ECLI:NL:RBOVE:2023:2457

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
30 juni 2023
Publicatiedatum
30 juni 2023
Zaaknummer
08.003415.23 en 08.140128.23 (gev.ttz) (P)
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling van een man voor feitelijke aanranding van de eerbaarheid en mishandeling in een GGZ-instelling

Op 30 juni 2023 heeft de Rechtbank Overijssel een 35-jarige man veroordeeld tot een voorwaardelijke gevangenisstraf van drie maanden met een proeftijd van drie jaren. De man werd beschuldigd van feitelijke aanranding van de eerbaarheid van een GGZ-verpleegkundige en van mishandeling van een andere cliënt in de instelling. De rechtbank oordeelde dat de man op 27 september 2022 de verpleegkundige, terwijl zij aan het werk was, heeft aangerand door haar te kussen en haar fysiek te overmeesteren. Dit gebeurde in een context waarin de verpleegkundige zich niet kon onttrekken aan de situatie, wat leidde tot een inbreuk op haar seksuele integriteit. De rechtbank achtte het gedrag van de man, die eerder seksuele toespelingen had gemaakt, als een ernstige schending van de sociaal-ethische normen.

Daarnaast vond er op 27 mei 2023 een incident plaats waarbij de man een stoel naar een andere cliënt gooide en deze in het gezicht schopte. De rechtbank oordeelde dat, hoewel niet bewezen kon worden dat de man opzet had op het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel, er wel sprake was van opzet op het toebrengen van letsel en dat dit leidde tot een veroordeling voor mishandeling. De rechtbank hield rekening met de psychische kwetsbaarheid van de man, maar oordeelde dat dit niet afdeed aan de ernst van zijn daden. De rechtbank legde een voorwaardelijke straf op, waarbij de man zich gedurende de proeftijd aan bepaalde voorwaarden moet houden.

Uitspraak

RECHTBANK OVERIJSSEL

Team Strafrecht
Meervoudige kamer
Zittingsplaats Almelo
Parketnummer: 08.003415.23 en 08.140128.23 (gev.ttz) (P)
Datum vonnis: 30 juni 2023
Vonnis op tegenspraak in de zaak van de officier van justitie tegen:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] 1988 in [geboorteplaats] ,
ingeschreven op het adres [adres] ,
nu verblijvende bij [verblijfplaats] .

1.Het onderzoek op de terechtzitting

Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzitting van 16 juni 2023.
De rechtbank heeft kennis genomen van de vordering van de officier van justitie
mr. S. Leusink-Van Dijk en van wat door verdachte en zijn raadsman mr. J.C. Stam, advocaat in Borne, naar voren is gebracht.

