ECLI:NL:RBOVE:2023:2619

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
17 mei 2023
Publicatiedatum
10 juli 2023
Zaaknummer
08-149212-21 en 08-250933-21(P)
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling van een vrouw voor diefstal en opzettelijke brandstichting met levensgevaar voor een ander

De rechtbank Overijssel heeft op 17 mei 2023 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een 37-jarige vrouw, die werd beschuldigd van diefstal en opzettelijke brandstichting. De vrouw werd veroordeeld tot een gevangenisstraf van 555 dagen, waarvan 365 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van drie jaar. De zaak betrof twee parketnummers: 08-149212-21, waarin de vrouw werd beschuldigd van het stelen van een lingeriesetje bij H&M in Hengelo, en 08-250933-21, waarin zij werd beschuldigd van het opzettelijk in brand steken van de auto van haar ex-partner, met levensgevaar voor hem en anderen tot gevolg. De rechtbank oordeelde dat de vrouw samen met een medeverdachte handelde en dat er sprake was van voorwaardelijk opzet op brandstichting. De rechtbank legde naast de gevangenisstraf ook een maatregel op voor gedragsbeïnvloeding en vrijheidsbeperking, en de vrouw moet zich melden bij GGZ Tactus voor reclassering. De vordering van het recreatiepark werd niet-ontvankelijk verklaard.

Uitspraak

RECHTBANK OVERIJSSEL

Team Strafrecht
Meervoudige kamer
Zittingsplaats Almelo
Parketnummers: 08-149212-21 en 08-250933-21(P)
Datum vonnis: 17 mei 2023
Vonnis op tegenspraak in de zaak van de officier van justitie tegen:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] 1985 in [geboorteplaats] ,
nu verblijvende bij FPA de Boog GGNet, Vordenseweg 12 in
(7231 PA) Warnsveld .

1.Het onderzoek op de terechtzitting

Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzitting van 28 december 2021, 4 maart 2022, 4 april 2022, 2 september 2022, 21 april 2023 en 3 mei 2023.
De rechtbank heeft kennis genomen van de vordering van de officier van justitie
mr. L. Guest en van wat door de (gemachtigde) raadsman mr. E. Gorsselink, advocaat in Venlo, naar voren is gebracht.

2.De tenlastelegging

In de zaak met parketnummer 08-149212-21
De verdenking komt er, kort en zakelijk weergegeven, op neer dat verdachte een lingeriesetje heeft gestolen bij H&M in Hengelo (O).
Voluit luidt de tenlastelegging aan verdachte, dat:
zij op of omstreeks 23 juli 2020 te Hengelo (O), althans in Nederland, een en/of meer lingerie(setje(s)), in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan H&M, in elk geval aan een ander toebehoorde(n) heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen.
In de zaak met parketnummer 08-250933-21
De verdenking komt er, na wijziging van de tenlastelegging als bedoeld in artikel 313 van het Wetboek van Strafvordering (Sv) van 2 september 2022, kort en zakelijk weergegeven, op neer dat verdachte, al dan niet samen met een ander, opzettelijk brand heeft gesticht
(primair)dan wel dat zij medeplichtig is geweest aan opzettelijke brandstichting door een of meer anderen
(subsidiair),dan wel dat zij samen met een ander openlijk geweld heeft gepleegd tegen goederen
(meer subsidiair),dan wel dat zij goederen heeft vernield, beschadigd en/of onbruikbaar heeft gemaakt
(meest subsidiair).
Voluit luidt de tenlastelegging aan verdachte, dat:
zij op of omstreeks 30 augustus 2021 te Hengelo, op recreatiepark De Waarbeek
gelegen aan Twekkelerweg 333, althans in Nederland,
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen
opzettelijk
brand heeft gesticht door open vuur in aanraking te brengen met de auto
(Volkswagen voorzien van kenteken: [kenteken] ) toebehorende aan [slachtoffer 1]
en/of [bedrijf 1] en/of met ammonia en/of benzine, althans met een brandbare stof
ten gevolge waarvan
- de auto (Volkswagen voorzien van kenteken: [kenteken] ) toebehorende aan [slachtoffer 1]
en/of [bedrijf 1] en/of
- de chalet ( [nummer 1] ) en/of de bestrating en/of de groenvoorziening toebehorende
aan [slachtoffer 2] en/of [bedrijf 2] BV,
geheel of gedeeltelijk zijn verbrand, in elk geval brand is ontstaan,
en daarvan gemeen gevaar voor een of meer chalet(s), in elk geval gemeen gevaar voor goederen en/of
levensgevaar voor de in de chalet(s) aanwezige perso(o)n(en). in elk geval
levensgevaar voor een ander of anderen en/of
gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor de in de chalet(s) aanwezige perso(o)n(en),
in elk geval gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor een ander of anderen
te duchten was;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een bewezenverklaring mocht
of zou kunnen leiden:
medeverdachte ( [medeverdachte] ) op of omstreeks 30 augustus 2021 te Hengelo, op
recreatiepark De Waarbeek gelegen aan de Twekkelerweg 333, althans in Nederland,
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, opzettelijk brand heeft gesticht door
- benzine, althans een brandbare stof over een personenauto (Volkswagen voorzien van kenteken: [kenteken] ) toebehorende aan [slachtoffer 1] en/of [bedrijf 1] te gieten/gooien en/of
- ( vervolgens) open vuur in aanraking te brengen met de auto (Volkswagen voorzien van kenteken: [kenteken] ) toebehorende aan [slachtoffer 1] en/of
[bedrijf 1] en/of met de benzine, althans met een brandbare stof (welke over de personenauto was gegoten),
ten gevolge waarvan
- de personenauto (Volkswagen voorzien van kenteken: [kenteken] ) toebehorende aan [slachtoffer 1] en/of [bedrijf 1] en/of
- de chalet ( [nummer 1] ) en/of de bestrating en/of de groenvoorziening toebehorende aan [slachtoffer 2] en/of [bedrijf 2] BV,
geheel of gedeeltelijk is/zijn verbrand, in elk geval brand is ontstaan,
en daarvan gemeen gevaar voor een of meer omringende chalet(s) en/of de in de chalet(s) aanwezige goederen, in elk geval gemeen gevaar voor goederen en/of levensgevaar voor de in de omringende chalet(s) aanwezige perso(o)n(en), in elk geval levensgevaar voor een ander of anderen en/of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor de in de omringende chalet(s) aanwezige perso(o)n(en), in elk geval gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor een ander of anderen te duchten was;
tot het plegen van welk misdrijf verdachte op of omstreeks 30 augustus 2021 te Hengelo, althans in Nederland, opzettelijk behulpzaam is geweest en/of gelegenheid, middelen en/of inlichtingen heeft verschaft, gezien het feit dat verdachte:
- op de hoogte was of kon zijn van het voornemen om de voornoemde auto en/of het voornoemde chalet in brand te (laten) steken, en/of
- zich niet heeft onttrokken aan dit voornemen, en/of
- die [medeverdachte] heeft benaderd, en/of
- met die [medeverdachte] contact heeft gehad en/of gehouden, en/of
- met die [medeverdachte] heeft besproken om brand te stichten en/of de banden van voornoemde auto lek te steken, en/of
- ( in de nachtelijke uren dan wel in de vroege ochtend)
- met die [medeverdachte] naar recreatiepark De Waarbeek (althans het park waar het voornoemde chalet is gelegen en/of de voornoemde auto was geparkeerd) is gereden, en/of
- met hem benzine (althans een brandbare stof) heeft getankt, en/of
- die [medeverdachte] in de gelegenheid heeft gesteld benzine (althans een brandbare
stof) te tanken, en/of
- met die [medeverdachte] het recreatiepark De Waarbeek heeft betreden (door over
een hek te klimmen), en/of
- met die [medeverdachte] naar het voornoemde chalet en/of de aldaar geparkeerde
(voornoemde) auto is gelopen, en/of
- die [medeverdachte] het betreffende chalet en/of voornoemde auto heeft aangewezen/getoond
meer subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht
of zou kunnen leiden:
zij op/in of omstreeks 30 augustus 2021 te Hengelo, althans in Nederland, openlijk, te weten op recreatiepark De Waarbeek gelegen aan de Twekkelerweg 333, in elk geval op of aan de openbare weg en/of op een voor het publiek toegankelijke plaats, in vereniging geweld heeft gepleegd tegen een (of meer) goed(eren), te weten
- een personenauto (Volkswagen voorzien van kenteken: [kenteken] ) toebehorende aan [slachtoffer 1] en/of [bedrijf 1], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of haar mededader(s), en/of;
- een chalet ( [nummer 1] ) en/of de bestrating en/of de groenvoorziening toebehorende aan
[slachtoffer 2] en/of [bedrijf 2] BV, in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of haar mededader(s),
door
- benzine, althans een brandbare stof over een personenauto (Volkswagen voorzien van kenteken: [kenteken] ) toebehorende aan [slachtoffer 1] en/of [bedrijf 1] te gieten/gooien en/of;
- ( vervolgens) open vuur in aanraking te brengen met de auto (Volkswagen voorzien van kenteken: [kenteken] ) toebehorende aan [slachtoffer 1] en/of [bedrijf 1] en/of de benzine, althans met een brandbare stof (welke over de personenauto was gegoten) en/of;
- een schaar of een deel van een schaar mee te nemen naar de betreffende personenauto (teneinde daarmee de banden van die auto lek te steken);
terwijl zij, verdachte en/of haar mededader(s), deze goederen opzettelijk heeft/hebben vernield;
nog meer subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
zij op of omstreeks 30 augustus 2021 te Hengelo, op recreatiepark De Waarbeek gelegen aan de Twekkelerweg 333, althans in Nederland,
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
opzettelijk en wederrechtelijk
- een personenauto (Volkswagen voorzien van kenteken: [kenteken] ) toebehorende aan [slachtoffer 1] en/of [bedrijf 1], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), en/of;
- een chalet ( [nummer 1] ) en/of de bestrating en/of de groenvoorziening toebehorende aan [slachtoffer 2] en/of [bedrijf 2] BV, in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s),
heeft vernield en/of beschadigd en/of onbruikbaar gemaakt.

