtbank:
bewezenverklaring
- verklaart bewezen dat verdachte het onder 1, 2 en 3 ten laste gelegde heeft begaan, zoals hierboven omschreven;
- verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd en spreekt haar daarvan vrij;
strafbaarheid feiten
- verklaart het bewezen verklaarde strafbaar;
- verklaart dat het bewezen verklaarde de volgende strafbare feiten oplevert:
feit 1
het misdrijf:
poging tot opzettelijk brand stichten terwijl daarvan gemeen gevaar voor goederen te duchten isen
poging tot opzettelijk brand stichten, terwijl daarvan levensgevaar of gevaar voor
zwaar lichamelijk letsel voor een ander te duchten is;
feit 2
het misdrijf:
zich gedragen in strijd met het voorschrift vastgesteld bij artikel 2.1, eerste lid, van de Wet dieren;
feit 3
het misdrijf:
zich gedragen in strijd met een voorschrift vastgesteld bij of krachtens artikel 2.2, achtste lid, van de Wet dieren, opzettelijk begaan;
strafbaarheid verdachte
- verklaart verdachte niet strafbaar voor het onder 1, 2 en 3 bewezen verklaarde en ontslaat verdachte van alle rechtsvervolging;
maatregel
- gelast dat verdachte
ter beschikking wordt gestelden stelt daarbij de volgende
voorwaarden:
1. verdachte maakt zich niet schuldig aan een strafbaar feit;
2. verdachte werkt mee aan het reclasseringstoezicht. Deze medewerking houdt onder
andere in dat verdachte:
  • zich meldt op afspraken bij de reclassering. De reclassering bepaalt hoe vaak dat nodig is
  • één of meer vingerafdrukken laat afnemen en een geldig identiteitsbewijs laat zien. Dit is nodig om de identiteit van verdachte vast te stellen;
  • zich houdt aan de aanwijzingen van de reclassering. De reclassering kan aanwijzingen geven die nodig zijn voor de uitvoering van het toezicht of om verdachte te helpen bij het naleven van de voorwaarden;
  • de reclassering helpt aan een actuele foto waarop haar gezicht herkenbaar is. Deze foto is nodig voor opsporing bij ongeoorloofde afwezigheid;
  • meewerkt aan huisbezoeken;
  • de reclassering inzicht geeft in de voortgang van begeleiding en/of behandeling door andere instellingen of hulpverleners;
  • zich niet op een ander adres vestigt zonder toestemming van de reclassering;
  • meewerkt aan het uitwisselen van informatie met personen en instanties die contact hebben met verdachte, als dat van belang is voor het toezicht;
3. als de reclassering dat nodig vindt en verdachte daarmee instemt, kan verdachte voor een
time-out worden opgenomen in een Forensisch Psychiatrisch Centrum (FPC) of andere
instelling. Deze time-out duurt totdat de reclassering of verdachte deze beëindigt, maar
maximaal zeven weken, met de mogelijkheid van verlenging met nog eens maximaal zeven
weken, tot maximaal veertien weken per jaar;
4. verdachte gaat niet naar het buitenland of het Caribisch deel van het Koninkrijk der
Nederlanden, zonder toestemming van de reclassering;
5. verdachte laat zich opnemen in FPA Fivoor Den Dolder of een soortgelijke zorginstelling
(ook wanneer dit overbruggingszorg inhoudt), te bepalen door de justitiële instantie die
verantwoordelijk is voor plaatsing.
Daarbij geeft de rechtbank - aangezien het zeer
wenselijk is dat de klinische opname direct aansluit op de detentie - DV&O opdracht
het vervoer vanuit de detentie naar de kliniek uit te voeren.
De opname duurt zolang de reclassering dat nodig vindt. Verdachte houdt zich aan de
huisregels en de aanwijzingen die de zorginstelling geeft voor de behandeling. Gelet op de
problematiek kan hieronder ook het innemen van medicijnen vallen, als de zorginstelling dat
nodig vindt.
Als de reclassering een overgang naar ambulante zorg, begeleid wonen of maatschappelijke
opvang gewenst vindt, werkt verdachte mee aan de indicatiestelling en plaatsing;
6. verdachte laat zich behandelen door een forensische polikliniek of een soortgelijke
zorgverlener, te bepalen door de reclassering. De behandeling start nadat de klinische fase
van de behandeling is afgerond. De behandeling duurt zolang de reclassering dat nodig vindt.
Verdachte houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorgverlener geeft voor de
behandeling. Gelet op de problematiek kan hieronder ook het innemen van medicijnen
vallen, als de zorgverlener dat nodig vindt;
7. indien dit door de reclassering wenselijk wordt geacht, verblijft verdachte in een instelling
voor begeleid of beschermd wonen of maatschappelijke opvang, te bepalen door de
reclassering. Het verblijf duurt zolang de reclassering dat nodig vindt. Verdachte houdt zich
aan de huisregels en het dagprogramma dat de instelling in overleg met de reclassering voor
haar heeft opgesteld;
8. verdachte gebruikt geen drugs en werkt mee aan controle op dit verbod. De controle
gebeurt met urineonderzoek. De reclassering bepaalt hoe vaak verdachte wordt
gecontroleerd;
9. verdachte gebruikt geen alcohol, en werkt mee aan urineonderzoek en ademonderzoek
(blaastest) om dit alcoholverbod te controleren. De reclassering bepaalt met welke
controlemiddelen en hoe vaak verdachte wordt gecontroleerd;
10. verdachte spant zich in voor het vinden en behouden van passende dagbesteding, met
een vaste structuur;
- draagt de reclassering op verdachte hulp en steun te verlenen bij de naleving van de voorwaarden;
- bepaalt dat de
tenuitvoerleggingvan de maatregel terbeschikkingstelling met voorwaarden
dadelijk uitvoerbaaris;

