ECLI:NL:RBOVE:2023:2618

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
17 mei 2023
Publicatiedatum
10 juli 2023
Zaaknummer
08.254804.21 (P)
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor opzettelijke brandstichting met levensgevaar en gemeen gevaar voor goederen

Op 17 mei 2023 heeft de Rechtbank Overijssel uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die op 30 augustus 2021 op recreatiepark De Waarbeek in Hengelo opzettelijk brand heeft gesticht. De verdachte, samen met een medeverdachte, heeft benzine over de auto van een slachtoffer gegoten en deze in brand gestoken. De rechtbank heeft vastgesteld dat de brand niet alleen schade aan de auto heeft veroorzaakt, maar ook levensgevaar voor de in de nabijheid aanwezige personen met zich meebracht. De verdachte is veroordeeld tot een gevangenisstraf van 502 dagen, met aftrek van de tijd die hij in voorlopige hechtenis heeft doorgebracht. Daarnaast is de verdachte ter beschikking gesteld met voorwaarden, waaronder gedragsbeïnvloeding en vrijheidsbeperking. De rechtbank heeft geoordeeld dat er sprake was van medeplegen van opzettelijke brandstichting, waarbij gemeen gevaar voor goederen en levensgevaar voor personen te duchten was. De benadeelde partij is niet-ontvankelijk verklaard in zijn vordering, omdat de schade niet voldoende was onderbouwd. De rechtbank heeft de verdachte ook de maatregel van terbeschikkingstelling opgelegd, gezien zijn verslavingsproblematiek en het risico op recidive.

Uitspraak

RECHTBANK OVERIJSSEL

Team Strafrecht
Meervoudige kamer
Zittingsplaats Almelo
Parketnummer: 08.254804.21 (P)
Datum vonnis: 17 mei 2023
Vonnis op tegenspraak in de zaak van de officier van justitie tegen:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum 1] 1971 in [geboorteplaats 1] ,
ten tijde van het onderzoek ter terechtzitting verblijvende in de
P.I. Almelo , (sinds 1 mei 2023) verblijvende in de FVK Piet Roorda in Zutphen.

1.Het onderzoek op de terechtzitting

Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzittingen van 28 december 2021, 4 maart 2022, 4 april 2022, 3 juni 2022, 2 september 2022, 1 november 2022, 27 januari 2023, 21 april 2023 en 3 mei 2023.
De rechtbank heeft kennis genomen van de vordering van de officier van justitie
mr. L. Guest en van wat door verdachte en zijn raadsman mr. M. Tijken, advocaat in Oldenzaal, naar voren is gebracht.

2.De tenlastelegging

De verdenking komt er na een vordering aanpassing van de tenlastelegging conform artikel 314a van het Wetboek van Strafvordering (Sv) op 4 maart 2022 en een vordering wijziging van de tenlastelegging conform artikel 313 Sv op 2 september 2022, kort en zakelijk weergegeven, op neer dat verdachte, al dan niet samen met een ander, opzettelijk brand heeft gesticht en daarvan gevaar voor goederen dan wel levensgevaar voor (een) ander(en) dan wel gevaar voor zwaar lichamelijk letsel te duchten was.
Voluit luidt de tenlastelegging aan verdachte, dat:
hij op of omstreeks 30 augustus 2021 te Hengelo, op recreatiepark De Waarbeek gelegen aan Twekkelerweg 333 , althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
opzettelijk
brand heeft gesticht door open vuur in aanraking te brengen met de auto (Volkswagen voorzien van kenteken: [kenteken] ) toebehorende aan [slachtoffer 1] en/of [bedrijf 1] en/of met ammonia en/of benzine, althans met een brandbare stof ten gevolge waarvan
- de auto (Volkswagen voorzien van kenteken: [kenteken] ) toebehorende aan [slachtoffer 1] en/of [bedrijf 1] en/of
- de chalet ( [nummer 1] ) en/of de bestrating en/of de groenvoorziening toebehorende aan [slachtoffer 2] en/of [bedrijf 2] BV,
geheel of gedeeltelijk zijn verbrand, in elk geval brand is ontstaan, en daarvan gemeen gevaar voor een of meer chalet(s). in elk geval gemeen gevaar voor goederen en/of
levensgevaar voor de in de chalet(s) aanwezige perso(o)n(en). in elk geval levensgevaar voor een ander of anderen en/of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor de in de chalet(s) aanwezige perso(o)n(en), in elk geval gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor een ander of anderen te duchten was.

3.De voorvragen

De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zij bevoegd is tot kennisneming van deze zaak, dat de officier van justitie ontvankelijk is in de vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.