3.De voorvragen

De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zij bevoegd is tot kennisneming van deze zaak, dat de officier van justitie ontvankelijk is in de vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.

4.De bewijsmotivering

4.1
Inleiding
In verband met de leesbaarheid van dit vonnis bespreekt de rechtbank de onderzoeken in chronologische volgorde. Bij dit onderdeel komen tevens de standpunten van de officier van justitie en de verdediging aan de orde.
4.2
In de zaak met parketnummer 08-149212-21
4.2.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie vindt dat dit feit kan worden bewezenverklaard.
4.2.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft ten aanzien van dit feit geen verweer gevoerd.
4.2.3
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank stelt vast dat verdachte op 23 juli 2020 bij H&M aan de Brink in Hengelo (O) een lingeriesetje ter waarde van € 20,00 heeft gestolen. Zij heeft het prijskaartje van het setje afgescheurd en het lingeriesetje daarna onder haar eigen kleding aangetrokken. Hierna is zij de kassa gepasseerd en heeft zij de winkel verlaten zonder voor het lingeriesetje te betalen.
De rechtbank komt tot bewezenverklaring van het ten laste gelegde feit op grond van de volgende bewijsmiddelen, waarbij de rechtbank - nu verdachte dit feit heeft bekend en door of namens haar nadien geen vrijspraak is bepleit - conform artikel 359, derde lid, laatste volzin van het Wetboek van Strafvordering (Sv), zal volstaan met een opsomming van de bewijsmiddelen. [1]
1. Het proces-verbaal van de terechtzitting van 4 maart 2022, voor zover inhoudende de bekennende verklaring van de verdachte als bedoeld in art. 359, derde lid, laatste volzin, Sv.
2. Het geschrift, te weten een aangifteformulier winkeldiefstal, pagina 3 en 4, opgenomen in het onder voetnoot 1 genoemde dossier.
4.2.4
De bewezenverklaring
De rechtbank acht op grond van de hierboven genoemde bewijsmiddelen – waarin zijn vervat de redengevende feiten en omstandigheden waarop de bewezenverklaring steunt – wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het ten laste gelegde feit heeft begaan, met dien verstande dat:
zij op 23 juli 2020 te Hengelo (O), een lingeriesetje, dat aan H&M toebehoorde heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen.
De rechtbank acht niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd, zodat zij haar daarvan zal vrijspreken.
4.3
In de zaak met parketnummer 08-250933-21
4.3.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie vindt dat verdachte tezamen en in vereniging met een ander opzettelijk brand heeft gesticht terwijl daarvan gevaar voor goederen en levensgevaar voor een ander te duchten was. Het primair ten laste gelegde feit kan dus volgens de officier van justitie worden bewezenverklaard.
4.3.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft integrale vrijspraak bepleit. Daartoe heeft hij primair aangevoerd dat de voor verdachte belastende verklaring van medeverdachte [medeverdachte] niet betrouwbaar is en ook op tal van punten niet wordt ondersteund door objectief bewijs. De enkele omstandigheid dat [medeverdachte] een voor zichzelf belastende verklaring heeft afgelegd kan niet bijdragen aan de conclusie dat die verklaring als betrouwbaar kan worden aangemerkt. Zijn verklaring dient daarom van het bewijs te worden uitgesloten. Subsidiair is aangevoerd dat uit de inhoud van de bewijsmiddelen niet volgt dat het opzet van verdachte - ook niet in voorwaardelijke zin - was gericht op brandstichting. Haar handelingen waren bovendien zozeer gericht op een bepaald voorwerp, namelijk het leksteken van de autobanden, dat juist sprake is van een contra-indicatie voor opzet op brandstichting en daarmee levensgevaar voor [slachtoffer 1] . Meer subsidiair, indien de rechtbank oordeelt dat sprake was van (voorwaardelijk) opzet op brandstichting, dient vrijspraak te volgen van te duchten levensgevaar voor (een) ander(en).
4.3.3
Het oordeel van de rechtbank
Bespreking van het betrouwbaarheidsverweer strekkende tot bewijsuitsluiting
Alvorens de vaststaande feiten en omstandigheden te bespreken stelt de rechtbank eerst de bruikbaarheid of betrouwbaarheid van de verklaring van medeverdachte [medeverdachte] (hierna: [medeverdachte] ) aan de orde.
De door de verdediging gestelde onbetrouwbaarheid wordt onder meer geïllustreerd door te wijzen op dat onderdeel van de verklaring van [medeverdachte] waarin hij verklaart dat hij samen met verdachte bij een tankstation benzine heeft getankt en dat verdachte daarvoor heeft betaald. De omstandigheid dat onderzoek van de politie dit niet heeft kunnen bevestigen doet echter niet af aan de betrouwbaarheid van [medeverdachte] verklaring over de betrokkenheid van verdachte bij de brandstichting. De verklaring van [medeverdachte] wordt op andere onderdelen ondersteund door objectief bewijs. Zo blijkt uit de inhoud van het proces-verbaal van de camerabeelden dat verdachte samen met [medeverdachte] het terrein van het recreatiepark betreedt en dat zij het terrein ook samen met hem verlaat. Dit gebeurt in een tijdsbestek van enkele minuten waarin ook te zien is dat er iets aan het branden is bij chalet nummer [nummer 1] . Ook heeft [medeverdachte] verklaard dat er twee ammoniak flessen met benzine zijn meegenomen in een tas, dat hij de inhoud van een van de flessen over de auto heeft gegoten en dat hij de tas met de andere fles over het hekwerk heeft gegooid. Dit deel van zijn verklaring wordt ondersteund door de inhoud van het proces-verbaal van bevindingen over het aantreffen van de tas met daarin de gevulde ammoniak fles die naar benzine rook. Verder heeft [medeverdachte] de politie verteld waar de scooter van verdachte kon worden aangetroffen. Tenslotte belast [medeverdachte] zichzelf in zijn verklaring door te verklaren dat hij de auto met benzine heeft overgoten en er vuur bij heeft gehouden waardoor de auto vlam vatte. De rechtbank heeft daarom geen redenen om aan de betrouwbaarheid van de verklaring van [medeverdachte] te twijfelen en zal deze voor het bewijs gebruiken.
Het door de raadsman gevoerde verweer wordt verworpen.
De feiten en omstandigheden
Op grond van het dossier en het onderzoek ter terechtzitting stelt de rechtbank de volgende feiten en omstandigheden vast.
Vaststaat dat [medeverdachte] op 30 augustus 2021 omstreeks 05.58 uur brand heeft gesticht op recreatiepark De Waarbeek gelegen aan de Twekkelerweg 333 in Hengelo (O) (hierna: het recreatiepark). Hij heeft benzine uitgegoten over de auto van [slachtoffer 1] (hierna: [slachtoffer 1] ) en/of [bedrijf 1], een Volkswagen voorzien van kenteken [kenteken] (hierna: de auto). Deze auto stond op korte afstand van chalet nummer [nummer 1] geparkeerd. [medeverdachte] heeft vervolgens met een aansteker (de auto en) de benzine aangestoken. Bij de brandstichting door [medeverdachte] was verdachte aanwezig. Zij verbleef tot en met 29 augustus 2021 bij [slachtoffer 1] in het chalet.
Uit het forensisch onderzoek is naar voren gekomen dat de aard van de materialen (rubber en kunststof) en de aanwezige zuurstof invloed hadden op het brandverloop. Bij de brand was de warmteontwikkeling dusdanig dat het nabij gelegen chalet nummer [nummer 1] , de bomen en het straatwerk naast het chalet schade hebben opgelopen. Het chalet was door het vuur aangetast, te weten lichte roetschade en smeltschade aan de regenwaterafvoer. Een nabij gelegen boom was eveneens aangetast door het vuur en de graskeien waren geblakerd. Een technische oorzaak van de brand kan uitgesloten worden.
Ten tijde van de brandstichting lag [slachtoffer 1] te slapen in chalet nummer [nummer 1] . Hij is door buren gealarmeerd dat zijn auto in brand stond.
Het terrein van het chaletpark en het naastgelegen recreatiepark wordt bewaakt door camera’s. Op de camerabeelden is te zien dat verdachte omstreeks 05.53 uur samen met [medeverdachte] over het terrein loopt. Om omstreeks 05.58 uur is een grote steekvlam te zien naast chalet nummer [nummer 1] . Te zien is dat er iets aan het branden is naast chalet nummer [nummer 1] . Omstreeks 06.05 uur zijn verdachte en [medeverdachte] te zien op de bewakingsbeelden van het naastgelegen recreatiepark. Zij lopen dan op het terrein van het chaletpark, ter hoogte van de achteringang van het recreatiepark. Om 06.06 uur is op de camerabeelden van het chaletpark te zien dat verdachte en [medeverdachte] samen vanuit de richting van chalet nummer [nummer 1] aan komen lopen over het gras. Zij lopen dan via de slagboom en de parkeerplaats naar de Twekkelerweg in de richting van de sluizen in het Twentekanaal. Op bewakingsbeelden van het naastgelegen recreatiepark is te zien dat verdachte en [medeverdachte] omstreeks 06.08 uur aan komen lopen vanuit de richting van het chaletpark over het fietspad van de Twekkelerweg. Zij lopen weg in de richting van de sluizen in het Twentekanaal en verdwijnen uit beeld.
