7.3De gronden voor een straf of maatregel
De rechtbank overweegt in dit kader het volgende.
Uit het dossier, noch uit de reclasseringsrapportage of uit het advies van de psychiater is gebleken van enige aanleiding voor een dergelijk onderzoek. Ook een verzoekschrift van de officier van justitie tot het doen uitvoeren van een dergelijk onderzoek ontbreekt. De rechtbank ziet geen aanleiding om het verzoek toe te wijzen en wijst het verzoek om aanhouding voor onderzoek naar de (on)mogelijkheden van een zorgmachtiging af.
Bij de strafoplegging houdt de rechtbank rekening met de aard en de ernst van de gepleegde feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en de persoon van verdachte, zoals die uit het dossier en tijdens de behandeling ter terechtzitting naar voren zijn gekomen. De rechtbank acht daarbij in het bijzonder het volgende van belang.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan drie diefstallen. Verdachte heeft binnen twee dagen twee elektrische fietsen gestolen. Dat verdachte alleen oog heeft voor zijn eigen (financiële) gewin en met zijn handelen volledig voorbij gaat aan de financiële schade en de gevolgen die dergelijke feiten hebben voor de betrokkenen, rekent de rechtbank verdachte aan. Daarnaast heeft verdachte bij een supermarkt pakken kipfilet weggenomen. Feiten als deze veroorzaken voor de betrokken ondernemers overlast, hinder en financiële schade. Ook dit rekent de rechtbank verdachte aan.
- het advies van de deskundigen
Op 18 april 2023 is door J.M. Westenbroek, psychiater bij het Nederlands Instituut voor Forensische Psychiatrie en Psychologie een advies indicatieoverleg opgemaakt. De deskundige constateert geen contra-indicaties voor oplegging van een ISD-maatregel.
De reclassering van Verslavingszorg Noord Nederland heeft op 1 juni 2023 over verdachte gerapporteerd. In het rapport heeft S.C. Lapré, reclasseringswerker, zakelijk weergegeven onder meer het volgende opgenomen.
Verdachte heeft de praktische leefgebieden niet op orde, nu een stabiel inkomen, huisvesting en een nuttige dag invulling ontbreken. Er is sprake van gokgedrag, schulden en dagelijks softdruggebruik en (drie keer per maand) cocaïnegebruik. Eerder ingezette interventies van de reclassering hebben niet geleid tot gedragsverandering en afname van delictgedrag. Uit eerdere reclasseringstoezichten blijkt dat verdachte zich niet hield aan bijzondere voorwaarden, zoals een meldplicht, urinecontroles en behandelverplichting en dat samenwerking met verdachte moeilijk is. Het recidiverisico en het risico op onttrekking aan voorwaarden wordt ingeschat als hoog. Om helder te krijgen of sprake is van ontregelende psychische problematiek is onderzoek door een gedragsdeskundige wenselijk. Geadviseerd wordt oplegging van een onvoorwaardelijke maatregel tot plaatsing in een inrichting voor stelselmatig daders. Redengevend voor dit advies is dat verdachte gedurende de intramurale fase van de maatregel nader kan worden onderzocht door een gedragsdeskundige en van daaruit kan werken aan verandering, inzicht en besef.
Ter zitting van 27 juni 2023 heeft reclasseringswerker mevrouw Y. Agteresch aanvullend op de rapportage toegelicht dat er iets moet veranderen in het gedrag van verdachte, zijn problematiek en zijn leefomstandigheden en dat de ISD-maatregel daartoe het geëigende middel is. Tevens kan binnen de maatregel worden gezocht naar een geschikte woon- of verblijfplek voor verdachte, waar hij zichzelf kan zijn maar waar hij geen overlast veroorzaakt.
- de overwegingen van de rechtbank
De rechtbank stelt vast dat verdachte in het verleden vaker reclasseringstoezichten en reclasseringscontacten heeft gehad en dat deze moeizaam verliepen of negatief zijn beëindigd. De rechtbank stelt verder vast dat de tot op heden gezochte en geboden ambulante hulpverlening en interventies niet tot de beoogde gedragsverandering en overlastvermindering hebben geleid en dat verdachte zich niet heeft gehouden aan hem eerder gestelde bijzondere voorwaarden.