2.De tenlastelegging

De verdenking komt er, kort en zakelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
08.003415.23
[slachtoffer 1] heeft aangerand;
08.140128.23
heeft geprobeerd [slachtoffer 2] zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, dan wel te mishandelen.
Voluit luidt de tenlastelegging aan verdachte, dat:
08.003415.23
hij op of omstreeks 27 september 2022 te Enschede, althans in Nederland, [slachtoffer 1] door geweld of een andere feitelijkheid en/of bedreiging met geweld of een andere
feitelijkheid heeft gedwongen tot het dulden van een of meer ontuchtige handelingen,
te weten
- het kussen/zoenen (op de mond) van die [slachtoffer 1] waarbij dat geweld en/of een andere feitelijkheid en/of de bedreiging met geweld en/of een andere feitelijkheid er in hebben bestaan dat verdachte
- met beide armen het bovenlichaam van die [slachtoffer 1] heeft vastgepakt en/of
- ( vervolgens) die [slachtoffer 1] van haar stoel heeft afgetrokken en/of
- die [slachtoffer 1] op de grond heeft geduwd en/of
- ( toen die [slachtoffer 1] op de grond lag) op die [slachtoffer 1] is gaan zitten, althans over haar heen is gebogen, althans die [slachtoffer 1] heeft belet op te staan en/of weg te komen en/of
- ( terwijl die [slachtoffer 1] hem, verdachte, van zich af probeerde te krijgen en/of
probeerde haar armen voor haar gezicht te houden) de armen van die [slachtoffer 1] heeft vastgepakt en/of voor haar gezicht heeft weggetrokken en/of
- ( vervolgens) de armen van die [slachtoffer 1] boven haar hoofd heeft vastgehouden en/of (aldus) misbruik heeft gemaakt van zijn fysieke overwicht ten opzicht van die [slachtoffer 1] en/of
- ( meermalen) voorbij is gegaan aan de verbale en/of non-verbale signalen van verzet/weerstand van die [slachtoffer 1] en/of (aldus) voor die [slachtoffer 1] een bedreigende situatie heeft doen ontstaan;
08.140128.23
hij op of omstreeks 27 mei 2023 te Hengelo, althans in Nederland, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan [slachtoffer 2] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen
- (met kracht) een stoel tegen, althans richting het gezicht/hoofd, althans het lichaam van voornoemde [slachtoffer 2] heeft gegooid en/of
- voornoemde [slachtoffer 2] één of meermalen (met meer dan geringe kracht) (met zijn gebalde vuist) in het gezicht, althans op/tegen het hoofd en/of handen en/of lichaam heeft geslagen en/of
- voornoemde [slachtoffer 2] één of meermalen (met meer dan geringe kracht) (met geschoeide voet) tegen de neus, althans in het gezicht, althans op/tegen het hoofd en/of lichaam heeft geschopt terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 27 mei 2023 te Hengelo, althans in Nederland, [slachtoffer 2] heeft mishandeld door
- (met kracht) een stoel tegen, althans richting het gezicht/hoofd, althans het lichaam van voornoemde [slachtoffer 2] te gooien en/of
- één of meermalen (met meer dan geringe kracht) (met zijn gebalde vuist) in het gezicht, althans op/tegen het hoofd en/of handen en/of lichaam van voornoemde [slachtoffer 2] te slaan en/of
- één of meermalen (met meer dan geringe kracht) (met geschoeide voet) tegen de neus, althans in het gezicht, althans op/tegen het hoofd en/of lichaam van voornoemde [slachtoffer 2] te schoppen.

3. De voorvragen

De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zij bevoegd is tot kennisneming van deze zaak, dat de officier van justitie ontvankelijk is in de vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.

