ECLI:NL:RBOVE:2023:2638

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
11 juli 2023
Publicatiedatum
11 juli 2023
Zaaknummer
08.087834.23 (P)
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling tot plaatsing in een inrichting voor stelselmatige daders na diefstal van fietsen en winkeldiefstal

Op 11 juli 2023 heeft de Rechtbank Overijssel in Zwolle uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van meerdere diefstallen, waaronder de diefstal van twee elektrische fietsen en twee pakken kipfilet. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot plaatsing in een inrichting voor stelselmatige daders voor de duur van twee jaar. Daarnaast is de verdachte veroordeeld tot het betalen van een schadevergoeding van € 1.365 aan de benadeelde partij, met de mogelijkheid van gijzeling voor 23 dagen indien betaling niet mogelijk is. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan de diefstallen en dat er geen feiten of omstandigheden zijn die de strafbaarheid van de verdachte uitsluiten. De officier van justitie had een onvoorwaardelijke ISD-maatregel geëist, en de rechtbank heeft deze eis gehonoreerd, gezien de recidive en de problematiek van de verdachte. De rechtbank heeft ook de vordering van de benadeelde partij gedeeltelijk toegewezen, waarbij een deel van de vordering niet-ontvankelijk is verklaard. De uitspraak is gedaan na een openbare terechtzitting op 27 juni 2023, waar de verdachte en zijn raadsman aanwezig waren.

Uitspraak

RECHTBANK OVERIJSSEL

Team Strafrecht
Meervoudige kamer
Zittingsplaats Zwolle
Parketnummer: 08.087834.23 (P)
Datum vonnis: 11 juli 2023
Vonnis op tegenspraak in de zaak van de officier van justitie tegen:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] 1984 in [geboorteplaats] ,
nu verblijvende in de PI thans verblijvende: P.I. Veenhuizen, locatie Esserheem te Veenhuizen.

1.Het onderzoek op de terechtzitting

Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzitting van 27 juni 2023.
De rechtbank heeft kennis genomen van de vordering van de officier van justitie
mr. A.E. Postma en van wat door verdachte en zijn raadsman mr. J. Vlug, advocaat in Deventer, naar voren is gebracht.

2.De tenlastelegging

De verdenking komt er, kort en zakelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
feit 1:een elektrische fiets (merk Stella) heeft gestolen;
feit 2:een elektrische fiets (merk Cortina) heeft gestolen uit een schuur/berging;
feit :twee pakken kipfilet heeft gestolen uit de supermarkt.
Voluit luidt de tenlastelegging aan verdachte, dat:
1
hij op of omstreeks 28 maart 2023,
in de gemeente Deventer,
een elektrische fiets (merk Stella), in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan [slachtoffer 1] , in elk geval aan een ander toebehoorde(n) heeft weggenomen (vanaf een schoolplein aan of nabij de Bierstraat 54 aldaar)
met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen;
2
hij op of omstreeks 27 maart 2023,
in de gemeente Deventer,
een elektrische fiets (merk Cortina), in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan
[slachtoffer 2] , in elk geval aan een ander toebehoorde(n) heeft weggenomen (in of uit een schuur of berging behorende bij een (flat)woning aan de [adres 2] aldaar)
met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen;
3
hij op of omstreeks 25 maart 2023,
in de gemeente Deventer,
twee, althans een of meer, pakken kipfilet, in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan de Aldi, in elk geval aan een ander toebehoorde(n) heeft weggenomen (in of uit een winkel aan de Timmermansweg 37 te Schalkhaar )
met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen.

3.De voorvragen

De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zij bevoegd is tot kennisneming van deze zaak, dat de officier van justitie ontvankelijk is in de vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.

