ECLI:NL:RBOVE:2023:2566

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
5 juni 2023
Publicatiedatum
6 juli 2023
Zaaknummer
08-052250-23 (P)
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor mishandeling en beschadiging van eigendom met ISD-maatregel

Op 5 juni 2023 heeft de Rechtbank Overijssel in Almelo uitspraak gedaan in de strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van mishandeling en beschadiging van andermans goed. De rechtbank heeft de verdachte schuldig bevonden aan de mishandeling van [slachtoffer 2] en het opzettelijk beschadigen van de telefoon van [slachtoffer 2]. De feiten vonden plaats op 21 februari 2023 in Enschede, waar de verdachte onder invloed van alcohol zijn huisgenoot [slachtoffer 2] heeft geschopt en diens telefoon heeft vernield. De rechtbank sprak de verdachte vrij van de mishandeling van [slachtoffer 1] en de bedreiging van politieagenten, omdat het bewijs daarvoor onvoldoende was.

De rechtbank legde de verdachte een ISD-maatregel op voor de duur van twee jaar, gezien zijn uitgebreide justitiële voorgeschiedenis en het hoge recidiverisico. De rechtbank oordeelde dat de verdachte hulp en behandeling nodig heeft vanwege zijn verslavingsproblematiek en gedragsstoornissen. Daarnaast werd de verdachte veroordeeld tot het betalen van een schadevergoeding van €60 aan [slachtoffer 2] voor de beschadigde telefoon, met de mogelijkheid van gijzeling als betaling niet mogelijk blijkt. De uitspraak is openbaar gedaan en ondertekend door de rechters.

Uitspraak

RECHTBANK OVERIJSSEL

Team Strafrecht
Meervoudige kamer
Zittingsplaats Almelo
Parketnummer: 08-052250-23 (P)
Datum vonnis: 5 juni 2023
Vonnis op tegenspraak in de zaak van de officier van justitie tegen:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] 1993 in [geboorteplaats] ,
wonende aan de [woonplaats] ,
nu verblijvende in de Penitentiaire Inrichting te Almelo.

1.Het onderzoek op de terechtzitting

Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzittingen van 15 mei en 22 mei 2023.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie
mr. J. van Zeijts en van wat door verdachte en zijn raadsman mr. L.J. Krijgsman, advocaat in Enter, naar voren is gebracht.

2.De tenlastelegging

De verdenking komt er, kort en zakelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
feit 1:[slachtoffer 1] heeft mishandeld;
feit 2:[slachtoffer 2] heeft mishandeld;
feit 3:de telefoon van [slachtoffer 2] heeft vernield;
feit 4:politieagenten [verbalisant 1] en [verbalisant 2] met de dood en/of zware mishandeling heeft bedreigd.
Voluit luidt de tenlastelegging aan verdachte, dat:
1.
hij op of omstreeks 21 februari 2023 te Enschede [slachtoffer 1] heeft mishandeld door hem tegen zijn (linker)schouder, althans zijn lichaam te stompen en/of te slaan;
2.
hij op of omstreeks 21 februari 2023 te Enschede [slachtoffer 2] heeft mishandeld door hem tegen zijn lies, althans zijn lichaam te schoppen en/of te trappen;
3.
hij op of omstreeks 21 februari 2023 te Enschede opzettelijk en wederrechtelijk een telefoon (Al Catel 5030D), in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan [slachtoffer 2] , in elk geval aan een ander toebehoorde(n) heeft vernield, beschadigd, onbruikbaar gemaakt en/of weggemaakt;
4.
hij op of omstreeks 21 februari 2023 te Enschede [verbalisant 1] en/of [verbalisant 2] (beiden politiefunctionarisen Regio Oost-Nederland) heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht en/of met zware mishandeling, door die [verbalisant 1] en/of [verbalisant 2] dreigend de woorden toe te voegen:
- "Als ik jullie tegen kom dan ga ik jullie vermoorden, Dat zweer ik jullie." en/of
- "Ik pak een stuk glas, ik snij jullie de keel door." en/of
- "Ik pak een bijl, ik hak jullie in stukken en dan gooi ik jullie in de sloot." en/of
- "Ik sla jullie tanden er uit met een honkbalknuppel." en/of
- "Ik trek je aan je haren en ik sla je kanker tanden met een hamer uit je mond kankerhoer." en/of
- "Ik pak je kanker zussen, Je kanker moeder ga ik ook pakken.", althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking.

