ECLI:NL:RBOVE:2023:248

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
24 januari 2023
Publicatiedatum
25 januari 2023
Zaaknummer
08-130790-21 (P)
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Poging tot diefstal met geweld in Ledeboerpark Enschede

Op 24 januari 2023 heeft de Rechtbank Overijssel uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een 22-jarige man, die werd beschuldigd van poging tot diefstal met geweld. De zaak vond zijn oorsprong in een incident op 19 augustus 2019, waarbij de verdachte samen met anderen het slachtoffer, [aangever], naar het Ledeboerpark in Enschede had gelokt onder het voorwendsel van een seksafspraak. Eenmaal daar aangekomen, werd het slachtoffer van achteren vastgepakt, tegen de grond geduwd en met geweld bedreigd, terwijl men probeerde zijn portemonnee te stelen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte en zijn medeverdachten een nauwe en bewuste samenwerking hebben vertoond tijdens de uitvoering van het misdrijf. De rechtbank oordeelde dat de poging tot diefstal wettig en overtuigend bewezen was, ondanks de verdediging die vrijspraak bepleitte wegens gebrek aan bewijs. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een taakstraf van 240 uur, waarbij rekening is gehouden met de ernst van het feit en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. De rechtbank benadrukte dat het gebruik van geweld en de manier waarop het slachtoffer was gelokt, zwaar wogen in de strafoplegging.

Uitspraak

RECHTBANK OVERIJSSEL

Team Strafrecht
Meervoudige kamer
Zittingsplaats Almelo
Parketnummer: 08-130790-21 (P)
Datum vonnis: 24 januari 2023
Vonnis op tegenspraak in de zaak van de officier van justitie tegen:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] 2000 in [geboorteplaats] ,
wonende aan [adres] .

1.Het onderzoek op de terechtzitting

Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzitting van 10 januari 2023.
De rechtbank heeft kennis genomen van de vordering van de officier van justitie
mr. drs. J.W. Schouten en van wat door verdachte en zijn raadsvrouw mr. E.M. Keulen, advocaat in Enschede, naar voren is gebracht.

2.De tenlastelegging

De verdenking komt er, kort en zakelijk weergegeven, op neer dat verdachte, al dan niet samen met een of meer anderen, heeft geprobeerd [aangever] met geweld te beroven.
Voluit luidt de tenlastelegging aan verdachte, dat:
hij op of omstreeks 19 augustus 2019 te Enschede, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, ter uitvoering van het door verdachte en/of zijn mededader(s) voorgenomen misdrijf om een portemonnee, althans geld en/of goederen van zijn/hun gading in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan
[aangever] , in elk geval aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededader(s) toebehoorde(n) weg te nemen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid, welke poging tot diefstal werd voorafgegaan, vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen [aangever] , gepleegd met het oogmerk om die voorgenomen diefstal voor te bereiden of gemakkelijk te maken, of om, bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf en/of andere deelnemers aan het misdrijf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, door
- die [aangever] (vanachter) om zijn hals/nek vast te pakken en/of
- die [aangever] achterover te trekken waardoor hij op zijn buik terecht kwam en/of
- ( vervolgens) die [aangever] (stevig) tegen de grond te duwen/houden en/of
- tegen het hoofd van die [aangever] te schoppen/trappen.

3.De voorvragen

De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zij bevoegd is tot kennisneming van deze zaak, dat de officier van justitie ontvankelijk is in de vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.