4.De bewijsmotivering

08.003415.23
4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat het ten laste gelegde feit wettig en overtuigend bewezen kan worden.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich op het standpunt gesteld dat niet kan worden bewezen dat het handelen van verdachte een ontuchtig karakter heeft gehad als bedoeld in artikel 246 van het Wetboek van Strafrecht (Sr), zodat verdachte dient te worden vrijgesproken.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
Het dossier bevat, in het kort, een aangifte van [slachtoffer 1] (hierna: [slachtoffer 1] ) waarin zij onder meer verklaart dat zij op 27 september 2022 dienst had als GGZ-verpleegkundige bij [instelling] . Op enig moment was verdachte bij [slachtoffer 1] bij de verpleegpost geweest voor medicatie. Verdachte heeft toen gezegd dat ze er mooi uitzag en vroeg [slachtoffer 1] of ze een keer met hem uit wilde. [slachtoffer 1] heeft in reactie daarop kenbaar gemaakt dat zij niet gediend was van deze opmerkingen en dat verdachte moest vertrekken. Enige tijd daarna kwam verdachte opnieuw bij [slachtoffer 1] voor medicatie. Toen [slachtoffer 1] in de verpleegpost op haar computer bezig was, werd zij plotseling door verdachte van de stoel op de grond getrokken, waarna verdachte haar onderarmen vastgreep en probeerde haar armen, waarmee [slachtoffer 1] haar gezicht probeerde te beschermen, bij haar gezicht weg te krijgen. [slachtoffer 1] verweerde zich tegen verdachte, maar kon niet voorkomen dat zij op haar mond werd gekust. Op het moment dat [slachtoffer 1] schreeuwde dat verdachte haar los moest laten, liet verdachte haar los. Door het incident liep [slachtoffer 1] letsel op.
Verdachte heeft bij de politie en ter terechtzitting een verklaring afgelegd over het incident die vrijwel volledig overeenkomt met de aangifte van [slachtoffer 1] . Verdachte wilde aandacht en had een kusje nodig.
De raadsman heeft onder meer aangevoerd dat verdachte [slachtoffer 1] weliswaar een kus heeft gegeven, maar dat het geven van een kus niet gekwalificeerd kan worden als een ontuchtige handeling.
Uit de wetsgeschiedenis blijkt dat het doel van de zedelijkheidswetgeving is het beschermen van de seksuele integriteit van personen die daartoe op een bepaald moment, dan wel in het algemeen, zelf niet in staat zijn. Verder blijkt dat de wetgever handelingen van seksuele aard strafbaar heeft willen stellen, voor zover die in strijd zijn met de sociaal ethische norm. Voor de vraag of een handeling als ontuchtige handeling kan worden aangemerkt, is niet doorslaggevend of de dader met de handeling zélf ontuchtige bedoelingen had. Het gaat om handelingen van seksuele aard die in strijd met de sociaal ethische norm zijn.
De rechtbank is van oordeel dat het geven van een kus op zichzelf bezien niet zonder meer een ontuchtige handeling hoeft op te leveren, maar wel in de context van de onderhavige zaak. Immers, het vastpakken van [slachtoffer 1] , van de stoel aftrekken, op de grond duwen, voorbij gaan aan signalen van verzet en weerstand en het vervolgens geven van een kus op de mond, is op te vatten als een handeling die inbreuk maakt op de seksuele integriteit van aangeefster en in strijd is met de sociaal ethische norm. Daarbij weegt de rechtbank mee dat verdachte voorafgaand aan zijn handelingen toespelingen van seksuele aard heeft gemaakt naar [slachtoffer 1] en dat verdachte heeft verklaard dat hij aandacht nodig had en een kus wilde.
De rechtbank is van oordeel dat het door verdachte op de mond kussen van [slachtoffer 1] gelet op voornoemde feiten en omstandigheden een handeling is die in strijd is met de algemeen aanvaarde sociaal ethische norm en daarom een ontuchtig karakter heeft.
De rechtbank komt tot bewezenverklaring van het ten laste gelegde feit op grond van de volgende bewijsmiddelen, waarbij de rechtbank - nu verdachte de ten laste gelegde handelingen heeft bekend - zal volstaan met een opsomming van de bewijsmiddelen [1] .
1.
Het proces-verbaal van de terechtzitting van 16 juni 2023, voor zover inhoudende de bekennende verklaring van de verdachte;
2.
Het proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer 1] , van 27 september 2022, met bijlage, pagina’s 10 t/m 15, voor zover inhoudende de verklaring van aangeefster.
Gelet op voornoemde bewijsmiddelen is de rechtbank van oordeel dat het ten laste gelegde feit wettig en overtuigend bewezen is.
08.140128.23
4.4
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat het primair ten laste gelegde feit wettig en overtuigend bewezen kan worden. Ten aanzien van het tweede gedachtestreepje (het slaan) heeft de officier van justitie aangevoerd dat verdachte daarvan dient te worden vrijgesproken omdat dat niet wettig en overtuigend bewezen kan worden.
4.5