3.De voorvragen

De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zij bevoegd is tot kennisneming van deze zaak, dat de officier van justitie ontvankelijk is in de vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.

4.De bewijsmotivering

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de feiten 3 en 4 wettig en overtuigend bewezen kunnen worden. Ten aanzien van de feiten 1 en 2 heeft de officier van justitie vrijspraak gevorderd.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
4.3.1
De redengevende feiten en omstandigheden
4.3.1.1 Feiten 1 tot en met 4
De rechtbank stelt op basis van de inhoud van het dossier en het verhandelde ter zitting de volgende feiten en omstandigheden vast.
In de ochtend van 21 februari 2023 komt verdachte aan in zijn woning in [woonplaats] . Zijn huisgenoot, [slachtoffer 2] , is ook thuis. Verdachte is dan, zoals hij ter zitting heeft verklaard, zwaar onder invloed van alcohol.
Diezelfde ochtend, rond 04.30 uur, wordt de eigenaar van de woning, [slachtoffer 1] , gebeld door een buurman die vertelt dat verdachte aan het schreeuwen is en spullen kapot slaat. [slachtoffer 1] belt vervolgens [slachtoffer 2] die dit bevestigt en die meldt dat verdachte onder invloed van alcohol is. Kort daarop belt [slachtoffer 2] [slachtoffer 1] terug en vertelt dat verdachte hem geschopt heeft. Vervolgens gaat [slachtoffer 1] naar de woning. Daar treft hij verdachte aan. Verbalisanten [verbalisant 2] en [verbalisant 1] arriveren bij de woning en houden verdachte daar aan. Onderweg tussen Enschede en het arrestantencomplex in Borne roept verdachte richting verbalisanten bedreigende teksten, die in de tenlastelegging staan omschreven.
4.3.2
De overwegingen van de rechtbank
4.3.2.1 Feit 1
De rechtbank is van oordeel dat de onder feit 1 ten laste gelegde mishandeling van [slachtoffer 1] niet wettig en overtuigend kan worden bewezen verklaard omdat de enige bron daarvoor de verklaring van [slachtoffer 1] is, zodat aan het wettelijke bewijsminimum niet is voldaan. De rechtbank zal verdachte van feit 1 vrijspreken.
4.3.2.2 Feit 2
De rechtbank acht de onder feit 2 ten laste gelegde mishandeling van [slachtoffer 2] wettig en overtuigend bewezen en overweegt daartoe het volgende.
De verklaring van [slachtoffer 2] dat verdachte hem mishandeld heeft door hem een trap tegen zijn lies te geven, vindt voldoende steun in andere bewijsmiddelen. Verdachte zelf heeft ter zitting verklaard dat hij daar die nacht was, zwaar onder invloed van alcohol verkeerde en de telefoon heeft beschadigd. Daarmee staat vast dat hij in agressieve toestand [slachtoffer 2] bejegende. [slachtoffer 1] heeft in zijn aangifte verklaard dat [slachtoffer 2] hem belde en vertelde dat verdachte hem geschopt had. [slachtoffer 1] verklaart ook dat een buurman hem had gebeld en verteld had dat verdachte aan het schreeuwen was en dingen kapot gooide.
Dit alles in samenhang beschouwd, brengt de rechtbank tot het oordeel dat het onder 2 ten laste gelegde feit wettig en overtuigend bewezenverklaard kan worden.
4.3.2.3 Feit 3
De rechtbank komt tot bewezenverklaring van het onder 3 ten laste gelegde feit op grond van de volgende bewijsmiddelen, waarbij de rechtbank - nu verdachte dit feit heeft bekend en door of namens hem geen vrijspraak is bepleit - conform artikel 359, derde lid, laatste volzin van het Wetboek van Strafvordering (Sv), zal volstaan met de volgende opsomming van de bewijsmiddelen [1] :
het proces-verbaal van het verhoor van de verdachte in raadkamer op 8 maart 2023, voor zover inhoudende de bekennende verklaring van verdachte;
het proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer 2] van 21 februari 2023.
4.3.2.4 Feit 4
De rechtbank acht niet bewezen wat aan verdachte onder feit 4 ten laste is gelegd. Hoewel verdachte ter zitting heeft bekend dat hij de in de tenlastelegging omschreven bedreigingen heeft geuit, kan op basis van noch de inhoud van het dossier, noch het verhandelde ter terechtzitting worden vastgesteld dat verdachte deze uitlatingen heeft gedaan op de in de tenlastelegging genoemde plaats: Enschede. De bedreigingen zijn immers geuit op de route tussen Enschede en het arrestantencentrum in Borne, maar waar precies valt niet vast te stellen. Verdachte zal daarom van dit feit worden vrijgesproken.
4.4
De bewezenverklaring
De rechtbank acht op grond van de hiervoor opgesomde en de in de bijlage opgenomen bewijsmiddelen, waarin zijn vervat de redengevende feiten en omstandigheden waarop de bewezenverklaring, steunt wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het onder feit 2 en feit 3 ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
2.
hij op
of omstreeks21 februari 2023 te [woonplaats] [slachtoffer 2] heeft mishandeld door hem tegen zijn lies
, althans zijn lichaamte schoppen
en/of te trappen;
3.
hij op
of omstreeks21 februari 2023 te [woonplaats] opzettelijk en wederrechtelijk een telefoon (Alcatel 5030D)
, in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan [slachtoffer 2]
, in elk geval aan een andertoebehoorde
(n)heeft
vernield,beschadigd
, onbruikbaar gemaakt en/of weggemaakt.
De rechtbank acht niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd, zodat zij hem daarvan zal vrijspreken.
De in de tenlastelegging voorkomende taal- en/of schrijffouten zijn verbeterd in de bewezenverklaring. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.