4.De bewijsmotivering

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie vindt dat verdachte tezamen en in vereniging met een ander opzettelijk brand heeft gesticht terwijl daarvan gevaar voor goederen en levensgevaar voor een ander te duchten was en dat het ten laste gelegde feit dus wettig en overtuigend kan worden bewezenverklaard.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman vindt dat het ten laste gelegde kan worden bewezen, in die zin dat sprake was van opzettelijke brandstichting terwijl daarvan gemeen gevaar voor goederen te duchten was. Verdachte heeft dit onderdeel van de ten laste legging bekend ter terechtzitting op 4 maart 2022. De raadsman vindt de onderbouwing in het proces-verbaal van forensisch onderzoek onvoldoende specifiek om te kunnen beoordelen of in dit geval, door een aantasting van het chalet, levensgevaar voor een ander of anderen te duchten was. Dit valt ook overigens niet af te leiden uit de bewijsmiddelen. De raadsman heeft om die reden vrijspraak bepleit van dit onderdeel van de tenlastelegging.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
4.3.1.
De feiten en omstandigheden
De rechtbank stelt op grond van de bewijsmiddelen de volgende feiten en omstandigheden vast.
Vaststaat dat verdachte op 30 augustus 2021 omstreeks 05.58 uur brand heeft gesticht op recreatiepark De Waarbeek gelegen aan de Twekkelerweg 333 in Hengelo (O) (hierna: het recreatiepark). Verdachte heeft benzine uitgegoten over de auto van [slachtoffer 1] (hierna: [slachtoffer 1] ) en/of [bedrijf 1] , een Volkswagen voorzien van kenteken [kenteken] (hierna: de auto). Deze auto stond op korte afstand van chalet nummer [nummer 1] geparkeerd. Verdachte heeft vervolgens met een aansteker (de auto en) de benzine aangestoken. Bij de brandstichting door verdachte was medeverdachte [medeverdachte 1] (hierna: [medeverdachte 1] ) aanwezig. [medeverdachte 1] verbleef tot en met 29 augustus 2021 bij [slachtoffer 1] in het chalet.
Uit het forensische onderzoek is naar voren gekomen dat de aard van de materialen (rubber en kunststof) en de aanwezige zuurstof invloed hadden op het brandverloop. Bij de brand was de warmteontwikkeling dusdanig dat het nabij gelegen chalet nummer [nummer 1] , de bomen en het straatwerk naast het chalet schade hebben opgelopen. Het chalet was door het vuur aangetast, te weten lichte roetschade en smeltschade aan de regenwaterafvoer. Een nabij gelegen boom was eveneens aangetast door het vuur en de graskeien waren geblakerd. Een technische oorzaak van de brand kan uitgesloten worden.
Ten tijde van de brandstichting lag [slachtoffer 1] te slapen in chalet nummer [nummer 1] . Hij is door buren gealarmeerd dat zijn auto in brand stond.
4.3.2
De bewijsoverwegingen
Algemeen gevaar voor goederen
De rechtbank acht op grond van de bekennende verklaring van verdachte ter terechtzitting op 4 maart 2022, de processen-verbaal van aangifte van [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] (namens het recreatiepark) en het proces-verbaal van bevindingen van het forensisch onderzoek, wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan opzettelijke brandstichting terwijl daarvan gemeen gevaar voor goederen te duchten was.
Levensgevaar en/of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor een ander of anderen
Van levensgevaar in de zin van artikel 157 van het Wetboek van Strafrecht (Sr) is niet reeds sprake indien de brand is gesticht in een (woning of een andere) behuizing die tot menselijke bewoning dient, in dit geval chalet nummer [nummer 1] . Om in dit geval in rechte het levensgevaar voor in het bijzonder de bewoner als vaststaand te kunnen aannemen is vereist dat uit de inhoud van wettige bewijsmiddelen volgt dat dat levensgevaar inderdaad te duchten was. Volgens vaste jurisprudentie is voor bewezenverklaring van brandstichting waarbij levensgevaar is te duchten vereist dat dit levensgevaar ten tijde van de brandstichting in het concrete geval naar algemene ervaringsregels voorzienbaar moet zijn geweest. Dat de dader zelf dat gevaar wellicht niet heeft voorzien, is in dat verband niet van belang.
[slachtoffer 1] lag ten tijde van de brandstichting te slapen in het chalet. De door verdachte in brand gestoken auto stond naast het chalet geparkeerd. Uit het proces-verbaal van forensisch onderzoek komt naar voren dat de afstand tussen het chalet en de auto 124 centimeter bedroeg. Uit het proces-verbaal forensisch onderzoek volgt dat zowel de brandfase, de groeifase als de doof fase van de brand invloed hebben gehad op de gevaarzetting. De waargenomen brandschade, met name aan de voorzijde van de auto, was dusdanig dat voor branduitbreiding gevreesd moest worden. Door ingrijpen was erger voorkomen. De auto was deels uitgebrand en stond geparkeerd op zodanig geringe afstand van het chalet en de daarin slapende [slachtoffer 1] dat er direct en indirect gevaar te duchten was van het vuur, de hitte van het vuur en/of de rookontwikkeling. Voorts volgt uit het forensisch onderzoek dat, indien het voertuig niet of niet zo snel zou zijn geblust de brand het nabij gelegen chalet, de bosschages en de auto mogelijk verder zou hebben aangetast en er mogelijk gevaar voor personen had kunnen ontstaan. Daarmee acht de rechtbank zonder meer aannemelijk geworden dat ten tijde van de brandstichting naar algemene ervaringsregels sprake was van voorzienbaar levensgevaar en gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor [slachtoffer 1] .
Was sprake van medeplegen?
De rechtbank stelt op grond van de inhoud van het dossier vast dat de versies over wat er volgens beide verdachten precies gebeurd is uiteen lopen. Verdachte heeft verklaard over de betrokkenheid van de medeverdachte [medeverdachte 1] bij de brandstichting. [medeverdachte 1] heeft verklaard dat haar opzet was gericht op het leksteken van de banden van de auto van [slachtoffer 1] .
Betrokkenheid bij een strafbaar feit als medeplegen kan worden bewezen verklaard indien is komen vast te staan dat bij het begaan daarvan sprake is geweest van een voldoende nauwe en bewuste samenwerking met een ander of anderen. Het accent ligt daarbij op de samenwerking en minder op de vraag wie welke feitelijke handelingen heeft verricht (Vgl. HR 6 juli 2004, ECLI:NL:HR:2004:AO9905). Het gaat er om dat de medeverdachte een wezenlijke bijdrage moet hebben geleverd aan het delict (Vgl. HR 2 december 2014, ECLI:NL:HR:2014:3474).
De verklaring van verdachte waarin hij de rol van [medeverdachte 1] benoemt, wordt ondermeer ondersteund door de camerabeelden. Hij heeft verklaard dat er ammoniak flessen gevuld met benzine zijn meegenomen naar het recreatiepark. [medeverdachte 1] heeft verklaard dat zij in de nacht van 29 op 30 augustus 2021 samen was met verdachte. Zij verkeerden zonder te slapen voortdurend onder invloed van verdovende middelen en hebben een gezamenlijk plan gemaakt om [slachtoffer 1] een hak te zetten. Uit het proces-verbaal van de camerabeelden volgt dat zij samen naar het recreatiepark zijn gegaan en dat zij daar samen hebben rond gelopen. Verdachte heeft verklaard dat het van meet af aan de bedoeling was om de auto van [slachtoffer 1] in brand te steken en dat ze daarom twee ammoniak flessen hadden gevuld met benzine. [medeverdachte 1] heeft hem de flessen gevuld met benzine gegeven toen ze op het park waren. Omdat verdachte niet wist welke auto van [slachtoffer 1] was en ook niet waar het chalet zich bevond, is [medeverdachte 1] met verdachte naar het chalet gelopen en heeft zij de auto aangewezen. Verdachte heeft de inhoud van één fles benzine over de auto gegoten. Deze fles is bij de uitgebrande auto aangetroffen. [medeverdachte 1] heeft hem een aansteker gegeven. Toen verdachte de auto in brand stak stond [medeverdachte 1] schuin achter hem. Hij heeft de tas waarin de andere ammoniak fles zat over het hekwerk gegooid. De tas met de fles is daar later op aanwijzen van verdachte door de politie aangetroffen, voor wie de lucht van benzine waarneembaar was.
Deze omstandigheden in samenhang bezien leiden tot de conclusie dat sprake is geweest van een nauwe en bewuste samenwerking tussen verdachte en [medeverdachte 1] . De bijdrage van verdachte aan de brandstichting is daarbij ook van zodanig gewicht dat sprake is van medeplegen van het delict.
Conclusie
De rechtbank is van oordeel dat het ten laste gelegde feit wettig en overtuigend kan worden bewezen. Verdachte heeft dit feit tezamen en in vereniging met een ander begaan.
4.4
De bewezenverklaring
De rechtbank acht op grond van de in de bijlage opgenomen bewijsmiddelen waarin zijn vervat de redengevende feiten en omstandigheden waarop de bewezenverklaring steunt wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het ten laste gelegde feit heeft begaan, met dien verstande dat:
hij op 30 augustus 2021 te Hengelo(O), op recreatiepark De Waarbeek gelegen aan de Twekkelerweg 333 , tezamen en in vereniging met een ander, opzettelijk brand heeft gesticht door open vuur in aanraking te brengen met een auto (Volkswagen voorzien van kenteken: [kenteken] ) toebehorende aan [slachtoffer 1] en/of [bedrijf 1] en met benzine, ten gevolge waarvan
- de auto (Volkswagen voorzien van kenteken: [kenteken] ) toebehorende aan [slachtoffer 1] en/of [bedrijf 1] en
- het chalet ( [nummer 1] ) en de bestrating en de groenvoorziening toebehorende aan [slachtoffer 2] en/of [bedrijf 2] BV,
geheel of gedeeltelijk zijn verbranden daarvan gemeen gevaar voor goederen en levensgevaar voor de in dat chalet aanwezige persoon of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor de in het chalet aanwezige persoon te duchten was.
De rechtbank acht niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd, zodat zij hem daarvan zal vrijspreken.
De in de tenlastelegging voorkomende taal- en/of schrijffouten zijn verbeterd in de bewezenverklaring. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.

