ECLI:NL:RBOVE:2023:2453

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
29 juni 2023
Publicatiedatum
30 juni 2023
Zaaknummer
08.328385.22 (P)
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor opzettelijk brand stichten met levensgevaar voor anderen

Op 29 juni 2023 heeft de Rechtbank Overijssel een 43-jarige man veroordeeld tot een gevangenisstraf van zes maanden, waarvan drie maanden voorwaardelijk, voor het opzettelijk stichten van brand in zijn kamer in het Centrum voor Transculturele Psychiatrie Veldzicht. De rechtbank oordeelde dat de verdachte op 4 april 2022 brand heeft gesticht door open vuur in aanraking te brengen met een laken en/of deken en/of matras, wat levensgevaar voor andere aanwezigen in het gebouw met zich meebracht. De verdachte, die op dat moment in behandeling was, heeft erkend de brand opzettelijk te hebben gesticht. De rechtbank heeft vastgesteld dat er door de brand schade is ontstaan aan de kamer en dat er gevaar was voor de aanwezige personen door rookontwikkeling en de mogelijkheid dat de brand zich verder zou ontwikkelen. De rechtbank heeft ook rekening gehouden met de psychiatrische problemen van de verdachte en de omstandigheden waaronder het feit is gepleegd. De benadeelde partij, CTP Veldzicht, heeft een schadevergoeding van €351,44 gevorderd, welke door de rechtbank is toegewezen. De rechtbank heeft de verdachte ook veroordeeld tot het betalen van deze schadevergoeding, te vermeerderen met wettelijke rente vanaf de datum van de schade.

Uitspraak

RECHTBANK OVERIJSSEL

Team Strafrecht
Meervoudige kamer
Zittingsplaats Zwolle
Parketnummer: 08.328385.22 (P)
Datum vonnis: 29 juni 2023
Vonnis op tegenspraak in de zaak van de officier van justitie tegen:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] 1980 in [geboorteplaats] ,
wonende aan de [woonplaats] ,
thans uit andere hoofde verblijvende in de P.I. Vught, PPC te Vught.

1.Het onderzoek op de terechtzitting

Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzitting van 15 juni 2023.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie
mr. H.P.G. Sommers en van wat door verdachte en zijn raadsman mr. V. Mes, advocaat in Hoorn, naar voren is gebracht.

2.De tenlastelegging

De verdenking komt er, kort en zakelijk weergegeven, op neer dat verdachte brand heeft gesticht in de kamer waarin hij verbleef bij het Centrum voor Transculturele Psychiatrie Veldzicht (hierna: CTP Veldzicht).
Voluit luidt de tenlastelegging aan verdachte, dat:
hij op of omstreeks 4 april 2022 te Balkbrug, althans in de gemeente Hardenberg
in een kamer/cel nummer 21 afdeling west op/aan de Ommerweg
opzettelijk
brand heeft gesticht door open vuur in aanraking te brengen met een laken en/of deken en/of matras,
althans met een brandbare stof
ten gevolge waarvan dat laken en/of die deken en/of die matras en/of een kastdeur geheel of gedeeltelijk is/zijn verbrand,
in elk geval brand is ontstaan,
en daarvan gemeen gevaar voor die kamer/cel en/of dat gebouw en/of in de directe omgeving bevindende roerende en/of onroerende goederen, in elk geval gemeen gevaar voor
goederen en/of
levensgevaar voor zich in dat gebouw bevindende personen/medewerk(st)er(s), in elk geval levensgevaar voor een ander of anderen en/of
gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor die in dat gebouw bevindende personen/medewerk(st)er(s), in elk geval gevaar voor
zwaar lichamelijk letsel voor een ander of anderen
te duchten was;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou
kunnen leiden:
hij op of omstreeks 4 april 2022 te Balkbrug, althans in de gemeente Hardenberg
opzettelijk en wederrechtelijk een laken en/of deken en/of matras en/of kastdeur,
in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan CTP Veldzicht, in elk geval aan
een ander toebehoorde(n) heeft vernield, beschadigd, onbruikbaar gemaakt en/of
weggemaakt.

