7.3De gronden voor een straf of maatregel
Bij de strafoplegging houdt de rechtbank rekening met de aard en de ernst van het gepleegde feit, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte zoals die uit het dossier en tijdens de behandeling ter terechtzitting naar voren zijn gekomen. De rechtbank acht daarbij in het bijzonder het volgende van belang.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan mishandeling van buitengewoon opsporingsambtenaar [slachtoffer]. [slachtoffer] was op dat moment op het station in Enschede aan het werk in zijn functie als buitengewoon opsporingsambtenaar van de NS. [slachtoffer] was in die hoedanigheid verantwoordelijk voor de veiligheid op en rondom het station, sprak verdachte aan op zijn gedrag en verzocht hem het station te verlaten. In plaats van gehoor te geven aan het verzoek van [slachtoffer] ging verdachte de confrontatie aan en sloeg [slachtoffer] uit het niets met kracht in het gezicht. Door de klap is het kunstgebit van [slachtoffer] gebroken. Door zo te handelen heeft verdachte inbreuk gemaakt op de lichamelijke integriteit van [slachtoffer] en hem pijn en letsel toegebracht. Het gewelddadige handelen van verdachte heeft fors impact gehad op het leven van [slachtoffer], zoals blijkt uit de schriftelijke slachtofferverklaring. Daarnaast laat dergelijk gedrag ook z’n sporen na bij toevallige voorbijgangers en getuigen van een dergelijk incident en brengt het gevoelens van angst en onveiligheid in de samenleving teweeg. Verdachtes handelen getuigt bovendien van een gebrek aan respect voor personen die belast zijn met openbaar gezag. De rechtbank rekent dit de verdachte zwaar aan.
De rechtbank heeft gelet op het uittreksel uit de Justitiële Documentatie van verdachte van
27 maart 2023. Uit dit overzicht blijkt dat verdachte veelvuldig met politie en justitie in aanraking is gekomen. Een eerder opgelegde ISD-maatregel heeft geen effect gehad. Na beëindiging van de ISD-maatregel op 6 juli 2018 is verdachte meerdere keren weer veroordeeld tot gevangenisstraffen . De rechtbank heeft in dat verband in het bijzonder gelet op de navolgende onherroepelijke veroordelingen en geëxecuteerde onvoorwaardelijke gevangenisstraffen ter zake van misdrijven:
- het vonnis van de politierechter in de rechtbank Overijssel, van 2 maart 2022 (08.042308.22), waarbij verdachte werd veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 26 dagen;
- het vonnis van de politierechter in de rechtbank Overijssel, van 14 oktober 2021 (08.181060.21), waarbij verdachte werd veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 2 maanden, waarvan 1 maand voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren;
- het vonnis van de politierechter in de rechtbank Overijssel, van 2 december 2020 (08.280756.20), waarbij verdachte werd veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 180 dagen, waarvan 133 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van drie jaren.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de inhoud van de verschillende rapporten van Reclassering Nederland over verdachte en het Advies indicatieoverleg NIFP waarin het NIFP concludeert dat er geen contra-indicaties zijn voor het opleggen van de ISD-maatregel. In het meest recente reclasseringsadvies van 23 mei 2023 dat is opgemaakt door de reclasseringswerker M. ter Wengel, staat onder meer beschreven, zakelijk weergegeven, dat verdachte een uitvoerige justitiële voorgeschiedenis heeft en veelvuldig in beeld blijft komen bij politie en Justitie. Er is sprake van een delictpatroon ten aanzien van vermogens- en geweldsdelicten, waarbij het opvalt dat verdachte vaak in conflict raakt met gezagsdragers. Het risico op recidive wordt ingeschat als hoog. Verdachte is niet gemotiveerd voor gedragsverandering en staat niet open voor hulpverlening. Alle interventies en pogingen vanuit hulpverlening zijn op niets uitgelopen en hebben geen recidive-verminderend effect gehad. Aangezien verdachte tevens niet wil meewerken aan rapportage en diagnostiek, is de informatie ten aanzien van de verschillende leefgebieden beperkt. De indruk bestaat dat er op alle leefgebieden problemen zijn en beschermende factoren ontbreken. De reclassering ziet geen gedragsbeïnvloedingsmogelijkheden. Het risico op onttrekken aan voorwaarden wordt ingeschat als hoog, onder andere vanwege het verloop van het huidige reclasseringstoezicht en het recente advies tenuitvoerlegging hierin. Verdachte heeft laten zien dat hij niet meewerkt aan toezicht en hulpverlening. Binnen diverse kaders is geprobeerd om verdachte te bewegen tot gedragsverandering middels een vorm van behandeling en begeleiding. Zowel in vrijwillig als in gedwongen kader is dit niet gelukt. Verdachte werd gedurende zijn eerdere ISD-maatregel toegeleid naar een klinische behandeling, maar deze werd vanwege het gedrag van verdachte vroegtijdig afgebroken. Het opleggen van een ISD-maatregel is onder de huidige omstandigheden de enige wijze waarop de maatschappij tegen verdachte beschermd kan worden en er mogelijk sturing gegeven kan worden aan de problematiek van verdachte.