4.De bewijsmotivering

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat het tenlastegelegde wettig en overtuigend kan worden bewezen.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft vrijspraak bepleit van het tenlastegelegde, wegens een gebrek aan overtuigend bewijs.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank gaat bij de beoordeling uit van de volgende feiten en omstandigheden.
Op 19 augustus 2019 heeft [aangever] (hierna: aangever) een afspraak gemaakt voor buitenseks met ene [naam 1] in het Ledeboerpark in Enschede. Hij is via de site [website] met [naam 1] in contact gekomen en heeft WhatsAppcontact met haar gehad. Eenmaal in het Ledeboerpark heeft aangever [naam 1] ontmoet en zijn ze samen het park ingelopen. Op een gegeven moment werd aangever plotseling van achteren vastgepakt met een arm om zijn hals en nek en is hij achterover getrokken. Hij kwam op zijn buik terecht en werd stevig door iemand tegen de grond geduwd. Daarbij voelde hij meerdere harde trappen tegen zijn hoofd. Aangever voelde dat een van de daders zijn portemonnee uit zijn broekzak probeerde te pakken. Toen is aangever hard gaan gillen en zijn de daders weggerend. Aangever heeft met zijn mobiele telefoon een video gemaakt van de daders die wegrennen, inclusief [naam 1] .
Medeverdachte [medeverdachte] heeft tijdens zijn politieverhoor verklaard dat hij op
19 augustus 2019 met een aantal anderen naar het Ledeboerpark is gereden. Hij heeft verklaard dat verdachte hierbij aanwezig was. Ze zijn na de poging tot diefstal samen met de anderen terug gerend naar de auto, zoals te zien is op de camerabeelden. [medeverdachte] heeft verdachte herkend op de camerabeelden die door aangever zijn gemaakt. Verder heeft [medeverdachte] verklaard dat aangever in het Ledeboerpark is vastgepakt en vastgehouden door verdachte.
Aangever heeft contact gehad met [naam 1] via het mobiele nummer [telefoonnummer 1] . Dit nummer is door [naam 1] gebruikt voor het maken van de seksafspraak met aangever in het Ledeboerpark. Uit de historische verkeersgegevens van de provider KPN is gebleken dat dit mobiele nummer in een mobiele telefoon was geplaatst met het IMEI-nummer [IMEI] . Over de periode 12 maart 2019 tot en met 12 september 2019 zijn drie verschillende simkaarten met de mobiele nummers [telefoonnummer 2] , [telefoonnummer 1] en [telefoonnummer 3] in deze mobiele telefoon geplaatst.
Het mobiele telefoonnummer [telefoonnummer 4] stond in de contactenlijst van getuige [getuige 1] onder de naam “ [alias] ”. Het mobiele telefoonnummer [telefoonnummer 5] stond in de contactenlijst van getuige [getuige 2] als “ [alias] bel”. In het politieverhoor en ook ter terechtzitting heeft verdachte verklaard dat zijn bijnaam [alias] is en dat meerdere mensen hem bij deze bijnaam noemen.
Uit de NAW gegevens van de advertentie van [naam 1] op [website] blijkt dat onder andere met het IP adres [IP-adres] is ingelogd op de advertentie. Dit IP adres is afgegeven aan
[naam 2] . Uit een onderzoek naar de veiliggestelde data uit de mobiele telefoon van [naam 2] komt naar voren dat het mobiele telefoonnummer [telefoonnummer 2] in zijn contacten staat onder de naam “ [medeverdachte] ”. Verder heeft [naam 2] verklaard dat [medeverdachte] een vriend van hem is en dat hij [verdachte] van de achternaam heet. Ter terechtzitting heeft verdachte bevestigd dat het telefoonnummer [telefoonnummer 2] aan hem toebehoorde.
Het medeplegen
Voor een bewezenverklaring van medeplegen dient vast komen te staan dat bij het begaan van het strafbare feit sprake is geweest van een voldoende nauwe en bewuste samenwerking met een ander. Het accent ligt daarbij op de samenwerking en minder op de vraag wie welke