5.De strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde is strafbaar gesteld in de artikelen 300 en 350 van het Wetboek van Strafrecht (Sr). Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten. Het bewezenverklaarde levert op:
feit 2
het misdrijf: mishandeling;
feit 3
het misdrijf: opzettelijk en wederrechtelijk enig goed dat geheel of ten dele aan een ander toebehoort, beschadigen.

6.De strafbaarheid van verdachte

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. De rechtbank oordeelt daarom dat verdachte strafbaar is voor de bewezenverklaarde feiten.

7.De op te leggen straf of maatregel

7.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte wordt veroordeeld tot plaatsing in een inrichting voor stelselmatige daders (hierna: ISD-maatregel) voor de duur van twee jaren.
7.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman verzoekt de rechtbank primair om een voorwaardelijke gevangenisstraf op te leggen met als bijzondere voorwaarde dat verdachte zich klinisch laat behandelen. Subsidiair verzoekt de raadsman om de ISD-maatregel voorwaardelijk op te leggen en meer subsidiair om de ISD-maatregel op te leggen met een tussentijds toetsingsmoment.
7.3
De gronden voor een straf of maatregel
Bij de strafoplegging houdt de rechtbank rekening met de aard en de ernst van de gepleegde feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en de persoon van verdachte zoals die uit het dossier en tijdens de behandeling ter terechtzitting naar voren zijn gekomen. De rechtbank acht daarbij in het bijzonder het volgende van belang.
Verdachte heeft zijn huisgenoot, [slachtoffer 2] , mishandeld door hem tegen zijn lies te schoppen. Met dit handelen heeft hij een inbreuk gemaakt op de lichamelijke integriteit van [slachtoffer 2] . Ook heeft verdachte de telefoon van [slachtoffer 2] beschadigd. Hij heeft daarmee blijk gegeven van een gebrek aan respect voor de eigendom van anderen.
De rechtbank heeft acht geslagen op een uittreksel uit de Justitiële Documentatie van verdachte van 14 maart 2023, waaruit blijkt dat verdachte een uitgebreide justitiële voorgeschiedenis heeft. Het strafblad telt op dit moment 21 pagina’s en begint wanneer verdachte slechts zeventien jaar oud is. Na die eerste veroordeling is verdachte vele malen met justitie in aanraking gekomen. Verdachte is in de vijf jaar voorafgaand aan de door hem gepleegde feiten ten minste driemaal ter zake van misdrijven tot een vrijheidsbenemende straf, dan wel taakstraf veroordeeld. Deze vonnissen zijn onherroepelijk. De in deze zaak bewezen verklaarde feiten zijn begaan na de tenuitvoerlegging van de eerder genoemde straffen. Verdachte voldoet aan de definitie van zeer actieve veelpleger als bedoeld in de Richtlijn voor strafvordering bij meerderjarige veelplegers. De rechtbank stelt vast dat de straffen die tot op heden aan de verdachte zijn opgelegd hem er niet van hebben weerhouden om opnieuw strafbare feiten te plegen.
Verder heeft de rechtbank kennis genomen van de over verdachte opgemaakte rapporten.
Uit het advies van het Nederlands Instituut voor Forensische Psychiatrie en Psychologie (NIFP) van 7 februari 2023 komt naar voren dat verdachte bekend is met middelengebruik en agressie-regulatieproblematiek. Ook zijn er aanwijzingen dat bij verdachte sprake is van
ontwikkelingsproblematiek, maar omdat het middelengebruik op dit moment zo op de voorgrond staat, kunnen de rapporteurs hier geen definitieve uitspraken over doen. Zij zien geen contra-indicatie voor het opleggen van een ISD-maatregel.
