ECLI:NL:RBOVE:2023:2553

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
3 juli 2023
Publicatiedatum
5 juli 2023
Zaaknummer
08.291438.20
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vaststelling wederrechtelijk verkregen voordeel en ontnemingsmaatregel in strafzaak

In deze zaak heeft de Rechtbank Overijssel op 3 juli 2023 uitspraak gedaan in een ontnemingsprocedure tegen een veroordeelde, die eerder was veroordeeld voor het medeplegen van witwassen. De officier van justitie vorderde dat de rechtbank het bedrag vaststelt waarop het wederrechtelijk verkregen voordeel wordt geschat, en dat de veroordeelde hoofdelijk de verplichting wordt opgelegd tot betaling aan de Staat van dit bedrag, dat is vastgesteld op € 101.861,-. De rechtbank heeft de vordering behandeld op een openbare terechtzitting op 19 juni 2023, waar de veroordeelde en zijn raadsvrouw aanwezig waren. De officier van justitie handhaafde de vordering en stelde dat de veroordeelde en zijn medeveroordeelde hoofdelijk aansprakelijk zijn voor het geschatte bedrag.

De rechtbank heeft vastgesteld dat er bij de veroordeelde en zijn partner in beslag genomen goederen zijn, waaronder een geldbedrag, een auto en een horloge, met een gezamenlijke waarde van € 101.861,-. De rechtbank heeft de verklaringen van de veroordeelde beoordeeld en geconcludeerd dat de in beslag genomen goederen niet op legale wijze zijn verkregen. De rechtbank heeft de ontnemingsmaatregel gegrond op artikel 36e van het Wetboek van Strafrecht en heeft de waarde van de verbeurd verklaarde goederen in mindering gebracht op de betalingsverplichting. Uiteindelijk heeft de rechtbank de betalingsverplichting vastgesteld op € 0,-, omdat de waarde van de verbeurd verklaarde goederen gelijk is aan het geschatte wederrechtelijk verkregen voordeel.

De uitspraak is gedaan door een meervoudige kamer van de rechtbank, waarbij de voorzitter en een van de rechters niet in de gelegenheid waren om het vonnis mede te ondertekenen. De beslissing van de rechtbank is openbaar uitgesproken en de rechtbank heeft de wettelijke voorschriften in acht genomen.

Uitspraak

RECHTBANK OVERIJSSEL

Team Strafrecht
Zittingsplaats Zwolle
Parketnummer: 08.291438.20
Datum vonnis: 3 juli 2023
Vonnis op tegenspraak van de rechtbank Overijssel, meervoudige kamer voor strafzaken, rechtdoende op de vordering op grond van artikel 36e van het Wetboek van Strafrecht (Sr) van de officier van justitie ten aanzien van de veroordeelde:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] 1979 in [geboorteplaats] ,
wonende aan de [adres] .

1.De vordering van de officier van justitie

De officier van justitie vordert dat de rechtbank het bedrag vaststelt waarop het wederrechtelijk verkregen voordeel als bedoeld in artikel 36e Sr wordt geschat en de veroordeelde hoofdelijk de verplichting oplegt tot betaling aan de Staat van het geschatte voordeel tot een bedrag van € 101.861,-.

2.De procedure

De vordering is behandeld op de openbare terechtzitting van 19 juni 2023. De veroordeelde, bijgestaan door zijn raadsvrouw mr. J.H. Rump, advocaat in Zwolle, is op die terechtzitting verschenen en op de vordering gehoord.
Op de terechtzitting van 19 juni 2023 heeft de officier van justitie mr. G.C. Pol de vordering gehandhaafd. De officier van justitie heeft primair gevorderd de ontnemingsvordering toe te wijzen, daarbij te bepalen dat veroordeelde en zijn medeveroordeelde hoofdelijk aansprakelijk zijn voor het totaalbedrag van € 101.861,- en de in beslag genomen goederen (die de waarde van het wederrechtelijk verkregen voordeel vertegenwoordigen) niet verbeurd te verklaren. Subsidiair, indien de in beslag genomen goederen verbeurd worden verklaard, vordert de officier van justitie dat de ontnemingsvordering wordt toegewezen waarbij het wederrechtelijk verkregen voordeel wordt vastgesteld op € 101.861,- en de betalingsverplichting op nihil.
De raadsvrouw heeft zich op het standpunt gesteld dat veroordeelde en medeveroordeelde
een bedrag tussen € 20.000,- en € 30.000,- ‘zwart’ heeft verdiend en dat dat is het bedrag waar de Staat recht op heeft.