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich op het standpunt gesteld dat verdachte van het primair ten laste gelegde feit moet worden vrijgesproken omdat niet kan worden bewezen dat verdachte met zijn handelen (voorwaardelijk) opzet heeft gehad op het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel bij [slachtoffer 2] . Ten aanzien van de subsidiair ten laste gelegde mishandeling refereert de raadsman zich aan het oordeel van de rechtbank.
4.6
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank stelt op basis van de bewijsmiddelen vast dat op 27 mei 2023 een confrontatie heeft plaatsgevonden tussen verdachte en [slachtoffer 2] (hierna: [slachtoffer 2] ). [slachtoffer 2] heeft verklaard dat verdachte een stoel naar hem gooide en dat verdachte hem een schop in zijn gezicht heeft gegeven. Het handelen van verdachte veroorzaakte pijn en letsel bij [slachtoffer 2] . Getuigen [getuige 1] en [getuige 2] ondersteunen beiden de verklaring van [slachtoffer 2] ten aanzien van het gooien van de stoel en de schop in het gezicht. Verdachte erkent dat hij een stoel tegen het lichaam van [slachtoffer 2] heeft gegooid en dat hij één keer heeft geschopt.
Gelet op het vorenstaande stelt de rechtbank vast dat verdachte een stoel tegen [slachtoffer 2] heeft gegooid en dat hij hem in het gezicht heeft geschopt.
De rechtbank zal verdachte ten aanzien van het deel van de tenlastelegging dat ziet op “één of meermalen (met meer dan geringe kracht) (met zijn gebalde vuist) in het gezicht, althans op/tegen het hoofd en/of handen en/of lichaam van voornoemde [slachtoffer 2] te slaan” vrijspreken, nu uit de bewijsmiddelen onvoldoende blijkt dat verdachte heeft geslagen.
De vraag is vervolgens of kan worden bewezen dat verdachte met zijn handelen heeft beoogd [slachtoffer 2] zwaar lichamelijk letsel toe te brengen. De rechtbank beantwoordt die vraag ontkennend. Zo is niet gebleken op welk deel van het lichaam [slachtoffer 2] is geraakt met de stoel, met hoeveel kracht verdachte [slachtoffer 2] in zijn gezicht heeft geschopt en is er onvoldoende bekend over de aard en de ernst van het letsel van [slachtoffer 2] . Gelet hierop kan niet worden bewezen dat verdachte met zijn handelen opzet heeft gehad op het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel, ook niet in voorwaardelijke zin. Verdachte zal dan ook van het primair ten laste gelegde worden vrijgesproken.
Wel is er in ieder geval sprake geweest van opzet op het toebrengen van letsel en/of pijn in algemene zin; dat opzet volgt rechtstreeks uit het met een stoel tegen het lichaam van [slachtoffer 2] te gooien en met geschoeide voet in het gezicht van [slachtoffer 2] te schoppen. Dit levert een eenvoudige mishandeling op.
Gelet op het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat het subsidiair ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen is.
4.7
De bewezenverklaring
De rechtbank acht op grond van de opgegeven bewijsmiddelen en de in de bijlage opgenomen bewijsmiddelen waarin zijn vervat de redengevende feiten en omstandigheden waarop de bewezenverklaring steunt wettig en overtuigend bewezen dat verdachte de ten laste gelegde feiten heeft begaan, met dien verstande dat:
08.003415.23
hij op 27 september 2022 te Enschede, [slachtoffer 1] door geweld of een andere feitelijkheid heeft gedwongen tot het dulden van een ontuchtige handeling, te weten
- het kussen (op de mond) van die [slachtoffer 1] waarbij dat geweld of een andere feitelijkheid er in hebben bestaan dat verdachte
- met beide armen het bovenlichaam van die [slachtoffer 1] heeft vastgepakt en
- ( vervolgens) die [slachtoffer 1] van haar stoel heeft afgetrokken en
- die [slachtoffer 1] op de grond heeft geduwd en
- ( toen die [slachtoffer 1] op de grond lag) op die [slachtoffer 1] is gaan zitten en
- ( terwijl die [slachtoffer 1] hem, verdachte, van zich af probeerde te krijgen en probeerde haar armen voor haar gezicht te houden) de armen van die [slachtoffer 1] heeft vastgepakt en voor haar gezicht heeft weggetrokken en
- ( vervolgens) de armen van die [slachtoffer 1] boven haar hoofd heeft vastgehouden en (aldus) misbruik heeft gemaakt van zijn fysieke overwicht ten opzicht van die [slachtoffer 1] en
- ( meermalen) voorbij is gegaan aan de verbale en/of non-verbale signalen van verzet/weerstand van die [slachtoffer 1] en (aldus) voor die [slachtoffer 1] een bedreigende situatie heeft doen ontstaan.
08.140128.23
hij op 27 mei 2023 te Hengelo, [slachtoffer 2] heeft mishandeld door
- met kracht een stoel tegen het lichaam van voornoemde [slachtoffer 2] te gooien en
- met geschoeide voet in het gezicht van voornoemde [slachtoffer 2] te schoppen.
De rechtbank acht niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd, zodat zij hem daarvan zal vrijspreken.
De in de tenlastelegging voorkomende taal- en/of schrijffouten zijn verbeterd in de bewezenverklaring. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.

