ECLI:NL:RBOVE:2023:2528

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
4 juli 2023
Publicatiedatum
4 juli 2023
Zaaknummer
08.240444.22
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor brandstichting en vernieling met terbeschikkingstelling

Op 4 juli 2023 heeft de Rechtbank Overijssel, zittingsplaats Almelo, uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van vernieling en brandstichting. De rechtbank heeft de verdachte schuldig bevonden aan het opzettelijk en wederrechtelijk vernielen van containers die toebehoorden aan twee verschillende bedrijven op 15 maart 2022 in Enschede. Daarnaast is de verdachte op 19 september 2022 schuldig bevonden aan brandstichting, waarbij gemeen gevaar voor goederen is ontstaan. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 289 dagen en gelast dat zij ter beschikking wordt gesteld met voorwaarden. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte lijdt aan verschillende psychische stoornissen, waaronder ADHD en een borderline persoonlijkheidsstoornis, wat heeft bijgedragen aan de beslissing om een tbs-maatregel op te leggen. De rechtbank heeft de vordering van de officier van justitie gevolgd, die om een gevangenisstraf en tbs met voorwaarden had gevraagd. De verdachte heeft zich bereid verklaard om mee te werken aan de voorwaarden die aan de tbs zijn verbonden, waaronder het melden bij de reclassering en het ondergaan van behandeling.

Uitspraak

RECHTBANK OVERIJSSEL

Team Strafrecht
Meervoudige kamer
Zittingsplaats Almelo
Parketnummers: 08/240444-22 en 08/125107-22 (P)
Datum vonnis: 4 juli 2023
Vonnis op tegenspraak in de zaak van de officier van justitie tegen:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] 1977 in [geboorteplaats] ,
nu verblijvende in de PI Zwolle.

1.Het onderzoek op de terechtzitting

Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzitting van 20 juni 2023.
De rechtbank heeft kennis genomen van de vordering van de officier van justitie
mr. C.P. Dronkers en van wat door verdachte en haar raadsman mr. N. Brands, advocaat in Goor, naar voren is gebracht.

2.De tenlastelegging

De verdenking komt er onder parketnummer 08/125107-22, kort en zakelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
feiten 1 en 2:op 15 maart 2022 in Enschede een tweetal containers heeft vernield
:
De verdenking komt er onder parketnummer 08/240444-22, kort en zakelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
feiten 1 en 2:op 19 september 2022 in Enschede een tweetal containers in brand heeft gestoken waardoor gemeen gevaar voor goederen is ontstaan.
Voluit luidt de tenlastelegging aan verdachte, dat:
Ten aanzien van parketnummer 08/125107-22
1.
zij op of omstreeks 15 maart 2022 te Enschede opzettelijk en wederrechtelijk een container, in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan [bedrijf 1] , in elk geval aan een ander toebehoorde(n) heeft vernield, beschadigd, onbruikbaar gemaakt en/of weggemaakt;
2.
zij op of omstreeks 15 maart 2022 te Enschede opzettelijk en wederrechtelijk een container, in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan [bedrijf 2] , in elk geval aan een ander toebehoorde(n) heeft vernield, beschadigd, onbruikbaar gemaakt en/of
Ten aanzien van parketnummer 08/240444-22
1.
zij op of omstreeks 19 september 2022 te Enschede opzettelijk brand heeft gesticht door open vuur in aanraking te brengen met een container (staande in de Beltstraat) en/of afval, althans met een brandbare stof ten gevolge waarvan een container geheel of gedeeltelijk is verbrand, in elk geval brand is ontstaan, en daarvan gemeen gevaar voor die container en/of daar omheen staande container(s) en/of nabijgelegen pand(en) aan de Beltstraat (nummer 43), in elk geval gemeen gevaar voor goederen, te duchten was;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
zij op of omstreeks 19 september 2022 te Enschede opzettelijk en wederrechtelijk een container (staande in de Beltstraat), in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan RIBW (Overijssel), in elk geval aan een ander toebehoorde(n) heeft vernield, beschadigd, onbruikbaar gemaakt en/of weggemaakt;
2.
zij op of omstreeks 19 september 2022 te Enschede opzettelijk brand heeft gesticht door open vuur in aanraking te brengen met een container (staande in de Emmastraat) en/of afval, althans met een brandbare stof ten gevolge waarvan een container geheel of gedeeltelijk is verbrand, in elk geval brand is ontstaan, en daarvan gemeen gevaar voor die container en/of daar omheen staande container(s) en/of nabijgelegen (balkons van) appartementencomplex(en) en/of flat(s), in elk geval gemeen gevaar voor goederen, te duchten was.

