7.3De gronden voor een straf of maatregel
Bij de strafoplegging houdt de rechtbank rekening met de aard en de ernst van het gepleegde feit, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte zoals die uit het dossier en tijdens de behandeling ter terechtzitting naar voren zijn gekomen. De rechtbank acht daarbij in het bijzonder het volgende van belang.
Verdachte heeft, onder invloed van middelen, samen met een ander de auto van het slachtoffer, de ex-partner van de medeverdachte, in brand gestoken waardoor gevaar voor goederen, levensgevaar voor een persoon en gevaar voor zwaar lichamelijk letsel is ontstaan. Verdachte heeft door zijn handelen een zeer gevaarlijke situatie doen ontstaan en is vervolgens weggelopen zonder zich te bekommeren om de gevolgen van zijn handelen. Dat er niet meer schade is ontstaan en zich geen persoonlijke ongelukken hebben voorgedaan is niet aan de verdachte te danken. Het gevaar zettende en onverantwoorde handelen van verdachte is hem zwaar aan te rekenen.
De rechtbank heeft bij de straftoemeting acht geslagen op de inhoud van het uittreksel uit de Justitiële Documentatie van 23 januari 2023, betreffende verdachte. Daaruit blijkt dat de verdachte eerder onherroepelijk is veroordeeld wegens het plegen van strafbare feiten.
De rechtbank heeft met betrekking tot de persoonlijkheid van de verdachte in het bijzonder acht geslagen op de inhoud van:
- het rapport van C.J.F. Kemperman, psychiater, van 11 januari 2023;
- de rapporten van H.A. de Jonge, psycholoog, van 28 januari 2022 en 13 januari 2023 en
- het rapport van Tactus Verslavingszorg, hierna: de reclassering, van 1 maart 2023.
De psychiater heeft gerapporteerd dat bij verdachte sprake is van een ernstige verslaving die in detentie deels in een gedwongen remissie is, waarbij met name cocaïne, alcohol, benzodiazepinen en opioïden (heroïne/methadon) naar voren zijn gekomen. Daarnaast bestaat er vermoedelijk ADHD. Ook zijn er aanwijzingen voor cognitieve problematiek, vermoedelijk door het langdurig gebruik van grote hoeveelheden alcohol en cocaïne, en voor antisociale trekken in de persoonlijkheid en is er sprake van zwakbegaafdheid. Een andere gespecificeerde schizofreniespectrum stoornis en andere psychotische stoornis zijn op dit moment in remissie. Ten tijde van het plegen van het tenlastegelegde waren de verslavingen niet in remissie, maar floride aanwezig. Dit leidt tot het advies om het tenlastegelegde in een verminderde mate toe te rekenen.
Verdachte wordt beschreven als iemand die het overzicht kan verliezen. Uit de risicotaxatie en het klinisch oordeel komt naar voren dat kan worden uitgegaan van een hoog recidiverisico voor enig normoverschrijdend handelen.
Aanbevolen wordt opname in een sterker structurerende en beveiligde kliniek dan een FPA, bijvoorbeeld een forensische verslavingskliniek. Na langduriger drugs- en drankvrij te zijn, zou kunnen worden bezien in hoeverre een gemonitorde resocialisatie naar een beschermde woonsituatie met ook een vorm van dagbesteding mogelijk is. Een dergelijke benadering zou het risico op recidive kunnen beperken. De bijzondere voorwaarden die zijn opgelegd in het kader van schorsing van de voorlopige hechtenis, lijken onvoldoende waarborg voor een geslaagde behandeling te zijn (geweest). Gezien de duur van de verslavingsproblematiek en de justitiële problematiek lijkt verdachte langdurige begeleiding nodig te hebben. Behandeling en begeleiding zouden realiseerbaar kunnen zijn middels een TBS met voorwaarden al dan niet gevolgd door een GVM.
Uit het rapport van de psycholoog van 28 januari 2022 komt naar voren dat bij verdachte sprake is van problemen met meerdere middelen, in ieder geval harddrugs en alcohol. Zeer waarschijnlijk is er van jongs af aan sprake geweest van ADHD. Daarnaast is er sprake van cognitieve stoornissen die al in 2011 bij testonderzoek zijn vastgesteld. Geadviseerd wordt het ten laste gelegde in verminderde mate toe te rekenen.
Het algemene risico op recidive van het plegen van strafbare feiten wordt hoog geacht, zeker op de langere termijn. Gelet op de mate van verslaving en de ontwikkelingen na eerdere plaatsing in een FPA, kan geconcludeerd worden dat verdachtes verslavingsproblematiek te ernstig en te heftig is om in een FPA behandeld te worden. Daarnaast is zijn probleembesef te gering en zijn houding te externaliserend om positief te zijn over een nieuwe behandelpoging binnen dezelfde kaders. Het is te verwachten dat hernieuwde behandeling eveneens gepaard zal gaan met terugval zo nu en dan en met conflicten. Met het wegvallen van drugsgebruik zal andere problematiek manifester worden. Hij heeft een strakker kader nodig waarbij gedacht wordt aan opname in een FVK of als dat niet lukt een FPK.
Gelet hierop wordt geadviseerd de behandeling van verdachte vorm te geven binnen het kader van een TBS met voorwaarden, eventueel met oplegging van een GVM.