3.De bewijsmotivering

3.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gesteld dat het primair ten laste gelegde wettig en overtuigend kan worden bewezen.
3.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft primair betoogd dat verdachte dient te worden vrijgesproken indien geloof wordt gehecht aan diens verklaring dat hij de brand niet opzettelijk heeft gesticht. Subsidiair heeft de raadsman bepleit dat hoewel kan worden bewezen dat er door de brand gevaar voor goederen te duchten was, niet kan worden bewezen dat er ook gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor personen en/of levensgevaar te duchten was.
3.3
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank is op grond van de in de bijlage opgenomen bewijsmiddelen van oordeel dat wettig en overtuigend is bewezen dat verdachte op 4 april 2022 opzettelijk brand heeft gesticht in zijn kamer in CTP Veldzicht.
Uit het gedane forensisch onderzoek blijkt dat door de brand in elk geval schade is ontstaan aan het matras, beddengoed en de kast in de kamer. Tijdens de brand waren er in de ruimte direct naast de kamer van verdachte meerdere personen aanwezig. Gezien de situatie was het mogelijk dat de brand zich zou doorontwikkelen, waarbij grotere schade aan goederen had kunnen ontstaan en levensgevaar voor personen te duchten was geweest. Ook door rookontwikkeling bestond er gevaar voor het aanwezige personeel en andere aanwezigen. Naar het oordeel van de rechtbank rechtvaardigen de bevindingen van het forensisch onderzoek de conclusie dat door de brandstichting gevaar voor goederen en levensgevaar/gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor personen te duchten was. Dat de kamers in de instelling brandwerende muren hebben en de brand relatief snel geblust kon worden door de automatische sprinklerinstallatie en inzet van de hulpdiensten, maakt niet dat het gevaar voor personen ten tijde van de brandstichting niet naar algemene ervaringsregels voorzienbaar is geweest.
3.4
De bewezenverklaring
De rechtbank acht op grond van de in de bijlage opgenomen bewijsmiddelen waarin zijn vervat de redengevende feiten en omstandigheden waarop de bewezenverklaring steunt wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het primair ten laste gelegde feit heeft begaan, met dien verstande dat:
Primair
hij op 4 april 2022 te Balkbrug, in [kamernummer] aan de Ommerweg opzettelijk brand heeft gesticht door open vuur in aanraking te brengen met een laken en/of deken en/of matras, ten gevolge waarvan dat laken en/of die deken en/of die matras en/of een kastdeur geheel of gedeeltelijk zijn verbrand, in elk geval brand is ontstaan,
en daarvan gemeen gevaar voor die kamer en dat gebouw en/of in de directe omgeving bevindende roerende en/of onroerende goederen en levensgevaar voor zich in dat gebouw bevindende personen/medewerk(st)er(s) en gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor die in dat gebouw bevindende personen/medewerk(st)er(s), te duchten was.
De rechtbank acht niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd, zodat zij hem daarvan zal vrijspreken.

4.De strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde is strafbaar gesteld in artikel 157 van het Wetboek van Strafrecht (Sr). Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten. Het bewezenverklaarde levert op:
primair
het misdrijf: opzettelijk brand stichten, terwijl daarvan gemeen gevaar voor goederen te duchten is en opzettelijk brand stichten, terwijl daarvan levensgevaar of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor een ander te duchten is.

5.De strafbaarheid van verdachte

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. De rechtbank oordeelt daarom dat verdachte strafbaar is voor het bewezenverklaarde feit.