3.De voorvragen

De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaardingen geldig zijn, dat zij bevoegd is tot kennisneming van deze zaken, dat de officier van justitie ontvankelijk is in de vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.

4.De bewijsmotivering

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft voor het onder parketnummer 08/240444-22 onder 2 primair en subsidiair ten laste gelegde vrijspraak gevorderd. Verder heeft de officier van justitie zich op het standpunt gesteld dat het onder parketnummer 08/125107-22 onder 1 en 2 en onder parketnummer 08/240444-22 onder 1 primair ten laste gelegde wettig en overtuigend kan worden bewezen.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich op het standpunt gesteld dat verdachte van het onder parketnummer 08/240444-22 onder 2 ten laste gelegde integraal moet worden vrijgesproken wegens het ontbreken van onvoldoende wettig en overtuigend bewijs.
Verder heeft de raadsman zich op het standpunt gesteld dat het onder parketnummer 08/125107-22 onder 1 en 2 en onder parketnummer 08/240444-22 onder 1 primair ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen kan worden verklaard, met uitzondering van gemeen gevaar voor omheen staande containers en/of nabij gelegen pand(en) aan de Beltstraat zoals ten laste gelegd onder parketnummer 08/240444-22 onder 1 primair.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
Parketnummer 08/125107-22
feiten 1 en 2
De rechtbank komt tot bewezenverklaring van de ten laste gelegde feiten op grond van de volgende bewijsmiddelen, waarbij de rechtbank - nu verdachte deze feiten heeft bekend en door of namens haar geen vrijspraak is bepleit - conform artikel 359, derde lid, laatste volzin van het Wetboek van Strafvordering (Sv), zal volstaan met een opsomming van de bewijsmiddelen: [1]
het proces-verbaal van de terechtzitting van 20 juni 2023, voor zover inhoudende de bekennende verklaring van verdachte;
het proces-verbaal van aangifte van [aangever 1] van 24 maart 2022 (pagina’s 4 -5);
het proces-verbaal van aangifte van [aangever 2] namens [bedrijf 1] van 15 maart 2022 (pagina’s 6-7).
Parketnummer 08/240444-22
feit 1
Partiële vrijspraak
De rechtbank is van oordeel dat er onvoldoende concrete feiten en omstandigheden uit het dossier naar voren zijn gekomen op basis waarvan de conclusie kan worden getrokken dat verdachte gemeen gevaar voor de daar omheen staande container(s) en/of (een) nabijgelegen pand(en) heeft veroorzaakt. Verdachte zal daarom van dit onderdeel van de tenlastelegging worden vrijgesproken. Dit laat onverlet dat op basis van de hieronder opgesomde bewijsmiddelen, in het bijzonder het fotoblad, wettig en overtuigend kan worden bewezen dat als gevolg van de brandstichting een container geheel of gedeeltelijk is verbrand en daarvan gemeen gevaar voor goederen te duchten was.
De rechtbank komt tot bewezenverklaring van het onder 1 primair ten laste gelegde feit op grond van de volgende bewijsmiddelen, waarbij de rechtbank - nu verdachte deze feiten heeft bekend en door of namens haar geen vrijspraak is bepleit - conform artikel 359, derde lid, laatste volzin Sv, zal volstaan met een opsomming van de bewijsmiddelen: [2]
het proces-verbaal van de terechtzitting van 20 juni 2023, voor zover inhoudende de bekennende verklaring van verdachte;
het proces-verbaal van aangifte van [aangever 3] namens RIBW van 19 september 2022 (pagina’s 8-9);
het fotoblad, behorende bij het proces-verbaal van bevindingen van verbalisanten
[verbalisant 1] en [verbalisant 2] van 20 september 2022 (pagina 17).
feit 2
De rechtbank spreekt verdachte vrij van het onder 2 primair en subsidiair ten laste gelegde, wegens het ontbreken van onvoldoende wettig en overtuigend bewijs.
4.4
De bewezenverklaring
De rechtbank acht op grond van de opgegeven bewijsmiddelen waarin zijn vervat de redengevende feiten en omstandigheden waarop de bewezenverklaring steunt wettig en overtuigend bewezen dat verdachte de ten laste gelegde feiten heeft begaan, met dien verstande dat:
parketnummer 08/125107-22
1.
zij op 15 maart 2022 te Enschede opzettelijk en wederrechtelijk een container, die aan [bedrijf 1] toebehoorde heeft vernield;
2.
zij op 15 maart 2022 te Enschede opzettelijk en wederrechtelijk een container, die aan [bedrijf 2] toebehoorde heeft vernield;
parketnummer 08/240444-22
1. primair
zij op 19 september 2022 te Enschede opzettelijk brand heeft gesticht door open vuur in aanraking te brengen met een container (staande in de Beltstraat) en afval, ten gevolge waarvan een container geheel of gedeeltelijk is verbrand en daarvan gemeen gevaar voor goederen te duchten was;
De rechtbank acht niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd, zodat zij haar daarvan zal vrijspreken.

