In deze zaak heeft de rechtbank Overijssel op 28 juni 2023 een vonnis gewezen in kort geding, waarin de eiser, mr. A.T. Brouwer, optreedt als curator in het faillissement van de heer [gefailleerde], die handelt onder de naam [bedrijf]. De eiser vorderde de ontruiming van een woning die door de gedaagde, wonende te [woonplaats 2], werd gehuurd van [bedrijf]. De gedaagde is niet verschenen op de zitting, waardoor verstek is verleend. De rechtbank heeft vastgesteld dat de huurovereenkomst door de curator is opgezegd op grond van artikel 39 van de Faillissementswet, met een opzegtermijn tot 31 juli 2023.
De rechtbank oordeelde dat de gedaagde ernstig tekortschiet in de nakoming van de huurovereenkomst, onder andere door het gebruik van verdovende middelen en het veroorzaken van overlast. De voorzieningenrechter heeft geoordeeld dat er voldoende spoedeisend belang is bij de vordering tot ontruiming, en dat de gedaagde de stellingen van de eiser niet heeft weersproken. Daarom is de vordering tot ontruiming toegewezen, met een termijn van veertien dagen na betekening van het vonnis voor de gedaagde om de woning te ontruimen en de sleutels in te leveren.
Daarnaast is de gedaagde veroordeeld in de proceskosten, die zijn begroot op € 744,86, en in de nakosten van € 132,00. De wettelijke rente over deze kosten is toegewezen vanaf de vijftiende dag na dagtekening van het vonnis. Het vonnis is openbaar uitgesproken door mr. J.M. Marsman.