4.3Het oordeel van de rechtbank
Ten aanzien van feit 1
De rechtbank stelt op basis van de inhoud van het dossier en wat op de terechtzitting is besproken de volgende feiten en omstandigheden vast. In de voetnoten in het vonnis zal worden verwezen naar de voor de bewezenverklaring redengevende bewijsmiddelen.
Op 17 juli 2020 arriveert in Engeland een Zodiac, type MK3 Futura, met registratieteken [registratieteken] . Aan boord van deze motorboot bevinden zich 19 vluchtelingen.De boot stond in de periode van 15 juli 2020 tot 19 maart 2021 op naam van verdachte.
Op 7 augustus 2020 treft men in Engeland een Quicksilver 4.30 HD met registratienummer [registratienummer] aan, met daarop 13 illegale migranten.Kort daarna, op 24 augustus 2020, wordt deze RHIB motorboot op naam van verdachte gezet.Verdachte verklaart bij de politie: “
Ik heb de boot eerder gekocht, maar de man heeft de boot pas later op mijn naam gezet.”
Op 17 augustus 2020 om 10.15 uur controleert de Belgische douane op een parkeerplaats ter hoogte van Westkerke in België op de A18/E40 een Mercedes-Benz Vito met het Nederlandse kenteken [kenteken 3] . De bestuurder identificeert zich met een Nederlandse verblijfsvergunning als verdachte. Tijdens de controle worden er in de laadbak van het voertuig vijf nieuwe reddingsvesten aangetroffen.
Op 22 september 2020 wijst een betrouwbare bron de grenspolitie Coquelle in Frankrijk op de aanwezigheid van een voertuig type Mercedes-Benz Vito met kenteken [kenteken 4] of een soortgelijk kenteken op het strand. Dit voertuig vervoert een rubberboot en een groot aantal migranten die naar zee worden begeleid.Het onderzoeksteam vermoedt dat het gaat om de Mercedes-Benz Vito met Nederlands kenteken [kenteken 5] , die destijds op naam stond van [bedrijf 3] B.V..
Verdachte heeft deze Mercedes-Benz Vito in de periode van 21 september 2020 tot 1 oktober 2020 bij [bedrijf 3] B.V. gehuurd.Verdachte bevestigt dit bij de politie.De bij het verhuurbedrijf opgevraagde GPS-data geven weer dat deze Mercedes-Benz Vito op 22, 25, 27, 28 en 29 september 2020 in Calais in Frankrijk is geweest.
Op 9 oktober 2020 verneemt de grenspolitie Coquelle in Frankrijk van dezelfde betrouwbare bron dat op dezelfde plek opnieuw een bootje te water wordt gelaten. Het bootje wordt vervoerd met een transportwagen van het type Mercedes-Benz Sprinter met kenteken [kenteken 6] .De Mercedes Sprinter met kenteken [kenteken 6] stond destijds op naam van [bedrijf 3] B.V..
Verdachte heeft deze Mercedes-Benz Sprinter met kenteken [kenteken 1] in de periode van 8 oktober 2020 tot en met 10 oktober 2020 samen met een steekwagen bij [bedrijf 3] B.V. gehuurd en ook in de periode 16 oktober 2020 tot en met 21 oktober 2020.Verdachte bevestigt dit tegenover de politie.De bij het verhuurbedrijf opgevraagde GPS-data geven weer dat de Mercedes-Benz Sprinter na op 8 oktober 2020 te zijn opgehaald bij het verhuurbedrijf in Dordrecht is gestopt aan de [adres 1] in [vestigingsplaats] . Op dit adres is een bedrijf gevestigd dat handelt in boten. De Mercedes-Benz Sprinter is vervolgens gestopt in Rotterdam en op 9 oktober 2020 in Calais. Verder geven de bij het verhuurbedrijf opgevraagde GPS-data weer dat het voertuig van 17 tot 19 oktober 2020 in Calais in Frankrijk is geweest.
Op 30 november 2020 wordt verdachte in de nachtelijke uren gecontroleerd als bestuurder van een bestelbus Mercedes-Benz Vito met kenteken [kenteken 7] . Deze controle vindt plaats op de A16 te Hazeldonk bij de grensovergang tussen Nederland en België. In de bestelbus bevindt zich een RIB-boot en een buitenboordmotor.
