ECLI:NL:RBOVE:2023:2557

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
5 juli 2023
Publicatiedatum
5 juli 2023
Zaaknummer
C/08/290655 / HA ZA 23-10
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot betaling van boete en negatieve kapitaalstand in vennootschap onder firma na uittreding

In deze zaak vordert Moving Forward B.V. van [gedaagde] betaling van een bedrag van € 195.671,00, bestaande uit een negatieve kapitaalstand van € 173.392,- en een boete van € 5.000,- wegens overtreding van een concurrentiebeding. De rechtbank heeft vastgesteld dat [gedaagde] uit de vennootschap onder firma is getreden en dat er onduidelijkheid bestaat over de afspraken omtrent de schulden na uittreding. Moving Forward stelt dat [gedaagde] bij een concurrerend bedrijf is gaan werken, wat de boete rechtvaardigt. De rechtbank oordeelt dat [gedaagde] niet hoeft te betalen voor het negatieve kapitaal, omdat de overeenkomst geen expliciete verwijzing naar de betalingsverplichting bevat na beëindiging van de vennootschap. De rechtbank oordeelt echter wel dat [gedaagde] de boete van € 5.000,- verschuldigd is, omdat hij in dienst is getreden bij een concurrerend bedrijf. Moving Forward wordt veroordeeld in de proceskosten, omdat zij grotendeels in het ongelijk is gesteld.

Uitspraak

RECHTBANK Overijssel

Civiel recht
Zittingsplaats Almelo
Zaaknummer: C/08/290655 / HA ZA 23-10
Vonnis van 5 juli 2023
in de zaak van
MOVING FORWARD B.V.,
te Arnhem,
eisende partij,
hierna te noemen: Moving Forward,
advocaat: mr. B.M. Vijverberg te Diessen,
tegen
[gedaagde],
te [woonplaats] ,
gedaagde partij,
hierna te noemen: [gedaagde] ,
advocaat: mr. G. de Gelder te Woudenberg.

1.Samenvatting

1.1.
Moving Forward en [gedaagde] hebben samengewerkt in een vennootschap onder firma genaamd [bedrijf] v.o.f. (hierna: vof). [gedaagde] is uitgetreden uit de vof en is inmiddels werkzaam bij een ander bedrijf. De eerste vraag die in deze procedure beantwoord moet worden is of partijen zijn overeengekomen dat [gedaagde] bij het einde van de vof schuldenvrij zou zijn of niet. Moving Forward meent van niet en vordert veroordeling van [gedaagde] tot betaling van het negatieve kapitaal van [gedaagde] in de vof ter hoogte van € 173.392,-. [gedaagde] betwist dat partijen dat zijn overeengekomen.
Moving Forward meent verder dat [gedaagde] in dienst is getreden bij een concurrerend bedrijf en dat hij daarom de overeengekomen boete van € 5.000,- verschuldigd is. [gedaagde] vindt dat het bedrijf waar hij thans werkt geen concurrerend bedrijf van de vof is.
1.2.
De rechtbank is van oordeel dat [gedaagde] na de maximale looptijd van de vof tussen partijen niet meer hoeft te betalen voor het tekort op de eindbalans van de vof omdat een verwijzing in artikel 16 lid 7 naar artikel 19 lid 2 van de overeenkomst ontbreekt. Dat gedeelte van de vordering wijst de rechtbank af. De rechtbank veroordeelt [gedaagde] wel tot betaling van de boete van € 5.000,- nu hij in dienst is getreden bij een gelijksoortig bedrijf als de vof en gelijksoortige werkzaamheden uitvoert. Moving Forward wordt, als de grotendeels in het ongelijk gestelde partij, veroordeeld in de proceskosten.

2.De procedure

2.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding van 3 januari 2023,
- de conclusie van antwoord van 22 februari 2023,
- de aanvullende productie 10 van de zijde van Moving Forward, door de rechtbank ontvangen op 10 mei 2023,
- de mondelinge behandeling van 24 mei 2023, waarvan door de griffier aantekeningen zijn gemaakt, en waarbij aanwezig waren: [naam 1] en mr. [naam 5] met mr. Vijverberg namens Moving Forward en [gedaagde] met mr. De Gelder.
- de spreekaantekeningen van [gedaagde] ; en daarna (in verband met de mogelijkheid voor partijen om in overleg te treden):
- een rolbericht van mr. De Gelder van 1 juni 2023
- een rolbericht van mr. Vijverberg van 7 juni 2023 en
- een reactie van mr. De Gelder op het rolbericht van mr. Vijverberg van 7 juni 2023.
2.2.
Hierna volgt het vonnis.