4.De bewijsmotivering

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat alle ten laste gelegde feiten wettig en overtuigend bewezen kunnen worden.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich ten aanzien van het bewijs gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
4.3
Het oordeel van de rechtbank [1]
De rechtbank komt tot bewezenverklaring van de onder 1, 2 en 3 ten laste gelegde feiten op grond van de volgende bewijsmiddelen, waarbij de rechtbank - nu verdachte deze feiten heeft bekend en door of namens hem geen vrijspraak is bepleit - conform artikel 359, derde lid, laatste volzin, van het Wetboek van Strafvordering (Sv), zal volstaan met een opsomming van de bewijsmiddelen.
Feit 1: diefstal elektrische fiets (Stella)
1.
Het proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer 1] van 29 maart 2023, pagina 25;
2.
Het proces-verbaal van de terechtzitting van 27 juni 2023, voor zover inhoudende de bekennende verklaring van de verdachte als bedoeld in artikel 359, derde lid, laatste volzin, Sv.
Feit 2: diefstal elektrische fiets (Cortina)
1.
Het proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer 2] van 29 maart 2023, pagina 40 tot en met 41;
2.
Het proces-verbaal van de terechtzitting van 27 juni 2023, voor zover inhoudende de bekennende verklaring van de verdachte als bedoeld in artikel 359, derde lid, laatste volzin, Sv.
Feit 3: winkeldiefstal kipfilet
1.
Het proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer 3] van 25 maart 2023, pagina 7;
2.
Het proces-verbaal van de terechtzitting van 27 juni 2023, voor zover inhoudende de bekennende verklaring van de verdachte als bedoeld in artikel 359, derde lid, laatste volzin, Sv.
4.4
De bewezenverklaring
De rechtbank acht op grond van de opgegeven bewijsmiddelen waarin zijn vervat de redengevende feiten en omstandigheden waarop de bewezenverklaring steunt wettig en overtuigend bewezen dat verdachte de ten laste gelegde feiten heeft begaan, met dien verstande dat:
1
hij op 28 maart 2023, in de gemeente Deventer, een elektrische fiets (merk Stella) die aan [slachtoffer 1] toebehoorde heeft weggenomen vanaf een schoolplein aan of nabij de Bierstraat 54 aldaar, met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen;
2
hij op 27 maart 2023, in de gemeente Deventer een elektrische fiets (merk Cortina) die aan [slachtoffer 2] , toebehoorde heeft weggenomen uit een schuur of berging behorende bij een flatwoning aan de [adres 2] aldaar, met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen;
3
hij op 25 maart 2023 in de gemeente Deventer twee pakken kipfilet die aan de Aldi toebehoorden heeft weggenomen uit een winkel aan de Timmermansweg 37 te Schalkhaar met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen.
De rechtbank acht niet bewezen wat aan verdachte onder 1, 2 en 3 meer of anders is ten laste gelegd, zodat zij hem daarvan zal vrijspreken.
De in de tenlastelegging voorkomende taal- en/of schrijffouten zijn verbeterd in de bewezenverklaring. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.

5.De strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Het bewezen verklaarde is strafbaar gesteld in 310 van het Wetboek van Strafrecht (Sr). Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten. Het bewezen verklaarde levert op:
feit 1, feit 2 en feit 3
telkens het misdrijf: diefstal.

6.De strafbaarheid van verdachte

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. De rechtbank oordeelt daarom dat verdachte strafbaar is voor de bewezen verklaarde feiten.