5.De strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde is strafbaar gesteld in artikel 157 Sr. Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten. Het bewezenverklaarde levert op:
de eendaadse samenloop van
het misdrijf:medeplegen van opzettelijk brand stichten, terwijl daarvan gemeen gevaar voor goederen te duchten is,
en
het misdrijf:medeplegen van opzettelijk brand stichten, terwijl daarvan levensgevaar of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor een ander te duchten is.

6.De strafbaarheid van verdachte

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. De rechtbank oordeelt daarom dat verdachte strafbaar is voor het bewezenverklaarde feit.

7.De op te leggen straf of maatregel

7.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat:
- verdachte wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 488 dagen met aftrek van de tijd die reeds door hem (tot 21 april 2023) in voorarrest is doorgebracht;
- aan verdachte de maatregel van terbeschikkingstelling (hierna: TBS), wordt opgelegd onder de voorwaarden die door de reclassering zijn geadviseerd in het rapport van 1 maart 2023en dat de TBS dadelijk uitvoerbaar wordt verklaard;
- aan verdachte de maatregel strekkende tot gedragsbeïnvloeding en vrijheidsbeperking, (hierna: GVM) als bedoeld in artikel 38z Sr wordt opgelegd.
7.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft bepleit om geen langere gevangenisstraf op te leggen dan de duur van het voorarrest. De raadsman heeft verzocht om de TBS te gelasten onder de voorwaarden zoals genoemd in het reclasseringsadvies van 1 maart 2023. De raadsman verzet zich niet tegen het dadelijk uitvoerbaar verklaren van de TBS met voorwaarden. Nu verdachte open staat voor een behandeling en hieraan ook wil meewerken is het opleggen van de GVM volgens de raadsman niet nodig.
7.3
De gronden voor een straf of maatregel
Bij de strafoplegging houdt de rechtbank rekening met de aard en de ernst van het gepleegde feit, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte zoals die uit het dossier en tijdens de behandeling ter terechtzitting naar voren zijn gekomen. De rechtbank acht daarbij in het bijzonder het volgende van belang.
Verdachte heeft, onder invloed van middelen, samen met een ander de auto van het slachtoffer, de ex-partner van de medeverdachte, in brand gestoken waardoor gevaar voor goederen, levensgevaar voor een persoon en gevaar voor zwaar lichamelijk letsel is ontstaan. Verdachte heeft door zijn handelen een zeer gevaarlijke situatie doen ontstaan en is vervolgens weggelopen zonder zich te bekommeren om de gevolgen van zijn handelen. Dat er niet meer schade is ontstaan en zich geen persoonlijke ongelukken hebben voorgedaan is niet aan de verdachte te danken. Het gevaar zettende en onverantwoorde handelen van verdachte is hem zwaar aan te rekenen.
De rechtbank heeft bij de straftoemeting acht geslagen op de inhoud van het uittreksel uit de Justitiële Documentatie van 23 januari 2023, betreffende verdachte. Daaruit blijkt dat de verdachte eerder onherroepelijk is veroordeeld wegens het plegen van strafbare feiten.
De rechtbank heeft met betrekking tot de persoonlijkheid van de verdachte in het bijzonder acht geslagen op de inhoud van:
- het rapport van C.J.F. Kemperman, psychiater, van 11 januari 2023;
- de rapporten van H.A. de Jonge, psycholoog, van 28 januari 2022 en 13 januari 2023 en
- het rapport van Tactus Verslavingszorg, hierna: de reclassering, van 1 maart 2023.
De psychiater heeft gerapporteerd dat bij verdachte sprake is van een ernstige verslaving die in detentie deels in een gedwongen remissie is, waarbij met name cocaïne, alcohol, benzodiazepinen en opioïden (heroïne/methadon) naar voren zijn gekomen. Daarnaast bestaat er vermoedelijk ADHD. Ook zijn er aanwijzingen voor cognitieve problematiek, vermoedelijk door het langdurig gebruik van grote hoeveelheden alcohol en cocaïne, en voor antisociale trekken in de persoonlijkheid en is er sprake van zwakbegaafdheid. Een andere gespecificeerde schizofreniespectrum stoornis en andere psychotische stoornis zijn op dit moment in remissie. Ten tijde van het plegen van het tenlastegelegde waren de verslavingen niet in remissie, maar floride aanwezig. Dit leidt tot het advies om het tenlastegelegde in een verminderde mate toe te rekenen.
Verdachte wordt beschreven als iemand die het overzicht kan verliezen. Uit de risicotaxatie en het klinisch oordeel komt naar voren dat kan worden uitgegaan van een hoog recidiverisico voor enig normoverschrijdend handelen.
Aanbevolen wordt opname in een sterker structurerende en beveiligde kliniek dan een FPA, bijvoorbeeld een forensische verslavingskliniek. Na langduriger drugs- en drankvrij te zijn, zou kunnen worden bezien in hoeverre een gemonitorde resocialisatie naar een beschermde woonsituatie met ook een vorm van dagbesteding mogelijk is. Een dergelijke benadering zou het risico op recidive kunnen beperken. De bijzondere voorwaarden die zijn opgelegd in het kader van schorsing van de voorlopige hechtenis, lijken onvoldoende waarborg voor een geslaagde behandeling te zijn (geweest). Gezien de duur van de verslavingsproblematiek en de justitiële problematiek lijkt verdachte langdurige begeleiding nodig te hebben. Behandeling en begeleiding zouden realiseerbaar kunnen zijn middels een TBS met voorwaarden al dan niet gevolgd door een GVM.
Uit het rapport van de psycholoog van 28 januari 2022 komt naar voren dat bij verdachte sprake is van problemen met meerdere middelen, in ieder geval harddrugs en alcohol. Zeer waarschijnlijk is er van jongs af aan sprake geweest van ADHD. Daarnaast is er sprake van cognitieve stoornissen die al in 2011 bij testonderzoek zijn vastgesteld. Geadviseerd wordt het ten laste gelegde in verminderde mate toe te rekenen.