De rechtbank neemt de conclusies van de psychiater en de psycholoog over. Dit leidt ertoe dat de rechtbank verdachte het bewezenverklaarde in verminderde mate zal toerekenen
Uit het rapport van de reclassering komt naar voren dat een klinische behandeling noodzakelijk is om het recidiverisico te verminderen. Er is een indicatie afgegeven voor de FVK Piet Roorda te Zutphen. Een dwingender kader is nodig gezien verdachtes geringe motivatie en zorgmijding. Verdachte heeft verklaard dat hij gemotiveerd is voor behandeling in een dwingend kader. Indien hij binnen het kader van een TBS met voorwaarden uiteindelijk toch niet wil meewerken, is behandeling alsnog gegarandeerd wanneer de TBS met voorwaarden zou worden omgezet naar een TBS met dwangverpleging. De reclassering adviseert positief over een TBS onder de voorwaarden die in het rapport worden genoemd. De reclassering adviseert eveneens om de dadelijke uitvoerbaarheid van de TBS te gelasten en om in aanvulling daarop een GVM op te leggen.
De rechtbank is van oordeel dat de aard en de ernst van het bewezenverklaarde feit in beginsel een forse onvoorwaardelijke gevangenisstraf rechtvaardigen. Nu de rechtbank het bewezenverklaarde verdachte in verminderde mate toerekent en gelet op de oplegging van de hierna te noemen maatregelen, zal de rechtbank volstaan met het opleggen van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf die gelijk is aan de duur van de tijd die door verdachte in voorarrest is doorgebracht, te weten 502 dagen, berekend tot aan de plaatsing van verdachte in de FVK Piet Roorda met ingang van 1 mei 2023 in het kader van de schorsing van de voorlopige hechtenis die bij afzonderlijke beslissing is geminuteerd.
De rechtbank is van oordeel dat de TBS van verdachte dient te worden gelast en voorwaarden betreffende zijn gedrag dienen te worden gesteld, nu bij verdachte ten tijde van het begaan van het strafbare feit een gebrekkige ontwikkeling van de geestvermogens bestond, het door verdachte begane feit een misdrijf is waarop naar de wettelijke omschrijving een gevangenisstraf van vier jaren of meer is gesteld en de veiligheid van anderen dan wel de algemene veiligheid van personen of goederen het opleggen van deze maatregel eist. De rechtbank zal gelasten dat verdachte ter beschikking wordt gesteld onder de voorwaarden zoals hierna te noemen en door de reclassering geadviseerd. Verdachte heeft zich ter zitting bereid verklaard zich aan die voorwaarden te willen houden.
De rechtbank stelt vast dat het bewezenverklaarde feit een misdrijf betreft dat gericht is tegen of gevaar veroorzaakt voor de onaantastbaarheid van het lichaam van één of meerdere personen, zodat, met het oog op artikel 38e Sr, de totale duur van de TBS bij omzetting van een TBS met voorwaarden naar een TBS met dwangverpleging, niet beperkt is tot de duur van vier jaren. Om misverstanden te voorkomen overweegt de rechtbank dat de duur van de TBS met voorwaarden in alle gevallen maximaal 9 jaar bedraagt.
Dadelijke uitvoerbaarheid
De rechtbank zal ingevolge artikel 38 lid 6 Sr bevelen dat de TBS met voorwaarden dadelijk uitvoerbaar is.
GVM als bedoeld in artikel 38z Sr
Op basis van de rapportages die over verdachte zijn opgemaakt en de behandeling ter terechtzitting is de rechtbank van oordeel dat kan worden uitgegaan van een hoog recidiverisico voor enig norm overschrijdend handelen. Het is met name van belang dat verdachte niet meer terugvalt in verslavingsgedrag. Het voorkomen van recidive en terugval in middelengebruik is met name afhankelijk van de geboden externe structuur. Wanneer verdachte structuur verliest is de kans groot dat hij terugvalt in middelengebruik en daardoor ook in delictgedrag. Na een klinische opname kan verdachte resocialiseren naar een sterk gestructureerde, begeleide woonvorm. Vanuit recidivepreventief oogpunt is hij in ieder geval de komende jaren gebaat bij een nadrukkelijk extern gestructureerde leef- en woonomgeving, waar middelengebruik niet wordt getolereerd en er controles op alcohol- en drugsgebruik zijn. Mede gelet hierop en gelet op het advies van de reclassering, is de rechtbank van oordeel dat het creëren van een mogelijkheid om verdachte, ook na beëindiging van de TBS met voorwaarden, langdurig onder toezicht te houden noodzakelijk is om het recidiverisico in de toekomst terug te kunnen dringen, dan wel op een aanvaardbaar niveau te houden. Nu aan de wettelijke eisen voor het opleggen van de maatregel is voldaan, zal de rechtbank daarom, in navolging van het advies van de gedragsdeskundigen en van de reclassering, aan verdachte tevens een GVM als bedoeld in artikel 38z Sr opleggen. De rechtbank merkt daarbij ten overvloede op dat de GVM enkel tenuitvoergelegd kan worden na een daartoe strekkende vordering van het Openbaar Ministerie bij beëindiging van de TBS en een daarop door de rechtbank te nemen beslissing.