7.De op te leggen straf of maatregel

7.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte wordt veroordeeld tot de maatregel tot plaatsing in een inrichting voor stelselmatige daders (hierna: ISD-maatregel) voor de duur van twee jaren.
De officier van justitie heeft verzocht het aanhoudingsverzoek van de raadsman af te wijzen.
7.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft primair verzocht om de zaak aan te houden om een onderzoek in te stellen naar de mogelijkheden van een zorgmachtiging of een voorwaardelijke ISD-maatregel.
Subsidiair heeft de raadsman zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
7.3
De gronden voor een straf of maatregel
Het aanhoudingsverzoek
De rechtbank overweegt in dit kader het volgende.
Uit het dossier, noch uit de reclasseringsrapportage of uit het advies van de psychiater is gebleken van enige aanleiding voor een dergelijk onderzoek. Ook een verzoekschrift van de officier van justitie tot het doen uitvoeren van een dergelijk onderzoek ontbreekt. De rechtbank ziet geen aanleiding om het verzoek toe te wijzen en wijst het verzoek om aanhouding voor onderzoek naar de (on)mogelijkheden van een zorgmachtiging af.
De strafmaatoverwegingen
Bij de strafoplegging houdt de rechtbank rekening met de aard en de ernst van de gepleegde feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en de persoon van verdachte, zoals die uit het dossier en tijdens de behandeling ter terechtzitting naar voren zijn gekomen. De rechtbank acht daarbij in het bijzonder het volgende van belang.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan drie diefstallen. Verdachte heeft binnen twee dagen twee elektrische fietsen gestolen. Dat verdachte alleen oog heeft voor zijn eigen (financiële) gewin en met zijn handelen volledig voorbij gaat aan de financiële schade en de gevolgen die dergelijke feiten hebben voor de betrokkenen, rekent de rechtbank verdachte aan. Daarnaast heeft verdachte bij een supermarkt pakken kipfilet weggenomen. Feiten als deze veroorzaken voor de betrokken ondernemers overlast, hinder en financiële schade. Ook dit rekent de rechtbank verdachte aan.
- het advies van de deskundigen
Op 18 april 2023 is door J.M. Westenbroek, psychiater bij het Nederlands Instituut voor Forensische Psychiatrie en Psychologie een advies indicatieoverleg opgemaakt. De deskundige constateert geen contra-indicaties voor oplegging van een ISD-maatregel.
De reclassering van Verslavingszorg Noord Nederland heeft op 1 juni 2023 over verdachte gerapporteerd. In het rapport heeft S.C. Lapré, reclasseringswerker, zakelijk weergegeven onder meer het volgende opgenomen.
Verdachte heeft de praktische leefgebieden niet op orde, nu een stabiel inkomen, huisvesting en een nuttige dag invulling ontbreken. Er is sprake van gokgedrag, schulden en dagelijks softdruggebruik en (drie keer per maand) cocaïnegebruik. Eerder ingezette interventies van de reclassering hebben niet geleid tot gedragsverandering en afname van delictgedrag. Uit eerdere reclasseringstoezichten blijkt dat verdachte zich niet hield aan bijzondere voorwaarden, zoals een meldplicht, urinecontroles en behandelverplichting en dat samenwerking met verdachte moeilijk is. Het recidiverisico en het risico op onttrekking aan voorwaarden wordt ingeschat als hoog. Om helder te krijgen of sprake is van ontregelende psychische problematiek is onderzoek door een gedragsdeskundige wenselijk. Geadviseerd wordt oplegging van een onvoorwaardelijke maatregel tot plaatsing in een inrichting voor stelselmatig daders. Redengevend voor dit advies is dat verdachte gedurende de intramurale fase van de maatregel nader kan worden onderzocht door een gedragsdeskundige en van daaruit kan werken aan verandering, inzicht en besef.
Ter zitting van 27 juni 2023 heeft reclasseringswerker mevrouw Y. Agteresch aanvullend op de rapportage toegelicht dat er iets moet veranderen in het gedrag van verdachte, zijn problematiek en zijn leefomstandigheden en dat de ISD-maatregel daartoe het geëigende middel is. Tevens kan binnen de maatregel worden gezocht naar een geschikte woon- of verblijfplek voor verdachte, waar hij zichzelf kan zijn maar waar hij geen overlast veroorzaakt.
- de overwegingen van de rechtbank
De rechtbank stelt vast dat verdachte in het verleden vaker reclasseringstoezichten en reclasseringscontacten heeft gehad en dat deze moeizaam verliepen of negatief zijn beëindigd. De rechtbank stelt verder vast dat de tot op heden gezochte en geboden ambulante hulpverlening en interventies niet tot de beoogde gedragsverandering en overlastvermindering hebben geleid en dat verdachte zich niet heeft gehouden aan hem eerder gestelde bijzondere voorwaarden.