5.De strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde is strafbaar gesteld in de artikelen 157 en 350 van het Wetboek van Strafrecht (Sr). Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten. Het bewezenverklaarde levert op:
parketnummer 08/125107-22
feiten 1 en 2 telkens:
het misdrijf: opzettelijk en wederrechtelijk enig goed dat geheel of ten dele aan een ander toebehoort, vernielen.
parketnummer 08/240444-22
feit 1 primair
het misdrijf: opzettelijk brand stichten, terwijl daarvan gemeen gevaar voor goederen te duchten is.

6.De strafbaarheid van verdachte

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. De rechtbank oordeelt daarom dat verdachte strafbaar is voor de bewezenverklaarde feiten.

7.De op te leggen straf of maatregel

7.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat aan verdachte zal worden opgelegd een gevangenisstraf gelijk aan de duur die verdachte in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht. Daarnaast heeft de officier van justitie gevorderd om aan verdachte een maatregel van terbeschikkingstelling (tbs) met voorwaarden op te leggen, met daaraan alle voorwaarden verbonden, zoals door de reclassering geadviseerd en de dadelijke uitvoerbaarheid daarvan. Tevens heeft de officier van justitie oplegging van de gedragsbeïnvloedende en vrijheidsbeperkende maatregel ex. artikel 38z Sr gevorderd.
7.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft verzocht de feiten in verminderde mate aan verdachte toe te rekenen. De raadsman heeft ook verzocht verdachte een gevangenisstraf op te leggen gelijk aan de duur van het voorarrest. Het is van belang dat verdachte zo spoedig mogelijk wordt behandeld. Verdachte staat open voor behandeling en zij verzet zich niet tegen een terbeschikkingstelling met voorwaarden. Zij is bereid zich aan de door de reclassering geadviseerde voorwaarden te houden. De raadsman acht het gewenst dat daarbij de dadelijke uitvoerbaarheid wordt uitgesproken van alle voorwaarden die de rechtbank noodzakelijk acht. De raadsman vraagt zich af of een gedragsbeïnvloedende en vrijheidsbeperkende maatregel ex artikel 38z Sr noodzakelijk is, maar refereert zich aan het oordeel van de rechtbank.
7.3
De gronden voor een straf of maatregel
Bij de strafoplegging houdt de rechtbank rekening met de aard en de ernst van de gepleegde feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en de persoon van verdachte zoals die uit het dossier en tijdens de behandeling ter terechtzitting naar voren zijn gekomen. De rechtbank acht daarbij in het bijzonder het volgende van belang.
De ernst van de feiten
Verdachte heeft in de avonduren dan wel nacht brand gesticht in een drietal containers, waardoor schade is veroorzaakt aan die containers. Gelukkig zijn de branden in twee containers vanzelf gedoofd en heeft de brandweer de brand in de derde container tijdig kunnen blussen.
Brandstichting betreft een ernstig feit, in het bijzonder vanwege het gevaarzettende en onbeheersbare karakter ervan. Bovendien leiden brandstichtingen tot gevoelens van angst en onveiligheid in de samenleving.
De persoon van verdachte
De rechtbank heeft acht geslagen op een uittreksel uit de Justitiële Documentatie van
1 mei 2023. Hieruit blijkt dat de verdachte langer dan vijf jaren geleden is veroordeeld wegens brandstichting.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de over verdachte opgemaakte deskundigenrapportages.
Door F. Jonker, klinisch psycholoog BIG en supervisor en M.M. Stevelink, GZ-psycholoog BIG, supervisant, verbonden aan het NIFP, is op van 27 december 2022 een pro Justitia-rapportage opgemaakt.
