ECLI:NL:RBOVE:2023:2627

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
11 juli 2023
Publicatiedatum
10 juli 2023
Zaaknummer
08.230869.22 (P)
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor feitelijke aanranding van de eerbaarheid met voorwaardelijke gevangenisstraf en taakstraf

Op 11 juli 2023 heeft de Rechtbank Overijssel in Zwolle uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van feitelijke aanranding van de eerbaarheid. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een voorwaardelijke gevangenisstraf van twee maanden met een proeftijd van drie jaar, en daarnaast tot een taakstraf van 100 uur. De verdachte moet zich houden aan zowel algemene als bijzondere voorwaarden, waaronder reclasseringstoezicht en ambulante behandeling. De zaak kwam aan het licht na een incident op 25 september 2021, waarbij de verdachte de aangeefster, terwijl zij sliep, ongevraagd heeft betast. De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig was en dat de officier van justitie ontvankelijk was in de vervolging. De verdachte heeft het feit bekend, maar de verdediging betoogde dat niet alle bestanddelen van de tenlastelegging bewezen konden worden. De rechtbank heeft de verdachte uiteindelijk schuldig bevonden aan de tenlastelegging, met uitzondering van enkele onderdelen. De rechtbank heeft ook een schadevergoeding van € 2.780,96 toegewezen aan de benadeelde partij, te vermeerderen met wettelijke rente. De rechtbank heeft de vordering van de benadeelde partij toegewezen, en als de verdachte niet betaalt, kan gijzeling voor 37 dagen worden toegepast. De uitspraak is gedaan door een meervoudige kamer van de rechtbank, en de zaak is behandeld op een openbare terechtzitting.

Uitspraak

RECHTBANK OVERIJSSEL

Team Strafrecht
Meervoudige kamer
Zittingsplaats Zwolle
Parketnummer: 08.230869.22 (P)
Datum vonnis: 11 juli 2023
Vonnis op tegenspraak in de zaak van de officier van justitie tegen:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] 2002 in [geboorteplaats] (Ethiopië),
wonende aan [woonplaats] .

1.Het onderzoek op de terechtzitting

Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzitting van 27 juni 2023.
De rechtbank heeft kennis genomen van de vordering van de officier van justitie
mr. A.E. Postma en van wat door verdachte en zijn raadsman mr. K. Kok, advocaat in Zwolle, naar voren is gebracht.

2.De tenlastelegging

De verdenking komt er, kort en zakelijk weergegeven, op neer dat verdachte
[slachtoffer] , heeft aangerand.
Voluit luidt de tenlastelegging aan verdachte, dat:
hij op of omstreeks 25 september 2021 te Steenwijk, althans in Nederland,
[slachtoffer] door geweld of een andere feitelijkheid en/of bedreiging met geweld of een andere feitelijkheid,
heeft gedwongen tot het plegen en/of dulden van een of meer ontuchtige handelingen
door,
(terwijl die [slachtoffer] (licht) sliep),
- naast die [slachtoffer] in bed te gaan liggen en/of
- die [slachtoffer] (onverhoeds) te (tong)zoenen en/of
- ( onverhoeds) in de borst(en) van die [slachtoffer] te knijpen, althans de borst(en) van die [slachtoffer] te betasten en/of
- ( onverhoeds) de vagina en/of clitoris van die [slachtoffer] aan te raken en/of te betasten en/of
- ( hierbij) voorbij te gaan aan de verbalen en/of non-verbale signalen van verzet/weerstand van die [slachtoffer] .

3.De voorvragen

De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zij bevoegd is tot kennisneming van deze zaak, dat de officier van justitie ontvankelijk is in de vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.