opheffing bevel voorlopige hechtenis

- heft het bevel tot voorlopige hechtenis op met ingang van 14 juli 2023 om 9:00 uur.
Dit vonnis is gewezen door mr. J.H.W.R. Orriëns-Schipper, mr. S.H. Peper en
mr. M.W. Eshuis, rechters, in tegenwoordigheid van mr. H.R. Lageveen, griffier, en is in het openbaar uitgesproken op 13 juli 2023.
Bijlage bewijsmiddelen
Leeswijzer
Deze bijlage maakt deel uit van het vonnis en bevat de bewijsmiddelen.
Wanneer hierna wordt verwezen naar dossierpagina’s, zijn dit pagina’s uit het dossier van politie eenheid Oost-Nederland, districtsrecherche IJsselland, met nummer ON1R022093 (onderzoek Meidoorn). Tenzij hieronder anders wordt vermeld, wordt steeds verwezen naar pagina’s van een in de wettelijke vorm, door daartoe bevoegde personen, opgemaakt proces-verbaal.
Ten aanzien van feit 1:
1. Het proces-verbaal ter terechtzitting van 29 juni 2023, inhoudende de door verdachte afgelegde bekennende verklaring;
2. Het proces-verbaal van verhoor verdachte van 28 december 2022, pagina’s 25 tot en met 29, inhoudende de door verdachte afgelegde bekennende verklaring;
3. Het proces-verbaal aangifte van 29 december 2022, pagina’s 30 en 31, inhoudende de door [naam 1], namens woonstichting Openbaar Belang, afgelegde verklaring;
Ten aanzien van feit 2:
4. Het proces-verbaal ter terechtzitting van 29 juni 2023, inhoudende de door verdachte afgelegde bekennende verklaring;
5. Het proces-verbaal van verhoor verdachte van 28 december 2022, pagina’s 25 tot en met 29, inhoudende de door verdachte afgelegde bekennende verklaring;
6. Het proces-verbaal van bevindingen van 27 december 2022, pagina's 32 tot en met 38, inhoudende het relaas van verbalisant [verbalisant].
Ten aanzien van feit 3:
7. Het proces-verbaal ter terechtzitting van 29 juni 2023, inhoudende de door verdachte afgelegde verklaring, zakelijk weergegeven:

Ik heb mijn hond heel erg gestoken, maar ze was supersterk. Op het moment dat ik haar stak had ik spijt, maar ik dacht: ik moet wel door om haar uit haar lijden te helpen. Ik heb geen dierenarts gebeld en ook mijn vriend niet gebeld. Ik had mijn telefoon al weggegooid.

8. Het proces-verbaal van verhoor verdachte van 28 december 2022, pagina’s 25 tot en met 29, inhoudende de door verdachte afgelegde verklaring, zakelijk weergegeven:

Toen ik [de hond] neer had gestoken dacht ik nog wel “ik moet [naam 2] bellen”, maar ik kon mijn telefoon niet vinden. (…) Toen ik haar hoorde piepen raakte ik in paniek en ben ik door gaan steken en ze wilde maar niet dood. Toen liet ik haar maar leeg bloeden.