6.De op te leggen straf of maatregel

6.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gesteld bij haar eis rekening te houden met de psychiatrische problemen van verdachte, in die zin dat het feit in zeer verminderde mate aan verdachte kan worden toegerekend. Zij heeft gevorderd verdachte te veroordelen tot een gevangenisstraf voor de duur van zes maanden, waarvan drie maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaren.
6.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft bepleit een deels voorwaardelijke gevangenisstraf op te leggen en heeft zich voor wat betreft de duur gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank. Daarbij heeft hij opgemerkt de eis van de officier van justitie te hoog te vinden.
6.3
De gronden voor een straf of maatregel
Bij de strafoplegging houdt de rechtbank rekening met de aard en de ernst van het gepleegde feit, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte zoals die uit het dossier en tijdens de behandeling ter terechtzitting naar voren zijn gekomen. De rechtbank acht daarbij in het bijzonder het volgende van belang.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het stichten van brand in zijn kamer in CTP Veldzicht, door zijn matras en beddengoed in brand te steken, terwijl hij dat matras tegen een openstaande kast heeft gelegd. Hij was ter behandeling in de kliniek opgenomen. De brand heeft tot rookontwikkeling geleid. Door de brandstichting heeft verdachte gevaar veroorzaakt voor andere aanwezigen in de kliniek. Tevens is er schade ontstaan aan (de goederen in) zijn kamer. In dit geval zijn de gevolgen van de brand beperkt gebleven door de voorzorgsmaatregelen die de instelling had genomen en de inzet van de (interne) hulpdiensten, maar gelet op de onvoorspelbaarheid en ongecontroleerde ontwikkeling van brand in het algemeen, had het ook anders kunnen lopen.
De rechtbank heeft acht geslagen op het strafblad van verdachte van 9 juni 2023, waaruit blijkt dat hij – ook na het onderhavige feit – meermalen met politie en justitie in aanraking is geweest. Hij bevindt zich op dit moment in voorarrest in verband met een andere brandstichting.
De rechtbank heeft voor wat betreft de persoon van verdachte acht geslagen op het reclasseringsrapport van 7 maart 2023 van [reclasseringswerker] , reclasseringswerker. Bij e-mailbericht van 25 mei 2023 heeft de reclassering aanvullende informatie gegeven, omdat de situatie van verdachte in korte tijd behoorlijk is veranderd. Hieruit volgt dat verdachte verbleef bij de beschermd wonen voorziening van Startpunt Hoorn (Leger des Heils) en dat zijn gedrag de afgelopen periode in negatieve zin is veranderd. Verdachte pleegde daar regelmatig diefstallen en uitte bedreigingen en daarom is het beschermd wonen traject bij Startpunt Hoorn beëindigd. De reclassering ziet geen mogelijkheden meer om verdachte te begeleiden en ziet (in tegenstelling tot wat in het reclasseringsadvies van 7 maart 2023 staat vermeld) geen contra‐indicaties meer voor het opleggen van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf.
De rechtbank heeft ook kennisgenomen van een brief van het Zorg- en Veiligheidshuis Noord-Holland Noord (hierna: ZVH) van 26 mei 2023. Uit de brief volgt dat het ZVH de situatie van verdachte met betrokken ketenpartners bespreekt, vanwege de complexiteit en hardnekkigheid van zijn problematiek. Bij verdachte is onder meer sprake van forse hechtingsproblematiek, een verstandelijke beperking, middelengebruik, incidentele psychiatrische ontregeling en agressieproblematiek. Gezien de vele mislukte zorg- en begeleidingstrajecten is het ZVH thans op zoek naar een passende setting voor verdachte binnen de verstandelijke gehandicaptenzorg. Uiteindelijk is het doel om verdachte binnen de verstandelijk gehandicaptenzorg in een begeleid wonen voorziening te laten wonen. Een dergelijk woonbegeleidingstraject kan alleen opgestart worden vanuit een stabiele, gestructureerde situatie, zoals een detentie of een klinische opname in een beveiligde zorgvoorziening. Een detentieperiode biedt de gewenste structuur en stabiliteit, van waaruit een nieuw zorg- en begeleidingstraject voor verdachte kan worden opgestart.
De rechtbank heeft tevens van de officier van justitie vernomen dat de inhoudelijke behandeling van de zaak waarvoor verdachte thans in voorlopige hechtenis verblijft, staat gepland op 13 juli 2023 bij de rechtbank Noord-Holland. De officier van justitie heeft nauw contact gehad over de afdoening van onderhavige zaak met de officier van justitie die de strafzaak aldaar behandeld, en naar verwachting zal in het kader van de afdoening van die zaak nader over een passend hulptraject worden gesproken.
De rechtbank is op grond van het voorgaande van oordeel dat het onderhavige bewezenverklaarde feit verminderd aan verdachte kan worden toegerekend. Op basis van alles wat bekend is geworden over het feit en verdachte kan niet worden geconcludeerd dat de brandstichting in het geheel niet aan hem kan worden toegerekend.
De rechtbank acht het van belang dat verdachte op den duur de behandeling en begeleiding krijgt die hij nodig heeft, maar acht in dit geval de door de officier van justitie geëiste straf passend en geboden. De rechtbank legt dan ook aan verdachte op een gevangenisstraf van zes maanden, waarvan drie maanden voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren.