feitelijke handelingen heeft verricht. De vraag wanneer de samenwerking zo nauw en bewust
is geweest dat sprake is van medeplegen kan niet in algemene zin worden beantwoord, maar
vergt een beoordeling van de concrete omstandigheden van het geval.
Gelet op de in de bijlage opgenomen bewijsmiddelen en hetgeen hiervoor is vastgesteld, is de rechtbank van oordeel dat er bij de poging tot beroving van aangever naar de uiterlijke verschijningsvorm sprake was van een nauwe en bewuste samenwerking tussen verdachte en medeverdachten. De rechtbank stelt vast dat in een relatief korte periode drie telefoonnummers in de telefoon met IMEI-nummer [IMEI] zijn gebruikt, waarvan er twee aan verdachte zijn gekoppeld en de derde gebruikt is voor het maken van de seksafspraak, terwijl verdachte vervolgens bij die afspraak aanwezig was. De rechtbank concludeert daaruit dat het telefoonnummer waarmee een seksafspraak is gemaakt in gebruik was bij verdachte en dat verdachte samen met onder andere medeverdachte [medeverdachte] naar het Ledeboerpark is gereden, alwaar zij met geweld hebben geprobeerd de portemonnee van aangever afhandig te maken, waarna zij ook samen weer zijn vertrokken. Naar het oordeel van de rechtbank is de bijdrage van verdachte zoals die blijkt uit het dossier van zodanig gewicht dat medeplegen bewezen is.
Alternatief scenario mobiele telefoon
Het door de verdediging geschetste alternatieve scenario dat verdachte zijn mobiele telefoon – waarmee het contact tussen [naam 1] en aangever heeft plaatsgevonden – heeft verkocht via Marktplaats in juli 2019, schuift de rechtbank als ongeloofwaardig terzijde. Dit alternatieve scenario is op geen enkel punt nader onderbouwd en wordt evenmin ondersteund door de bewijsmiddelen in het dossier. De rechtbank constateert immers dat alle drie de mobiele nummers die in die mobiele telefoon hebben gezeten rond de periode van het tenlastegelegde aan verdachte gekoppeld kunnen worden. De rechtbank gaat er dan ook, zoals hiervoor uiteengezet, vanuit dat de mobiele telefoon tijdens het tenlastegelegde in gebruik was bij verdachte.
De conclusie van de rechtbank
Gelet op het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat verdachte de poging tot diefstal met geweld heeft gepleegd tezamen en in vereniging met anderen, zoals ten laste gelegd.
4.4
De bewezenverklaring
De rechtbank acht op grond van de in de bijlage opgenomen bewijsmiddelen waarin zijn vervat de redengevende feiten en omstandigheden waarop de bewezenverklaring steunt wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het tenlastegelegde feit heeft begaan, met dien verstande dat:
hij op 19 augustus 2019 te Enschede, tezamen en in vereniging met anderen, ter uitvoering van het door verdachte en zijn mededaders voorgenomen misdrijf om een portemonnee, die aan [aangever] toebehoorde, weg te nemen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid, welke poging tot diefstal werd voorafgegaan, vergezeld en gevolgd van geweld tegen [aangever] , gepleegd met het oogmerk om die voorgenomen diefstal voor te bereiden of gemakkelijk te maken, door
- die [aangever] (vanachter) om zijn hals/nek vast te pakken en
- die [aangever] achterover te trekken waardoor hij op zijn buik terecht kwam en
- ( vervolgens) die [aangever] (stevig) tegen de grond te duwen/houden en
- tegen het hoofd van die [aangever] te schoppen/trappen.
De rechtbank acht niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd, zodat zij hem daarvan zal vrijspreken.