4.De bewijsmotivering

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat het ten laste gelegde wettig en overtuigend kan worden bewezen.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft betoogd dat het ten laste gelegde feit kan worden bewezen, met uitzondering van de bestanddelen geweld en bedreiging met geweld.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank komt tot bewezenverklaring van het ten laste gelegde feit op grond van de volgende bewijsmiddelen, waarbij de rechtbank - nu verdachte dit feit heeft bekend en door of namens hem geen vrijspraak is bepleit - conform artikel 359, derde lid, laatste volzin, van het Wetboek van Strafvordering (Sv), zal volstaan met een opsomming van de bewijsmiddelen [1] .
1.
Het proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer] van 22 oktober 2021, pagina’s 10, 12 tot en met 13, 15 tot en met 16;
2.
Het proces-verbaal van de terechtzitting van 27 juni 2023, voor zover inhoudende de bekennende verklaring van de verdachte als bedoeld in artikel 359, derde lid, laatste volzin, Sv.
4.4
De bewezenverklaring
De rechtbank acht op grond van de opgegeven bewijsmiddelen waarin zijn vervat de redengevende feiten en omstandigheden waarop de bewezenverklaring steunt wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het ten laste gelegde feit heeft begaan, met dien verstande dat:
hij op 25 september 2021 te Steenwijk, [slachtoffer] door een andere feitelijkheid,
heeft gedwongen tot dulden van ontuchtige handelingen door, terwijl die [slachtoffer] licht sliep,
- naast die [slachtoffer] in bed te gaan liggen en
- die [slachtoffer] onverhoeds te tongzoenen en
- onverhoeds in de borst van die [slachtoffer] te knijpen en
- onverhoeds de vagina en clitoris van die [slachtoffer] aan te raken en
- hierbij voorbij te gaan aan de verbale en non-verbale signalen van verzet/weerstand van die [slachtoffer] .
De rechtbank acht niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd, zodat zij hem daarvan zal vrijspreken.
De in de tenlastelegging voorkomende taal- en/of schrijffouten zijn verbeterd in de bewezenverklaring. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.

5.De strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Het bewezen verklaarde is strafbaar gesteld in artikel 246 van het Wetboek van Strafrecht (Sr). Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten. Het bewezen verklaarde levert op:
het misdrijf: feitelijke aanranding van de eerbaarheid.

6.De strafbaarheid van verdachte

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. De rechtbank oordeelt daarom dat verdachte strafbaar is voor het bewezen verklaarde feit.