Overwegingen en conclusies
Algemeen bekend is dat de laatste jaren op grote schaal illegale migratie plaatsvindt naar Groot-Brittannië door met bootjes vanaf het kustgebied bij Calais in Frankrijk het Kanaal over te steken. Bekend zijn ook de beelden van tientallen mensen die met zwemvesten aan proberen één van de drukst bevaren zeeroutes ter wereld over te steken in een (overvolle) rubberboot met buitenboordmotor. Dat deze wijze van overtocht levensgevaarlijk is, blijkt uit de vele slachtoffers die vallen. Het opzettelijk verwerven, voorhanden hebben, invoeren, doorvoeren en uitvoeren van vervoermiddelen en andere voorwerpen, bedoeld om deze illegale overtocht over het Kanaal te maken is een voorbereidingshandeling, strafbaar gesteld in artikel 46 van het Wetboek van Strafrecht (Sr).
De rechtbank stelt op grond van de bewijsmiddelen vast dat bij smokkelincidenten via de Kanaalroute rubberboten zijn gebruikt die op naam van verdachte stonden dan wel kort voor het smokkelincident door verdachte zijn aangekocht. Daarnaast zijn in Frankrijk tweemaal rubberboten naar het strand in Calais getransporteerd met bestelbusjes die door verdachte in Nederland zijn gehuurd, waarbij eenmaal ook een groot aantal migranten is vervoerd. Deze bestelbusjes zijn bij herhaling in Calais geweest. Verder zijn bij een controle van verdachte (nabij) de grensovergang tussen Nederland en België vijf nieuwe zwemvesten in zijn voertuig aangetroffen en later nog eens een RIB-boot en een buitenboordmotor. De rechtbank is van oordeel dat uit de uiterlijke verschijningsvorm van de in de voertuigen van verdachte aangetroffen boot, buitenboordmotor en zwemvesten en de richting waarin deze werden vervoerd een duidelijke bestemming kan worden afgeleid, namelijk mensensmokkel over het Kanaal. Daarbij wordt in aanmerking genomen dat verdachte bij de douane en politie wisselende en onderling tegenstrijdige verklaringen heeft afgelegd over de aankoop van de aangetroffen zwemvesten en het doel en de bestemming van zijn reis. Verdachte heeft tegenover de Belgische douane verklaard dat hij uit Frankrijk kwam, waar hij aan de kust zwemvesten heeft gekocht. Verdachte verklaart bij de politie echter op de vraag waarom hij in Westkerke in België was: “
Ik ging zo maar een keer rond rijden.” Vervolgens verklaart verdachte dat hij de zwemvesten “
op de terugweg naar huis” heeft gekocht “
Bij een jongetje op een parkeerplaats in België.” Verdachte legt daarna een afwijkende verklaring af over het doel van zijn reis: “
Ik ging iets kopen voor het huis. Maar ik weet alleen niet meer wat” en “
Ik was de weg kwijt, had geen internet en vroeg de politie de weg naar Brussel.” Op basis van de GPS-data van de bus waarin verdachte op dat moment reed is de verklaring van verdachte leugenachtig: verdachte kwam niet uit de richting van Frankrijk, maar kwam uit Nederland.De rechtbank concludeert uit het voorgaande dat verdachte vervoermiddelen en voorwerpen heeft verworven en voorhanden heeft gehad en daarnaast ook heeft ingevoerd, doorgevoerd en uitgevoerd met het oog op mensensmokkel waarvan levensgevaar te duchten is.
De rechtbank stelt vast dat verdachte wist dat de vervoermiddelen en voorwerpen bestemd waren voor het plegen van mensensmokkel en overweegt daartoe als volgt.