5.De strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde is strafbaar gesteld in de artikelen 246 en 300 Sr. Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten. Het bewezenverklaarde levert op:
08.003415.23
het misdrijf: feitelijke aanranding van de eerbaarheid;
08.140128.23 subsidiair
het misdrijf: mishandeling.

6.De strafbaarheid van verdachte

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. De rechtbank oordeelt daarom dat verdachte strafbaar is voor de bewezenverklaarde feiten.

7.De op te leggen straf of maatregel

7.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van drie maanden voorwaardelijk met een proeftijd van drie jaren.
7.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft aangevoerd dat strafvermindering moet worden toegepast, omdat er sprake is van een onherstelbaar vormverzuim in de zin van artikel 359a van het Wetboek van Strafvordering (hierna: Sv). De raadsman heeft daartoe naar voren gebracht dat er sprake is van overschrijding van de termijn voor het ophouden voor onderzoek. Verdachte is 53 minuten te lang vastgehouden. Het recht van verdachte op zijn bewegingsvrijheid is aangetast zoals bedoeld in artikel 5 EVRM en artikel 2, 4e protocol EVRM. De raadsman heeft verzocht dit vormverzuim in strafmatigende zin mee te wegen. Daarnaast heeft de raadsman verzocht om rekening te houden met de persoon van verdachte en de omstandigheid dat er een zorgmachtiging ligt. Verder heeft verdachte reeds de gevolgen van zijn handelen ervaren binnen [instelling] . Een schuldigverklaring zonder straf of maatregel is een passende afdoening.
7.3
Vormverzuim
De rechtbank is van oordeel dat het te lang ophouden voor onderzoek op grond van artikel 56a, tweede lid Sv, een onherstelbaar vormverzuim oplevert als bedoeld in artikel 359a Sv.
Bij de beoordeling of, en zo ja welk, gevolg aan dit verzuim verbonden dient te worden, houdt de rechtbank rekening met het belang dat het geschonden voorschrift dient, de ernst van het verzuim en het nadeel dat daardoor is veroorzaakt. Het belang van het voorschrift is dat de verdachte na negen uur in vrijheid dient te worden gesteld, tenzij de verdachte in verzekering wordt gesteld of voor de rechter-commissaris wordt geleid.
In casu is de verdachte 53 minuten te lang opgehouden voor verhoor. De vraag is echter, welk nadeel de verdachte als gevolg van dit vormverzuim heeft geleden. De raadsman heeft weliswaar in zijn algemeenheid gewezen op nadeel, (aantasting van de bewegingsvrijheid en psychisch kwetsbaar persoon) maar dit is niet nader geconcretiseerd.
De rechtbank is daarom, mede gelet op de geringe termijnoverschrijding en de geringe ernst van het verzuim, van oordeel dat niet is gebleken van een dusdanig concreet nadeel voor verdachte dat dit tot strafvermindering moet leiden, zodat in dit geval zal worden volstaan met de enkele constatering van het vormverzuim.
7.4
De gronden voor een straf of maatregel
Bij de strafoplegging houdt de rechtbank rekening met de aard en de ernst van de gepleegde feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en de persoon van verdachte zoals die uit het dossier en tijdens de behandeling ter terechtzitting naar voren zijn gekomen. De rechtbank acht daarbij in het bijzonder het volgende van belang.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan feitelijke aanranding van de eerbaarheid van [slachtoffer 1] , terwijl zij, mede voor verdachte, bezig was met haar werkzaamheden als GGZ-verpleegkundige in de instelling waar verdachte op dat moment verbleef. Ontuchtige handelingen, van welke aard en intensiteit ook, vormen een inbreuk op de lichamelijke integriteit. Het was een uiterst bedreigende situatie voor [slachtoffer 1] . Zij kon zich niet aan het gedrag van verdachte onttrekken aangezien verdachte haar belette om weg te komen. Pas toen [slachtoffer 1] schreeuwde dat verdachte haar los moest laten, liet hij haar los en kon zij haar collega’s alarmeren. Verdachte heeft met zijn handelingen geen rekening gehouden met de gevoelens van [slachtoffer 1] . De rechtbank kan zich voorstellen dat het incident veel indruk heeft gemaakt op [slachtoffer 1] . Weliswaar volgt uit het reclasseringsadvies dat verdachte psychisch kwetsbaar is en bijzondere zorg behoeft, maar dat laat onverlet dat hij – zo is ook ter terechtzitting gebleken – weet dat hij niet ongevraagd vrouwen mag kussen. De rechtbank rekent dit alles verdachte zwaar aan.