3.De feiten

3.1.
Vanaf 1 januari 2009 werkte [gedaagde] samen met [naam 2] in de vorm van een vennootschap onder firma, genaamd [bedrijf] .
3.2.
Op 17 december 2013 heeft een gesprek plaatsgevonden tussen [naam 2] , Moving Forward (bij monde van haar bestuurder [naam 3] ), [gedaagde] en [naam 4] (namens [gedaagde] ) over het voornemen van Moving Forward om het aandeel van [naam 2] in [bedrijf] over te nemen. Van dat gesprek is een verslag opgemaakt (productie 1 bij dagvaarding).
3.3.
Op 6 juni 2014 heeft [naam 3] een mailtje naar zijn zoon [naam 1] gestuurd (nagezonden productie 10 van eiseres). In dat mailtje staat het volgende:
“(…)
Zoals vandaag nogmaals benoemd in het werkoverleg met [naam 4] moeten we in de VOF overeenkomst goed borgen dat er expliciet geen kwijtschelding wordt toegestaan. Kan jij het definitieve concept, wanneer het jouw kant op komt, daar nog een keer op controleren? (…)”.
3.4.
Partijen in deze procedure hebben op 4 juli 2014 een overeenkomst van vennootschap onder firma (hierna: de overeenkomst) gesloten (productie 2 bij de dagvaarding). Bij deze overeenkomst is de naam van de vennootschap gewijzigd in [bedrijf] vof. De overeenkomst is op 10 juli 2014 door [naam 3] en [gedaagde] getekend en gaat volgens artikel 1 van die overeenkomst (met terugwerkende kracht) in op 1 januari 2014. In de overeenkomst is, voor zover van belang, het volgende opgenomen:
“ (…)
CONCURRENTIE EN RELATIES
Artikel 7
1.
Het is aan vennoot sub b 1 niet toegestaan om tijdens de duur van de onderhavige overeenkomst en gedurende een periode van één jaar na einde van de samenwerking zonder schriftelijke toestemming van zijn medevennoot direct of indirect:
a.
voor eigen rekening of voor rekening van anderen of voor gezamenlijke rekening met anderen buiten de vennootschap om een andere onderneming te drijven of te doen drijven met gelijksoortige werkzaamheden als die van de vennootschap, of
b.
daarbij rechtstreeks of zijdelings belang te hebben of daarbij betrokken te zijn, of
c.
bij een zodanige onderneming enige functie te aanvaarden, of
d.
daarin of daarvoor direct of indirect werkzaam te zijn, hetzij tegen, hetzij zonder vergoeding, of
e.
anderen daarin of daarvoor voor hem direct of indirect werkzaam te doen zijn.
2.
Bij overtreding van één van de voorgaande leden verbeurt de vennoot sub 1, zonder dat daartoe enige ingebrekestelling, aankondiging of rechterlijke terugkomst is vereist, voor elke overtreding een direct opeisbare en niet voor verrekening vatbare boete groot € 5.000 (…), onverminderd het recht van de vennoot sub 2 om de vennootschap tegenover de in overtreding zijnde vennoot op te zeggen en onverminderd het recht van de andere vennoot de geleden schade volledig te vorderen.
EINDE VAN DE OVEREENKOMST
Artikel 13
1.
De overeenkomst van vennootschap onder firma eindigt:
(…)
h.
uiterlijk op 31 december 2017, waarna de onderneming van de vennootschap door Moving Forward B.V. of een andere nader te noemen meester worden voortgezet.
(…)
VERKRIJGINGS- EN OVERNEMINGSBEDING
Artikel 16
(…)
6.
Wanneer vennoot sub 1 de niet-voortzettende vennoot is, is nu reeds in onderling overleg vastgesteld dat de koopsom voor het aandeel in de vennootschap van vennoot sub 1 bepaald wordt op maximaal € 1 (…) en uiterlijk op 31 december van het jaar wanneer de vennootschap eindigt wordt voldaan door vennoot sub 2 tegen gehele en deugdelijke kwijting, zonder enige korting of verrekening. Wanneer er een negatief saldo van de kapitaalrekening resteert voor vennoot sub 1 na toepassing van dit artikel, is artikel 19 lid 2 van overeenkomstige toepassing.
7.
Wanneer de vennootschap eindigt door toepassing van artikel 13, lid 1 sub h, is nu reeds in onderling overleg vastgesteld dat de koopsom voor het aandeel in de vennootschap van vennoot sub 1 bepaald wordt op maximaal € 1 (…) en uiterlijk op 31 december van het jaar wanneer de vennootschap eindigt wordt voldaan door vennoot sub 2 tegen gehele en deugdelijke kwijting, zonder enige korting of verrekening.
(…)
BETALING
Artikel 19
(…)
2.
Als de kapitaaldeelname van de niet-voortzettende vennoot op de slotbalans negatief is, dient dit tekort in het geheel te worden betaald aan de voortzettende vennoot, uiterlijk binnen 3 maanden na datum uittreden van de niet-voortzettende vennoot.
(…)”.
3.5.
Op 28 september 2015 om 23:01 uur heeft [gedaagde] een e-mailbericht aan [naam 3] gestuurd, in cc aan [naam 1] . Daarin staat onder meer:
“(…)
Wij hebben een aantal zaken afgesproken binnen [bedrijf] en ik weet dat jij je afspraken altijd na komt en dat geeft vertrouwen. We hebben onder andere afgesproken dat ik: (…)