Bij de doorzoeking van de woning van verdachte aan de [adres 2] in [plaats 1] op 14 september 2021 is een Apple iPhone 6s in beslag genomen. De gebruiker van deze telefoon betreft ten tijde van de onderzoeksperiode naar alle waarschijnlijkheid, [naam 1] , de minderjarige zoon van verdachte en zijn echtgenote [naam 2] .In de telefoon is een WhatsApp chat aangetroffen tussen het daarin geregistreerde telefoonnummer [telefoonnummer 1] en telefoonnummer [telefoonnummer 2] , waarvan [naam 2] als gebruiker is geïdentificeerd.In deze chat deelt [naam 1] in de middag van 29 juli 2020 een doorgestuurde afdruk van Google maps. Dit betreft de locatie [adres 3] , [plaats 2] , Frankrijk.[naam 1] zegt daarna “
Dit is het afleverpunt”, waarop [naam 2] antwoordt “
Ahha, dank je”. [naam 2] zegt vervolgens in de ochtend van 30 juli 2020 “
Als oom [naam 3] belt moet je niet zeggen dat wij in Frankrijk zijn”. Verder geeft [naam 2] aan “
Wij arriveerden laat, de boot was ook kapot” en “
Politie kwam en heeft iedereen opgepakt, Maar wij waren er niet, Wij waren bij het begin van de straat/steeg.” Vervolgens stuurt [naam 2] een audiobericht, waarin is te horen: “
bel met die man van de boot, zeg hem: “uw boot wat kapot, niet de golfbreker maar de bodem, mijn ouders hebben de boot niet kunnen oppompen, hij liep leeg, wij hebben de boot niet kunnen gebruiken, u moet ons geld teruggeven”.” [naam 1] zegt daarop “
Wij gaan met papa naar hem toe” en “
Hij zou zeggen: geef de boot terug dan pas geef ik het geld.”. [naam 2] reageert met een audiobericht, waarin is te horen: “
de boot ligt in het water, het lukt ons niet om hem eruit halen.” [naam 1] vraagt vervolgens “
Wanneer komen jullie?”, waarop [naam 2] antwoordt “
Wij komen in de avond, Papa heeft slaap, hij wil nu even slapen. Wij zijn in België.”
Op 3 en 4 augustus 2020 deelt [naam 2] vergelijkbare berichten in de chat. Zo stuurt [naam 2] in de avond van 3 augustus 2020 het volgende bericht door: “
In de buurt van Petit-Fort-Philippe, 59820 Gravelines is er een pinnetje, Frankrijk.”, waarna zij zegt “
Deze niet verwijderen.” Vervolgens stuurt [naam 2] in de nacht van 4 augustus 2020 een audiobericht, waarin is te horen: “
Wij hebben de boot niet afgeleverd, hun punt/gebied had een problemen waardoor wij het niet konden afleveren. Het wordt laat voordat wij terugkomen.” In de ochtend van 4 augustus 2020 zegt [naam 2] “
Wij hebben de boot afgeleverd maar zij zijn niet gegaan omdat er veel politie was, zij konden niet gaan.”
Uit de besproken onderwerpen en gebruikte bewoordingen in voornoemde chatgesprekken, in samenhang bezien met de gedeelde locaties van het stadje Gravelines, dat in het kustgebied bij Calais in Frankrijk ligt, valt naar het oordeel van de rechtbank onmiskenbaar af te leiden dat bij verdachte sprake was van een criminele intentie om door middel van het beschikbaar stellen van rubberboten mensensmokkel over het Kanaal te faciliteren. De rechtbank slaat in dit verband ook acht op de verklaring van verdachte bij de politie dat hij “
vaker dan 2 keer” in Calais is geweest.Deze verklaring vindt bevestiging in de ANPR-gegevens van de Peugeot 307 met kenteken [kenteken 8] die verdachte in de periode van 24 februari 2020 tot 15 december 2020 op zijn naam had staan. Deze Peugeot is in de periode van 27 juli 2020 tot en met 22 oktober 2020 op zeven verschillende dagen geregistreerd in het grensgebied tussen Nederland en België en het grensgebied tussen België en Frankrijk bij De Panne. Daarnaast is de Peugeot in de periode van 17 augustus 2020 tot 22 oktober 2020 minstens vier keer de grensovergang tussen Nederland en België bij Hazeldonk gepasseerd.
De rechtbank is van oordeel dat wettig en overtuigend bewezen is dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het onder 1 ten laste gelegde feit.
Ten aanzien van feit 2
De rechtbank stelt op basis van de inhoud van het dossier en wat op de terechtzitting is
besproken de volgende feiten en omstandigheden vast. In de voetnoten in het vonnis zal worden verwezen naar de voor de bewezenverklaring redengevende bewijsmiddelen.