De deskundigen hebben vastgesteld dat er bij verdachte sprake is van een aandachtsdeficiëntie-/hyperactiviteitsstoornis (ADHD), een borderline persoonlijkheidsstoornis, een vermijdende persoonlijkheidsstoornis en een depressieve stoornis, recidiverende episode, ongespecificeerd. Daarnaast is er sprake van een stoornis in cannabisgebruik (in een gereguleerde omgeving), een stoornis in het gebruik van een stimulantium (cocaïne, in een gereguleerde omgeving) en een gokstoornis.
Verdachte lijkt de branden met name te stichten als een destructieve vorm van emotieregulatie, waarbij zij geen andere manier ziet om haar emoties te reguleren.
Vanwege de doorwerking van de stoornissen wordt geadviseerd om de feiten in verminderde mate aan verdachte toe te rekenen. Er is sprake van een hoog recidiverisico op een geweldsdelict. De deskundigen achten oplegging van een tbs met voorwaarden vanwege het zich herhalende delictgedrag in combinatie met de aanwezigheid van een psychische stoornis en verslavingsproblematiek en de hoog ingeschatte kans op recidive het meest passend.
Door F. Harmanny-Wiersma, psychiater, verbonden aan het NIFP, is op van 13 april 2023 een pro Justitia-rapportage opgemaakt.
De deskundige heeft vastgesteld dat er bij verdachte sprake is van een stoornis in het gebruik van cocaïne, tabak, anxiolyticum en hypnoticum, een gokstoornis, een borderline persoonlijkheidsstoornis, een vermijdende persoonlijkheidsstoornis, ADHD, een depressieve stoornis en een complex trauma. Vanwege de doorwerking van de stoornissen wordt geadviseerd om de feiten in verminderde mate aan verdachte toe te rekenen.
Het recidiverisico is zeer hoog. Verdachte laat nu in het PPC zien dat ze nog steeds neigt naar brandstichting door het spelen met vuur. Zij lijkt hiermee te willen laten zien dat het niet goed gaat met haar. Alles overwegende heeft een tbs met voorwaarden de voorkeur eventueel gevolgd door een gedragsbeïnvloedende en vrijheidsbeperkende maatregel.
Reclasseringswerker J. Pelleboer van de Tactus Verslavingszorg heeft op 6 juni 2023 gerapporteerd. De reclassering acht een dwingend kader van de tbs met voorwaarden aangewezen. Verdachte heeft zich tegenover de reclassering bereid getoond om zich te conformeren aan de maatregel van tbs met voorwaarden en onderschrijft de besproken behandel- en begeleidingsnoodzaak.
Verder heeft de reclassering de dadelijke uitvoerbaarheid van de tbs met voorwaarden geadviseerd. Tot slot acht de reclassering het van belang dat een maatregel op grond van artikel 38z Sr aan de verdachte wordt opgelegd, zodat gedragsbeïnvloedende en vrijheidsbeperkende voorwaarden toegepast kunnen worden na de terbeschikkingstelling.
De rechtbank is van oordeel dat genoemde rapporten zorgvuldig tot stand zijn gekomen en
stelt op basis daarvan vast dat het bewezenverklaarde in verminderde mate aan verdachte kan
worden toegerekend.
De op te leggen straf en maatregel
De rechtbank is gelet op het vorenstaande van oordeel dat oplegging van de maatregel tbs met voorwaarden, passend en noodzakelijk is. De rechtbank heeft haar beslissing in het bijzonder gebaseerd op de inhoud van de hiervoor genoemde rapporten, de ernst van de feiten en het feit dat eerdere behandelingen niet tot de gewenste gedragsverandering bij verdachte hebben geleid.
Aan de wettelijke voorwaarden voor het opleggen van een tbs is voldaan. De bewezenverklaarde brandstichting is een misdrijf waarop naar de wettelijke omschrijving een gevangenisstraf van meer dan vier jaren is gesteld. Voorts bestonden bij verdachte tijdens het begaan van voornoemde bewezenverklaarde feit ziekelijke stoornissen van de geestvermogens.
De rechtbank is verder van oordeel dat is voldaan aan het wettelijke vereiste dat de veiligheid van anderen of de algemene veiligheid van personen of goederen het opleggen van de maatregel eist. Daartoe is redengevend hetgeen de deskundigen naar voren hebben gebracht omtrent de persoonlijkheidsstoornissen en de problematiek van verdachte, alsmede het daarmee aanzienlijke risico op geweldsdelicten en gevaarzettingsdelicten.