na vier jaar schulden vrij bent. (…)”.
[naam 3] heeft op 29 september 2015 om 00:09 uur op de deze mail gereageerd, ook aan [naam 1] (productie 1 bij de conclusie van antwoord). Hij schrijft onder meer:
“ (…) Om de stand van zaken te schetsen m.b.t. mijn beeld van de situatie (om daarna te overleggen) heb ik bij mijn toezeggingen hieronder in de mail van [naam 4] de stand van zaken m.b.t. mijn beeld geschreven.(…)”.
[naam 3] heeft in de mail van [gedaagde] waarop is gereageerd en waar staat “na vier jaar schulden vrij bent”, het volgende toegevoegd:
“Is volgens mij beschreven in de overeenkomst die we hebben getekend.”
3.6.
[gedaagde] heeft zich met ingang van 1 januari 2018 laten uitschrijven bij de Kamer van Koophandel als vennoot en is met ingang van die datum in dienst getreden bij SpeakUp in Enschede.

4.Het geschil

4.1.
Moving Forward vordert - samengevat en uitvoerbaar bij voorraad - veroordeling van [gedaagde] tot betaling van € 195.671,00, vermeerderd met rente en kosten.
4.2.
Moving Forward legt aan haar vordering ten grondslag dat [gedaagde] een negatieve kapitaalstand in de vof heeft van € 173.392,- en dat hij dit bedrag op grond van artikel 19 van de overeenkomst aan Moving Forward dient te betalen. Verder stelt Moving Forward dat [gedaagde] met het aangaan van een dienstverband bij de firma SpeakUp het concurrentiebeding dat in de overeenkomst is opgenomen overtreedt, nu SpeakUp in dezelfde branche werkzaam is als de vof. Moving Forward maakt daarom aanspraak op de overeengekomen boete van € 5.000,-. Tot slot vordert Moving Forward de wettelijke rente over de hiervoor genoemde bedragen ter hoogte van € 17.279,-.
4.3.
[gedaagde] voert verweer. Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover nodig, nader ingegaan.
5. De beoordeling
5.1.
De rechtbank zal allereerst de meest verstrekkende verweren van [gedaagde] bespreken, namelijk het beroep op verjaring en op rechtsverwerking.
Verjaring
5.2.
[gedaagde] beroept zich primair op verjaring van de vorderingen, omdat er na het einde van de vof op 31 december 2017 vijf jaar is verstreken voordat de dagvaarding werd uitgebracht (op 3 januari 2023). Verder meent [gedaagde] dat de brieven die na het einde van de vof door Moving Forward zijn gestuurd niet zijn aan te merken als stuitingshandelingen.
5.3.
In zaken als de onderhavige geldt volgens artikel 3:307 BW een verjaringstermijn van vijf jaren. De verjaring kan worden gestuit door een daad van rechtsvervolging (artikel 3:316 BW) of door een schriftelijke aanmaning dan wel een schriftelijke mededeling waarin de schuldeiser zich ondubbelzinnig zijn recht op nakoming voorbehoudt (artikel 3:317 BW). Als dat is gebeurd, gaat de verjaringstermijn van vijf jaren opnieuw lopen.
5.4.
De rechtbank overweegt dat Moving Forward al op 23 februari 2018 een brief aan [gedaagde] heeft gestuurd waarin zij uitdrukkelijk aanspraak maakt op zowel de negatieve kapitaalstand in de vof, als de overeengekomen boete van € 5.000,-. De rechtbank merkt deze brief aan als stuitingshandeling in de zin van artikel 3:317 BW, nu Moving Forward naar het oordeel van de rechtbank ondubbelzinnig zijn recht op nakoming voorbehoudt. Dat Moving Forward te kennen geeft nog met [gedaagde] in overleg te willen treden over de manier waarop terugbetaald kan worden, maakt dat niet anders. Het voorgaande houdt in dat de verjaringstermijn op 23 februari 2018 opnieuw is gaan lopen en dat de dagvaarding aldus binnen een termijn van vijf jaar is uitgebracht. Dat betekent dat het beroep op verjaring niet slaagt.
Rechtsverwerking
5.5.
