4.3.1De waardering van (betwiste) bewijsmiddelen
De rechtbank overweegt het volgende over de betrouwbaarheid van de verklaringen van aangever [aangever 1] (verder: [aangever 1] ) en getuige [getuige] (verder: [getuige] ) en over het al dan niet voor het bewijs gebruiken van de camerabeelden.
- De betrouwbaarheid van de verklaring van [aangever 1]
Anders dan door de raadsman bepleit, is de rechtbank van oordeel dat de verklaring van aangever [aangever 1] betrouwbaar is. De verklaring van [aangever 1] dat hij met een vuurwapen is bedreigd en dat verdachte [aangever 1] echtgenote/levenspartner [aangever 2] (verder: [aangever 2] ) heeft bedreigd, vindt steun in de verklaring van verdachte dat hij een, naar uit het politieonderzoek is gebleken, (door)geladen vuurwapen bij zich had. Voor dat wapenbezit heeft verdachte geen geloofwaardige verklaring gegeven. Zijn uitleg ter zitting dat hij het wapen “onbewust” had meegenomen toen hij een ritje met aangever ging maken, is ongeloofwaardig. Even ongeloofwaardig en ook niet aannemelijk geworden is het dat het wapen achter zijn broekband zat en dat het toen verdachte tegen de auto van [aangever 1] schopte binnenlangs zijn broekspijp op de grond is gegleden, dat hij het toen heeft opgepakt en dat hij er niet mee heeft gedreigd richting [aangever 1] .
De combinatie van deze omstandigheden maakt dat de rechtbank [aangever 1] verklaring bruikbaar voor het bewijs oordeelt.
-
De betrouwbaarheid van de verklaring van [getuige]
De rechtbank zal de verklaring van getuige [getuige] niet gebruiken voor het bewijs van feit 1, omdat de verklaring voor feit 1, wat betreft de volgorde van de gebeurtenissen te veel onduidelijkheden bevat.
Voor feit 2 acht de rechtbank de verklaring van [getuige] voldoende betrouwbaar om deze voor het bewijs te gebruiken. De getuige heeft daarover consistent verklaard bij politie en rechter-commissaris en de verklaring vindt voldoende steun in de verklaring van [aangever 1] . Bovendien is niet aannemelijk geworden dat [getuige] bij het afleggen van haar verklaring beïnvloed zou zijn door [aangever 1] of haar verklaring in strijd met de waarheid op die van hem zou hebben afgestemd.
- De camerabeelden
De rechtbank zal de camerabeelden, het daarover opgemaakte proces-verbaal en haar eigen waarneming ter zitting niet gebruiken voor het bewijs, omdat de beelden onvoldoende duidelijk zijn om tot bewijs te dienen.
4.3.3De bewijsoverwegingen
Op basis van de vastgestelde feiten en de inhoud van de bewijsmiddelen komt de rechtbank tot het volgende oordeel.
Feit 1
Zoals hiervoor bij de bespreking van de betrouwbaarheid van de verklaring van [aangever 1] al is overwogen, is naar het oordeel van de rechtbank de verklaring van verdachte dat hij het wapen slechts in handen had omdat hij het opraapte van de grond, ongeloofwaardig en niet aannemelijk geworden.
De rechtbank acht, met de officier van justitie en de verdediging, niet bewezen dat verdachte het opzet had om [aangever 1] dood te schieten zodat hij van het primaire deel van feit 1 zal worden vrijgesproken. Maar wel levert het door verdachte op [aangever 1] richten met het vuurwapen de subsidiair ten laste gelegde bedreiging met de dood en/of zware mishandeling op.
Feit 2
Dat verdachte, via [aangever 1] , [aangever 2] heeft bedreigd, stelt de rechtbank vast op basis van de verklaring van [aangever 1] en de verklaring van [getuige] . [getuige] heeft de bedreiging zelf niet gehoord. Zij hoort [aangever 1] tijdens de schermutseling tussen hem en verdachte tegen verdachte zeggen dat deze zijn vrouw en kinderen heeft bedreigd. De verklaring van [aangever 1] en zijn door [getuige] gehoorde uitspraak richting verdachte staan niet op zichzelf. In de context van de bedreiging door verdachte van [aangever 1] met een vuurwapen, het trappen tegen de auto door verdachte (zoals hij ter terechtzitting heeft erkend), het feit dat verdachte een doorgeladen vuurwapen bij zich had en de verklaring van [aangever 2] dat [aangever 1] haar had verteld dat verdachte haar bedreigd had, acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het onder 2 ten laste gelegde feit heeft begaan.
- Tegen het lichaam slaan
De rechtbank acht, net als de officier van justitie en de verdediging, niet bewezen wat aan verdachte onder het eerste gedachtestreepje van feit 3 is ten laste gelegd, zodat zij hem van dat deel van de tenlastelegging zal vrijspreken.