Op basis van hetgeen hiervoor is vermeld, acht de rechtbank oplegging van een straf binnen een ambulant kader niet afdoende. Ook het door de verdediging aangedragen alternatief van een voorwaardelijke ISD-maatregel of maatschappelijke zorg acht de rechtbank niet passend. De rechtbank heeft er onvoldoende vertrouwen in dat verdachte na het uitzitten van een gevangenisstraf zelfstandig zijn leven weer op orde zal krijgen.
De officier van justitie heeft oplegging van de ISD-maatregel geëist. De rechtbank overweegt als volgt.
- voorwaarden maatregel van plaatsing in een inrichting voor stelselmatige daders
De rechtbank stelt vast dat ten aanzien van voornoemde bewezen verklaarde feiten aan alle voorwaarden is voldaan die artikel 38m Sr aan het opleggen van de ISD-maatregel stelt. Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan twee fietsendiefstallen en een winkeldiefstal, feiten waarvoor voorlopige hechtenis is toegestaan. Uit het uittreksel van 15 mei 2023 van de Justitiële Documentatie (het strafblad) van verdachte blijkt dat verdachte gedurende de vijf jaren voorafgaand aan de bewezen verklaarde feiten ten minste driemaal wegens een misdrijf onherroepelijk is veroordeeld tot een vrijheidsbenemende straf of maatregel, terwijl de in dit vonnis bewezen verklaarde feiten zijn begaan na tenuitvoerlegging van deze straffen/maatregel. Dit betreffen de navolgende veroordelingen.
- het vonnis van de politierechter in de rechtbank Overijssel van 22 februari 2023 inhoudende een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van vijf weken;
- het vonnis van de politierechter in de rechtbank Overijssel van 18 januari 2023 inhoudende een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van vier weken;
- het vonnis van de politierechter in de rechtbank Overijssel van 12 april 2022 inhoudende een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van zeven dagen.
Gezien verdachtes justitiegeschiedenis, de problemen in zijn huidige instabiele leefomstandigheden en zijn verslavingsproblematiek, zoals blijkt uit de hiervoor genoemde rapportage, houdt de rechtbank er ernstig rekening mee dat verdachte opnieuw tot het plegen van misdrijven als de onderhavige zal overgaan, zolang voor zijn problematiek en leefomstandigheden geen oplossing wordt gevonden. Hiermee is de veiligheid van goederen in het geding.
De rechtbank overweegt dat indien sprake is van een mogelijke oplegging van de ISD-maatregel enerzijds het belang van de maatschappij om beveiligd te worden tegen de aantasting van personen en goederen door misdrijven en anderzijds het onder meer in artikel 5 van het Verdrag tot Bescherming van de Rechten van de Mens en de Fundamentele Vrijheden (EVRM) neergelegde recht op persoonlijke vrijheid dient te worden afgewogen. De rechtbank is zich bewust van de zwaarte van een dergelijke maatregel. Van belang hierbij acht de rechtbank dat de maatregel naast beveiliging van de maatschappij, beoogt een bijdrage te leveren aan de beëindiging van verdachtes recidive en voorts aan een oplossing van zijn problematiek.
Gezien die problematiek acht de rechtbank de ISD-maatregel passend en geboden. Het ingeschatte hoge recidiverisico, de herhaaldelijke maatschappelijke overlast en de instabiele criminogene factoren in aanmerking nemend, eist de veiligheid van personen en goederen ook de oplegging van deze maatregel. Naar het oordeel van de rechtbank biedt de ISD-maatregel de beste kans voor verdachte om verandering te brengen in zijn huidige leefsituatie, om zijn problematiek aan te pakken en om verdachte daarmee de mogelijkheid te geven om voor zichzelf een andere toekomst op te bouwen. Voor een structurele kentering in het gedrag en een gedegen aanpak van zijn verslavingsproblematiek acht de rechtbank voorts het kader van de onvoorwaardelijke ISD noodzakelijk.
- duur van de maatregel
Om verdachte de gelegenheid te bieden zijn verslavingsproblematiek gedegen aan te pakken en een structurele verandering in zijn leefomstandigheden te bewerkstelligen is oplegging van de maximale termijn noodzakelijk. Daarom zal de rechtbank de onvoorwaardelijke ISD-maatregel opleggen voor de duur van twee jaren. De rechtbank ziet bij het bepalen van de duur van de maatregel, gezien het hetgeen hiervoor is uiteengezet, geen redenen om op grond van artikel 38n, tweede lid, Sr rekening te houden met de tijd door verdachte voor de tenuitvoerlegging in verzekering en in voorlopige hechtenis doorgebracht.

