ECLI:NL:RBOVE:2023:2668

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
11 juli 2023
Publicatiedatum
12 juli 2023
Zaaknummer
C 08/23/1 R
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek tot verkorting van de looptijd van een wettelijke schuldsaneringsregeling

In deze zaak heeft de rechter-commissaris op 11 juli 2023 een verzoek van [verzoeker] tot verkorting van de looptijd van zijn wettelijke schuldsaneringsregeling afgewezen. De schuldsaneringsregeling was op 10 januari 2023 van toepassing verklaard en de verzoeker wilde de looptijd verkorten van drie jaar naar anderhalf jaar, op basis van nieuwe wetgeving die per 1 juli 2023 in werking is getreden. De rechter-commissaris oordeelde dat de nieuwe wetgeving geen overgangswetgeving bevatte, waardoor de oude regeling van toepassing bleef voor gevallen die vóór 1 juli 2023 waren uitgesproken. De rechter-commissaris stelde vast dat de wetgever bewust had gekozen om geen overgangswetgeving op te stellen, wat leidde tot een ongelijkheid in de behandeling van gelijke gevallen. De rechter-commissaris wees het beroep van [verzoeker] op gelijke behandeling af, omdat de nieuwe wetgeving niet van toepassing was op zijn situatie. Daarnaast werd overwogen dat er voldoende spaarcapaciteit was, waardoor de belangen van de schuldeisers zwaarder wogen dan die van de verzoeker. Het verzoek werd uiteindelijk afgewezen, met de overweging dat de wetgever bevoegd is om wetten te wijzigen en dat dit niet in strijd is met het gelijkheidsbeginsel.

Uitspraak

RECHTBANK OVERIJSSEL

Team Toezicht
Zittingsplaats Almelo

(beschikking verzoek wijziging termijn schuldsaneringsregeling)

Zaaknummer: C 08/23/1 R
Beschikking van de rechter-commissaris in de wettelijke schuldsaneringsregeling van:

[verzoeker] ,geboren op [geboortedatum] 1965 te [geboorteplaats] , Duitsland,wonende te [woonplaats] ,verder te noemen: [verzoeker] .

Het procesverloop:

De wettelijke schuldsaneringsregeling (schuldsaneringsregeling) is op 10 januari 2023 op [verzoeker] van toepassing verklaard. In deze schuldsaneringsregeling is mevrouw [naam 1] , kantoorhoudende te Enschede, tot bewindvoerder benoemd.
[verzoeker] heeft verzocht om de looptijd van zijn schuldsaneringsregeling op basis van nieuwe wetgeving [1] , die van toepassing is op schuldsaneringsregelingen uitgesproken vanaf 1 juli 2023, te verkorten tot anderhalf jaar.
Het verzoek van [verzoeker] is behandeld tijdens een verhoor door de rechter-commissaris op 4 juli 2023. Tijdens het verhoor zijn [verzoeker] , vergezeld door zijn advocaat, mevrouw mr. M.A.A.M. van Brunschot, en de bewindvoerder verschenen.

De beoordeling:

De feiten
Als gevolg van de inwerkingtreding van de nieuwe wetgeving op 1 juli 2023 is voor schuldsaneringsregelingen die vanaf 1 juli 2023 zijn uitgesproken in artikel 349a lid 1 Faillissementswet onder andere bepaald dat de termijn van de schuldsaneringsregeling anderhalf jaar bedraagt. Voor schuldsaneringsregelingen die vóór 1 juli 2023 zijn uitgesproken, blijft artikel 349a lid 1 Faillissementswet ‘oud’ van toepassing, waarin is bepaald dat de termijn van de schuldsaneringsregeling drie jaar bedraagt. In een brief van 26 mei 2023 heeft Minister Weerwind aan de Tweede Kamer bericht dat de nieuwe wetgeving op 1 juli 2023 in werking treedt, maar ook dat er geen sprake is van overgangswetgeving. Volgens Minister Weerwind is er nadrukkelijk gekeken of er mogelijkheden zijn om reeds lopende Wsnp-trajecten op basis van de nieuwe wetgeving te verkorten, maar dat deze mogelijkheden er niet zijn. Volgens Minister Weerwind komt dit doordat de looptijd van het Wsnp-traject bij vonnis wordt bepaald, maar ook omdat er bij het amendement dat betrekking heeft op de verkorting van de duur van het Wsnp-traject van drie jaar naar anderhalf jaar [2] geen overgangsbepaling is opgenomen. Om het aantal personen waarvoor de looptijd van drie jaar nog geldt zo beperkt mogelijk te houden, is de nieuwe wetgeving volgens Minister Weerwind reeds op 1 juli 2023 ingevoerd.
[verzoeker] betoogt in zijn verzoekschrift - in hoofdlijnen - als volgt:
  • door het feit dat op de schuldsaneringsregeling van [verzoeker] nog de ‘oude’ wetgeving met een looptijd van drie jaar van toepassing is, terwijl voor schuldsaneringsregelingen die vanaf 1 juli 2023 zijn uitgesproken een looptijd van anderhalf jaar geldt, is er sprake van rechtsongelijkheid;
  • de nieuwe wetgeving is in strijd met het gelijkheidsbeginsel als bedoeld in artikel 26 van het Internationaal verdrag inzake burgerrechten en politieke rechten (IVBPR), artikel 14 van het EVRM in verbinding met het Eerste Protocol daarbij, en artikel 1 van de Nederlandse Grondwet. Volgens [verzoeker] is er in dit geval sprake van ongelijke behandeling van gelijke gevallen;
  • het doel van de verkorting van de looptijd is volgens [verzoeker] om de perspectieven op een schuldenvrije toekomst voor personen die zich in een problematische schuldensituatie bevinden, te verbeteren en om de maatschappelijke kosten te beperken oftewel de schuldenproblematiek dient zo snel mogelijk te worden opgelost;
  • volgens [verzoeker] volgt uit vaste jurisprudentie dat van verkorting van de looptijd sprake kan zijn indien bijzondere omstandigheden meebrengen dat de belangen van de schuldenaar bij een kortere schuldsaneringsregeling zwaarder moeten wegen dan de belangen van de schuldeisers bij het doorlopen van de verlengde saneringstermijn. Bij die belangafweging dient onder andere de spaarcapaciteit te worden betrokken. Vanaf 1 juni 2023 bedraagt de spaarcapaciteit van [verzoeker] € 522,22 per maand, hetgeen volgens [verzoeker] geen aanzienlijke spaarcapaciteit is. Volgens [verzoeker] bedraagt de uitkering aan concurrente schuldeisers bij een looptijd van drie jaar 7,52 % en bij een looptijd van anderhalf jaar 1,67 %. Volgens [verzoeker] is dit verschil dermate klein dat het belang van [verzoeker] zwaarder dient te wegen dan het belang van de schuldeisers.
Volgens het verzoekschrift bedroeg de bij bewindvoerder ingediende schuldenlast op 19 juni 2023 € 154.193,49 en bedroeg het boedelsaldo op 19 juni 2023 € 2.584,93. Van dit boedelsaldo is nog geen salaris door de bewindvoerder opgenomen.
Het verhoor
De bewindvoerder heeft verklaard dat nu er geen sprake is van overgangswetgeving, verkorting van de looptijd op grond van de nieuwe wetgeving niet mogelijk is. Voorts heeft de bewindvoerder aangevoerd dat er onder andere in vergelijking met andere schuldsaneringsregelingen een aanzienlijke afloscapaciteit bestaat. Mr. Van Brunschot heeft de verklaring van de bewindvoerder over de afloscapaciteit bevestigd.
De overwegingen van de rechter-commissaris