Opzet
Primair wordt verdachte, kort gezegd, verweten dat zij zich tezamen en in vereniging met [medeverdachte] schuldig heeft gemaakt aan opzettelijke brandstichting.
Uit de bewijsmiddelen volgt dat verdachte heel erg boos was op [slachtoffer 1] en dat zij [slachtoffer 1] iets aan wilde doen. Zij verkeerde in de nacht van 29 op 30 augustus 2021 samen met [medeverdachte] , zonder te slapen, voortdurend onder invloed van verdovende middelen en heeft samen met hem het plan opgevat om [slachtoffer 1] een hak te zetten. [medeverdachte] heeft verklaard dat brandstichting van meet af aan het doel was. Verdachte heeft hem de flessen gevuld met benzine gegeven toen ze op het park waren. Omdat [medeverdachte] niet wist welke auto van [slachtoffer 1] was en ook niet waar het chalet zich bevond, is verdachte met [medeverdachte] naar het chalet gelopen en heeft zij de auto aangewezen. [medeverdachte] heeft benzine over de auto gegoten en verdachte heeft hem een aansteker gegeven. Toen [medeverdachte] de auto in brand stak stond verdachte schuin achter hem. Door zo te handelen heeft verdachte zich willens en wetens blootgesteld aan de aanmerkelijke kans dat het gevolg (brand) in zou treden en deze kans ten tijde van haar gedragingen bewust aanvaard en op de koop toegenomen. De rechtbank overweegt met betrekking tot het ten laste gelegde opzet op het stichten van brand, dat bij verdachte in ieder geval sprake is geweest van voorwaardelijk opzet.
Algemeen gevaar voor goederen
In artikel 157 van het Wetboek van Strafrecht (Sr) is met straf bedreigd onder andere degene die opzettelijk brand sticht indien daarvan algemeen gevaar voor goederen te duchten is. Dit gevolg, het gemeen gevaar voor goederen, is geobjectiveerd.
De rechtbank acht op grond van de verklaring van [medeverdachte] , de processen-verbaal van aangifte van [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] (namens het recreatiepark) en het proces-verbaal van bevindingen van het forensisch onderzoek, wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan opzettelijke brandstichting terwijl daarvan gemeen gevaar voor goederen te duchten was.
Levensgevaar of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor anderen te duchten?
Van levensgevaar in de zin van artikel 157 Sr is niet reeds sprake indien de brand is gesticht in een (woning of een andere) behuizing die tot menselijke bewoning dient, in dit geval chalet nummer [nummer 1] . Om in dit geval in rechte het levensgevaar voor in het bijzonder de bewoner als vaststaand te kunnen aannemen is vereist dat uit de inhoud van wettige bewijsmiddelen volgt dat dat levensgevaar inderdaad te duchten was. Volgens vaste jurisprudentie is voor bewezenverklaring van brandstichting waarbij levensgevaar is te duchten vereist dat dit levensgevaar ten tijde van de brandstichting in het concrete geval naar algemene ervaringsregels voorzienbaar moet zijn geweest. Dat de dader zelf dat gevaar wellicht niet heeft voorzien, is in dat verband niet van belang.
[slachtoffer 1] lag ten tijde van de brandstichting te slapen in het chalet. De door [medeverdachte] in brand gestoken auto stond naast het chalet geparkeerd. Uit het proces-verbaal van forensisch onderzoek komt naar voren dat de afstand tussen het chalet en de auto 124 centimeter bedroeg. Uit het proces-verbaal forensisch onderzoek volgt dat zowel de brandfase, de groeifase als de doof fase van de brand invloed hebben gehad op de gevaarzetting. De waargenomen brandschade, met name aan de voorzijde van de auto, was dusdanig dat voor branduitbreiding gevreesd moest worden. Door ingrijpen was erger voorkomen. De auto was deels uitgebrand en stond geparkeerd op zodanig geringe afstand van het chalet en de daarin slapende [slachtoffer 1] dat er direct en indirect gevaar te duchten was van het vuur, de hitte van het vuur en/of de rookontwikkeling. Voorts volgt uit het forensisch onderzoek dat, indien het voertuig niet of niet zo snel zou zijn geblust de brand het nabij gelegen chalet, de bosschages en de auto mogelijk verder zou hebben aangetast en er mogelijk gevaar voor personen had kunnen ontstaan. Daarmee acht de rechtbank zonder meer aannemelijk geworden dat ten tijde van de brandstichting naar algemene ervaringsregels sprake was van voorzienbaar levensgevaar en gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor [slachtoffer 1] .
Was sprake van medeplegen?
De rechtbank stelt op grond van de inhoud van het dossier vast dat de versies over wat er volgens [medeverdachte] en verdachte precies gebeurd is, uiteen lopen. [medeverdachte] heeft verklaard over de betrokkenheid van verdachte bij de brandstichting. Verdachte heeft daarentegen verklaard dat haar opzet was gericht op het leksteken van de banden van de auto van [slachtoffer 1] .
Betrokkenheid bij een strafbaar feit als medeplegen kan worden bewezen verklaard indien is komen vast te staan dat bij het begaan daarvan sprake is geweest van een voldoende nauwe en bewuste samenwerking met een ander of anderen. Het accent ligt daarbij op de samenwerking en minder op de vraag wie welke feitelijke handelingen heeft verricht (Vgl. HR 6 juli 2004, ECLI:NL:HR:2004:AO9905). Het gaat er om dat de medeverdachte een wezenlijke bijdrage moet hebben geleverd aan het delict (Vgl. HR 2 december 2014, ECLI:NL:HR:2014:3474).
De verklaring van [medeverdachte] waarin hij de rol van verdachte benoemt, wordt onder meer ondersteund door de camerabeelden. Hij heeft verklaard dat er ammoniak flessen gevuld met benzine zijn meegenomen naar het recreatiepark. Verdachte heeft verklaard dat zij in de nacht van 29 op 30 augustus 2021 samen was met [medeverdachte] . Zij verkeerden zonder te slapen voortdurend onder invloed van verdovende middelen en hebben een gezamenlijk plan gemaakt om [slachtoffer 1] een hak te zetten. Uit het proces-verbaal van de camerabeelden volgt dat zij samen naar het recreatiepark zijn gegaan en dat zij daar samen hebben rond gelopen. [medeverdachte] heeft verklaard dat het van meet af aan de bedoeling was om de auto van [slachtoffer 1] in brand te steken en dat ze daarom twee ammoniak flessen hebben gevuld met benzine. Verdachte heeft hem de flessen gevuld met benzine gegeven toen ze op het park waren. Omdat [medeverdachte] niet wist welke auto van [slachtoffer 1] was en ook niet waar het chalet zich bevond, is verdachte met verdachte naar het chalet gelopen en heeft zij de auto aangewezen. [medeverdachte] heeft de inhoud van één fles benzine over de auto gegoten. Deze fles is bij de uitgebrande auto aangetroffen. Verdachte heeft hem een aansteker gegeven. Toen [medeverdachte] de auto in brand stak stond verdachte schuin achter hem. Hij heeft de tas waarin de andere ammoniak fles zat over het hekwerk gegooid. De tas met de fles is daar later op aanwijzen van [medeverdachte] door de politie aangetroffen, voor wie de lucht van benzine waarneembaar was. Deze omstandigheden in samenhang bezien leiden tot de conclusie dat sprake is geweest van een nauwe en bewuste samenwerking tussen verdachte en [medeverdachte] . De bijdrage van verdachte aan de brandstichting is daarbij ook van zodanig gewicht dat sprake is van medeplegen van het delict.
Conclusie
De rechtbank acht het primair ten laste gelegde feit wettig en overtuigend bewezen. Verdachte heeft dit feit tezamen en in vereniging met een ander begaan.
4.3.4
De bewezenverklaring
De rechtbank acht op grond van de in de bijlage opgenomen bewijsmiddelen waarin zijn vervat de redengevende feiten en omstandigheden waarop de bewezenverklaring steunt wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het ten laste gelegde feit heeft begaan, met dien verstande dat:
zij op 30 augustus 2021 te Hengelo (O), op recreatiepark De Waarbeekgelegen aan Twekkelerweg 333, tezamen en in vereniging met een ander, opzettelijk brand heeft gesticht door open vuur in aanraking te brengen met een auto (Volkswagen voorzien van kenteken: [kenteken] ) toebehorende aan [slachtoffer 1] en/of [bedrijf 1] en benzine, ten gevolge waarvan
- de auto (Volkswagen voorzien van kenteken: [kenteken] ) toebehorende aan [slachtoffer 1]
en/of [bedrijf 1] en
- het chalet ( [nummer 1] ) en de bestrating en de groenvoorziening toebehorende aan [slachtoffer 2] en/of [bedrijf 2] BV, geheel of gedeeltelijk zijn verbrand,
en daarvan gemeen gevaar voor goederen en levensgevaar voor de in dat chalet aanwezige persoon ofgevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor de in het chalet aanwezige persoon, te duchten was.
De rechtbank acht niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd, zodat zij haar daarvan zal vrijspreken.
De in de tenlastelegging voorkomende taal- en/of schrijffouten zijn verbeterd in de bewezenverklaring. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.