7.De op te leggen straf of maatregel

7.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft oplegging gevorderd van een werkstraf van 240 uren en een voorwaardelijke gevangenisstraf van twee maanden met een proeftijd van drie jaren met oplegging daarbij van de bijzondere voorwaarden, zoals geadviseerd door de reclassering, te weten reclasseringstoezicht met meldplicht, meewerken aan ambulante behandeling bij JusTact en meewerken aan middelencontrole.
7.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft betoogd verdachte geen onvoorwaardelijke gevangenisstraf op te leggen. De raadsman heeft betoogd dat tegen een werkstraf geen bezwaar bestaat en heeft zich ten aanzien van de hoogte van de werkstraf gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank. De raadsman heeft verzocht onder meer rekening te houden met de jonge leeftijd van verdachte, het gegeven dat het feit geruime tijd geleden heeft plaatsgevonden en dat verdachte vrijwillig een behandeling gericht op verslaving heeft gevolgd en afgerond bij Tactus.
7.3
De gronden voor een straf of maatregel
Bij de strafoplegging houdt de rechtbank rekening met de aard en de ernst van het gepleegde feit, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals die uit het dossier en tijdens de behandeling ter terechtzitting naar voren zijn gekomen. De rechtbank acht daarbij in het bijzonder het volgende van belang.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan feitelijke aanranding van de eerbaarheid. Terwijl aangeefster lag te slapen in haar bed, is verdachte ongevraagd en ongemerkt bij haar in bed gekropen en heeft hij haar tegen haar wil betast. Dit, terwijl verdachte behoort tot de familie van haar vriend en zij hem vertrouwde. Met zijn handelen is verdachte totaal voorbij gegaan aan de gevoelens van aangeefster. Hij was slechts gericht op zijn eigen behoeften. Daar komt bij dat de aanranding heeft plaatsgevonden terwijl aangeefster lag te slapen in het bed van haar vriend, een plek waar iemand zich veilig hoort te voelen. Dat het voorval een behoorlijke impact op het (familie)leven van aangeefster heeft gehad, blijkt uit de ter zitting voorgelezen slachtofferverklaring. Dit rekent de rechtbank verdachte aan.
Uit een uittreksel van 15 mei 2023 van de Justitiële Documentatie (het strafblad) van verdachte blijkt dat hij - los van een boete voor een verkeersovertreding - niet eerder met justitie in aanraking is geweest.
De reclassering heeft over verdachte gerapporteerd. Uit het rapport van 16 maart 2023, opgemaakt door F.M. Westra reclasseringswerker bij Tactus verslavingszorg, volgt zakelijk weergegeven onder meer het volgende.
Het is zorgelijk dat het delict heeft plaatsgevonden in familiaire kring en dat het is gepleegd onder invloed van alcohol- en drugsgebruik. Verdachte heeft een halfjaar vrijwillig behandeling voor verslaving gevolgd bij Tactus verslavingszorg en is naar eigen zeggen abstinent. Risico op recidive en letselschade worden ingeschat als gemiddeld en het risico op onttrekking aan voorwaarden als laag. Verdachte is gemotiveerd deel te nemen aan reclasseringstoezicht. Het advies is oplegging van reclasseringstoezicht met een meldplicht, het meewerken aan middelencontrole en met daarin een ambulante behandeling, zowel gericht op het alcohol- en drugsgebruik als op het onderhavige zedendelict.
Naast hetgeen hiervoor is uiteengezet houdt de rechtbank bij het bepalen van de strafmaat rekening met de jonge leeftijd van verdachte ten tijde van het plegen van het feit, de omstandigheid dat hij schuldbewust is ten aanzien van het delict en dat hij op eigen initiatief en op vrijwillige basis hulp van Tactus heeft gezocht en een half jaar in behandeling is geweest. Evenals de officier van justitie en de raadsman is de rechtbank van oordeel dat geen onvoorwaardelijk vrijheidsbenemende straf moet volgen. Om verdachte te doordringen van de ernst van zijn handelen zal de rechtbank aan verdachte een taakstraf opleggen. Om verdachte ervan te weerhouden in de toekomst opnieuw (dergelijke) strafbare feiten te plegen zal de rechtbank daarnaast een voorwaardelijke gevangenisstraf opleggen met een proeftijd van drie jaren. De rechtbank onderschrijft de door de reclassering geconstateerde zorgen over verdachte evenals de noodzaak van behandeling binnen een reclasseringstoezicht. Daarom zal de rechtbank aan de voorwaardelijke gevangenisstraf de bijzondere voorwaarden koppelen, zoals door de reclassering geadviseerd.
Alles afwegende is de rechtbank van oordeel dat een taakstraf voor de duur van 100 uren en een voorwaardelijke gevangenisstraf van twee maanden, met een proeftijd van drie jaren en daaraan gekoppeld de bijzondere voorwaarden zoals door de reclassering geadviseerd, passend en geboden is.