5.De strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde is strafbaar gesteld in de artikelen 45 en 312 van het Wetboek van Strafrecht (Sr). Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten. Het bewezenverklaarde levert op:
het misdrijf:
poging tot diefstal, voorafgegaan, vergezeld en gevolgd van geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden of gemakkelijk te maken, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen.

6.De strafbaarheid van verdachte

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. De rechtbank oordeelt daarom dat verdachte strafbaar is voor het bewezenverklaarde feit.

7.De op te leggen straf of maatregel

7.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat aan verdachte zal worden opgelegd een taakstraf van 180 uren en een voorwaardelijke gevangenisstraf van drie maanden met een proeftijd van twee jaren.
7.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft zich op het standpunt gesteld dat in het geval van bewezenverklaring aan verdachte geen onvoorwaardelijke gevangenisstraf moet worden opgelegd, maar dat kan worden volstaan met een (deels voorwaardelijke) taakstraf. De raadsvrouw heeft strafvermindering bepleit vanwege een overschrijding van de redelijke termijn. Verder heeft de raadsvrouw aan de rechtbank verzocht om rekening te houden met de persoonlijke omstandigheden van verdachte en met artikel 63 Sr.
7.3
De gronden voor een straf of maatregel
Bij de strafoplegging houdt de rechtbank rekening met de aard en de ernst van het gepleegde feit, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte zoals die uit het dossier en tijdens de behandeling ter terechtzitting naar voren zijn gekomen. De rechtbank acht daarbij in het bijzonder het volgende van belang.
Ernst van het feit
Verdachte heeft zich samen met anderen schuldig gemaakt aan een brutale poging tot diefstal waarbij geweld is gebruikt tegen aangever. Zij hebben aangever naar het Ledeboerpark gelokt door onder een valse naam via [website] een afspraak met hem te maken voor buitenseks. Vervolgens zijn zij aangever daar met meerdere personen te lijf gegaan met als doel hem zijn portemonnee afhandig te maken. Algemeen bekend is dat slachtoffers van dergelijke (pogingen tot) diefstal vaak afzien van het doen van aangifte omdat zij zich schamen voor de gemaakte seksafspraken. Hoewel aangever zich terecht niet heeft laten leiden door die schaamte, is het vooral een indicatie dat verdachte en zijn mededaders hun slachtoffers zoeken in een hoek waarvan zij hopen dat er geen aangifte wordt gedaan. Het gaat hier om een ingrijpende aantasting van de persoonlijke levenssfeer van aangever. De ervaring leert dat slachtoffers van een dergelijk misdrijf vaak nog langdurig psychische klachten ervaren. De rechtbank rekent dit alles verdachte zwaar aan.
De persoon van verdachte
De rechtbank heeft kennisgenomen van een uittreksel uit de Justitiële Documentatie van
13 december 2022, waaruit blijkt dat verdachte in 2021 nog is veroordeeld voor openlijke geweldpleging. De rechtbank zal gelet op het bepaalde in artikel 63 Sr hiermee rekening houden bij de strafoplegging. Ter zitting heeft verdachte verklaard dat hij momenteel woonachtig is in een kamer in Enschede en plannen heeft om te gaan samenwonen met zijn vriendin. Verdachte verwacht met haar zijn eerste kind in april 2023. Verder heeft verdachte verklaard dat hij een loodgietersopleiding heeft afgerond en aan de slag kan als loodgieter met uitzicht op een vaste baan.
Uitgangspunt en relevante factoren
De rechtbank heeft acht geslagen op de oriëntatiepunten van het Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht (LOVS) voor een straatroof met licht geweld en neemt zodoende een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van zes maanden als uitgangspunt bij de strafoplegging. Strafverzwarend acht de rechtbank het soort toegepast geweld, namelijk het schoppen tegen het hoofd, alsmede het via [website] benaderen en uitzoeken van het slachtoffer en het medeplegen. In strafverminderende mate houdt de rechtbank er rekening mee dat het bij een poging tot diefstal is gebleven, waarvoor ook een lager strafmaximum geldt.
Voor zover de raadsvrouw heeft betoogd dat sprake is van een overschrijding van de redelijke termijn en dit om die reden zou moeten leiden tot strafvermindering, is de rechtbank van oordeel dat daarvan in de onderhavige zaak geen sprake is. Het strafbare feit is weliswaar al op 19 augustus 2019 gepleegd; verdachte is eerst op 28 januari 2021 als verdachte gehoord. Van overschrijding van de redelijke termijn is dus geen sprake. Wel zal de rechtbank rekening houden met het tijdsverloop en om die reden verdachte geen onvoorwaardelijke gevangenisstraf meer opleggen.
Alles overwegende is de rechtbank van oordeel dat de ernst van het feit nog steeds aansluit bij het uitgangspunt van zes maanden gevangenisstraf. De rechtbank kiest, gelet op het tijdsverloop en de persoonlijke omstandigheden van verdachte, ervoor om een straf in een andere modaliteit op te leggen dan doorgaans voor dit soort strafbare feiten wordt opgelegd.
In de ernst van het feit zoals hiervoor verwoord, ziet de rechtbank redenen om verdachte een hogere straf op te leggen dan door de officier van justitie geëist.
Conclusie
Alles afwegende acht de rechtbank een taakstraf van 240 uren passend en geboden.

8.De toegepaste wettelijke voorschriften

De hierna te nemen beslissing berust op de hiervoor genoemde wetsartikelen. Daarnaast berust deze beslissing op de artikelen 9, 22c en 22d Sr.