De rechtbank zal de in het advies van de reclassering genoemde voorwaarden aan de tbs verbinden. Verdachte heeft zich bereid verklaard zich aan alle gestelde voorwaarden te houden.
Daarnaast acht de rechtbank een gevangenisstraf gelijk aan de duur die verdachte in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, te weten 289 dagen passend en geboden.
De rechtbank zal het bevel voorlopige hechtenis opheffen.
Duur van de tbs met voorwaarden
Op grond van artikel 38e, eerste lid, Sr mag de totale duur van de maatregel een periode van vier jaren niet te boven gaan in geval van verpleging van overheidswege, tenzij de tbs is opgelegd ter zake van een misdrijf dat gericht is tegen of gevaar veroorzaakt voor de onaantastbaarheid van het lichaam van één of meer personen. De rechtbank is van oordeel dat hiervan geen sprake is ten aanzien van de bewezen verklaarde brandstichting. Niet is komen vast te staan dat de brandstichting gevaar voor personen heeft veroorzaakt of dat het gevaar voor personen voorzienbaar was.
Nu aan verdachte een tbs met voorwaarden wordt opgelegd geldt dat op grond van artikel 38e lid 2 Sr de duur van maatregel de negen jaren niet te boven mag gaan, behoudens in de in dat artikel genoemde gevallen..
Dadelijke uitvoerbaarheid
Gelet op hetgeen de deskundigen hebben gerapporteerd omtrent het recidivegevaar is de rechtbank van oordeel dat er ernstig rekening mee moet worden gehouden dat verdachte wederom een dergelijk misdrijf zal begaan. Daarom zal de rechtbank toepassing geven aan het bepaalde in artikel 38, zesde lid, Sr en zal bevelen dat de bij de tbs-maatregel te stellen voorwaarden dadelijk uitvoerbaar zijn.
Maatregel tot vrijheidsbeperking en gedragsbeïnvloeding
Naast de maatregel van tbs met voorwaarden zal de rechtbank ook een maatregel strekkende tot gedragsbeïnvloeding of vrijheidsbeperking als bedoeld in artikel 38z Sr opleggen. Daarmee wordt de mogelijkheid gecreëerd om aan verdachte ook na afloop van de tbs-maatregel de nodige maatregelen op te leggen indien dat in verband met dan bestaande risico's noodzakelijk is. Volgens de deskundigen zal de behandeling van verdachte langdurig moeten zijn en mogelijk meerdere jaren duren. De reclassering acht een gedragsbeïnvloedende en vrijheidsbeperkende maatregel geïndiceerd, om via deze maatregel, op het moment dat de tbs-maatregel beëindigd wordt, een behandeling en/ of toezicht op het medicatiegebruik mogelijk te maken.
De rechtbank acht het noodzakelijk dat verdachte, ook na de tbs, langdurig onder toezicht kan worden gesteld om het recidiverisico in kaart te brengen en naar een aanvaardbaar niveau te brengen dan wel daar te houden. Aan de wettelijke vereisten voor oplegging van de maatregel is voldaan. De rechtbank gelast immers de tbs van verdachte. De oplegging van de maatregel is in het belang van de bescherming van de veiligheid van anderen en de algemene veiligheid van personen of goederen. Het hoge risico op recidive en de bij verdachte aanwezige stoornissen en persoonlijkheidsproblematiek maakt dat er naar het oordeel van de rechtbank ook na de tbs een vorm van behandeling en toezicht nodig is. Welke vorm van behandeling en toezicht dat moet zijn valt op dit moment niet goed te beoordelen. De beoordeling van de noodzaak tot tenuitvoerlegging van de maatregel, en indien nodig onder welke voorwaarden, zal in de laatste fase van de aan verdachte opgelegde tbs plaatsvinden. Een risicotaxatie van het dan aanwezige recidivegevaar moet in het kader van die beoordeling plaatsvinden.