Uit het ten behoeve van de zitting over verdachte opgemaakte reclasseringsrapport van 11 mei 2023 komt, kort samengevat, naar voren dat oplegging van een ISD-maatregel als wenselijk en noodzakelijk wordt gezien, gelet op het resultaat van eerder ingezette interventies en gezien het hoge recidiverisico. De voornaamste risicofactoren zijn verdachtes verslavingsproblematiek in combinatie met eerder gediagnostiseerde autisme spectrum problematiek, een gedragsstoornis, een stoornis in het cannabisgebruik en zwakbegaafdheid. Verdachte heeft nauwelijks inzicht in zijn eigen gedrag, houdt zich niet aan voorwaarden én wijst hulp van de hand. Zo heeft verdachte toen hij van de reclassering bij wijze van een laatste kans in het najaar van 2022 een klinische behandeling kreeg aangeboden deze behandeling op het laatste moment afgewezen, omdat hij vond dat hij deze hulp niet nodig had. Bij verdachte is sprake van een delictpatroon dat onder andere bestaat uit geweldsdelicten die gepleegd worden onder invloed van middelen. Er zijn nauwelijks beschermende factoren. Hierdoor wordt het risico op recidive én op letselschade als hoog ingeschat. Het risico op onttrekking wordt bij het opleggen van een voorwaardelijke straf of maatregel eveneens hoog ingeschat. De reclassering ziet dan ook geen mogelijkheden meer om met interventies en/of toezicht de risico’s te beperken.
Reclasseringswerker M. ter Wengel, als deskundige ter zitting gehoord, heeft de conclusies uit het rapport bevestigd. Zij heeft hieraan toegevoegd dat, hoewel verdachte nu oprecht gemotiveerd lijkt, in het verleden is gebleken dat hij impulsief is en vaak verkeerde keuzes maakt waarvan hij later spijt krijgt. Het is voor verdachte moeilijk om verleidingen te weerstaan. Zij is van mening dat verdachte in een klinische setting kan leren om andere keuzes te maken. Voor deze behandeling moet voldoende tijd worden uitgetrokken zodat het nieuwe gedrag bij verdachte in kan slijten.
De rechtbank onderschrijft de conclusie van de rapporteurs en de reclasseringswerker ter zitting dat de hardnekkige verslavingsproblematiek van verdachte in combinatie met vermoedelijk andere onderliggende problematiek maakt dat hij hulp, begeleiding en behandeling nodig heeft. Ook is het van belang dat er opnieuw onderzoek wordt gedaan naar de persoon en intelligentie van verdachte. De oplegging van de ISD-maatregel is daarom aangewezen. De rechtbank stelt vast dat aan de vereisten voor het opleggen van de ISD-maatregel, zoals neergelegd in artikel 38m Sr, is voldaan.
De rechtbank is zich bewust van de zwaarte van de ISD-maatregel, maar is - alles
afwegende - van oordeel dat het belang van de maatschappij om tegen verdachtes handelen te worden beschermd, zwaarder moet wegen dan het verzoek van en namens verdachte tot oplegging van een andere straf. Zonder langdurige behandeling van verdachte binnen een klinische setting moet er ernstig rekening mee worden gehouden dat verdachte - ondanks zijn ter zitting beleden motivatie - zijn huidige levenswijze niet vrijwillig kan en zal veranderen en ook in de toekomst (gewelds)misdrijven zal blijven plegen. De veiligheid van personen en goederen eisen dan ook de oplegging van de maatregel.
Om de ISD-maatregel zoveel mogelijk kans van slagen te geven is het, in lijn met het advies van de deskundige ter zitting, van groot belang dat voldoende tijd wordt genomen om de ISD-maatregel ten uitvoer te leggen. De rechtbank zal daarom aan verdachte de ISD-maatregel opleggen voor de maximale termijn van twee jaren. De tijd die door verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in voorarrest is doorgebracht wordt niet in mindering gebracht op de duur van de maatregel. Op dezelfde gronden zal de rechtbank niet bepalen dat een tussentijdse beoordeling als bedoeld in artikel 38n, derde lid, Sr zal plaatsvinden.