Het algemene risico op recidive van het plegen van strafbare feiten wordt hoog geacht, zeker op de langere termijn. Gelet op de mate van verslaving en de ontwikkelingen na eerdere plaatsing in een FPA, kan geconcludeerd worden dat verdachtes verslavingsproblematiek te ernstig en te heftig is om in een FPA behandeld te worden. Daarnaast is zijn probleembesef te gering en zijn houding te externaliserend om positief te zijn over een nieuwe behandelpoging binnen dezelfde kaders. Het is te verwachten dat hernieuwde behandeling eveneens gepaard zal gaan met terugval zo nu en dan en met conflicten. Met het wegvallen van drugsgebruik zal andere problematiek manifester worden. Hij heeft een strakker kader nodig waarbij gedacht wordt aan opname in een FVK of als dat niet lukt een FPK.
Gelet hierop wordt geadviseerd de behandeling van verdachte vorm te geven binnen het kader van een TBS met voorwaarden, eventueel met oplegging van een GVM.
De rechtbank neemt de conclusies van de psychiater en de psycholoog over. Dit leidt ertoe dat de rechtbank verdachte het bewezenverklaarde in verminderde mate zal toerekenen
Uit het rapport van de reclassering komt naar voren dat een klinische behandeling noodzakelijk is om het recidiverisico te verminderen. Er is een indicatie afgegeven voor de FVK Piet Roorda te Zutphen. Een dwingender kader is nodig gezien verdachtes geringe motivatie en zorgmijding. Verdachte heeft verklaard dat hij gemotiveerd is voor behandeling in een dwingend kader. Indien hij binnen het kader van een TBS met voorwaarden uiteindelijk toch niet wil meewerken, is behandeling alsnog gegarandeerd wanneer de TBS met voorwaarden zou worden omgezet naar een TBS met dwangverpleging. De reclassering adviseert positief over een TBS onder de voorwaarden die in het rapport worden genoemd. De reclassering adviseert eveneens om de dadelijke uitvoerbaarheid van de TBS te gelasten en om in aanvulling daarop een GVM op te leggen.
Gevangenisstraf
De rechtbank is van oordeel dat de aard en de ernst van het bewezenverklaarde feit in beginsel een forse onvoorwaardelijke gevangenisstraf rechtvaardigen. Nu de rechtbank het bewezenverklaarde verdachte in verminderde mate toerekent en gelet op de oplegging van de hierna te noemen maatregelen, zal de rechtbank volstaan met het opleggen van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf die gelijk is aan de duur van de tijd die door verdachte in voorarrest is doorgebracht, te weten 502 dagen, berekend tot aan de plaatsing van verdachte in de FVK Piet Roorda met ingang van 1 mei 2023 in het kader van de schorsing van de voorlopige hechtenis die bij afzonderlijke beslissing is geminuteerd.
TBS met voorwaarden
De rechtbank is van oordeel dat de TBS van verdachte dient te worden gelast en voorwaarden betreffende zijn gedrag dienen te worden gesteld, nu bij verdachte ten tijde van het begaan van het strafbare feit een gebrekkige ontwikkeling van de geestvermogens bestond, het door verdachte begane feit een misdrijf is waarop naar de wettelijke omschrijving een gevangenisstraf van vier jaren of meer is gesteld en de veiligheid van anderen dan wel de algemene veiligheid van personen of goederen het opleggen van deze maatregel eist. De rechtbank zal gelasten dat verdachte ter beschikking wordt gesteld onder de voorwaarden zoals hierna te noemen en door de reclassering geadviseerd. Verdachte heeft zich ter zitting bereid verklaard zich aan die voorwaarden te willen houden.
De rechtbank stelt vast dat het bewezenverklaarde feit een misdrijf betreft dat gericht is tegen of gevaar veroorzaakt voor de onaantastbaarheid van het lichaam van één of meerdere personen, zodat, met het oog op artikel 38e Sr, de totale duur van de TBS bij omzetting van een TBS met voorwaarden naar een TBS met dwangverpleging, niet beperkt is tot de duur van vier jaren. Om misverstanden te voorkomen overweegt de rechtbank dat de duur van de TBS met voorwaarden in alle gevallen maximaal 9 jaar bedraagt.
Dadelijke uitvoerbaarheid
De rechtbank zal ingevolge artikel 38 lid 6 Sr bevelen dat de TBS met voorwaarden dadelijk uitvoerbaar is.
GVM als bedoeld in artikel 38z Sr
Op basis van de rapportages die over verdachte zijn opgemaakt en de behandeling ter terechtzitting is de rechtbank van oordeel dat kan worden uitgegaan van een hoog recidiverisico voor enig norm overschrijdend handelen. Het is met name van belang dat verdachte niet meer terugvalt in verslavingsgedrag. Het voorkomen van recidive en terugval in middelengebruik is met name afhankelijk van de geboden externe structuur. Wanneer verdachte structuur verliest is de kans groot dat hij terugvalt in middelengebruik en daardoor ook in delictgedrag. Na een klinische opname kan verdachte resocialiseren naar een sterk gestructureerde, begeleide woonvorm. Vanuit recidivepreventief oogpunt is hij in ieder geval de komende jaren gebaat bij een nadrukkelijk extern gestructureerde leef- en woonomgeving, waar middelengebruik niet wordt getolereerd en er controles op alcohol- en drugsgebruik zijn. Mede gelet hierop en gelet op het advies van de reclassering, is de rechtbank van oordeel dat het creëren van een mogelijkheid om verdachte, ook na beëindiging van de TBS met voorwaarden, langdurig onder toezicht te houden noodzakelijk is om het recidiverisico in de toekomst terug te kunnen dringen, dan wel op een aanvaardbaar niveau te houden. Nu aan de wettelijke eisen voor het opleggen van de maatregel is voldaan, zal de rechtbank daarom, in navolging van het advies van de gedragsdeskundigen en van de reclassering, aan verdachte tevens een GVM als bedoeld in artikel 38z Sr opleggen. De rechtbank merkt daarbij ten overvloede op dat de GVM enkel tenuitvoergelegd kan worden na een daartoe strekkende vordering van het Openbaar Ministerie bij beëindiging van de TBS en een daarop door de rechtbank te nemen beslissing.