8.De toegepaste wettelijke voorschriften

De hierna te nemen beslissing berust op de hiervoor genoemde wetsartikelen. Daarnaast berust deze beslissing op de artikelen 37a, 38, 38a, 38e en 57 Sr.

9.De beslissing

De rechtbank:
vrijspraak
- verklaart niet bewezen dat verdachte het onder parketnummer 08/240444-22 onder 2 primair en subsidiair ten laste gelegde heeft begaan en spreekt haar daarvan vrij;
bewezenverklaring
- verklaart bewezen dat verdachte het onder parketnummer 08/125107-22 onder 1 en 2 en onder parketnummer 08/240444-22 onder 1 primair ten laste gelegde heeft begaan, zoals hierboven omschreven;
- verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd en spreekt haar daarvan vrij;
strafbaarheid feiten
- verklaart het bewezen verklaarde strafbaar;
- verklaart dat het bewezen verklaarde de volgende strafbare feiten oplevert:
parketnummer 08/125107-22
feiten 1 en 2 telkens:
het misdrijf: opzettelijk en wederrechtelijk enig goed dat geheel of ten dele aan een ander toebehoort, vernielen;
parketnummer 08/240444-22
feit 1 primair
het misdrijf: opzettelijk brand stichten, terwijl daarvan gemeen gevaar voor goederen te duchten is;
strafbaarheid verdachte
- verklaart verdachte strafbaar voor het onder parketnummer 08/125107-22 onder 1 en 2 en onder parketnummer 08/240444-22 onder 1 primair bewezen verklaarde;
straf
- veroordeelt verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
289 dagen;
- bepaalt dat de tijd die de verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, bij de uitvoering van de gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht;
maatregel
- gelast dat de verdachte
ter beschikking wordt gestelden stelt daarbij de volgende
voorwaarden;
  • dat verdachte zich niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
  • dat verdachte meewerkt aan het reclasseringstoezicht. Deze medewerking houdt onder andere in:
- verdachte meldt zich op afspraken bij de reclassering. De reclassering bepaalt hoe vaak dat nodig is;
- verdachte laat een of meer vingerafdrukken nemen en laat een geldig
identiteitsbewijs zien. Dit is nodig om de identiteit van verdachte vast te stellen;
- verdachte houdt zich aan de aanwijzingen van de reclassering. De reclassering kan aanwijzingen geven die nodig zijn voor de uitvoering van het toezicht of om verdachte te helpen bij het naleven van de voorwaarden;
- verdachte helpt de reclassering aan een actuele foto waarop haar gezicht herkenbaar is. Deze foto is nodig voor opsporing bij ongeoorloofde afwezigheid;
- verdachte werkt mee aan huisbezoeken;
- verdachte geeft de reclassering inzicht in de voortgang van begeleiding en/of behandeling door andere instellingen of hulpverleners;
- verdachte vestigt zich niet op een ander adres zonder toestemming van de reclassering;
- verdachte werkt mee aan het uitwisselen van informatie met personen en instanties die contact hebben met verdachte, als dat van belang is voor het toezicht;
  • verdachte werkt mee aan een time-out in een forensisch psychiatrisch centrum (fpc) of andere instelling, als de reclassering dat nodig vindt. Deze time-out duurt maximaal zeven weken, met de mogelijkheid van verlenging met nog eens maximaal zeven weken, tot maximaal veertien weken per jaar;
  • verdachte gaat niet naar het buitenland of het Caribisch deel van het Koninkrijk der Nederlanden, zonder toestemming van de reclassering;