8.De schade van benadeelde

8.1
De vordering van de benadeelde partij
[slachtoffer 2] heeft zich als benadeelde partij gevoegd in dit strafproces. De benadeelde partij vordert verdachte te veroordelen om schadevergoeding te betalen tot een totaalbedrag van € 60,00 (zestig euro).
De gevorderde materiële schade bestaat uit de post:
- schade aan telefoon: € 60,00.
8.2
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie vordert dat verdachte wordt veroordeeld om de schade van [slachtoffer 2] te vergoeden, te vermeerderen met de wettelijke rente en met toepassing van de schadevergoedingsmaatregel.
8.3
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich ten aanzien van de vordering benadeelde partij gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank. Verdachte heeft tijdens de zitting verklaard dat hij bereid is de schade van [slachtoffer 2] te vergoeden.
8.4
Het oordeel van de rechtbank
Door de gebezigde bewijsmiddelen en de behandeling op de terechtzitting is komen vast te staan dat verdachte door de bewezen verklaarde feiten rechtstreeks schade heeft toegebracht aan [slachtoffer 2] . De opgevoerde schadepost is niet betwist. De rechtbank zal het gevorderde bedrag daarom toewijzen, te vermeerderen met de verschuldigde wettelijke rente vanaf de datum waarop de schade is ontstaan.
8.5
De schadevergoedingsmaatregel
De officier van justitie heeft gevorderd de schadevergoedingsmaatregel op te leggen.
De rechtbank zal de maatregel als bedoeld in artikel 36f Sr opleggen, aangezien verdachte jegens de benadeelde partij naar burgerlijk recht (mede) aansprakelijk is voor de schade die door de feiten is toegebracht.
Als door de verdachte niet volledig wordt betaald, kan deze verplichting worden aangevuld met een dag gijzeling, waarbij toepassing van de gijzeling de betalingsverplichting niet opheft.

9.De toegepaste wettelijke voorschriften

De hierna te nemen beslissing berust op de hiervoor genoemde wetsartikelen. Daarnaast berust deze beslissing op de artikelen 38m, 38n en 57 Sr.