5.De strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde is strafbaar gesteld in de artikelen 157 en 310 Sr. Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten. Het bewezenverklaarde levert op:
in de zaak met parketnummer 08-149212-21
het misdrijf:diefstal;
in de zaak met parketnummer 08-250933-21
de eendaadse samenloop van
het misdrijf:medeplegen van opzettelijk brand stichten, terwijl daarvan gemeen gevaar voor goederen te duchten is,
en
het misdrijf:medeplegen van opzettelijk brand stichten, terwijl daarvan levensgevaar of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor een ander te duchten is.

6.De strafbaarheid van verdachte

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. De rechtbank oordeelt daarom dat verdachte strafbaar is voor de bewezenverklaarde feiten.

7.De op te leggen straf of maatregel

7.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte wordt veroordeeld tot:
- een gevangenisstraf voor de duur van 190 dagen met aftrek van de tijd die reeds door haar in voorarrest is doorgebracht;
- een voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van twaalf maanden onder de voorwaarden die door Tactus Verslavingszorg (hierna: de reclassering) zijn geadviseerd in het rapport van 21 december 2022 en dat deze voorwaarden dadelijk uitvoerbaar worden verklaard;
- oplegging van de maatregel strekkende tot gedragsbeïnvloeding en vrijheidsbeperking, (hierna: GVM) als bedoeld in artikel 38z Sr.
7.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich voor wat betreft de strafmaat aangesloten bij de eis van de officier van justitie.
7.3
De gronden voor een straf of maatregel
Bij de strafoplegging houdt de rechtbank rekening met de aard en de ernst van de gepleegde feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en de persoon van verdachte zoals die uit het dossier en tijdens de behandeling ter terechtzitting naar voren zijn gekomen. De rechtbank acht daarbij in het bijzonder het volgende van belang.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan winkeldiefstal. Met het plegen van dit feit heeft verdachte naast schade ook overlast veroorzaakt.
Daarnaast heeft verdachte, onder invloed van middelen, samen met een ander de auto van [slachtoffer 1] , haar ex-partner, in brand gestoken waardoor gevaar voor goederen, levensgevaar voor een persoon en gevaar voor zwaar lichamelijk letsel is ontstaan. Verdachte heeft door haar handelen een zeer gevaarlijke situatie doen ontstaan en is vervolgens weggelopen zonder zich te bekommeren om de gevolgen van haar handelen. Dat er niet meer schade is ontstaan en zich geen persoonlijke ongelukken hebben voorgedaan is niet aan verdachte te danken. Het gevaar zettende en onverantwoorde handelen van verdachte is haar zwaar aan te rekenen.
De rechtbank heeft bij de straftoemeting acht geslagen op de inhoud van het uittreksel uit de Justitiële Documentatie d.d. 23 maart 2023, betreffende verdachte. Daaruit blijkt dat verdachte eerder is veroordeeld wegens het plegen van diefstal, maar niet eerder voor brandstichting of soortgelijke strafbare feiten.
De rechtbank heeft met betrekking tot de persoonlijkheid van verdachte in het bijzonder acht geslagen op de inhoud van de rapporten die over verdachte zijn opgemaakt.
Uit het reclasseringsadvies van 18 februari 2022 komt op grond van het risicotaxatie-instrument (OXREC) naar voren dat sprake is van een hoog algemeen risico en een gemiddeld risico op geweld. Verdachte heeft problemen op vrijwel alle criminogene factoren die zij niet zelf kan oplossen. Ook haar sociaal netwerk is een risico. Er is daarnaast sprake van psychosociale problemen, te weten: ADHD, trauma’s, een verstandelijke beperking, overspoeld worden door emoties, lage zelfredzaamheid en drugsmisbruik. Zonder interventies is de kans op nieuwe escalaties groot. Gezien het verloop van de reclasseringscontacten en de problematiek van betrokkene wordt de kans op onttrekking aan voorwaarden ingeschat op hoog. In het aanvullende reclasseringsrapport van 10 augustus 2022 wordt voorgaande conclusie met betrekking tot de risicotaxatie herhaald. De ingezette behandeling verlaagt weliswaar het risico, maar indien de behandeling wordt stop gezet zal dit risico direct weer hoog zijn. Verdachte verblijft op dat moment sinds 25 maart 2022 bij FPA De Boog GGNet (hierna: De Boog) te Warnsveld . De start van de behandeling was moeizaam en kende twee forse terugvallen in cocaïnegebruik (april en juni 2022). De behandeling is wel op gang gekomen en verdachte maakt volgens het rapport voorzichtige stappen in haar ontwikkeling.
Zij krijgt inzicht in haar relatie met haar (ex) partner, tevens slachtoffer, en lijkt zich los te weken van hem en heeft de relatie met hem verbroken. Zij wil zich richten op de toekomst waarbij zij graag een zo zelfstandig mogelijke woonvorm voor zichzelf wil. Hiervoor zal lange tijd ondersteuning nodig zijn door de betrokken hulpverlening en de reclassering. Verdachte heeft aangegeven dat zij de ingezette behandeling wil voortzetten en dat zij begeleid wil worden in een forensisch kader. De reclassering adviseert daarom een zo lang mogelijk toezicht met de bijzondere voorwaarden: meldplicht bij de reclassering, opname in een zorginstelling, ambulante behandeling (met mogelijkheid tot kortdurende klinische opname), begeleid wonen of maatschappelijke opvang, meewerken aan schuldhulpverlening, meewerken aan middelencontrole en meewerken aan de begeleidingsmodule Stap voor Stap. Het rapport van 21 december 2022 is een aanvulling op het eerder uitgebrachte reclasseringsadvies van 10 augustus 2022. Uit behandelinformatie van De Boog lijkt het naar omstandigheden goed te gaan. Verdachte houdt zich aan haar programma/dagbesteding en de gemaakte afspraken op de afdeling. Zij is transparant over wat haar bezighoudt en heeft tot dan geen terugval gehad in middelengebruik. Zij is begin november 2022 gestart met traumabehandeling – EMDR ( 2x per week) en zij heeft de module psycho educatie LVB succesvol afgerond. Centraal staat in de behandeling het vergroten van probleeminzicht en het voorkomen van een terugval in delictgedrag.