8.De schade van benadeelde

8.1
De vordering van de benadeelde partij
[slachtoffer 1] heeft zich als benadeelde partij gevoegd in dit strafproces. De benadeelde partij vordert verdachte te veroordelen om schadevergoeding te betalen tot een totaalbedrag van € 1.673,95, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf het moment waarop de schade is ontstaan. De gevorderde materiële schade bestaat uit de volgende posten:
- E-bike Stella met toebehoren
- fietstassen
- regenbroek
8.2
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft toewijzing gevorderd van de gehele vordering.
8.3
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft betoogd dat, rekening houdend met de korting die de benadeelde voor de fiets heeft gekregen, voor de fiets een bedrag van € 1.365,00 kan worden toegewezen en dat verdachte voor de posten fietstassen en regenbroek wegens gebrek aan onderbouwing niet-ontvankelijk in de vordering moeten worden verklaard.
8.4
Het oordeel van de rechtbank
Door de gebezigde bewijsmiddelen en de behandeling op de terechtzitting is komen vast te staan dat verdachte door het bewezen verklaarde feit onder 1 rechtstreeks schade heeft toegebracht aan de benadeelde partij.
De e-bike Stella
De opgevoerde schadepost is deels betwist.
De rechtbank stelt vast dat de benadeelde blijkens de bij de vordering gevoegde factuur op de kostprijs van de fiets en toebehoren een korting van € 268,95 heeft gekregen. De rechtbank is van oordeel dat deze korting moet worden meegenomen bij het vaststellen van de hoogte van de schade. De rechtbank acht de vordering tot die hoogte voldoende onderbouwd en aannemelijk. De rechtbank zal het gevorderde onder deze schadepost daarom toewijzen tot een bedrag van € 1.365,00 en de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk verklaren in de vordering en bepalen dat de benadeelde partij de vordering voor dit deel slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen.
De fietstassen en de regenbroek
De onder de posten fietstassen en regenbroek opgevoerde schade is onvoldoende komen vast te staan, omdat de gestelde schade niet is onderbouwd, terwijl door of namens verdachte de omvang ervan gemotiveerd is betwist. Het in de gelegenheid stellen van de benadeelde partij om deze schadeposten alsnog nader te onderbouwen levert een onevenredige belasting van het strafgeding op. De rechtbank zal de benadeelde partij die gelegenheid niet bieden.
De rechtbank zal de benadeelde partij daarom ten aanzien van deze posten niet-ontvankelijk verklaren en bepalen dat de benadeelde partij de vordering voor dit deel slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen.
De wettelijke rente
De rechtbank bepaalt dat de toegewezen schadepost wordt vermeerderd met de verschuldigde wettelijke rente vanaf de datum waarop de schade is ontstaan (28 maart 2023).
8.5
De schadevergoedingsmaatregel
De benadeelde partij heeft verzocht en de officier van justitie heeft gevorderd de schadevergoedingsmaatregel op te leggen.
De rechtbank zal de maatregel als bedoeld in artikel 36f Sr opleggen, aangezien verdachte jegens de benadeelde partij naar burgerlijk recht (mede) aansprakelijk is voor de schade die door het feit onder 1 is toegebracht.
Als door de verdachte niet volledig wordt betaald, kan deze verplichting worden aangevuld met 23 dagen gijzeling, waarbij toepassing van de gijzeling de betalingsverplichting niet opheft.