[gedaagde] heeft verder aangevoerd dat hij meent voor het tweede deel van de vordering dat er sprake is van rechtsverwerking, nu [gedaagde] al vijf jaar bij SpeakUp werkt en Moving Forward niet eerder een vordering ten aanzien van het concurrentiebeding heeft ingesteld.
5.6.
De rechtbank overweegt als volgt. Rechtsverwerking veronderstelt een houding of gedraging van een contractspartij, die naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onverenigbaar is met het nadien inroepen van een krachtens de overeenkomst geldende regel, waaraan die partij een recht ontleent. Tijdsverloop kan wel als een van de relevante omstandigheden meewegen bij beoordeling van de vraag of de rechthebbende zich heeft gedragen op een wijze die naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onverenigbaar is met het vervolgens geldend maken van zijn recht of bevoegdheid. Enkel tijdsverloop is echter onvoldoende om rechtsverwerking te kunnen aannemen. ‘Stilzitten’ kan slechts tot rechtsverwerking leiden, indien op grond van de omstandigheden van het geval redelijkerwijs bepaald handelen van de rechthebbende had mogen worden verwacht. Er moet sprake zijn van bijzondere omstandigheden op grond waarvan bij de wederpartij het gerechtvaardigd vertrouwen is gewekt dat de rechthebbende zijn aanspraak niet meer geldend zal maken, of waardoor de positie van de wederpartij onredelijk verzwaard of benadeeld zou worden indien het recht of de bevoegdheid alsnog geldend wordt gemaakt (zie HR 11 november 2016, ECLI:NL:HR:2016:2574).
5.7.
[gedaagde] heeft aan zijn beroep op rechtsverwerking ten grondslag gelegd dat Moving Forward reeds in oktober 2017 op de hoogte was van het feit dat [gedaagde] bij SpeakUp in dienst zou treden en dat zij nooit eerder dan in deze procedure aanspraak heeft gemaakt op de overeengekomen boete. Zoals hiervoor in rechtsoverweging 5.4. is overwogen, heeft Moving Forward al bij brief van 23 februari 2018, anderhalve maand nadat [gedaagde] bij SpeakUp in dienst is getreden, uitdrukkelijk een beroep op betaling van de boete van € 5.000,- gedaan. Dat betekent dat hiermee niet het vertrouwen bij [gedaagde] kan zijn gewekt dat Moving Forward haar aanspraak op de boete niet geldend zal maken. Dat sprake is van onredelijke benadeling van [gedaagde] is evenmin gebleken. Van rechtsverwerking is daarom geen sprake.
De inhoudelijke beoordeling
5.8.
Partijen verschillen van mening over de vraag of [gedaagde] na beëindiging van de vof per 1 januari 2018 aan het tekort in het kapitaal van de vof dient mee te betalen, zoals is opgenomen in artikel 19 lid 2 van de overeenkomst.
Verder dient de rechtbank de vraag te beantwoorden of [gedaagde] het overeengekomen concurrentiebeding heeft overtreden en om die reden de boete moet betalen. De rechtbank zal die twee onderwerpen hierna achtereenvolgens bespreken.
De naleving van de overeenkomst
5.9.
Tussen partijen staat vast dat de vof conform artikel 13 lid 1 sub h van de overeenkomst op 31 januari 2017 van rechtswege is geëindigd. In het geval de vof op die grond eindigt is artikel 16 lid 7 van toepassing. Daarin is bepaald dat Moving Forward in dat geval het aandeel van [gedaagde] in de vennootschap overneemt voor € 1,- tegen gehele en deugdelijke kwijting, zonder enige korting of verrekening.
5.10.
Moving Forward heeft zich op het standpunt gesteld dat artikel 19 lid 2, dat kort gezegd bepaalt dat [gedaagde] zijn negatieve kapitaaldeelname dient te betalen aan Moving Forward, geldt voor de hele overeenkomst en dus ook voor artikel 16 lid 7. Dat betekent volgens Moving Forward dat [gedaagde] zijn negatieve saldo op de kapitaalrekening (een bedrag van € 173.392,-) aan Moving Forward moet betalen.
5.11.