Uit het bericht van De Boog van 19 april 2023 volgt dat verdachte zich op 16 april 2023 heeft onttrokken aan de behandeling bij De Boog en dat zij sindsdien niet in contact is geweest met de verpleging en de reclassering.
Ter terechtzitting op 21 april 2023 is [reclasseringswerker] , reclasseringswerker bij Tactus als deskundige gehoord. Zij heeft meegedeeld dat verdachte de spanning in aanloop naar de zitting te veel werd. Verdachte heeft zich daarom onttrokken aan de behandeling en zij is tijdens die onttrekking teruggevallen in drugsgebruik. Verdachte heeft zich echter nadien weer gemeld. De Boog is bereid om opnieuw de samenwerking met verdachte aan te gaan, terwijl verdachte zich op haar beurt hiertoe ook bereid heeft verklaard. Verdachte is weer teruggeplaatst bij De Boog op de afdeling waar zij eerder verbleef. Oplegging van een geheel onvoorwaardelijke gevangenisstraf zou volgens de deskundige heel nadelig zijn voor verdachte gelet op het door de reclassering uitgezette traject van toezicht en behandeling.
Met de deskundige, de verdediging en de officier van justitie is de rechtbank van oordeel dat verdachte behandeling en begeleiding nodig heeft. Hierin ziet de rechtbank aanleiding om het advies van de reclassering te volgen.
De rechtbank is van oordeel dat een gevangenisstraf van na te melden duur een passende reactie is. Een andere of lichtere straf doet geen recht aan de ernst van de feiten. Een fors gedeelte van de gevangenisstraf zal de rechtbank voorwaardelijk opleggen om verdachte ervan te weerhouden nieuwe strafbare feiten te plegen en ook om een verplichte begeleiding van de reclassering mogelijk te maken. De rechtbank acht het verder noodzakelijk om een proeftijd van drie jaar op te leggen. Dit is niet alleen in het belang van de verdachte zodat zij gedurende langere tijd kan worden begeleid, maar strekt ook ter bescherming van de maatschappij.
Alles overwegend acht de rechtbank een gevangenisstraf van 555 dagen met aftrek van voorarrest, waarvan 365 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van drie jaar, passend en geboden. Dit is conform de straf die door de officier van justitie is geëist.
Dadelijke uitvoerbaarheid
De rechtbank is van oordeel dat de op grond van artikel 14c Sr te stellen voorwaarden en het op grond van artikel 14c, zesde lid, Sr uit te oefenen toezicht, dadelijk uitvoerbaar moeten zijn nu er, gelet op het psychosociaal functioneren van verdachte, de criminogene factoren, de aard en de context waarin de bewezen verklaarde feiten zijn gepleegd en het recidiverisico, ernstig rekening mee moet worden gehouden dat verdachte wederom een misdrijf zal begaan dat gericht is tegen of gevaar veroorzaakt voor de onaantastbaarheid van één of meer personen.
GVM als bedoeld in artikel 38z Sr
Op basis van de rapporten die over verdachte zijn opgemaakt en de behandeling ter terechtzitting is de rechtbank van oordeel dat kan worden uitgegaan van een hoog recidiverisico voor normoverschrijdend handelen. Het is met name van belang dat verdachte niet meer terugvalt in verslavingsgedrag. Verdachte is een kwetsbare en getraumatiseerde vrouw die intellectueel op licht verstandelijk beperkt niveau functioneert. Dit maakt dat zij over onvoldoende copingvaardigheden beschikt om met haar emoties en tegenslagen om te gaan, waardoor zij blijft terugvallen in middelengebruik. Zonder gepaste hulp lijkt het betrokkene niet te lukken haar leven op een gezonde manier vorm te geven. Zij heeft veel behoefte aan structuur, duidelijkheid en ondersteuning. Gelet op het voorgaande en het feit dat verdachte wordt veroordeeld tot een (deels voorwaardelijke) gevangenisstraf wegens een misdrijf dat gericht is tegen of gevaar veroorzaakt voor de onaantastbaarheid van het lichaam van één of meer personen en waarop naar de wettelijke omschrijving een gevangenisstraf van ten hoogste vier jaren of meer is gesteld, zal de rechtbank verdachte, ter bescherming van de algemene veiligheid van personen of goederen een maatregel strekkende tot gedragsbeïnvloeding of vrijheidsbeperking (GVM) als bedoeld in artikel 38z Sr opleggen. Er is voldaan aan de formele eisen die de wet stelt voor het opleggen van deze maatregel. De rechtbank merkt ten overvloede op dat de GVM enkel tenuitvoergelegd kan worden na een daartoe strekkende vordering van het Openbaar Ministerie en een daarop door de rechtbank te nemen beslissing.

8.De schade van de benadeelde

In de zaak met parketnummer 08-250933-21
8.1
De vordering van de benadeelde partij
[bedrijf 2] B.V. heeft zich als benadeelde partij gevoegd in dit strafproces. De benadeelde partij vordert verdachte te veroordelen om materiële schadevergoeding te betalen tot een totaalbedrag van € 11.998,67, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf het moment waarop de schade is ontstaan en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
8.2
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie vindt dat de benadeelde partij in de vordering niet-ontvankelijk moet worden verklaard, omdat de gestelde schade niet is onderbouwd.
8.3
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich aangesloten bij het standpunt van de officier van justitie.
8.4
Het oordeel van de rechtbank
De vordering heeft betrekking op het ten laste gelegde. Door de gebezigde bewijsmiddelen en de behandeling op de terechtzitting is komen vast te staan dat verdachte door het bewezen verklaarde feit rechtstreeks schade heeft toegebracht aan de benadeelde partij.
De opgevoerde schade is echter onvoldoende komen vast te staan, omdat de gestelde schade niet is onderbouwd. Het in de gelegenheid stellen van de benadeelde partij om deze schadeposten alsnog nader te onderbouwen levert een onevenredige belasting van het strafgeding op. De rechtbank zal de benadeelde partij die gelegenheid niet bieden.
De rechtbank zal de benadeelde partij daarom in de vordering niet-ontvankelijk verklaren. De benadeelde partij kan de vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen.

9.De toegepaste wettelijke voorschriften

De hierna te nemen beslissing berust op de hiervoor genoemde wetsartikelen. Daarnaast berust deze beslissing op de artikelen 14a, 14b, 14c, 47 en 55 Sr.