8.De schade van de benadeelde

8.1
De vordering van de benadeelde partij
[slachtoffer] heeft zich als benadeelde partij gevoegd in dit strafproces. De benadeelde partij vordert verdachte te veroordelen om schadevergoeding te betalen tot een totaalbedrag van € 2.780,96, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf het moment waarop de schade is ontstaan. De gevorderde materiële schade bestaat uit de volgende posten:
- reiskosten politiebureau 2021 € 0,39
- reiskosten politiebureau 2021 € 27,00
- reiskosten huisarts 2021 € 1,45
- reiskosten psycholoog 2022 € 118,08
- reiskosten psycholoog 2023 € 59,04
Ter vergoeding van immateriële schade wordt een bedrag van € 2.575,00 gevorderd.
8.2
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft het standpunt ingenomen dat de vordering geheel kan worden toegewezen.
8.3
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft betoogd dat verdachte bereid is om de gevorderde schade te vergoeden.
8.4
Het oordeel van de rechtbank
Door de gebezigde bewijsmiddelen en de behandeling op de terechtzitting is komen vast te staan dat verdachte door het bewezen verklaarde feit rechtstreeks schade heeft toegebracht aan de benadeelde partij.
De materiële schade
De opgevoerde materiële schadeposten zijn niet betwist en voldoende onderbouwd en aannemelijk. De rechtbank zal het gevorderde daarom toewijzen tot een bedrag van € 205,96, te vermeerderen met de verschuldigde wettelijke rente vanaf de datum waarop de schade is ontstaan (25 september 2021).
De immateriële schade
De opgevoerde immateriële schadeposten zijn niet betwist en voldoende onderbouwd en aannemelijk. De rechtbank stelt vast dat sprake is van aantasting van de persoon op andere wijze als bedoeld in artikel 6:106, aanhef en sub b, van het Burgerlijk Wetboek. Dit volgt uit de aard en ernst van de normschending en uit de nadelige gevolgen zoals door de benadeelde partij zijn onderbouwd. Naar het oordeel van de rechtbank vormt het strafbare feit in deze zaak een dusdanig ernstige inbreuk op een fundamenteel recht van het slachtoffer (namelijk de lichamelijke integriteit en het zelfbeschikkingsrecht) dat dit als aantasting van de persoon op andere wijze dient te worden beschouwd.
De rechtbank stelt de immateriële schade naar billijkheid vast op € 2.575,00, te vermeerderen met de verschuldigde wettelijke rente vanaf de datum waarop de schade is ontstaan.
8.5
De schadevergoedingsmaatregel
De benadeelde partij heeft verzocht en de officier van justitie heeft gevorderd de schadevergoedingsmaatregel op te leggen.
De rechtbank zal de maatregel als bedoeld in artikel 36f Sr opleggen, aangezien verdachte jegens de benadeelde partij naar burgerlijk recht aansprakelijk is voor de schade die door het feit is toegebracht.
Als door de verdachte niet volledig wordt betaald, kan deze verplichting worden aangevuld met 37 dagen gijzeling, waarbij toepassing van de gijzeling de betalingsverplichting niet opheft.

9.De toegepaste wettelijke voorschriften

De hierna te nemen beslissing berust op de hiervoor genoemde wetsartikelen. Daarnaast berust deze beslissing de artikelen 9, 14a, 14b, 14c, 14d, 22c, 22d en 36f Sr.