[gedaagde] meent dat dat niet het geval is, aangezien in artikel 16 lid 7 niet expliciet is genoemd dat artikel 19 lid 2 van toepassing is, terwijl dat in artikel 16 lid 6 wel uitdrukkelijk is opgenomen in het geval de vennootschap tussen partijen eerder eindigt dan de maximale looptijd.
5.12.
De rechtbank stelt voorop dat bij de uitleg van een overeenkomst groot gewicht toekomt aan de taalkundige betekenis van de gekozen bewoordingen als het om een commerciële overeenkomst gaat, gesloten tussen professioneel opererende partijen die over de inhoud van de overeenkomst hebben onderhandeld, terwijl de overeenkomst ertoe strekt de wederzijdse rechten en verplichtingen nauwkeurig vast te leggen. Maar ook dan kunnen de overige omstandigheden van het geval meebrengen dat een andere (dan de taalkundige) betekenis aan de bepalingen van de overeenkomst moet worden geacht. Beslissend blijft immers de zin die partijen in de gegeven omstandigheden over en weer redelijkerwijs aan deze bepalingen mochten toekennen en hetgeen zij te dien aanzien redelijkerwijs van elkaar mochten verwachten (HR 5 april 2013, ECLI:NL:HR:2013:BY8101 (Lundiform/Mexx).
5.13.
De rechtbank leidt uit de inhoud van de overeenkomst af dat deze zo moet worden gelezen dat partijen zijn overeengekomen dat [gedaagde] na de maximale looptijd van de vof niet hoefde te betalen voor een eventueel tekort op de eindbalans. Daartoe acht de rechtbank van belang dat een verwijzing naar artikel 19 lid 2 ontbreekt in artikel 16 lid 7. Weliswaar is in artikel 19 lid 2 geen beperking opgenomen van het toepassingsbereik, maar de uitdrukkelijk andere redactie van artikel 16 lid 7 ten opzichte van artikel 16 lid 6 acht de rechtbank doorslaggevend. Dat een zo belangrijke bepaling anders zou moeten worden begrepen dan hoe het is geformuleerd, is naar het oordeel van de rechtbank onvoldoende onderbouwd.
5.14.
Hierop sluit ook aan dat [naam 3] in zijn e-mail van 29 september 2015 schrijft dat hij zijn toezeggingen aan de zin in de eerdere e-mail van [gedaagde] inhoudende
“na vier jaar schulden vrij bent. (…)”heeft toegevoegd:
“Is volgens mij beschreven in de overeenkomst die we hebben getekend.”Dit kan zonder nadere toelichting, die niet is gegeven, niet anders worden gelezen dan de toezegging dat [gedaagde] na 4 jaar schuldenvrij zou zijn.
5.15.
De verwijzing van Moving Forward naar de mail van [naam 3] aan [naam 1] van 6 juni 2014, waarin is opgenomen dat geen kwijtschelding wordt toegestaan, maakt het voorgaande niet anders. Uit deze mail kan immers niet worden afgeleid of gedoeld wordt op artikel 16 lid 6 en/of op artikel 16 lid 7 van de overeenkomst.
5.16.
Dit betekent dat de vordering met betrekking tot betaling van het negatieve kapitaal ter hoogte van € 173.392,- wordt afgewezen. De daarover gevorderde wettelijke rente wordt eveneens afgewezen.
5.17.
Moving Forward heeft bij de mondelinge behandeling en bij bericht na de mondelinge behandeling verzocht om nader bewijs te mogen leveren. [naam 2] zou kunnen verklaren over hetgeen tussen [naam 3] en [gedaagde] zou zijn afgesproken aangezien [naam 2] en [naam 3] daar met elkaar over hebben gesproken.
De rechtbank stelt vast dat [naam 2] geen partij was bij de overeenkomst. Weliswaar was [naam 2] aanwezig bij de voorafgaande bespreking op 17 december 2013, maar uit het gespreksverslag blijkt niet dat er toen concrete afspraken zijn gemaakt over al dan niet kwijtschelding bij een tekort. Op grond waarvan [naam 2] uit eigen wetenschap zou kunnen verklaren over de inhoud van de ondertekende overeenkomst heeft Moving Forward niet toegelicht. Dat [naam 3] met [naam 2] over de overeenkomst heeft gesproken is daarvoor in ieder geval niet voldoende en verklaart niet zonder meer ‘eigen wetenschap’ van [naam 2] . Gelet hierop zal de rechtbank aan dat verzoek voorbij gaan.