10.De beslissing

De rechtbank:
bewezenverklaring
- verklaart bewezen dat verdachte het in de zaak met parketnummer 08-149212-21 ten laste gelegde feit en het in de zaak met parketnummer 08-250933-21, primair ten laste gelegde feit heeft begaan, zoals hierboven omschreven;
- verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd en spreekt haar daarvan vrij;
strafbaarheid feiten
- verklaart het bewezen verklaarde strafbaar;
- verklaart dat het bewezen verklaarde de volgende strafbare feiten oplevert:
in de zaak met parketnummer 08-149212-21
het misdrijf:diefstal;
in de zaak met parketnummer 08-250933-21
de eendaadse samenloop van
het misdrijf:medeplegen van opzettelijk brand stichten, terwijl daarvan gemeen gevaar voor goederen te duchten is,
en
het misdrijf:medeplegen van opzettelijk brand stichten terwijl daarvan levensgevaar of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor een ander te duchten is;
strafbaarheid verdachte
- verklaart verdachte strafbaar voor het bewezen verklaarde;
straf
- veroordeelt verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
555 (vijfhonderdvijfenvijftig) dagen;
- bepaalt dat van deze gevangenisstraf een gedeelte van
365 (driehonderdvijfenzestig) dagen niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten. De rechter kan de tenuitvoerlegging gelasten indien de verdachte voor het einde van de
proeftijd van 3 (drie) jarende navolgende voorwaarden niet is nagekomen:
- stelt als
algemene voorwaardedat de verdachte:
- zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
- stelt als
bijzondere voorwaardendat verdachte:
1. zich gedurende de proeftijd meldt bij GGZ Tactus Verslavingszorg, op het adres Piet Heinstraat 25A, 7204JN Zutphen, 088-3822887. Verdachte blijft zich melden op afspraken met de reclassering, zo vaak en zolang de reclassering dat nodig vindt;
2. zich laat opnemen in FPA De Boog of een soortgelijke zorginstelling, te bepalen door de justitiële instantie die verantwoordelijk is voor plaatsing. De opname duurt een jaar of zoveel korter als de reclassering nodig vindt. Verdachte houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorginstelling geeft voor de behandeling. Het innemen van medicijnen kan onderdeel zijn van de behandeling. Als de reclassering een overgang naar ambulante zorg, begeleid wonen of maatschappelijke opvang gewenst vindt, werkt betrokkene mee aan de indicatiestelling en plaatsing;
3. zich laat zich behandelen door een forensische polikliniek of een soortgelijke zorgverlener, te bepalen door de reclassering. De behandeling start aansluitend aan de klinische behandeling. De behandeling duurt de gehele proeftijd of zoveel korter als de reclassering nodig vindt. Verdachte houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorgverlener geeft voor de behandeling. Het innemen van medicijnen kan onderdeel zijn van de behandeling. Indien daartoe aanleiding is, voor een kortdurende klinische opname voor crisisbehandeling, detoxificatie, stabilisatie, observatie of diagnostiek, na rechterlijke goedkeuring, worden opnemen in een zorginstelling, te bepalen door de justitiële instantie die verantwoordelijk is voor plaatsing. Deze kortdurende klinische opname duurt maximaal zeven weken of zoveel korter als de reclassering dat nodig vindt;
4. verblijft in een andere instelling voor beschermd wonen of maatschappelijke opvang, te bepalen door de reclassering. Het verblijf start aansluitend. Het verblijf duurt de gehele proeftijd of zoveel korter als de reclassering nodig vindt. Verdachte houdt zich aan de huisregels en het dagprogramma dat de instelling in overleg met de reclassering heeft opgesteld;
5. meewerkt aan het aflossen van haar schulden en het treffen van afbetalingsregelingen, ook als dit inhoudt meewerken aan schuldhulpverlening in het kader van de wet schuldsanering natuurlijke personen. Verdachte geeft de reclassering inzicht in haar financiën en schulden;
6. meewerkt aan controle van het gebruik van alcohol en drugs om het middelengebruik te beheersen. De reclassering kan urineonderzoek en ademonderzoek (blaastest) gebruiken voor de controle. De reclassering bepaalt hoe vaak betrokkene wordt gecontroleerd;
7. verdachte meewerkt aan bewustwording van de levensstijl en middelenproblematiek. Hiertoe werkt zij binnen het reclasseringstoezicht mee aan de begeleidingsmodule Stap voor Stap;
- draagt de reclassering op om toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en de verdachte ten behoeve daarvan te begeleiden;
daarbij gelden als voorwaarden van rechtswege dat de verdachte:
- ten behoeve van het vaststellen van haar identiteit medewerking verleent aan het nemen van één of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt;
- medewerking verleent aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14c, zesde lid, Sr, de medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de reclassering zo vaak en zolang als de reclassering dit noodzakelijk acht daaronder begrepen;
- beveelt dat de op grond van artikel 14c Sr gestelde voorwaarden en het op grond van artikel 14c, zesde lid, Sr uit te oefenen toezicht, dadelijk uitvoerbaar zijn;
- bepaalt dat de tijd die de verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, bij de uitvoering van de gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht;
maatregel
- legt aan de verdachte op de
maatregel strekkende tot gedragsbeïnvloeding en vrijheidsbeperkingals bedoeld in artikel 38z Sr;
vordering benadeelde partij
- bepaalt dat de benadeelde partij [bedrijf 2] B.V. in de zaak met parketnummer 08-250933-21, in het geheel niet-ontvankelijk is in de vordering, en dat de benadeelde partij de vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen;
opheffing bevel voorlopige hechtenis
- heft op het geschorste bevel tot voorlopige hechtenis.
Dit vonnis is gewezen door mr. A.M. Rikken, voorzitter, mr. C.C.S. Bordenga-Koppes en mr. R.J. Joustra, rechters, in tegenwoordigheid van S. Wongsokerto, griffier, en is in het openbaar uitgesproken op 17 mei 2023.
Bijlage bewijsmiddelen
Leeswijzer
Deze bijlage maakt deel uit van het vonnis en bevat de bewijsmiddelen.
In de zaak met parketnummer 08-250933-21
Wanneer hierna wordt verwezen naar dossierpagina’s, zijn dit pagina’s uit het dossier van politie eenheid Oost-Nederland met nummer PL0600-2021436643 gesloten op 1 december 2021. Tenzij hieronder anders wordt vermeld, wordt steeds verwezen naar pagina’s van een in de wettelijke vorm, door daartoe bevoegde personen, opgemaakt proces-verbaal.
1.
Het proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer 1] , pagina 6 en 7, voor zover inhoudend, als verklaring van de aangever:
Op 30 augustus 2021, omstreeks 6:00 uur werd ik wakker gemaakt door een van de andere bewoners van het chalet park "de Waarbeek" om te laten weten de mijn auto in brand stond. Ik zag dat mijn auto al totaal in brand stond. Het betreft mijn auto van het merk Volkswagen en deze is voorzien van het kenteken [kenteken] . Het betreft een lease auto. Mijn auto is geheel uitgebrand.
2.
Het proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer 2] , pagina 13en 14, voor zover inhoudend, als verklaring van de aangever:
Ik ben eigenaar van chalet [nummer 1] . Het chalet staat op recreatiepark de Waarbeek in Hengelo (O). Het chalet staat op grond van de Waarbeek. Deze grond is ook eigendom van de
Waarbeek. Ik werk voor [bedrijf 2]. Ik doe aangifte van opzettelijke brandstichting omdat er schade is aan het chalet en aan de grond. Als parkbeheerder ben ik bevoegd tot het doen van aangifte namens het park.
Op 30 augustus 2021 werd ik omstreeks 6.00 uur wakker gebeld. Ik hoorde dat er een auto in de brand stond op het park. Ik zag dat er een auto was uitgebrand naast mijn chalet. Ik zag ik dat er schade was ontstaan aan de populier die naast de afgebrande auto stond. De takken van de boom waren geblakerd en zagen er verdord uit. Ik zag schade aan het straatwerk naast mijn chalet. Ik zag dat de graskeien geblakerd waren. Ik zag dat mijn chalet was beschadigd door de hitte. Ik zag schade aan mijn regenpijp. Ik zag allemaal blaren op mijn kunststof regenpijp.
3.
Het proces-verbaal van bevindingen, pagina’s 57 en 58, voor zover inhoudend als relaas van de verbalisant, zakelijk weergegeven:
Op 30 augustus 2021, omstreeks 07:00 uur, had ik dienst met mijn collega [verbalisant 1] . Wij waren op de camping aan de Twekkelerweg 333 te Hengelo (ov). Daar was er diezelfde ochtend, omstreeks 06:00 uur, was er een autobrand op de camping, nabij chaletnummer [nummer 2] . Ik heb samen met mijn collega [verbalisant 1] en de eigenaar van de camping de camerabeelden bekeken van de camping zelf. Hierop zijn twee verdachte personen te zien, waarvan ik er één kan herkennen als verdachte [verdachte] . Op basis van politie (verdachten)foto's en het opgegeven signalement van de aangever van verdachte [verdachte] , in vergelijking met de vrouwelijke persoon op de camerabeelden van de camping, kan ik een aan zekerheid grenzende mogelijkheid geven dat de vrouwelijke verdachte op de camerabeelden betreft; [verdachte] .
De camerabeelden van de camping hebben een tijdstip, waarbij genoemd moet worden dat het daadwerkelijke tijdstip twee minuten eerder is. De camerabeelden van pretpark De Waarbeek, gelegen naast de camping, hebben een correcte tijdsweergave.
Actie 1: Om 05:57:05 uur (-2 minuten, officiële tijd), zie ik twee verdachten in beeld komen op de camerabeelden van de receptie. De verdachten komen van achter de receptie weg, hemelsbreed in de zuidoostelijke hoek van de camping. Op de bewegende beelden is duidelijk te zien dat er twee personen door het beeld lopen in de richting van het plaats incident. Om 06:00 uur, zien mijn collega en ik een grote steekvlam komen vanuit het plaats incident. In de tussentijd van de beide verdachten in beeld en de steekvlam heb ik geen andere beweging gezien vanuit de camerabeelden van de receptie.
Actie 2: Om 06:03:35 uur (correcte tijd) zie ik op camerabeelden van het pretpark beide verdachten in beeld komen aan de achterzijde van het pretpark. Ik zag dat dit ongeveer vijfentwintig meter van het plaats incident is, waarbij de verdachten aan zijn komen lopen vanuit het plaats incident. Op de achtergrond is het licht van de vlammenzee nog zichtbaar.
Actie 3: Om 06:07:52 uur (-2 minuten, officiële tijd) zie ik op de camerabeelden van de camping, bij de in- en uitgang, beide verdachten de camping lopend verlaten
Actie 4: Om 06:08:58 uur (-2 minuten, officiële tijd) zie ik beide verdachten over de Twekkelerweg lopen in de richting van de ingang van het pretpark.
Actie: Om 06:07:48 uur (correcte tijd) zie ik beide verdachten lopen over de Twekkelerweg, voorbij de ingang van het pretpark in de richting van Hengelo (ov)
Actie 6-7: Op 30 augustus 2021, later in de ochtend, kregen collega's van de [nummer 3] een melding van een verlaten scooter nabij de camping, aan de Enschedese Havenweg. Bij navragen bleek de scooter op naam te staan van verdachte [verdachte] . Ik zag dat de scooter vlakbij een ingang stond. Volgens één van de parkbeheerders van de camping was het slot van dit hek verschoven. Gezien de verbogen punt lijkt het erop dat de verdachten door te klimmen over het hek de camping hebben betreden. Dit was op ongeveer tien tot twintig meter van de aangetroffen scooter van verdachte [verdachte] .
Verdachte : [verdachte] , geboren op [geboortedatum] 1985 te [geboorteplaats]
4.
Het proces-verbaal van verhoor verdachte, pagina 137 tot en met 142, voor zover inhoudend als de verklaring van de verdachte [medeverdachte] , zakelijk weergegeven:
Vragen van de verbalisant(en) worden weergegeven met V
Antwoorden van de verdachte worden weergegeven met A
Opmerkingen van de verbalisant(en) worden weergegeven met OV
V: U wordt verdacht van brandstichting op 30 augustus 2021, tussen 05:45 uur en 06:15 uur, op chaletpark de Waarbeek gelegen aan de Twekkelerweg 333 te Hengelo. Wat wilt u hierover verklaren?
A: Ik was inderdaad op deze dag op deze plaats samen met [verdachte] . Zij had ruzie met haar vriend. Zij vroeg me of ik de auto van haar vriend in brand wilde steken. Dit was een Volkswagen Golf, lichtbruin/grijs metallic van kleur. Op 29 augustus 2021 kwam [verdachte] bij mij in de woning. Zij was boos op haar kerel. Die avond waren wij in mijn woning aan het praten en gebruiken. [verdachte] was boos en wilde iets aandoen aan de spullen van haar vriend. Omstreeks 03.00 uur of 04.00 uur zijn we samen weggegaan op de scooter van [verdachte] . Wij hebben eerst rondgereden. [verdachte] reed. Ik ken de omgeving niet zo goed,
maar wist dat wij naar de Waarbeek in Hengelo zijn gegaan. Ik heb de auto in brand gestoken. [verdachte] had een fles benzine bij zich. [verdachte] heeft de auto aangewezen, mij de fles gegeven en daarna heb ik de auto met een aansteker in brand gestoken. [verdachte] stond naast me.
V: Weet u wie [slachtoffer 1] is?
A: Ja. Dit is haar vriend toch?
V:Klopt het dat [verdachte] het voorstel deed om de auto van haar vriend in brand te willen steken?
A: Ja, dit klopt.
V: U verklaarde dat [verdachte] de lege ammonia flessen met benzine heeft gevuld bij een tankstation. Wat heeft zij gedaan en wat heeft u gedaan?
A: Ik kan de flessen hebben vastgehouden en kan zo zijn dat zij tankte. [verdachte] betaalde de kosten hiervan.
V: Waar werden de flessen opgeborgen hierna?
A: In de Buddy seat van de scooter.
V: Wie reed op de scooter?
A: [verdachte] .
V: Waar hebben jullie de scooter achtergelaten?
A: [verdachte] heeft ergens de scooter geparkeerd achter bij iemand op het erf, maar weet het niet meer precies. Ik zag de auto naast het chalet staan.
V: Hoe ging het daarna? Wat zei [verdachte] ?
A: Zij zei: "Dit is de auto, steek hem maar in brand." Ik had toen al de twee flessen in mijn hand.
V: Wie heeft de flessen uit de buddyseat gehaald?
A: De flessen zaten in een tas onder de buddyseat. Deze tas heeft [verdachte] uit de buddyseat gehaald en aan mij heeft gegeven. De tas heb ik vastgehouden en meegenomen. Ik heb toen de inhoud van één fles over de auto heen gegoten en daarna in brand heb gestoken. De andere fles heb ik niet gebruikt. Deze heb ik over het hek heen gegooid. De andere fles bleef achter bij de brandende auto. Toen wij bij de Waarbeek waren en op het park zij ingelopen heeft [verdachte] mij de tas met de twee flessen erin gegeven. Ik liep dus met de tas naar de aangewezen auto. Ik vroeg [verdachte] of zij een aansteker had. Die had zij. Deze was een witte Clipper aansteker. Na het aansteken van de brand kwam een grote druk op me af van de hitte. Ik ben daarna met de tas en met de tweede fles daarin weggelopen. Ergens bij een hek heb ik de tas met de fles erin over het hek heen gegooid.
V: Wist u dat in dit uur van de ochtend in het chalet iemand lag te slapen?
A: Nee, dit wist ik niet. [verdachte] zei tegen mij dat niemand aanwezig was. Zij zei zoiets dat hij aan het werk was.
OV: Verbalisant toont aan de verdachte een screenshot van de aangetroffen ammonia fles bij de brand.
V: Is deze fles van u waarmee u de auto in brand heeft gestoken?
A: Ja, klopt. Dit is de fles die ik heb gebuikt.
V: Waar stond [verdachte] toen u de auto in brand heeft gestoken?
A: [verdachte] stond schuin achter mij toen ik de auto in brand heb gestoken.
V: Hoe heeft u hierna met [verdachte] het terrein van het park verlaten?
A: Zij is weggerend en ik ook, maar wij kwamen even later toch bij elkaar en zijn we
samen weggegaan.
OV: Ik toon u een drietal screenshots. Bent u op deze beelden op het terrein van het
chaletpark met [verdachte] ?
V: Ja, Dit klopt. Ik ben daar samen met [verdachte] op het terrein en buiten het terrein van het Chaletpark.
5.
Het proces-verbaal van bevindingen, pagina 87, voor zover inhoudend als relaas van de verbalisanten, zakelijk weergegeven:
Betreft : Aantreffen tas met inhoud
Naar aanleiding van het verhoor van verdachte [medeverdachte] van 21 september 2021, hebben wij, verbalisanten [verbalisant 2] en [verbalisant 3] op 23 september 2021 een onderzoek ingesteld naar een achtergelaten tas met een fles daarin. Verdachte [medeverdachte] verklaarde namelijk dat hij de auto met een ammonia fles, gevuld met benzine in brand heeft gestoken. De verdachte verklaarde dat er nog een tweede fles benzine in een zwarte, stoffen Nike tas zat. Deze fles betrof ook een rode plastic ammonia fles, gevuld met benzine. De verdachte verklaarde dat hij deze tweede fles bij de brand niet heeft gebruikt en dat hij deze fles in de tas over een hek heen heeft gegooid. De beheerder verklaarde aan verbalisant [verbalisant 2] dat bovengenoemde tas door hem was gevonden. Hierop zijn we verbalisanten teruggegaan naar het chaletpark De Waarbeek. Ik, verbalisant [verbalisant 3] zag een zwarte stoffen tas bij een deel van het hekwerk op het gras liggen. Ik, verbalisant [verbalisant 3] zag in de tas een rode ammoniak fles. Ik, verbalisant [verbalisant 3] voelde door het gewicht dat de fles dat hij gevuld was. Ik rook tevens lichtelijk de geur van benzine. Ik, verbalisant [verbalisant 3] zag aan de binnenzijde van de tas het opschrift: "Nike". Na het bekijken van de tas en de inhoud kon ik, verbalisant [verbalisant 3] vaststellen dat deze tas de tas betrof die verdachte [medeverdachte] in zijn verklaring beschreef.