  • verdachte laat zich opnemen in een nader te bepalen forensische psychiatrische kliniek/afdeling of een soortgelijke zorginstelling, te bepalen door de justitiële instantie die verantwoordelijk is voor plaatsing. De opname duurt zolang de reclassering dat nodig vindt. Verdachte houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorginstelling geeft voor de behandeling. Gelet op de problematiek kan hieronder ook het innemen van medicijnen vallen, als de
zorginstelling dat nodig vindt. Als de reclassering een overgang naar ambulante zorg, begeleid wonen of maatschappelijke opvang gewenst vindt, werkt verdachte mee aan de indicatiestelling en plaatsing;
  • verdachte laat zich - na afloop van de klinische opname - behandelen door een forensische polikliniek, te bepalen door de reclassering. De begeleiding duurt zolang de reclassering dat nodig vindt. Verdachte houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorgverlener geeft voor de begeleiding. Het innemen van medicatie kan onderdeel zijn van de begeleiding;
  • verdachte verblijft - na afloop van de klinische behandeling - in een instelling voor beschermd of begeleid wonen, te bepalen door de reclassering. Het verblijf duurt zolang de reclassering dat nodig vindt. Verdachte houdt zich aan de huisregels en het dagprogramma dat de instelling in overleg met de reclassering voor haar heeft opgesteld;
  • verdachte gebruikt geen drugs en werkt mee aan controle op dit verbod. De controle gebeurt met urineonderzoek. De reclassering bepaalt hoe vaak verdachte wordt gecontroleerd. Bij een overtreding zal er door de reclassering een passende sanctie aan worden verbonden;
  • verdachte gebruikt geen alcohol, en werkt mee aan urineonderzoek en ademonderzoek (blaastest) om dit alcoholverbod te controleren. De reclassering bepaalt met welke controlemiddelen en hoe vaak verdachte wordt gecontroleerd;
  • verdachte conformeert zich aan de afspraken die met de reclassering worden gemaakt met betrekking tot dagbesteding en invulling van vrije tijd;
  • verdachte geeft inzicht in haar financiële situatie en conformeert zich aan de afspraken die met de reclassering worden gemaakt ten aanzien van haar financiën;
- draagt de reclassering op verdachte hulp en steun te verlenen bij de naleving van de
voorwaarden;
- beveelt dat de terbeschikkingstelling met voorwaarden dadelijk uitvoerbaar is;
- legt aan de verdachte op de
maatregel strekkende tot gedragsbeïnvloeding en vrijheidsbeperkingals bedoeld in artikel 38z Sr;
opheffing bevel voorlopige hechtenis
- heft op het bevel tot voorlopige hechtenis met ingang van heden.
Dit vonnis is gewezen door mr. B.T.C. Jordaans, voorzitter, mr. J. Wentink en
mr. R.G.J. Gehring, rechters, in tegenwoordigheid van M.M. Greven-Diepenmaat, griffier, en is in het openbaar uitgesproken op 4 juli 2023.

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar dossierpagina’s, zijn dit pagina’s uit het dossier van de politie eenheid Oost-Nederland met nummer PL0600-2022113101 van 18 mei 2022. Tenzij hieronder anders wordt vermeld, wordt steeds verwezen naar bladzijden van een in de wettelijke vorm, door daartoe bevoegde personen, opgemaakt proces-verbaal.
2.Wanneer hierna wordt verwezen naar dossierpagina’s, zijn dit pagina’s uit het dossier van de politie eenheid Oost-Nederland met nummer PL0600-2022437299 van 21 september 2022. Tenzij hieronder anders wordt vermeld, wordt steeds verwezen naar bladzijden van een in de wettelijke vorm, door daartoe bevoegde personen, opgemaakt proces-verbaal.