8.De schade van de benadeelde

8.1
De vordering van de benadeelde partij
[bedrijf 2] B.V. heeft zich als benadeelde partij gevoegd in dit strafproces. De benadeelde partij vordert verdachte te veroordelen om materiële schadevergoeding te betalen tot een totaalbedrag van € 11.998,67, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf het moment waarop de schade is ontstaan en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
8.2
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie vindt dat de benadeelde partij in de vordering niet-ontvankelijk moet worden verklaard, omdat de gestelde schade niet is onderbouwd.
8.3
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich aangesloten bij het standpunt van de officier van justitie.
8.4
Het oordeel van de rechtbank
De vordering heeft betrekking op het ten laste gelegde. Door de gebezigde bewijsmiddelen en de behandeling op de terechtzitting is komen vast te staan dat verdachte door het bewezen verklaarde feit rechtstreeks schade heeft toegebracht aan de benadeelde partij. De opgevoerde schade is echter onvoldoende komen vast te staan, omdat de gestelde schade niet is onderbouwd. Het in de gelegenheid stellen van de benadeelde partij om de schade alsnog nader te onderbouwen levert een onevenredige belasting van het strafgeding op. De rechtbank zal de benadeelde partij die gelegenheid niet bieden.
De rechtbank zal de benadeelde partij daarom in de vordering niet-ontvankelijk verklaren. De benadeelde partij kan de vordering slechts bij de burgerlijke rechter aanbrengen.

9.De toegepaste wettelijke voorschriften

De hierna te nemen beslissing berust op de hiervoor genoemde wetsartikelen. Daarnaast berust deze beslissing op de artikelen 37a, 38, 38a, 47 en 55 Sr.