7.De schade van benadeelde

7.1
De vordering van de benadeelde partij
CTP Veldzicht heeft zich als benadeelde partij gevoegd in dit strafproces en vordert verdachte te veroordelen om schadevergoeding te betalen tot een totaalbedrag van € 351,44, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf het moment waarop de schade is ontstaan. De gevorderde materiële schadevergoeding bestaat uit de volgende posten:
- vervangen van een defecte televisie (waterschade) € 156,44;
- vervangen van het matras € 163,--;
- vervangen van het dekbed met toebehoren € 32,--.
7.2
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering in zijn geheel kan worden toegewezen, ter vermeerdering met de wettelijke rente.
7.3
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft primair gesteld dat de benadeelde partij niet-ontvankelijk dient te worden verklaard, omdat de directie van CTP Veldzicht geen machtiging heeft verleend voor het indienen van de vordering. Subsidiair heeft de raadsman gesteld dat de schadepost met betrekking tot het vervangen van de televisie niet-ontvankelijk dient te worden verklaard, omdat dit onvoldoende is onderbouwd.
7.4
Het oordeel van de rechtbank
Met betrekking tot het ontbreken van een machtiging voor het indienen van de vordering tot schadevergoeding overweegt de rechtbank als volgt. De vordering is ingediend door [aangeefster] . Zij heeft blijkens het dossier ook aangifte gedaan van het feit en was daartoe gemachtigd door CTP Veldzicht. Ook heeft zij in haar aangifte al gesteld dat er schade was geleden en dat deze zou worden verhaald op verdachte. Hieruit leidt de rechtbank af dat [aangeefster] ook met betrekking tot de civiele vordering bevoegd is de rechtspersoon te vertegenwoordigen. De verdediging heeft ook geen concrete argumenten aangedragen waaruit het tegendeel zou blijken. De rechtbank verwerpt dan ook het verweer van de raadsman.
Door de gebezigde bewijsmiddelen en de behandeling op de terechtzitting is komen vast te staan dat verdachte door het bewezen verklaarde feit rechtstreeks schade heeft toegebracht aan de benadeelde partij. De rechtbank acht voldoende onderbouwd en aannemelijk dat de televisie moest worden vervangen in verband met waterschade, nu uit het dossier volgt dat er geblust moest worden en ook de sprinklerinstallatie in de kamer aanging. Dat is in de regel funest voor de werking van een televisie. De overige opgevoerde schadeposten zijn niet betwist en voldoende onderbouwd en aannemelijk. De rechtbank zal het gevorderde daarom toewijzen tot een bedrag van € 351,44, te vermeerderen met de verschuldigde wettelijke rente vanaf de datum waarop de schade is ontstaan, te weten 4 april 2022.
7.5
De schadevergoedingsmaatregel
De benadeelde partij heeft verzocht en de officier van justitie heeft gevorderd de schadevergoedingsmaatregel op te leggen.
De rechtbank zal de maatregel als bedoeld in artikel 36f Sr niet opleggen, aangezien de benadeelde partij, zijnde een overheidsinstelling, zelf de middelen heeft om de vordering op verdachte te verhalen.

8.De toegepaste wettelijke voorschriften

De hierna te nemen beslissing berust op het hiervoor genoemde wetsartikel. Daarnaast berust deze beslissing op de artikelen 14a, 14b en 14c Sr.