Op 25 februari 2021 verneemt de grenspolitie Coquelle in Frankrijk dat verdachte via telefoonnummer [telefoonnummer 3] contact heeft gehad met een zeker ‘ [medeverdachte 1] ’, die vertelde te zijn ‘verlinkt’ door twee illegale migranten die het tarief van € 8.000,-- hadden genoemd. Een zekere ‘ [medeverdachte 2] ’ werd door diezelfde illegale migranten genoemd als mensensmokkelaar.
[medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] zijn op 19 februari 2021 aangehouden op de parkeerplaats Moëres langs de A16 in Ghyvelde in Frankrijk, wegens hulp aan illegale buitenlanders. [medeverdachte 2] was de bestuurder van een Citroën C4 met kenteken [kenteken 2] . [medeverdachte 1] was een van de passagiers en de twee andere passagiers waren illegale migranten uit Irak. Het voertuig stond geregistreerd op naam van verdachte.Beide personen zijn overgebracht naar het detentiecentrum van Lesquin in Frankrijk. Er hebben meerdere telefoongesprekken plaatsgevonden tussen deze twee verdachten die in het detentiecentrum zijn ondergebracht en verdachte. De twee arrestanten hebben meermaals gevraagd geld op te sturen in verband met de aanschaf van telefoons of de betaling van advocaatkosten. In de contacten tussen [medeverdachte 1] , [medeverdachte 2] en verdachte leek verdachte zich te willen ontfermen over hun toekomst en nam hij een deel van de verantwoordelijkheid in de situatie op zich. [medeverdachte 1] wees hem ook op zijn verantwoordelijkheden, met name met betrekking tot de aanzienlijke bedragen (£ 70.000) die met elke ‘GAME’ gemoeid waren.
Overwegingen en conclusies
De rechtbank is op grond van voornoemde feiten en omstandigheden, in onderling verband en samenhang bezien, van oordeel dat verdachte zich samen met anderen schuldig heeft gemaakt aan mensensmokkel.
De rechtbank stelt vast dat verdachte [medeverdachte 2] tijdens het verhoor bij de politie aan de hand van een aan hem getoonde foto heeft herkend en over [medeverdachte 2] heeft verklaard “
als hij een auto nodig heeft, dan leent hij die soms van mij.”Voor de rechtbank staat in voldoende mate vast dat verdachte zijn auto op 19 februari 2021 aan [medeverdachte 2] heeft uitgeleend om twee migranten naar het kustgebied bij Calais in Frankrijk te brengen. Daarbij acht de rechtbank van belang dat verdachte bij herhaling telefonisch contact heeft gehad met [medeverdachte 2] en [medeverdachte 1] terwijl zij vanwege het smokkelincident op 19 februari 2021 in Frankrijk in detentie zaten. Uit deze gesprekken valt af te leiden dat verdachte mede verantwoordelijk wordt gehouden, met name als het gaat om de aanzienlijke bedragen die met elke ‘
GAME’ gemoeid zijn en dat verdachte ook deels verantwoordelijkheid neemt voor de ontstane situatie. De rechtbank concludeert op grond hiervan dat verdachte de twee migranten die op 19 februari 2021 in Frankrijk in zijn auto zijn aangetroffen behulpzaam is geweest bij het zich verschaffen van toegang tot Frankrijk.
Gelet op het voorgaande kan het niet anders zijn dan dat verdachte ook moet hebben geweten dat de migranten geen beschikking hadden over geldige reisdocumenten en dat de toegang tot Frankrijk zodoende voor hen wederrechtelijk was. De rechtbank laat daarbij meewegen dat hierboven al de betrokkenheid van verdachte bij mensensmokkel is vastgesteld en daarnaast ook dat verdachte op 6 februari 2020 in Griekenland is aangehouden in verband met het smokkelen van een persoon zonder de juiste documentatie.
Uit de hiervoor weergegeven feiten en omstandigheden blijkt dat bij het ten laste gelegde feit sprake is geweest van een nauwe en bewuste samenwerking tussen verdachte en anderen, zodat sprake is van medeplegen.
De rechtbank is van oordeel dat wettig en overtuigend bewezen is dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het onder 2 primair ten laste gelegde feit.