10.De beslissing

De rechtbank:
bewezenverklaring
- verklaart bewezen dat verdachte het ten laste gelegde heeft begaan, zoals hierboven omschreven;
- verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd en spreekt hem daarvan vrij;
strafbaarheid feit
- verklaart het bewezen verklaarde strafbaar;
- verklaart dat het bewezen verklaarde het volgende strafbare feit oplevert:
de eendaadse samenloop van
het misdrijf:medeplegen van opzettelijk brand stichten, terwijl daarvan gemeen gevaar voor goederen te duchten is,
en
het misdrijf:medeplegen van opzettelijk brand stichten, terwijl daarvan levensgevaar of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor een ander te duchten is;
strafbaarheid verdachte
- verklaart verdachte strafbaar voor het bewezen verklaarde;
straf
- veroordeelt verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
502 dagen;
- bepaalt dat de tijd die de verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, bij de uitvoering van de gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht;
maatregel
- gelast dat de verdachte
ter beschikking wordt gestelden stelt daarbij de volgende
voorwaarden;
- stelt als
algemene voorwaardedat de verdachte:
- zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
- stelt als
bijzondere voorwaardendat verdachte:
1. zich niet zonder toestemming van de reclassering buiten de Europese landsgrenzen van Nederland begeeft;
2. medewerking verleent aan het verstrekken van een actuele foto aan de reclassering ten behoeve van eventuele opsporing;
3. medewerking verleent aan reclasseringstoezicht. Deze medewerking houdt onder andere, maar niet uitsluitend, in:
- zich houden aan de voorschriften en aanwijzingen van de reclassering, die nodig zijn voor de uitvoering van het toezicht of om de verdachte te bewegen tot het naleven van de voorwaarden;
- inzicht geven aan de reclassering over de voortgang van begeleiding of behandeling door andere instellingen/hulpverleners;
- niet verhuizen of van adres veranderen zonder toestemming van de reclassering;
- medewerking verlenen aan het uitwisselen van informatie met personen en instanties die contact hebben met de verdachte, als dat van belang is voor het toezicht;
4. zich laat zich opnemen binnen FVK Piet Roorda, zolang de reclassering dat nodig acht. Verdachte volgt de aanwijzingen van de behandelaars conform de op te stellen (delictpreventieve) behandelovereenkomst en het nader te formuleren behandelplan op. Dit behandelplan zal op geëigende momenten bijgesteld en nader gespecificeerd worden. 5. zich houdt aan de huisregels en aanwijzingen die de zorginstelling aan hem geeft in het kader van de behandeling, ook als dat inhoudt het innemen van medicatie die nodig is voor de behandeling;
6. indien daartoe aanleiding is, voor een kortdurende klinische opname voor crisisbehandeling, detoxificatie, stabilisatie, observatie of diagnostiek, na rechterlijke goedkeuring, worden opnemen in een zorginstelling, te bepalen door de justitiële instantie die verantwoordelijk is voor plaatsing. Deze kortdurende klinische opname duurt maximaal zeven weken of zoveel korter als de reclassering dat nodig vindt;
7. meewerkt aan de indicatiestelling en plaatsing indien tijdens de behandeling een overgang naar ambulante zorg/behandeling, begeleid/beschermd wonen of maatschappelijke opvang gewenst is, zulks ter beoordeling van de reclassering. De verdachte zal zich committeren aan het nazorgtraject waaraan te zijner tijd invulling gegeven zal gaan worden. Dit omvat tevens het bepalen van een eventuele woonplek na overleg en toestemming van de reclassering. Contact en afstemming met de wijkagent zal in de (nieuwe) woonomgeving tot stand gebracht worden;
8. inzicht zal geven in zijn sociaal netwerk en medewerking verlenen, indien geïndiceerd door de behandelaars en/of reclassering, aan relatiebegeleiding;
9. zicht verschaft aan de reclassering in zijn financiën en eventuele schulden, zolang de reclassering dat nodig acht. De verdachte werkt mee aan bewindvoering en houdt zich aan de afspraken die de bewindvoerder met hem maakt.
10. zich actief inzet voor stabiliteit op het gebied van dagbesteding (school, werk, re-integratie), hij heeft een dagbesteding zolang de reclassering dat nodig acht.
11. geen alcohol, drugs of andere niet voorgeschreven middelen gebruikt en dat hij een
terugval in gebruik direct meldt bij Tactus Reclassering waarna alle betrokken partijen
zullen overleggen wat de gevolgen zijn voor de voortzetting van het toezicht.
12. meewerkt aan controle op middelengebruik middels urinecontroles of ademcontroles
zo vaak als de reclassering nodig acht;
- draagt de reclassering op om toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en de verdachte ten behoeve daarvan te begeleiden; daarbij geldt als voorwaarde van rechtswege dat de verdachte ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking verleent aan het nemen van één of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt;
- geeft de reclassering opdracht de ter beschikking gestelde bij de naleving van de voorwaarden hulp en steun te verlenen (38, tweede lid Sr);
- beveelt dat de terbeschikkingstelling met voorwaarden dadelijk uitvoerbaar is;
- legt aan de verdachte op de
maatregel strekkende tot gedragsbeïnvloeding en vrijheidsbeperkingals bedoeld in artikel 38z Sr;
vordering benadeelde partij
- bepaalt dat de benadeelde partij [bedrijf 2] B.V. in het geheel niet-ontvankelijk is in de vordering, en dat de benadeelde partij de vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen;
opheffing bevel voorlopige hechtenis
- heft op het geschorste bevel tot voorlopige hechtenis.
Dit vonnis is gewezen door mr. A.M. Rikken, voorzitter, mr. C.C.S. Bordenga-Koppes en mr. R.J. Joustra, rechters, in tegenwoordigheid van S. Wongsokerto, griffier, en is in het openbaar uitgesproken op 17 mei 2023,
Bijlage bewijsmiddelen
Leeswijzer
Deze bijlage maakt deel uit van het vonnis en bevat de bewijsmiddelen.
Wanneer hierna wordt verwezen naar dossierpagina’s, zijn dit pagina’s uit het dossier van politie eenheid Oost-Nederland met nummer PL0600-2021436643 gesloten op 1 december 2021. Tenzij hieronder anders wordt vermeld, wordt steeds verwezen naar pagina’s van een in de wettelijke vorm, door daartoe bevoegde personen, opgemaakt proces-verbaal.
1.
Het proces-verbaal van de terechtzitting van 4 maart 2022, voor zover inhoudende als verklaring van verdachte, zakelijk weergegeven
Het klopt dat ik de auto in de brand heb gestoken. Ik heb met [medeverdachte 1] twee flessen met benzine gevuld. We hebben op haar scooter gereden. Het was de bedoeling om de auto in de brand te steken. [medeverdachte 1] en ik kwamen samen met dit idee. We hebben de benzine in twee lege flessen ammoniak getankt. De flessen hebben we in een tas gedaan. De tas hebben we onder het zadel van de scooter gestopt. Na de brand hebben we lang rond gelopen om de scooter van [medeverdachte 1] te vinden. We zijn wel samen het park af gelopen. Ik ben nooit eerder bij het chalet van de heer [slachtoffer 1] geweest. Ik weet heel zeker dat ik een afspraak met [medeverdachte 1] heb gemaakt over het in de brand steken van de auto.
2.
Het proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer 1] , pagina 6 en 7, voor zover inhoudend, als verklaring van de aangever:
Op 30 augustus 2021, omstreeks 6:00 uur werd ik wakker gemaakt door een van de andere bewoners van het chalet park " de Waarbeek " om te laten weten de mijn auto in de brand stond. Toen ik keek, zag ik dat mijn auto al totaal in de brand stond. Het betreft mijn auto van het merk Volkswagen en deze is voorzien van het kenteken [kenteken] . Het betreft een lease auto. Mijn auto is geheel uitgebrand.
3.
Het proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer 2] , pagina 13en 14, voor zover inhoudend, als verklaring van de aangever:
Ik ben eigenaar van chalet [nummer 1] . Het chalet staat op recreatiepark de Waarbeek in Hengelo (O) . Het chalet staat op grond van de Waarbeek . Deze grond is ook eigendom van de
Waarbeek . Ik werk voor [bedrijf 2] . Ik doe aangifte van opzettelijke brandstichting omdat er schade is aan het chalet en aan de grond. Als parkbeheerder ben ik bevoegd tot het doen van aangifte namens het park. Op 30 augustus 2021 werd ik omstreeks 6.00 uur wakker gebeld. Ik hoorde dat er een auto in de brand stond op het park. Ik zag dat er een auto was uitgebrand naast mijn chalet. Ik zag ik dat er schade was ontstaan aan de populier die naast de afgebrande auto stond. De takken van de boom waren geblakerd en zagen er verdord uit. Ik zag schade aan het straatwerk naast mijn chalet. Ik zag dat de graskeien geblakerd waren. Ik zag dat mijn chalet was beschadigd door de hitte. Ik zag schade aan mijn regenpijp. Ik zag allemaal blaren op mijn kunststof regenpijp.
4.
Het proces-verbaal van bevindingen, pagina’s 57 en 58, voor zover inhoudend als relaas van de verbalisant, zakelijk weergegeven:
Op 30 augustus 2021, omstreeks 07:00 uur, had ik dienst met mijn collega [verbalistant 3] . Wij waren op de camping aan de Twekkelerweg 333 te Hengelo (ov) . Daar was er diezelfde ochtend, omstreeks 06:00 uur, was er een autobrand op de camping, nabij chaletnummer [nummer 2] . Ik heb samen met mijn collega [verbalistant 3] en de eigenaar van de camping de camerabeelden bekeken van de camping zelf. Hierop zijn twee verdachte personen te zien, waarvan ik er één kan herkennen als verdachte [medeverdachte 1] . Op basis van politie (verdachten)foto's en het opgegeven signalement van de aangever van verdachte [medeverdachte 1] , in vergelijking met de vrouwelijke persoon op de camerabeelden van de camping, kan ik een aan zekerheid grenzende mogelijkheid geven dat de vrouwelijke verdachte op de camerabeelden betreft; [medeverdachte 1] .
De camerabeelden van de camping hebben een tijdstip, waarbij genoemd moet worden dat het daadwerkelijke tijdstip twee minuten eerder is. De camerabeelden van pretpark De Waarbeek , gelegen naast de camping, hebben een correcte tijdsweergave.
Actie 1: Om 05:57:05 uur (-2 minuten, officiële tijd), zie ik twee verdachten in beeld komen op de camerabeelden van de receptie. De verdachten komen van achter de receptie weg, hemelsbreed in de zuidoostelijke hoek van de camping. Op de bewegende beelden is duidelijk te zien dat er twee personen door het beeld lopen in de richting van het plaats incident. Om 06:00 uur, zien mijn collega en ik een grote steekvlam komen vanuit het plaats incident. In de tussentijd van de beide verdachten in beeld en de steekvlam heb ik geen andere beweging gezien vanuit de camerabeelden van de receptie.
Actie 2: Om 06:03:35 uur (correcte tijd) zie ik op camerabeelden van het pretpark beide verdachten in beeld komen aan de achterzijde van het pretpark. Ik zag dat dit ongeveer vijfentwintig meter van het plaats incident is, waarbij de verdachten aan zijn komen lopen vanuit het plaats incident. Op de achtergrond is het licht van de vlammenzee nog zichtbaar.
Actie 3: Om 06:07:52 uur (-2 minuten, officiële tijd) zie ik op de camerabeelden van de camping, bij de in- en uitgang, beide verdachten de camping lopend verlaten
Actie 4: Om 06:08:58 uur (-2 minuten, officiële tijd) zie ik beide verdachten over de Twekkelerweg lopen in de richting van de ingang van het pretpark.
Actie: Om 06:07:48 uur (correcte tijd) zie ik beide verdachten lopen over de Twekkelerweg , voorbij de ingang van het pretpark in de richting van Hengelo (ov)
Actie 6-7: Op 30 augustus 2021, later in de ochtend, kregen collega's van de 2302 een melding van een verlaten scooter nabij de camping, aan de Enschedese Havenweg . Bij navragen bleek de scooter op naam te staan van verdachte [medeverdachte 1] . Ik zag dat de scooter vlakbij een ingang stond. Volgens één van de parkbeheerders van de camping was het slot van dit hek verschoven. Gezien de verbogen punt lijkt het erop dat de verdachten door te klimmen over het hek de camping hebben betreden. Dit was op ongeveer tien tot twintig meter van de aangetroffen scooter van verdachte [medeverdachte 1] .
Verdachte : [medeverdachte 1] , geboren op [geboortedatum 2] 1985 te [geboorteplaats 2]
5.
Het proces-verbaal van verhoor verdachte [verdachte] , pagina 138 en 141, voor zover inhoudend als verklaring van de verdachte, zakelijk weergegeven
Opmerkingen van de verbalisant(en) worden weergegeven met OV
Antwoorden van de verdachte worden weergegeven met A
A: Ik heb de auto in brand gestoken. [medeverdachte 1] had een fles benzine bij zich. [medeverdachte 1] heeft de auto aangewezen, mij de fles gegeven en daarna heb ik de auto met een aansteker in brand gestoken. [medeverdachte 1] stond naast me.
OV: Ik toon u een drietal screenshots. Bent u op deze beelden op het terrein van het chaletpark met [medeverdachte 1] ?
V: Ja, Dit klopt. Ik ben daar samen met [medeverdachte 1] op het terrein en buiten het terrein van het Chaletpark.
6.
Het proces-verbaal van bevindingen, pagina 87, voor zover inhoudend als relaas van de verbalisanten, zakelijk weergegeven:
Betreft : Aantreffen tas met inhoud
Naar aanleiding van het verhoor van verdachte [verdachte] van 21 september 2021, hebben wij, verbalisanten [verbalisant 1] en [verbalisant 2] op 23 september 2021 een onderzoek ingesteld naar een achtergelaten tas met een fles daarin. Verdachte [verdachte] verklaarde namelijk dat hij de auto met een ammonia fles, gevuld met benzine in brand heeft gestoken. De verdachte verklaarde dat er nog een tweede fles benzine in een zwarte, stoffen Nike tas zat. Deze fles betrof ook een rode plastic ammonia fles, gevuld met benzine. De verdachte verklaarde dat hij deze tweede fles bij de brand niet heeft gebruikt en dat hij deze fles in de tas over een hek heen heeft gegooid. De beheerder verklaarde aan verbalisant [verbalisant 1] dat bovengenoemde tas door hem was gevonden. Hierop zijn we verbalisanten teruggegaan naar het chaletpark De Waarbeek . Ik, verbalisant [verbalisant 2] zag een zwarte stoffen tas bij een deel van het hekwerk op het gras liggen. Ik, verbalisant [verbalisant 2] zag in de tas een rode ammoniak fles. Ik, verbalisant [verbalisant 2] voelde door het gewicht dat de fles dat hij gevuld was. Ik rook tevens lichtelijk de geur van benzine. Ik, verbalisant [verbalisant 2] zag aan de binnenzijde van de tas het opschrift: "Nike". Na het bekijken van de tas en de inhoud kon ik, verbalisant [verbalisant 2] vaststellen dat deze tas de tas betrof die verdachte [verdachte] in zijn verklaring beschreef.
7.
Het proces-verbaal van bevindingen, pagina 71, voor zover inhoudend als relaas van de verbalisanten, zakelijk weergegeven:
Op 30 augustus 2021, omstreeks 11.45 uur kregen we melding van het operationeel centrum om te gaan naar de Enschedese Havenweg te Hengelo. Melder had in de bosschage op genoemde locatie een snorfiets aangetroffen. Wij verbalisanten zagen dat de genoemde snorfiets ons in ziens wat verdekt in de bosschage stond opgesteld. De snorfiets stond in de bosschage, bij een groen elektriciteit huisje, bij een hek, nabij een oprit richting een oud pand. De snorfiets stond netjes op de standaard, was netjes afgesloten en stond met zijn
voorzijde in de richting van de Twekkelerveldweg en in de richting van het bungalowpark " Waarbeek ". De snorfiets bevond zich op ongeveer 200 meter afstand van het genoemde bungalowpark. Vanaf de snorfiets heb je goed zicht op het genoemde vakantie park, waar afgelopen nacht een brandstichting had plaatsgevonden van een personenauto bij een chalet.
Het handelde zich om een snorfiets voorzien van het verzekeringsnummerplaat [verzekeringsnummerplaat] ,
welke op naam staat van [medeverdachte 1] , geboren op [geboortedatum 2] 1985 te [geboorteplaats 2] .
8.
Het proces-verbaal van forensisch onderzoek plaats delict ( Twekkelerweg 333 Hengelo ), pagina 30 tot en met 35, voor zover inhoudend als relaas van de verbalisant, zakelijk weergegeven:
Op 30 augustus 2021 kwam ik, naar aanleiding van een brandstichting, voor forensisch onderzoek aan op de locatie Twekkelerweg 333 , [postcode 1] Hengelo (O) . Het onderzoek is verricht op een terrein van een recreatiepark, Twekkelerweg 333 , [nummer 1] , Hengelo (0) . Tijdens het ingestelde onderzoek werd door mij het navolgende bevonden en waargenomen:
Ik zag dat de uitgebrande personenauto met de achterzijde richting een splitsing stond (vanaf de wegzijde gezien) en nabij een woning / chalet en boom. Het uitgebrande voertuig stond met de linker voorzijde naast een chalet. De ruimte tussen dit chalet en het voertuig betrof 124 centimeter. Door een collega van de uniformdienst was ter plaatse een rode plastic fles aangetroffen nabij het voertuig.
VoertuigHet uitgebrande voertuig betrof een personenauto, Volkswagen Golf waarvoor het
Nederlandse kenteken [kenteken] was afgegeven.
Brandbeeld, brandpatronen en hitte-indicatorenIk zag dat het voertuig aan de voorzijde en achterzijde zwaar was aangetast door vuur. Met name rondom het rechter voorwiel was de schade door vuur en hitte-inwerking duidelijk aanwezig. De brandpatronen, smeltpatronen en hitte-indicatoren liepen aan de voorzijde richting de achterzijde. Echter de achterzijde was minder door vuur aangetast. Echter was hier aan de achterzijde ook een duidelijk brandpatroon waarneembaar. Ik heb in deze twee brandhaarden waargenomen, voorzijde en achterzijde.
Algemeen brandverloopZowel de brandfase de groeifase en de dooffase van deze brand hebben invloed gehad op de gevaarzetting. De waargenomen brandschade en met name aan de voorzijde van dit voertuig, was dusdanig dat voor branduitbreiding gevreesd moest worden. Door ingrijpen was erger voorkomen.
Invloed op het brandverloopDe brand vond plaats in de open lucht. De aard van de materialen, rubber en kunststof en de aanwezige zuurstof hadden invloed op het brandverloop. Bij deze brand waren voldoende brandbare materialen en voldoende zuurstof aanwezig om deze brand te doen ontwikkelen. Bij deze brand was de rookproductie, gezien de verbrande materialen, waarschijnlijk, zeer heftig geweest. Tevens was hierbij de warmteontwikkeling dusdanig aanwezig waardoor mogelijk nabij gelegen voertuigen, chalet en of bomen schade hebben opgelopen. Tevens was dit ook mogelijk door de rookontwikkeling. Ik zag dat het chalet door het vuur was aangetast. Echter betrof dit lichte roetschade en smeltschade aan de regenwaterafvoer. Een nabij gelegen boom was echter aangetast door vuur.
Vervolg, onderzoek in / aan personenautoDe betreffende personenauto was deels uitgebrand. Met name het motorcompartiment, midden en nabij de voorbumper was het meest aangetast, de voorzijde links was aangetast door vuur en diens hitte en de voorzijde rechts was dit beeld ook waarneembaar. De achterzijde betrof een op zich staande brandhaard maar was minder aanwezig dan aan de voorzijde.
Scenarioanalyse / samenvatting van bevindingenHet brandbeeld en de brandpatronen op, in en aan het voertuig en de mij bekomen informatie, gaven mij de indicatie dat de brand was ontstaan op het voertuig door vooraf een middel en of goed in te brengen op de voorzijde en achterzijde en hierna vuur of een brandend voorwerp op het voertuig achter te laten. Het meest aannemelijke was dat de brand was ontstaan door het opzettelijk bijbrengen en of achterlaten van vuur in enigerlei vorm zowel aan de voorzijde danwel aan de achterzijde van dit voertuig. Een technische oorzaak aan elektrische installaties kan gezien de brandpatronen, ontstaanslocatie en mijn bevindingen, uitgesloten worden, dit zag er ordelijk uit en ik heb hier geen bijzonderheden aangetroffen.
Gemeen te duchten gevaar voor personen en goederen / risicoanalyseAan de hand van de aangetroffen situatie acht ik het te duchten gevaar voor goederen aanwezig. Het voertuig was deels uitgebrand, voorzijde en achterzijde en heeft nagenoeg geen en of beperkte schade veroorzaakt aan nabij gelegen recreatiewoningen en de omliggende bosschages. Indien het voertuig niet geblust zou zijn zou de brand de nabij gelegen woning(en), bosschages en voertuigen mogelijk verder hebben aangetast.
Het te duchten gevaar voor personen acht ik in deze aanwezig. Het voertuig stond op onvoldoende afstand van woningen en personen waardoor er direct en indirect gevaar te duchten was van het vuur, diens hitte en of rookontwikkeling Indien het voertuig niet of niet zo snel geblust zou zijn zou er mogelijk gevaar voor personen kunnen ontstaan. Daarom was het aannemelijk dat ten tijde van de brandstichting naar algemene ervaringsregels sprake was van een voorzienbaar levensgevaar en gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor anderen.
9.
Het proces-verbaal van verhoor verdachte [medeverdachte 1] , pagina 120 tot en met 124, voor zover inhoudend als verklaring van verdachte [medeverdachte 1] , zakelijk weergegeven
Vragen van de verbalisant(en) worden weergegeven met V
Antwoorden van de verdachte worden weergegeven met A
[slachtoffer 1] is mijn vriend. [slachtoffer 1] woning is op het park. Ik sta daar ook ingeschreven. Op 28 augustus 2021 is er ruzie ontstaan. [slachtoffer 1] heeft mij gezegd dat ik mijn spullen moest pakken en zijn woning moest verlaten. [slachtoffer 1] heeft een VW Golf, kleur grijs.
Ik ben naar een andere kennis van me gegaan naar [locatie]. [naam 4] of [naam 5] heet deze persoon. Ik was door de coke heel kwaad geworden. Ik was dus erg kwaad en boos op deze avond, nacht. Ik was daar de hele nacht/avond. Ik heb toen veel drugs gebruikt. Op een gegeven moment tijdens het gebruiken hebben wij besloten om naar het chaletpark te gaan waar [slachtoffer 1] woont. Ik wilde hem iets aandoen. Wij zijn samen op mijn scooter naar het chaletpark, naar De Waarbeek gereden. Wij zijn via een achteringang naar binnen gegaan. Ik heb mijn scooter daar bij de achterkant achtergelaten. Wij zijn toen het park ingegaan. Ik zag dat [naam 4] hurkte. Ik zag en voelde daarna een vlam en een druk. Toen zag ik dat de auto van [slachtoffer 1] in brand stond.
V: Wie is de man op de beelden in het donker op het park met wie u daar rondloopt?
A: Die is [naam 4] .
V: Ik laat u nog een print-screen zien waar u buiten het park met een man loopt. Wie is deze man?
A: Deze is ook [naam 4] samen met mij. Wij waren daar dus al een hele tijd rondlopen.