3.De beoordeling van de vordering

3.1
Veroordeling
De veroordeelde is bij vonnis van deze rechtbank van 3 juli 2023 onder meer veroordeeld voor:
het misdrijf: medeplegen van witwassen, meermalen gepleegd.
3.2
De beoordeling van de omvang van het wederrechtelijk verkregen voordeel
De rechtbank heeft kennisgenomen van de stukken, te weten het met deze vordering samenhangende strafdossier [1] , het in deze zaak opgemaakte rapport berekening wederrechtelijk voordeel van 13 oktober 2021 [2] , en het proces-verbaal van de in het openbaar gehouden terechtzitting van 19 juni 2023.
De rechtbank heeft in haar vonnis van 3 juli 2023 in de strafzaak vastgesteld dat bij veroordeelde en medeveroordeelde (zijn partner) een geldbedrag (€ 68.515,-), een auto (Volvo V40), een horloge (Cartier) en twee plakken goud in beslag zijn genomen, met een gezamenlijke waarde van € 101.861,-. [3]
Veroordeelde heeft in zijn eerste verhoor bij de politie verklaard dat hij in de afgelopen twaalf jaren geld van zijn rekening heeft gepind en dit heeft bewaard in zijn woning. [4] De rechtbank gaat uit van die verklaring. Weliswaar heeft veroordeelde ter zitting van
19 juni 2023 verklaard dat hij ook in de jaren vóór die periode van twaalf jaren zou hebben gespaard vanaf een vermeende ING-bankrekening, maar de rechtbank acht deze verklaring ongeloofwaardig, niet concreet en niet verifieerbaar, zoals ook overwogen in het vonnis in de strafzaak. Uitgaande van de verklaring die veroordeelde in zijn eerste verhoor bij de politie heeft afgelegd, zouden hij en medeveroordeelde in twaalf jaren tijd € 101.861,- bij elkaar moeten hebben gespaard. Dat komt neer op een bedrag van € 707,- sparen per maand.
Uit onderzoek naar de inkomsten en uitgaven van veroordeelde en medeveroordeelde volgt dat zij gezamenlijk per maand € 600,- euro overhielden, waarvan ze nog uitgaven als boodschappen en kleding moesten betalen. Gelet hierop kan het niet kloppen dat veroordeelde en medeveroordeelde gedurende twaalf jaren € 707,- euro per maand op legale wijze hebben gespaard.
Zoals de rechtbank ook heeft overwogen in het vonnis van 3 juli 2023 in de strafzaak, is de rechtbank van oordeel dat met voldoende mate van zekerheid kan worden uitgesloten dat de in beslag genomen goederen, die een waarde van € 101.861,- vertegenwoordigen, een legale herkomst hebben. Zodoende kan een criminele herkomst van die goederen als enige aanvaardbare verklaring gelden.
Gelet op het voorgaande en wat de rechtbank in de strafzaak heeft geoordeeld, acht de rechtbank het aannemelijk dat veroordeelde het bedrag en de goederen uit het bewezen verklaarde feit heeft verkregen. Om deze reden stelt de rechtbank het bedrag waarop het wederrechtelijk verkregen voordeel wordt geschat, vast op € 101.861,-.
3.3
De vaststelling van de betalingsverplichting
De rechtbank heeft in de strafzaken van veroordeelde en van medeveroordeelde de in beslag genomen goederen (te weten twee plakken goud, een horloge, een geldbedrag van in totaal
€ 68.515,- en een Volvo personenauto) verbeurd verklaard als baten uit hetzelfde feit dat ten grondslag ligt aan de onderhavige ontneming. Gelet op het rechtsherstellende karakter van de ontnemingsmaatregel, dat niet ten onrechte ook een bestraffend karakter moet krijgen, zal de rechtbank de vastgestelde waarde van de onder veroordeelde en medeveroordeelde verbeurd verklaarde goederen in mindering brengen op de betalingsverplichting. De rechtbank stelt daarom het bedrag dat door veroordeelde dient te worden betaald aan de Staat, vast op € 0,-. Gelet op de omvang van de betalingsverplichting, die de rechtbank in gelijke zin aan medeveroordeelde zal opleggen, vervalt het belang bij de verzochte hoofdelijkheid.

4.De wettelijke voorschriften

De oplegging van de maatregel is gegrond op artikel 36e Sr.

5.De beslissing

De rechtbank:
  • stelt het bedrag waarop het door de veroordeelde wederrechtelijk verkregen voordeel wordt geschat vast op € 101.861,-;
  • legt de veroordeelde de verplichting op tot betaling van € 0,- aan de Staat ter ontneming van het wederrechtelijk verkregen voordeel.
Dit vonnis is gewezen door mr. M.T. Bos, voorzitter, mr. S.H. Peper en mr. M.S. de Waard, rechters, in tegenwoordigheid van mr. M.S. de Bruin, griffier, en is in het openbaar uitgesproken op 3 juli 2023.
Buiten staat
De voorzitter en mr. De Waard zijn niet in de gelegenheid dit vonnis mede te ondertekenen.

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar dossierpagina’s, zijn dit pagina’s uit het dossier van de politie eenheid Oost-Nederland met nummer PL0600-2020544295. Tenzij hieronder anders wordt vermeld, wordt steeds verwezen naar bladzijden van een in de wettelijke vorm, door daartoe bevoegde personen, opgemaakt proces-verbaal.
2.Pagina’s 287 tot en met 291.
3.Pagina’s 307 tot en met 316.
4.Pagina 27, zevende tot en met negende alinea.