10.De beslissing

De rechtbank:
vrijspraak
- verklaart niet bewezen dat verdachte het onder 1 en 4 ten laste gelegde heeft begaan en spreekt hem daarvan vrij;
bewezenverklaring
- verklaart bewezen dat verdachte het onder 2 en 3 ten laste gelegde heeft begaan, zoals hierboven omschreven;
- verklaart niet bewezen wat aan verdachte onder 2 en 3 meer of anders is ten laste gelegd en spreekt hem daarvan vrij;
strafbaarheid feiten
- verklaart het bewezen verklaarde strafbaar;
- verklaart dat het bewezen verklaarde de volgende strafbare feiten oplevert:
feit 2, het misdrijf: mishandeling;
feit 3, het misdrijf: opzettelijk en wederrechtelijk enig goed dat geheel of ten dele aan een ander toebehoort, beschadigen;
strafbaarheid verdachte
- verklaart de verdachte strafbaar voor het onder 2 en 3 bewezen verklaarde;
maatregel
- legt aan de verdachte op de maatregel tot
plaatsing in een inrichting voor stelselmatige dadersvoor de duur van
twee jaren;
schadevergoeding
- wijst de vordering van de benadeelde partij toe tot een bedrag van
€ 60,00 (zestig euro)(bestaande uit materiële schade);
- veroordeelt de verdachte tot betaling aan de benadeelde partij van een bedrag van
€ 60,00 (zestig euro), te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 21 februari 2023;
- veroordeelt de verdachte daarnaast in de kosten van het geding door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op
nihil, alsook in de kosten van betekening van dit vonnis, de in verband met de tenuitvoerlegging van dit vonnis nog te maken kosten en de kosten vallende op de invordering;
- legt de
maatregelop dat de verdachte verplicht is ter zake van de bewezen verklaarde feiten tot betaling aan de Staat der Nederlanden van een bedrag van
€ 60,00 (zestig euro)ten behoeve van de benadeelde partij, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 21 februari 2023 en bepaalt, voor het geval volledig verhaal van het verschuldigde bedrag niet mogelijk blijkt, dat gijzeling voor de duur van een dag kan worden toegepast. Tenuitvoerlegging van de gijzeling laat de betalingsverplichting onverlet;
- bepaalt dat als de verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de Staat der Nederlanden van bedoeld bedrag daarmee de verplichting van de verdachte om aan de benadeelde partij het bedrag te betalen, komt te vervallen, en andersom, als de verdachte aan de benadeelde partij het verschuldigde bedrag heeft betaald, dat daarmee de verplichting tot betaling aan de Staat der Nederlanden van dat bedrag komt te vervallen.
Dit vonnis is gewezen door mr. M.O. Frentrop, voorzitter, mr. A.M.G. Ellenbroek en mr. L.J.C. Hangx, rechters, in tegenwoordigheid van mr. S.R. Kuiper, griffier, en is in het openbaar uitgesproken op 5 juni 2023.
Mr. L.J.C. Hangx is niet in de gelegenheid dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage bewijsmiddelen
Leeswijzer
Deze bijlage maakt deel uit van het vonnis en bevat de bewijsmiddelen.
Wanneer hierna wordt verwezen naar dossierpagina’s, zijn dit pagina’s uit het dossier van de politie eenheid Oost-Nederland met nummer PL0600-2023080188. Tenzij hieronder anders wordt vermeld, wordt steeds verwezen naar pagina’s van een in de wettelijke vorm, door daartoe bevoegde personen, opgemaakt proces-verbaal.
Feit 2
1. Het proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer 2] van 21 februari 2023, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven (pagina 6):
Op 21 februari 2022 (de rechtbank begrijpt: 2023) zag en voelde ik in [woonplaats] dat [verdachte] (de rechtbank begrijpt: verdachte, [verdachte] ) een voorwaartse schop maakte tegen mijn lies. De schop tegen mijn lies deed zeer. Ik voelde pijn.
2. Het proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer 1] van 21 februari 2023, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven (pagina 14):
Op 21 februari 2023 belde [slachtoffer 2] en vertelde mij dat hij was aangevallen door [verdachte] . [verdachte] zou hem geschopt hebben.

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar dossierpagina’s, zijn dit pagina’s uit het dossier van politie eenheid Oost-Nederland met nummer PL0600-2023080188. Tenzij anders wordt vermeld, wordt steeds verwezen naar pagina’s van een in de wettelijke vorm, door daartoe bevoegde personen, opgemaakt proces-verbaal