De reclasseringswerker M. ter Wengel heeft als deskundige op de terechtzitting van 16 juni 2023 een toelichting op het rapport gegeven en het gegeven advies gehandhaafd.
Het bewezenverklaarde feit is een feit waarvoor ingevolge het bepaalde in artikel 67, eerste lid aanhef en onder a Sv voorlopige hechtenis is toegelaten. Derhalve wordt voldaan aan het bepaalde in artikel 38m, eerste lid aanhef en onder 1, Sr. Uit de reclasseringsrapporten volgt onder meer dat de kans op herhaling van het plegen van strafbare feiten als hoog wordt ingeschat. Verdachte is een zorgmijder met de status van zeer actieve veelpleger en overlastgever. De bij verdachte betrokken instellingen maken zich al jaren grote zorgen over de hoge veiligheids-en recidiverisico’s. Verdachte heeft moeite met gezag, is zelfbepalend en laat regelmatig grensoverschrijdend of agressief gedrag zien. De afgelopen jaren zijn verschillende interventies en maatregelen gepoogd in te zetten, maar zonder resultaat. Verdachte is niet begeleidbaar, niet gevoelig voor autoriteit en ook niet gevoelig gebleken voor (strafrechtelijke) consequenties in de vorm van detentie en een eerder opgelegde ISD-maatregel. Gelet hierop en op het hiervoor genoemde uittreksel uit de Justitiële Documentatie waar uit blijkt dat verdachte in de vijf jaren voorafgaand aan dit feit tenminste driemaal wegens een misdrijf veroordeeld is tot een vrijheidsbenemende straf, wordt tevens voldaan aan het bepaalde in artikel 38m, eerste lid aanhef sub 2 en 3, Sr, nu er ernstig rekening mee moet worden gehouden dat de verdachte wederom een misdrijf zal begaan en de veiligheid van goederen oplegging van een ISD-maatregel eist.
Bij de oplegging van de ISD-maatregel moet het belang van de maatschappij, om beveiligd te worden tegen de aantasting van de veiligheid van personen of goederen door misdrijven als deze, afgewogen worden tegen het onder meer in artikel 5 van het Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden (EVRM) neergelegde recht op persoonlijke vrijheid.
De rechtbank is zich bewust van de zwaarte van de onderhavige maatregel, maar alles afwegende dient het belang van de maatschappij om tegen verdachtes handelen beschermd te worden te prevaleren. Dat maatschappelijke belang kan niet op andere wijze in voldoende mate worden beschermd dan door oplegging van de ISD-maatregel. Zonder behandeling van verdachte moet er ernstig rekening mee worden gehouden dat verdachte zijn huidige levenswijze niet vrijwillig kan en zal opgeven en ook in de toekomst misdrijven zal blijven plegen. De beveiliging van de maatschappij en de beëindiging van verdachtes criminele recidive eisen het opleggen van die maatregel. Gelet op de problematiek van verdachte acht de rechtbank de door de raadsman aangedragen alternatieve afdoening ontoereikend voor gedragsverandering en risicobeperking.
De ISD-maatregel zal worden opgelegd voor de duur van twee jaren, zonder op voorhand te bepalen dat een tussentijdse toetsing zal plaatsvinden. De rechtbank is van oordeel dat het van groot belang is dat aan de verdachte binnen noodzakelijke strakke kaders een langdurige en intensieve behandeling c.q. begeleiding wordt geboden, om de kans op recidive te beperken en de kans op gedragsbeïnvloeding te vergroten. Tegen die achtergrond wordt de tijd die door verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in voorarrest is doorgebracht niet in mindering gebracht op de duur van de maatregel..