6.
Het proces-verbaal van bevindingen, pagina 71, voor zover inhoudend als relaas van de verbalisanten, zakelijk weergegeven:
Op 30 augustus 2021, omstreeks 11.45 uur kregen we melding van het operationeel centrum om te gaan naar de Enschedese Havenweg te Hengelo. Melder had in de bosschage op genoemde locatie een snorfiets aangetroffen. Wij verbalisanten zagen dat de genoemde snorfiets ons in ziens wat verdekt in de bosschage stond opgesteld. De snorfiets stond in de bosschage, bij een groen elektriciteit huisje, bij een hek, nabij een oprit richting een oud pand. De snorfiets stond netjes op de standaard, was netjes afgesloten en stond met zijn
voorzijde in de richting van de Twekkelerveldweg en in de richting van het bungalowpark "Waarbeek". De snorfiets bevond zich op ongeveer 200 meter afstand van het genoemde bungalowpark. Vanaf de snorfiets heb je goed zicht op het genoemde vakantie park, waar afgelopen nacht een brandstichting had plaatsgevonden van een personenauto bij een chalet.
Het handelde zich om een snorfiets voorzien van het verzekeringsnummerplaat [verzekeringsnummer] ,
welke op naam staat van [verdachte] , geboren op [geboortedatum] 1985 te [geboorteplaats] .
7.
Het proces-verbaal van forensisch onderzoek plaats delict (Twekkelerweg 333 Hengelo), pagina 30 tot en met 35, voor zover inhoudend als relaas van de verbalisant, zakelijk weergegeven:
Op 30 augustus 2021 kwam ik, naar aanleiding van een brandstichting, voor forensisch onderzoek aan op de locatie Twekkelerweg 333, 7554 SC Hengelo (O). Het onderzoek is verricht op een terrein van een recreatiepark, Twekkelerweg 333, [nummer 1] , Hengelo (0). Tijdens het ingestelde onderzoek werd door mij het navolgende bevonden en waargenomen:
Ik zag dat de uitgebrande personenauto met de achterzijde richting een splitsing stond (vanaf de wegzijde gezien) en nabij een woning / chalet en boom. Het uitgebrande voertuig stond met de linker voorzijde naast een chalet. De ruimte tussen dit chalet en het voertuig betrof 124 centimeter. Door een collega van de uniformdienst was ter plaatse een rode plastic fles aangetroffen nabij het voertuig.
VoertuigHet uitgebrande voertuig betrof een personenauto, Volkswagen Golf waarvoor het
Nederlandse kenteken [kenteken] was afgegeven.
Brandbeeld, brandpatronen en hitte-indicatorenIk zag dat het voertuig aan de voorzijde en achterzijde zwaar was aangetast door vuur. Met name rondom het rechter voorwiel was de schade door vuur en hitte-inwerking duidelijk aanwezig. De brandpatronen, smeltpatronen en hitte-indicatoren liepen aan de voorzijde richting de achterzijde. Echter de achterzijde was minder door vuur aangetast Echter was hier aan de achterzijde ook een duidelijk brandpatroon waarneembaar. Ik heb in deze twee brandhaarden waargenomen, voorzijde en achterzijde.
Algemeen brandverloopZowel de brandfase de groeifase en de dooffase van deze brand hebben invloed gehad op de gevaarzetting. De waargenomen brandschade en met name aan de voorzijde van dit voertuig, was dusdanig dat voor branduitbreiding gevreesd moest worden. Door ingrijpen was erger voorkomen.
Invloed op het brandverloopDe brand vond plaats in de open lucht. De aard van de materialen, rubber en kunststof en de aanwezige zuurstof hadden invloed op het brandverloop. Bij deze brand waren voldoende brandbare materialen en voldoende zuurstof aanwezig om deze brand te doen ontwikkelen. Bij deze brand was de rookproductie, gezien de verbrande materialen, waarschijnlijk, zeer heftig geweest. Tevens was hierbij de warmteontwikkeling dusdanig aanwezig waardoor mogelijk nabij gelegen voertuigen, chalet en of bomen schade hebben opgelopen. Tevens was dit ook mogelijk door de rookontwikkeling. Ik zag dat het chalet door het vuur was aangetast. Echter betrof dit lichte roetschade en smeltschade aan de regenwaterafvoer. Een nabij gelegen boom was echter aangetast door vuur.
Vervolg, onderzoek in / aan personenautoDe betreffende personenauto was deels uitgebrand. Met name het motorcompartiment, midden en nabij de voorbumper was het meest aangetast, de voorzijde links was aangetast door vuur en diens hitte en de voorzijde rechts was dit beeld ook waarneembaar. De achterzijde betrof een op zich staande brandhaard maar was minder aanwezig dan aan de voorzijde.
Scenarioanalyse / samenvatting van bevindingenHet brandbeeld en de brandpatronen op, in en aan het voertuig en de mij bekomen informatie, gaven mij de indicatie dat de brand was ontstaan op het voertuig door vooraf een middel en of goed in te brengen op de voorzijde en achterzijde en hierna vuur of een brandend voorwerp op het voertuig achter te laten. Het meest aannemelijke was dat de brand was ontstaan door het opzettelijk bijbrengen en of achterlaten van vuur in enigerlei vorm zowel aan de voorzijde danwel aan de achterzijde van dit voertuig. Een technische oorzaak aan elektrische installaties kan gezien de brandpatronen, ontstaanslocatie en mijn bevindingen, uitgesloten worden, dit zag er ordelijk uit en ik heb hier geen bijzonderheden aangetroffen.
Gemeen te duchten gevaar voor personen en goederen / risicoanalyseAan de hand van de aangetroffen situatie acht ik het te duchten gevaar voor goederen aanwezig. Het voertuig was deels uitgebrand, voorzijde en achterzijde en heeft nagenoeg geen en of beperkte schade veroorzaakt aan nabij gelegen recreatiewoningen en de omliggende bosschages. Indien het voertuig niet geblust zou zijn zou de brand de nabij gelegen woning(en), bosschages en voertuigen mogelijk verder hebben aangetast.
Het te duchten gevaar voor personen acht ik in deze aanwezig. Het voertuig stond op onvoldoende afstand van woningen en personen waardoor er direct en indirect gevaar te duchten was van het vuur, diens hitte en of rookontwikkeling Indien het voertuig niet of niet zo snel geblust zou zijn zou er mogelijk gevaar voor personen kunnenontstaan. Daarom was het aannemelijk dat ten tijde van de brandstichting naar algemene ervaringsregels sprake was van een voorzienbaar levensgevaar en gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor anderen.
8. Het proces-verbaal van verhoor verdachte [verdachte] , pagina 120 tot en met 124, voor zover inhoudend als verklaring van verdachte [verdachte] , zakelijk weergegeven
Vragen van de verbalisant(en) worden weergegeven met V
Antwoorden van de verdachte worden weergegeven met A
[slachtoffer 1] is mijn vriend. [slachtoffer 1] woning is op het park. Ik sta daar ook ingeschreven. Op 28 augustus 2021 is er ruzie ontstaan. [slachtoffer 1] heeft mij gezegd dat ik mijn spullen moest pakken en zijn woning moest verlaten. [slachtoffer 1] heeft een VW Golf, kleur grijs.
Ik ben naar een andere kennis van me gegaan naar Enschede. [naam 1] of [naam 2] heet deze persoon. Ik was erg kwaad en boos op deze avond, nacht. Ik was daar de hele nacht/avond. Ik heb toen veel drugs gebruikt. Op een gegeven moment tijdens het gebruiken hebben wij besloten om naar het chaletpark te gaan waar [slachtoffer 1] woont. Ik wilde iets hem aandoen. Wij zijn samen op mijn scooter naar het chaletpark, naar De Waarbeek gereden. Wij zijn via een achteringang naar binnen gegaan. Ik heb mijn scooter daar bij de achterkant achtergelaten. Wij zijn toen het park ingegaan. Ik kwam bij het chalet van [slachtoffer 1] aan. Dit was nummer [nummer 1] . Ik zag dat [naam 1] hurkte. Ik zag en voelde daarna een vlam en een druk. Toen zag ik dat de auto van [slachtoffer 1] in brand stond.
V: Wie is de man op de beelden in het donker op het park met wie u daar rondloopt?
A: Die is [naam 1] .
V: Ik laat u nog een print-screen zien waar u buiten het park met een man loopt. Wie is deze man?
A: Deze is ook [naam 1] samen met mij. Wij waren daar dus al een hele tijd rondlopen.

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar dossierpagina’s, zijn dit pagina’s uit het dossier van politie eenheid Oost-Nederland met nummer PL0600-2020344391, gesloten op 8 januari 2021. Tenzij hieronder anders wordt vermeld, wordt steeds verwezen naar pagina’s van een in de wettelijke vorm, door daartoe bevoegde personen, opgemaakt proces-verbaal.