9.De beslissing

De rechtbank:
bewezenverklaring
- verklaart bewezen dat verdachte het tenlastegelegde heeft begaan, zoals hierboven omschreven;
- verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd en spreekt hem daarvan vrij;
strafbaarheid feit
- verklaart het bewezenverklaarde strafbaar;
- verklaart dat het bewezenverklaarde het volgende strafbare feit oplevert:
het misdrijf:
poging tot diefstal, voorafgegaan, vergezeld en gevolgd van geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden of gemakkelijk te maken, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen.
strafbaarheid verdachte
- verklaart verdachte strafbaar voor het bewezenverklaarde;
straf
- veroordeelt de verdachte tot een
taakstraf, bestaande uit het verrichten van onbetaalde arbeid voor de duur van
240 (tweehonderd veertig) uren;
- beveelt, voor het geval dat de verdachte de taakstraf niet naar behoren verricht, dat
vervangende hechteniszal worden toegepast voor de duur van
120 (honderdtwintig) dagen.
Dit vonnis is gewezen door mr. P.M.F. Schreurs, voorzitter, mr. B.T.C. Jordaans en
mr. M.W. Eshuis, rechters, in tegenwoordigheid van mr. K.J. ten Brink, griffier, en is in het openbaar uitgesproken op 24 januari 2023.
Buiten staat
Mr. M.W. Eshuis is niet in de gelegenheid dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage bewijsmiddelen
Leeswijzer
Deze bijlage maakt deel uit van het vonnis en bevat de bewijsmiddelen.
Wanneer hierna wordt verwezen naar dossierpagina’s, zijn dit pagina’s uit het dossier van politie eenheid Oost-Nederland met nummer PL0600-2019369412. Tenzij hieronder anders wordt vermeld, wordt steeds verwezen naar pagina’s van een in de wettelijke vorm, door daartoe bevoegde personen, opgemaakt proces-verbaal.
1. Het proces-verbaal van aangifte van [aangever] van 28 augustus 2019, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven (pagina’s 11-12):
Ik kreeg van telefoonnummer [telefoonnummer 5] een whatsapp bericht. In dit bericht stond dat zij [naam 1] was van [website] . Op 19 augustus 2019 ben ik naar Enschede gereden. Ik ben samen met [naam 1] het Ledeboerpark ingelopen. Plotseling werd ik van achteren vastgepakt. Met een arm om mijn hals/nek ben ik vastgepakt en achterover getrokken. Door een bepaalde draai kwam ik op mijn buik terecht. Ik voelde dat ik op dat moment stevig door iemand tegen de grond werd geduwd. Ik voelde meerdere harde trappen tegen mijn voorhoofd en achterhoofd. Ik voelde dat een van de mannen probeerde om mijn portemonnee uit mijn broekzak te pakken.
2. Het proces-verbaal van verhoor verdachte [medeverdachte] van 24 november 2020, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven (pagina’s 98 en 100-101):
Wij zijn naar het Ledeboerpark gereden. [medeverdachte] was er in ieder geval bij. Ik moest erheen rijden van [medeverdachte] . Die dikkere met die witte jas op de camerabeelden is [medeverdachte] . Aangever is vastgepakt en vastgehouden door [medeverdachte] .
3. Het proces-verbaal van bevindingen van 17 september 2019, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven (pagina 17):
Uit de geleverde historische verkeersgegevens door de provider KPN is gebleken dat het mobiele nummer [telefoonnummer 1] , in gebruik bij [naam 1] , in een mobiele telefoon was geplaatst en dat deze mobiele telefoon is voorzien van het IMEI-nummer [IMEI] .
4. Het proces-verbaal van bevindingen van 17 september 2019, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven (pagina 22):
Uit de geleverde historische verkeersgegevens door de provider KPN is gebleken dat er over de periode 12 maart 2019 tot en met 12 september 2019 drie verschillende simkaarten met de mobiele nummers [telefoonnummer 2] , [telefoonnummer 1] en [telefoonnummer 3] in de mobiele telefoon met het IMEI-nummer [IMEI] waren geplaatst.
5. Het proces-verbaal van bevindingen van 18 oktober 2019, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven (pagina 40):
Door [bedrijf] B.V. zijn de NAW gegevens van [naam 1] van advertentienummer [nummer] geleverd. Ik zag dat [naam 1] via de volgende data en IP adres op haar advertentie heeft ingelogd:
IP Adres [IP-adres] .
6. Het proces-verbaal van bevindingen van 25 oktober 2019, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven (pagina 44):
De NAW gegevens van het IP adres [IP-adres] zijn geleverd door de provider KPN. Volgens de provider KPN is dit IP adres afgegeven aan dhr [naam 2] .
7. Het proces-verbaal van bevindingen van 4 november 2019, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven (pagina’s 47-48):
Ik heb nader onderzoek gedaan naar de veiliggestelde data van de mobiele telefoon van [naam 2] . Ik zag dat de volgende contacten van [naam 2] voorkwamen:
nummer en naam
[telefoonnummer 2] [medeverdachte]
Op maandag 15 juli 2019 is er in de zaak Melbourne, waarin [naam 2] als verdachte is gehoord, aan hem gevraagd wie zijn vrienden zijn. Hij verklaart dat hij met [medeverdachte] omgaat en dat [medeverdachte] [verdachte] van de achternaam heet.
8. Het proces-verbaal van bevindingen van 27 januari 2020, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven (pagina 54):
Ik verbalisant zag dat het mobiele telefoonnummer [telefoonnummer 4] in de contactenlijst van [naam 3] voorkwam onder de naam: [alias] . Ik verbalisant zag dat het mobiele telefoonnummer [telefoonnummer 5] in de contactenlijst van [naam 4] voorkwam onder de naam: [alias] bel.
9. Het proces-verbaal van de terechtzitting van 10 januari 2023, voor zover inhoudende de verklaring van verdachte, zakelijk weergegeven:
Mijn bijnaam is [alias] en ik word door meerdere mensen zo genoemd. Het telefoonnummer [telefoonnummer 2] was inderdaad van mij.