Ten aanzien van het beroep van [verzoeker] op de verdrags- en wetsartikelen inzake gelijke behandeling overweegt de rechter-commissaris dat deze artikelen zien op gelijke behandeling bij het van toepassing zijn van dezelfde wet- en regelgeving. In dit geval is er echter - doordat er geen overgangswetgeving is opgesteld - sprake van verschillende wetgeving voor gelijke gevallen. Voor schuldsaneringsregelingen die zijn uitgesproken vóór 1 juli 2023 is immers sprake van een looptijd van de schuldsaneringsregeling van drie jaar en voor schuldsaneringsregelingen die zijn uitgesproken vanaf 1 juli 2023 geldt een looptijd van anderhalf jaar. De rechter-commissaris gaat ervan uit dat het een doordachte en bewuste keuze van de wetgever is geweest om geen overgangswetgeving op te stellen en daardoor de halvering van de looptijd van de schuldsaneringsregeling niet op schuldsaneringsregelingen die vóór 1 juli 2023 zijn uitgesproken van toepassing te laten zijn, al blijkt van een dergelijke bewuste keuze of doordachtheid niets uit de totstandkomingsgeschiedenis van de nieuwe wetgeving. Uit het feit dat onder andere de bepaling betreffende de halvering van de looptijd niet van overeenkomstige toepassing is verklaard, maakt de rechter-commissaris ook op dat de wetgever het doel van de nieuwe wetgeving, in de zin van het op zo kort mogelijke termijn oplossen van een problematische schuldensituatie en het beperken van de maatschappelijke kosten, bewust niet op die eerder uitgesproken schuldsaneringsregelingen van toepassing heeft willen laten zijn.
Terecht is niet in discussie dat de wetgever bevoegd is wetten te wijzigen. Het feit dat bij een wetswijziging bepaalde zaken anders worden geregeld dan in de tot dan toe bestaande wet, maakt niet dat er dan sprake is van strijd met het gelijkheidsbeginsel. Zo kan er bijvoorbeeld ook geen betaalde belasting wordt teruggevorderd met de stelling dat het tarief vorig jaar lager was en nu door wetswijziging verhoogd is.
Nu [verzoeker] tot de wettelijke regeling is toegelaten vóór 1 juli 2023, geldt voor zijn regeling de duur die wordt bepaald door de wetgeving die op regelingen die tot 1 juli 2023 zijn uitgesproken van toepassing was.
De rechter-commissaris zal het verzoek om de termijn van de schuldsaneringsregeling van [verzoeker] , op grond van de gestelde ongelijke behandeling en strijd met het doel van de nieuwe wetgeving, te verkorten tot anderhalf jaar dan ook afwijzen.
Wat betreft verkorting van de looptijd van de schuldsaneringsregeling op grond van bijzondere omstandigheden overweegt de rechter-commissaris dat verkorting van de looptijd of het eerder eindigen van de schuldsaneringsregeling, afgezien van de situatie dat er voldoende boedelsaldo aanwezig is om de totale schuldenlast en de kosten van de schuldsaneringsregeling te voldoen, slechts mogelijk is als er geen baten voor de schuldeisers meer zijn te verwachten. De rechter-commissaris concludeert dat deze situatie zich hier niet voordoet, nu er sprake is van substantiële spaarcapaciteit die de kosten van de schuldsaneringsregeling ruim overschrijdt. Door het bestaan van deze spaarcapaciteit is er ook sprake van een aanzienlijk hoger uitkeringspercentage aan schuldeisers in het geval van een looptijd van drie jaar dan in het geval de schuldsaneringsregeling anderhalf jaar duurt. De rechter-commissaris kan [verzoeker] dan ook niet volgen in de stelling dat het verschil dermate klein is dat de belangen van [verzoeker] zwaarder moeten wegen dan de belangen van de schuldeisers.
De rechter-commissaris zal het verzoek van [verzoeker] om de looptijd van de schuldsaneringsregeling op grond van bijzondere omstandigheden te verkorten, eveneens afwijzen.

De beslissing:

De rechter-commissaris:
- wijst het verzoek tot verkorting van de looptijd van de schuldsaneringsregeling af;
Gegeven te Almelo op 11 juli 2023 door mr. M.M. Verhoeven, rechter-commissaris, in tegenwoordigheid van de griffier [3] .

Voetnoten

1.Wet van 10 februari 2023 tot wijziging van de Faillissementswet ter verbetering van de doorstroom van de gemeentelijke schuldhulpverlening naar de wettelijke schuldsaneringsregeling natuurlijke personen, Staatsblad 2023, 87.
2.Nader gewijzigd amendement van het lid [naam 2] c.s. ter vervanging van dat gedrukt onder nr. 28, Tweede Kamer, vergaderjaar 2022-2023, 35915, nr. 30.
3.Van deze beschikking staat gedurende vijf dagen hoger beroep op de rechtbank open (art. 315 eerste lid Faillissementswet).