In deze civiele zaak, behandeld door de Rechtbank Overijssel, gaat het om een geschil tussen Partij A en Partij B over een aannemingsovereenkomst. Partij A heeft een factuur van € 4.350,05 betaald aan Partij B voor verbouwingswerkzaamheden, maar stelt dat Partij B zijn verplichtingen niet is nagekomen. In conventie vordert Partij A terugbetaling van het betaalde bedrag, terwijl Partij B in reconventie schadevergoeding eist wegens vermeend verzuim van Partij A in de betaling van een andere factuur. De kantonrechter heeft beide vorderingen afgewezen. De rechter oordeelt dat Partij B in verzuim is geraakt door de werkzaamheden te staken en dat Partij A terecht de overeenkomst heeft ontbonden. De rechter concludeert dat er geen sprake is van verzuim aan de zijde van Partij A, waardoor de vordering van Partij B tot schadevergoeding niet kan worden toegewezen. De proceskosten worden gecompenseerd, wat betekent dat elke partij zijn eigen kosten draagt.