Op basis van hetgeen hiervoor is vermeld, acht de rechtbank oplegging van een straf binnen een ambulant kader niet afdoende. Ook het door de verdediging aangedragen alternatief van een voorwaardelijke ISD-maatregel of maatschappelijke zorg acht de rechtbank niet passend. De rechtbank heeft er onvoldoende vertrouwen in dat verdachte na het uitzitten van een gevangenisstraf zelfstandig zijn leven weer op orde zal krijgen.
De officier van justitie heeft oplegging van de ISD-maatregel geëist. De rechtbank overweegt als volgt.
- voorwaarden maatregel van plaatsing in een inrichting voor stelselmatige daders
De rechtbank stelt vast dat ten aanzien van voornoemde bewezen verklaarde feiten aan alle voorwaarden is voldaan die artikel 38m Sr aan het opleggen van de ISD-maatregel stelt. Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan twee fietsendiefstallen en een winkeldiefstal, feiten waarvoor voorlopige hechtenis is toegestaan. Uit het uittreksel van 15 mei 2023 van de Justitiële Documentatie (het strafblad) van verdachte blijkt dat verdachte gedurende de vijf jaren voorafgaand aan de bewezen verklaarde feiten ten minste driemaal wegens een misdrijf onherroepelijk is veroordeeld tot een vrijheidsbenemende straf of maatregel, terwijl de in dit vonnis bewezen verklaarde feiten zijn begaan na tenuitvoerlegging van deze straffen/maatregel. Dit betreffen de navolgende veroordelingen.
- het vonnis van de politierechter in de rechtbank Overijssel van 22 februari 2023 inhoudende een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van vijf weken;
- het vonnis van de politierechter in de rechtbank Overijssel van 18 januari 2023 inhoudende een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van vier weken;
- het vonnis van de politierechter in de rechtbank Overijssel van 12 april 2022 inhoudende een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van zeven dagen.
Gezien verdachtes justitiegeschiedenis, de problemen in zijn huidige instabiele leefomstandigheden en zijn verslavingsproblematiek, zoals blijkt uit de hiervoor genoemde rapportage, houdt de rechtbank er ernstig rekening mee dat verdachte opnieuw tot het plegen van misdrijven als de onderhavige zal overgaan, zolang voor zijn problematiek en leefomstandigheden geen oplossing wordt gevonden. Hiermee is de veiligheid van goederen in het geding.
De rechtbank overweegt dat indien sprake is van een mogelijke oplegging van de ISD-maatregel enerzijds het belang van de maatschappij om beveiligd te worden tegen de aantasting van personen en goederen door misdrijven en anderzijds het onder meer in artikel 5 van het Verdrag tot Bescherming van de Rechten van de Mens en de Fundamentele Vrijheden (EVRM) neergelegde recht op persoonlijke vrijheid dient te worden afgewogen. De rechtbank is zich bewust van de zwaarte van een dergelijke maatregel. Van belang hierbij acht de rechtbank dat de maatregel naast beveiliging van de maatschappij, beoogt een bijdrage te leveren aan de beëindiging van verdachtes recidive en voorts aan een oplossing van zijn problematiek.
Gezien die problematiek acht de rechtbank de ISD-maatregel passend en geboden. Het ingeschatte hoge recidiverisico, de herhaaldelijke maatschappelijke overlast en de instabiele criminogene factoren in aanmerking nemend, eist de veiligheid van personen en goederen ook de oplegging van deze maatregel. Naar het oordeel van de rechtbank biedt de ISD-maatregel de beste kans voor verdachte om verandering te brengen in zijn huidige leefsituatie, om zijn problematiek aan te pakken en om verdachte daarmee de mogelijkheid te geven om voor zichzelf een andere toekomst op te bouwen. Voor een structurele kentering in het gedrag en een gedegen aanpak van zijn verslavingsproblematiek acht de rechtbank voorts het kader van de onvoorwaardelijke ISD noodzakelijk.
- duur van de maatregel
Om verdachte de gelegenheid te bieden zijn verslavingsproblematiek gedegen aan te pakken en een structurele verandering in zijn leefomstandigheden te bewerkstelligen is oplegging van de maximale termijn noodzakelijk. Daarom zal de rechtbank de onvoorwaardelijke ISD-maatregel opleggen voor de duur van twee jaren. De rechtbank ziet bij het bepalen van de duur van de maatregel, gezien het hetgeen hiervoor is uiteengezet, geen redenen om op grond van artikel 38n, tweede lid, Sr rekening te houden met de tijd door verdachte voor de tenuitvoerlegging in verzekering en in voorlopige hechtenis doorgebracht.