- Bijten en noodweer/noodweerexces
Namens verdachte is primair aangevoerd dat van noodweer sprake is geweest: verdachte heeft [aangever 1] gebeten om zich te verdedigen tegen een ogenblikkelijke wederrechtelijke aanranding door [aangever 1] . Die aanranding zou er in hebben bestaan dat [aangever 1] verdachte belette om uit de auto te stappen, verdachte heeft weggeduwd, hem heeft neergeslagen en op hem is gaan zitten. Subsidiair is sprake geweest van noodweerexces, omdat verdachte in paniek de grenzen van de noodzakelijk verdediging heeft overschreden. Honorering van dit beroep op noodweer(exces) dient tot vrijspraak te leiden.
De rechtbank overweegt het volgende. Voor een geslaagd beroep op noodweer moet sprake zijn van een noodzakelijke verdediging van eigen of eens anders lijf tegen een ogenblikkelijke, wederrechtelijke aanranding.
In aanvulling op de hiervoor vastgestelde feiten en omstandigheden stelt de rechtbank het volgende vast. Het is verdachte geweest die, met een (door)geladen vuurwapen op zak, de confrontatie met [aangever 1] heeft gezocht door in een voor [aangever 1] bedreigende situatie, immers na het uiten van bedreigingen richting [aangever 2] , tegen de auto van [aangever 1] te trappen, een vuurwapen op [aangever 1] te richten en, ook weer volgens zijn eigen verklaring ter zitting, in een worsteling met [aangever 1] te proberen de macht over dat vuurwapen te behouden, waarbij [aangever 1] , daartoe volkomen gerechtigd, hem dat al worstelend trachtte te beletten. Met andere woorden: verdachte heeft de aanval ingezet en zich aldus in de situatie gebracht waarin een worsteling met de zich verdedigende [aangever 1] ontstond. Van een wederrechtelijk aanranding door [aangever 1] was derhalve geen sprake, van verdedigings(wil) bij de aanvallende verdachte evenmin.
De rechtbank acht daarmee wettig en overtuigend bewezen dat verdachte [aangever 1] in diens hand heeft gebeten en zal feit 3 in zoverre bewezen verklaren.
De rechtbank komt tot bewezenverklaring van de onder 4 en 5 ten laste gelegde feiten op grond van de in de bewijsbijlage opgesomde bewijsmiddelen, nu verdachte deze feiten heeft bekend en door of namens hem geen vrijspraak is bepleit - conform artikel 359, derde lid, laatste volzin van het Wetboek van Strafvordering (Sv
4..4 De bewezenverklaring
De rechtbank acht op grond van de in de bijlage opgenomen bewijsmiddelen waarin zijn vervat de redengevende feiten en omstandigheden waarop de bewezenverklaring steunt wettig en overtuigend bewezen dat verdachte de ten laste gelegde feiten heeft begaan, met dien verstande dat:
1.
subsidiair
hij op
of omstreeks26 november 2022 te Enschede [aangever 1] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht en/of met zware mishandeling, door
(met gestrekte arm)een
(geladen
)vuurwapen op [aangever 1] te richten
terwijl [aangever 1] op enkele meters afstand voor hem stond;
2.
hij op
of omstreeks26 november 2022 te Enschede [aangever 2] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht en/of met zware mishandeling, door
tegende echtgenoot/levensgezel van die [aangever 2] , namelijk [aangever 1] , dreigend de woorden toe te voegen: "Ik weet waar je woont, ik schiet een kogel door je huis heen als je vrouw en kinderen er zijn", in elk geval woorden van soortgelijke dreigende aard en/of strekking, terwijl verdachte een vuurwapen voorhanden had op dat moment, welke bedreigingen via [aangever 1] ter kennis van genoemde [aangever 2] zijn gekomen;
3.
hij op
of omstreeks26 november 2022 te Enschede [aangever 1] heeft mishandeld door
- die [aangever 1] (meermaals) met een voorwerp (zijnde een vuurwapen) op/tegen het gezicht, althans tegen het hoofd, althans op/tegen het lichaam te slaan en/of
die [aangever 1]
diein zijn hand
, althans zijn arm, althans in zijn lichaamte bijten;
4.
hij op
of omstreeks26 november 2022 te Enschede
- een wapen van categorie III, onder 1 van de Wet wapens en munitie, te weten een vuurwapen, van het merk/type Pietro Beretta, kaliber 9mm zijnde een vuurwapen in de vorm van een pistool voorhanden heeft gehad, en
/of
- munitie
althans onderdelen van munitiein de zin van art. 1 onder 4º van de Wet wapens en munitie, te weten munitie,
(althans onderdelen daarvan)als bedoeld in art. 2 lid 2 van die wet, van de Categorie
II ofIII, te weten 13 kogelpatronen van het kaliber 9 mm voorhanden heeft gehad;
5.
hij
op ofomstreeks 26 november 2022 te Borne opzettelijk een ambtenaar, te weten [aangever 3] , werkzaam als centralist bij de Eenheid Oost-Nederland, gedurende of ter zake van de rechtmatige uitoefening van zijn bediening, in zijn tegenwoordigheid, door feitelijkheden, heeft beledigd, door die [aangever 3]
(meermaals)in/op het gezicht
, althans op het lichaam althans naar en/of in de richting van die [aangever 3]speeksel te spugen.
De rechtbank acht niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd, zodat zij hem daarvan zal vrijspreken.
De in de tenlastelegging voorkomende taal- en/of schrijffouten zijn verbeterd in de bewezenverklaring. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.