In deze civiele procedure heeft de Rechtbank Overijssel op 5 juli 2023 uitspraak gedaan in een zaak tussen [Partij A] en [Partij B]. [Partij A] had verzocht om terug te komen op een bewijsopdracht die eerder was gegeven in een tussenvonnis van 1 maart 2023. De rechtbank had [Partij A] opgedragen te bewijzen dat het niet functioneren van beveiligingsmechanismen van een machine aan [Partij B] te wijten was. [Partij A] voerde aan dat de bewijsopdracht onterecht was en dat [Partij B] de bewijslast droeg. [Partij B] verzet zich tegen het verzoek van [Partij A] en vraagt om tussentijds hoger beroep. De rechtbank overweegt dat er geen bijzondere omstandigheden zijn die een uitzondering op de hoofdregel van artikel 337 lid 2 Rv rechtvaardigen, en wijst het verzoek tot tussentijds hoger beroep af. Tevens oordeelt de rechtbank dat de bewijsopdracht geen eindbeslissing is en dat er geen aanleiding is om terug te komen op deze opdracht. De rechtbank blijft bij de bewijsopdracht en stelt een roldatum vast voor het overleggen van bewijsstukken door [Partij A].