9.De toegepaste wettelijke voorschriften

De hierna te nemen beslissing berust op de hiervoor genoemde wetsartikelen. Daarnaast berust deze beslissing op de artikelen 38m, 38n en 57 Sr.

10.De beslissing

De rechtbank:
afwijzing voorwaardelijk verzoek
- wijst af het verzoek van de verdediging tot aanhouding voor nadere onderzoeken af;
bewezenverklaring
- verklaart bewezen dat verdachte het onder 1, 2 en 3 ten laste gelegde heeft begaan, zoals hierboven omschreven;
- verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd en spreekt hem daarvan vrij;
strafbaarheid feiten
- verklaart het bewezen verklaarde strafbaar;
- verklaart dat het bewezen verklaarde de volgende strafbare feiten oplevert:
feit 1, 2 en 3 telkens het misdrijf:
diefstal
strafbaarheid verdachte
- verklaart verdachte strafbaar voor het onder 1, 2 en 3 bewezen verklaarde;
maatregel
- legt aan verdachte op de maatregel tot
plaatsing in een inrichting voor stelselmatige daders,voor de tijd van
twee jaren;
schadevergoeding
- wijst de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 1] toe tot een bedrag van
€ 1.365,00 (bestaande uit materiële schade);
- veroordeelt de verdachte tot betaling aan de benadeelde partij [slachtoffer 1] (feit 1): van een bedrag van € 1.365,00 (zegge: duizend driehonderdvijfenzestig euro), te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 28 maart 2023;
- veroordeelt de verdachte daarnaast in de kosten van het geding door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil, alsook in de kosten van betekening van dit vonnis, de in verband met de tenuitvoerlegging van dit vonnis nog te maken kosten en de kosten vallende op de invordering;
- legt de
maatregelop dat de verdachte verplicht is ter zake van het bewezen verklaarde feit onder 1 tot betaling aan de Staat der Nederlanden van een bedrag van € 1.365,00 (zegge: duizend driehonderdvijfenzestig euro), te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 28 maart 2023 ten behoeve van de benadeelde, en bepaalt, voor het geval volledig verhaal van het verschuldigde bedrag niet mogelijk blijkt, dat gijzeling voor de duur van 23 dagen kan worden toegepast. Tenuitvoerlegging van de gijzeling laat de betalingsverplichting onverlet;
- bepaalt dat als de verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de Staat der Nederlanden van bedoeld bedrag daarmee de verplichting van de verdachte om aan de benadeelde partij het bedrag te betalen, komt te vervallen, en andersom, als de verdachte aan de benadeelde partij het verschuldigde bedrag heeft betaald, dat daarmee de verplichting tot betaling aan de Staat der Nederlanden van dat bedrag komt te vervallen;
- bepaalt dat de benadeelde partij: [slachtoffer 1] voor een deel van € 308,95 niet-ontvankelijk is in de vordering, en dat de benadeelde partij de vordering voor dat deel slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen.
Dit vonnis is gewezen door mr. G.H. Meijer, voorzitter, mr. S.H. Peper en mr. M.T. Bos, rechters, in tegenwoordigheid van D.A.C. Brockotter, griffier, en is in het openbaar uitgesproken op 11 juli 2023.
Buiten staat
Mr. M.T. Bos en de griffier zijn niet in de gelegenheid dit vonnis mede te ondertekenen.

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar dossierpagina’s, zijn dit pagina’s uit het dossier van de politie eenheid Oost-Nederland met nummer PL0600-2023138139. Tenzij hieronder anders wordt vermeld, wordt steeds verwezen naar bladzijden van een in de wettelijke vorm, door daartoe bevoegde personen, opgemaakt proces-verbaal.