Op 3 juli 2023 heeft de Rechtbank Overijssel, zittingsplaats Zwolle, een vonnis uitgesproken in een ontnemingszaak tegen een veroordeelde die betrokken was bij het medeplegen van witwassen. De officier van justitie vorderde dat de rechtbank het wederrechtelijk verkregen voordeel, geschat op € 101.861,-, zou vaststellen en de veroordeelde zou verplichten tot betaling aan de Staat. Tijdens de openbare terechtzitting op 19 juni 2023 werd de vordering behandeld, waarbij de veroordeelde werd bijgestaan door zijn raadsvrouw, mr. J.H. Rump. De officier van justitie, mr. G.C. Pol, handhaafde de vordering en stelde dat de veroordeelde en zijn medeveroordeelde hoofdelijk aansprakelijk moesten worden gesteld voor het totale bedrag.
De rechtbank heeft vastgesteld dat er in beslag genomen goederen waren, waaronder een geldbedrag van € 68.515,-, een Volvo V40, een Cartier horloge en twee plakken goud, met een gezamenlijke waarde van € 101.861,-. De rechtbank concludeerde dat de herkomst van deze goederen niet legitiem kon zijn, gezien de financiële situatie van de veroordeelde en zijn medeveroordeelde. De rechtbank oordeelde dat de goederen een criminele herkomst hadden en dat het wederrechtelijk verkregen voordeel dus terecht was vastgesteld op € 101.861,-.
Uiteindelijk heeft de rechtbank de in beslag genomen goederen verbeurd verklaard en de betalingsverplichting van de veroordeelde aan de Staat vastgesteld op € 0,-, omdat de waarde van de verbeurd verklaarde goederen in mindering werd gebracht op de betalingsverplichting. De beslissing is gegrond op artikel 36e van het Wetboek van Strafrecht, en het vonnis is openbaar uitgesproken op 3 juli 2023.