10.De beslissing

De rechtbank:
bewezenverklaring
- verklaart bewezen dat verdachte het ten laste gelegde heeft begaan, zoals hierboven omschreven;
- verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd en spreekt hem daarvan vrij;
strafbaarheid feit
- verklaart het bewezen verklaarde strafbaar;
- verklaart dat het bewezen verklaarde het volgende strafbare feit oplevert:
het misdrijf: feitelijke aanranding van de eerbaarheid;
strafbaarheid verdachte
- verklaart verdachte strafbaar voor het bewezen verklaarde;
straf
- veroordeelt verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
2 (twee) maanden;
- bepaalt dat deze gevangenisstraf
in zijn geheel niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten. De rechter kan de tenuitvoerlegging gelasten indien de verdachte voor het einde van de
proeftijd van 3 (drie) jarende navolgende voorwaarde(n) niet is nagekomen:
- stelt als
algemene voorwaardedat de verdachte:
- zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
- stelt als
bijzondere voorwaardendat verdachte:
- zich gedurende de proeftijd meldt bij Tactus Reclassering Zwolle, op het adres Dokter Stolteweg 58 in Zwolle op de door de reclassering te bepalen tijdstippen, zo frequent en zo lang deze instelling dat nodig acht;
- zich ambulant laat behandelen bij JusTact en Transfore de Tender of een soortgelijke instelling, ter beoordeling van de reclassering. De behandelingen duren de gehele proeftijd of zoveel korter als de reclassering nodig vindt. Verdachte houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorgverlener geeft voor de behandeling. Gelet op de problematiek kan hieronder ook het innemen van medicijnen vallen, als de zorgverlener dat nodig vindt;
- mee werkt aan controle van het gebruik van alcohol en drugs om het middelengebruik te beheersen. De reclassering kan urineonderzoek en ademonderzoek (blaastest) gebruiken voor de controle. De reclassering bepaalt hoe vaak betrokkene wordt gecontroleerd;
- draagt de reclassering op om toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en de verdachte ten behoeve daarvan te begeleiden;
daarbij gelden als voorwaarden van rechtswege dat de verdachte:
- ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking verleent aan het nemen van één of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt;
- medewerking verleent aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14c, zesde lid, Sr, de medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de reclassering zo vaak en zolang als de reclassering dit noodzakelijk acht daaronder begrepen;
- veroordeelt de verdachte tot een
taakstraf, bestaande uit het verrichten van onbetaalde arbeid voor de duur van
100 (honderd) uren;
- beveelt, voor het geval dat de verdachte de taakstraf niet naar behoren verricht, dat
vervangende hechteniszal worden toegepast voor de duur van
50 (vijftig) dagen;
schadevergoeding
- wijst de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer] toe tot een bedrag van
€ 2.780,96 (zegge: tweeduizend zevenhonderdtachtig euro en zesennegentig eurocent) bestaande uit materiële schade en immateriële schade;
- veroordeelt de verdachte tot betaling aan de benadeelde partij [slachtoffer] : van een bedrag van € 2.780,96 (te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 25 september 2021);
- veroordeelt de verdachte daarnaast in de kosten van het geding door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil, alsook in de kosten van betekening van dit vonnis, de in verband met de tenuitvoerlegging van dit vonnis nog te maken kosten en de kosten vallende op de invordering;
- legt de
maatregelop dat de verdachte verplicht is ter zake van het bewezen verklaarde feit tot betaling aan de Staat der Nederlanden van een bedrag van € 2.780,96 (zegge: tweeduizend zevenhonderdtachtig euro en zesennegentig eurocent), te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 25 september 2021 ten behoeve van de benadeelde, en bepaalt, voor het geval volledig verhaal van het verschuldigde bedrag niet mogelijk blijkt, dat gijzeling voor de duur van 37 dagen kan worden toegepast. Tenuitvoerlegging van de gijzeling laat de betalingsverplichting onverlet;
- bepaalt dat als de verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de Staat der Nederlanden van bedoeld bedrag daarmee de verplichting van de verdachte om aan de benadeelde partij het bedrag te betalen, komt te vervallen, en andersom, als de verdachte aan de benadeelde partij het verschuldigde bedrag heeft betaald, dat daarmee de verplichting tot betaling aan de Staat der Nederlanden van dat bedrag komt te vervallen.
Dit vonnis is gewezen door mr. S.H. Peper, voorzitter, mr. G.H. Meijer en mr. M.T. Bos, rechters, in tegenwoordigheid van D.A.C. Brockotter, griffier, en is in het openbaar uitgesproken op 11 juli 2023.
Buiten staat
Mr. M.T. Bos en de griffier zijn niet in de gelegenheid dit vonnis mede te ondertekenen.

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar dossierpagina’s, zijn dit pagina’s uit het dossier van de politie eenheid Oost-Nederland met nummer PL0600-2021 534611 (onderzoek Nexia). Tenzij hieronder anders wordt vermeld, wordt steeds verwezen naar bladzijden van een in de wettelijke vorm, door daartoe bevoegde personen, opgemaakt proces-verbaal.