De gevorderde boete van € 5.000,-
5.18.
Moving Forward heeft gesteld dat [gedaagde] het beding dat is opgenomen in artikel 7 van de overeenkomst heeft overtreden door werkzaam te zijn bij SpeakUp in Enschede. Moving Forward stelt - kort gezegd - dat de vof en SpeakUp beide werkzaam zijn in de telecombranche en dat SpeakUp een concurrerend bedrijf is omdat de vof klanten heeft in de omgeving waar SpeakUp gevestigd is.
5.19.
[gedaagde] betwist dat hij het beding heeft overtreden. Kort samengevat heeft hij aangevoerd dat SpeakUp geen concurrerend bedrijf is omdat SpeakUp, anders dan de vof, geen eindgebruikers bedient. SpeakUp biedt telecomdiensten aan aan telecompartners en is derhalve een andere schakel in de keten van de telecomaanbieders. Bovendien heeft [gedaagde] gewezen op de behoorlijke afstand tussen Veenendaal en Enschede.
5.20.
De rechtbank stelt vast dat Moving Forward geen toestemming heeft gegeven voor de overstap van [gedaagde] naar SpeakUp. Het gaat bij beide bedrijven om telecomdiensten en Moving Forward heeft voldoende uitgelegd dat de beide bedrijven in dezelfde branche werkzaam zijn en soortgelijke diensten aanbieden. De rechtbank is daarbij van oordeel dat in de telecombranche de wat grotere (fysieke) afstand tussen de bedrijven een minder grote rol speelt, zodat het beroep van [gedaagde] niet wordt gevolgd dat de bedrijven op grond van die afstand niet concurrerend zouden zijn.
Moving Forward kan zich dan ook met succes op dit beding beroepen en [gedaagde] dient daarom de in lid 2 van dat artikel overeengekomen boete van € 5.000,- te betalen. De rechtbank zal de wettelijke rente over dat bedrag toewijzen met ingang van de datum waarop de boete opeisbaar is geworden, oftewel de dag dat [gedaagde] bij SpeakUp in dienst is getreden, zijnde 1 januari 2018.
Proceskosten
5.21.
Moving Forward is de partij die grotendeels ongelijk krijgt en zij zal daarom in de proceskosten worden veroordeeld. Tot aan dit vonnis worden de proceskosten aan de zijde van [gedaagde] als volgt vastgesteld:
- griffierecht
2.277,00
- salaris advocaat
5.290,00
(2 punten × € 2.645,00)
Totaal
7.567,00
5.22.
De gevorderde veroordeling in de nakosten is toewijsbaar voor zover deze kosten op dit moment kunnen worden begroot. De nakosten zullen dan ook worden toegewezen op de wijze zoals in de beslissing vermeld.

6.De beslissing

De rechtbank
6.1.
veroordeelt [gedaagde] om aan Moving Forward te betalen een bedrag van € 5.000,-, te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW over dit bedrag met ingang van 1 januari 2018 tot de dag van volledige betaling,
6.2.
veroordeelt Moving Forward in de proceskosten, aan de zijde van [gedaagde] tot dit vonnis vastgesteld op € 7.567,00, te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW over dit bedrag met ingang van de vijftiende dag na betekening van deze uitspraak tot de dag van volledige betaling,
6.3.
veroordeelt Moving Forward in de na dit vonnis ontstane kosten, begroot op:
- € 173,00 aan salaris advocaat,
- te vermeerderen met € 90,00 aan salaris advocaat en met de explootkosten als Moving Forward niet binnen veertien dagen na aanschrijving aan het vonnis heeft voldaan en er vervolgens betekening van de uitspraak heeft plaatsgevonden,
- te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW over de nakosten met ingang van de vijftiende dag na betekening van deze uitspraak tot de dag van volledige betaling,
6.4.
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad,
6.5.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. A. Smedes en in het openbaar uitgesproken door mr. A.A. Smit op 5 juli 2023.