Verdachte heeft zich ook schuldig gemaakt aan mishandeling van [slachtoffer 2] die op dat moment in de zelfde instelling verbleef als verdachte. Dergelijk gewelddadig gedrag is zeer bedreigend en versterkt de gevoelens van angst en onveiligheid. Helemaal in een instelling waar kwetsbare personen verblijven. Dit blijkt ook uit de verklaringen van [slachtoffer 2] die zich niet meer veilig voelt en de verklaringen van de medewerkers van [instelling] die getuige zijn geweest van het incident en onder de indruk waren van de mate van geweld. Daarnaast kunnen de slachtoffers van dergelijk geweld daarvan nog langdurig psychische klachten ondervinden. Ook dit rekent de rechtbank verdachte zwaar aan.
Bij haar beslissing houdt de rechtbank rekening met:
  • een uittreksel uit de justitiële documentatie van verdachte van 13 juni 2023;
  • een reclasseringsadvies van 3 mei 2023, opgemaakt door [reclasseringswerker] , reclasseringswerker bij Reclassering Nederland.
In het reclasseringsadvies staat onder meer beschreven, zakelijk weergegeven, dat verdachte psychisch kwetsbaar is. Naast klinische zorg is er altijd sprake geweest van ambulante zorg
door GGZ [instelling] . De familie van verdachte heeft altijd mantelzorg verleend. Verdachte weet van zichzelf dat hij achterdochtig wordt als de stress toeneemt. Hij weet ook dat middelengebruik zijn psychische conditie verslechterd, maar juist bij toenemen van stress heeft hij de neiging wiet en/of alcohol te gebruiken. Voorafgaand aan het ten laste gelegde had verdachte ook te kampen met stress en heeft hij wiet gebruikt. Inmiddels gaat het beter met verdachte en staat hij op het punt om over geplaatst te worden naar een open afdeling. Voor de lange termijn is de planning dat verdachte wordt overgeplaatst naar een RIBW of vergelijkbare woonvorm. Naar aanleiding van het ten laste gelegde is verdachte door [instelling] verwezen naar Transfore voor risico analyse en het opstellen van een delictpreventie plan. Dit traject is inmiddels afgerond. Het risico op recidive wordt ingeschat als gemiddeld. Bij een veroordeling adviseert de reclassering een geheel of gedeeltelijk voorwaardelijke straf zonder bijzondere voorwaarden. De reclassering acht interventies of toezicht niet geïndiceerd. De reclassering ziet contra-indicaties ten aanzien van een gevangenisstraf of een taakstraf. In 2021 is een zorgmachtiging afgegeven die meerdere keren is verlengd en nog steeds geldig is.
De rechtbank acht de oplegging van een gevangenisstraf passend en geboden gelet op de ernst van de feiten. De rechtbank heeft bij het bepalen van de strafmodaliteit en de hoogte daarvan rekening gehouden met het advies van reclassering. Daarnaast houdt de rechtbank er rekening mee dat, gelet op de psychische problematiek van verdachte, er voldoende aanwijzingen zijn dat verdachte ten tijde van het feit niet volledig toerekeningsvatbaar was.
Tenslotte houdt de rechtbank rekening met de gevolgen die het handelen van verdachte reeds voor hem hebben gehad binnen [instelling] . Zo heeft verdachte na de aanranding ongeveer 8 maanden gesloten gezeten bij de [instelling] , terwijl [instelling] op zoek was naar een passende plek voor verdachte.
De rechtbank is van oordeel dat de door de raadsman verzochte afdoening geen recht doet aan de aard en de ernst van de bewezenverklaarde feiten.
Alles afwegende acht de rechtbank een straf zoals door de officier van justitie is geëist, te weten een voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van drie maanden, met een proeftijd van drie jaren, passend en geboden.

8.De toegepaste wettelijke voorschriften

De hierna te nemen beslissing berust op de hiervoor genoemde wetsartikelen. Daarnaast berust deze beslissing op de artikelen 14a, 14b en 14c Sr.

9.De beslissing

De rechtbank:
vrijspraak
- verklaart niet bewezen dat verdachte het onder parketnummer 08.140128.23 primair ten laste gelegde heeft begaan en spreekt hem daarvan vrij;
bewezenverklaring
- verklaart bewezen dat verdachte het onder 08.003415.23 en 08.140128.23 subsidiair ten laste gelegde heeft begaan, zoals hierboven omschreven;
- verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd en spreekt hem daarvan vrij;
strafbaarheid feiten
- verklaart het bewezen verklaarde strafbaar;
- verklaart dat het bewezen verklaarde de volgende strafbare feiten oplevert:
08.003415.23
het misdrijf: feitelijke aanranding van de eerbaarheid;
08.140128.23 subsidiair
het misdrijf: mishandeling;
strafbaarheid verdachte
- verklaart verdachte strafbaar voor het onder parketnummers 08.003415.23 en 08.140128.23 subsidiair bewezen verklaarde;
straf
- veroordeelt verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
3 (drie) maanden;
- bepaalt dat deze gevangenisstraf
in zijn geheel niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten. De rechter kan de tenuitvoerlegging gelasten indien de verdachte voor het einde van de
proeftijd van 3 (drie) jarende navolgende voorwaarde(n) niet is nagekomen:
- stelt als
algemene voorwaardedat de verdachte:
- zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
Dit vonnis is gewezen door mr. R.J.G. Gehring, voorzitter, mr. C.C.S. Bordenga-Koppes en mr. D. van den Berg, rechters, in tegenwoordigheid van H.J.A. Teerlink, griffier, en is in het openbaar uitgesproken op 30 juni 2023.
Bijlage bewijsmiddelen
Leeswijzer
Deze bijlage maakt deel uit van het vonnis en bevat de bewijsmiddelen.
Wanneer hierna wordt verwezen naar dossierpagina’s, zijn dit pagina’s uit het dossier van politie eenheid Oost-Nederland met nummer PL0600-2023235838. Tenzij hieronder anders wordt vermeld, wordt steeds verwezen naar pagina’s van een in de wettelijke vorm, door daartoe bevoegde personen, opgemaakt proces-verbaal.
08.140128.23
1.
Het proces-verbaal van de terechtzitting van 16 juni 2023, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven, als verklaring van verdachte:
Op 27 mei 2023 heb ik een stoel tegen het lichaam van [slachtoffer 2] gegooid.
2.
Het proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer 2] , van 27 mei 2023, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven, als verklaring van aangever:
[verdachte] kwam ook naar de patio. Uit het niets gaf hij mij ineens een trap in mijn gezicht. Ik voelde dat zijn voet op mijn neus terecht kwam. Dit veroorzaakte pijn bij mij.
3.
Het proces-verbaal van verhoor getuige [getuige 1] , van 6 juni 2023, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven, als verklaring van getuige:
Op 27 mei 2023 was ik aan het werk bij [instelling] te Hengelo. In de avond zat ik met mijn collega op de eerste verdieping buiten op het balkon. Toen hoorde ik ineens een schreeuw. Ik keek naar beneden en zag twee cliënten op de patio genaamd [verdachte] en [slachtoffer 2] . Ik zag dat [verdachte] een andere stoel pakte en deze richting [slachtoffer 2] gooide. [verdachte] gooide de stoel met twee handen. Dit gebeurde echt met kracht. Ook zag ik dat [verdachte] , [slachtoffer 2] in het gezicht
schopte.
4.
Het proces-verbaal van verhoor getuige [getuige 2] , van 6 juni 2023, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven, als verklaring van getuige:
Ik keek naar beneden en zag twee cliënten op de patio genaamd [verdachte] en [slachtoffer 2] . Ik zag dat [verdachte] een andere stoel pakte en deze richting [slachtoffer 2] gooide. [verdachte] gooide de stoel met twee handen. Dit gebeurde echt met kracht. Ik zag dat [verdachte] , met volle kracht in het gezicht trapte.

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar dossierpagina’s, zijn dit pagina’s uit het dossier van de politie eenheid Oost-Nederland met onderzoeksnummer ONRBC22263/Padua. Tenzij hieronder anders wordt vermeld, wordt steeds verwezen naar bladzijden van een in de wettelijke vorm, door daartoe bevoegde personen, opgemaakt proces-verbaal.