9.De beslissing

De rechtbank:
bewezenverklaring
- verklaart bewezen dat verdachte het primair ten laste gelegde heeft begaan, zoals hierboven omschreven;
- verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd en spreekt hem daarvan vrij;
strafbaarheid feit
- verklaart het bewezen verklaarde strafbaar;
- verklaart dat het bewezen verklaarde het volgende strafbare feit oplevert:
primair
het misdrijf:
opzettelijk brand stichten, terwijl daarvan gemeen gevaar voor goederen te duchten is
en
opzettelijk brand stichten, terwijl daarvan levensgevaar of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor een ander te duchten is;
strafbaarheid verdachte
- verklaart verdachte strafbaar voor het primair bewezen verklaarde;
straf
- veroordeelt verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
6 (zes) maanden;
- bepaalt dat van deze gevangenisstraf een gedeelte van
3 (drie) maanden niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten. De rechter kan de tenuitvoerlegging gelasten indien de verdachte voor het einde van de
proeftijd van 2 (twee) jarende navolgende voorwaarde niet is nagekomen:
- stelt als
algemene voorwaardedat de verdachte:
- zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
schadevergoeding
- wijst de vordering van de benadeelde partij CTP Veldzicht toe tot een bedrag van
€ 351,44;
- veroordeelt de verdachte tot betaling aan de benadeelde partij CTP Veldzicht, van een bedrag van € 351,44, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 4 april 2022;
- veroordeelt de verdachte daarnaast in de kosten van het geding door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil, alsook in de kosten van betekening van dit vonnis, de in verband met de tenuitvoerlegging van dit vonnis nog te maken kosten en de kosten vallende op de invordering.
Dit vonnis is gewezen door mr. J. de Ruiter, voorzitter, mr. V.P.K van Rosmalen en
mr. W.W. van Tol, rechters, in tegenwoordigheid van mr. H.J. Seuters, griffier, en is in het openbaar uitgesproken op 29 juni 2023.
Buiten staat
Mr. Van Tol is niet in de gelegenheid dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage bewijsmiddelen
Leeswijzer
Deze bijlage maakt deel uit van het vonnis en bevat de bewijsmiddelen.
Wanneer hierna wordt verwezen naar dossierpagina’s, zijn dit pagina’s uit het dossier van politie eenheid Oost-Nederland, district IJsselland, basisteam Vechtdal met nummer PL0600-2022146389. Tenzij hieronder anders wordt vermeld, wordt steeds verwezen naar pagina’s van een in de wettelijke vorm, door daartoe bevoegde personen, opgemaakt proces-verbaal.
1.
Het proces-verbaal van aangifte door [aangeefster] van 5 april 2022, pagina 7, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven, als verklaring van aangeefster:
Op 4 april 2022, omstreeks 13:00 was er een brandmelding op [kamernummer]. Daar woont [verdachte] . Medewerkers van de bewaking en de BHV-ers zijn ter plaatse gegaan en hebben de brand kunnen blussen, met de eventueel aanwezige brandweer. De sprinklerinstallatie was ook aan gegaan. [verdachte] was alleen in genoemde ruimte. Uit rapportages blijkt dat [verdachte] verklaard heeft tegenover zijn arts dat hij de brand opzettelijk heeft gesticht. Hij heeft de dekens met een aansteker aangestoken en dat is verder overgeslagen. [verdachte] is door personeel van de ambulance nagekeken en had rook ingeademd. Er was door de brandstichting wel gemeen gevaar voor personen en goederen op genoemde vleugel. Er is brand-, rook- en waterschade.
2.
Het proces-verbaal van verhoor van de getuige [getuige] , van 7 april 2022, pagina 20, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven, als verklaring van die getuige:
Op 4 april 2022 heb ik [verdachte] naar zijn kamer gebracht en de deur op slot gedaan. Nadat er, ik denk nog geen 10 minuten voorbij waren, ging het brandalarm af. Ik ben naar zijn kamer gegaan en heb daar door het luikje gekeken. Daarbij zag ik dat er een vuur brandde rechtsachter in de hoek bij de tv. Ik kon het niet goed zien door alle rook, maar er lag van alles op de grond wat brandde.
3.
Het proces-verbaal forensisch onderzoek plaats delict van verbalisant [verbalisant] , van 8 april 2022, pagina’s 30 en 31, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven, als relaas van die verbalisant:
In de kamer waarin verdachte opgesloten was vanwege een strafmaatregel is brand ontstaan in c.q. op de matras die van het bed was afgehaald. De matras heeft gebogen tegen de kast gelegen met de openstaande kastdeur. Aan de bovenzijde van de matras was een grote brandplek terwijl er aan de kopse kant en onderkant van de matras ook een brand c.q. schroeiplek was. Op het laken werden twee afzonderlijke brandplekken aangetroffen. Een technische oorzaak van de brand kon op die plaats worden uitgesloten. Uit de aangifte blijkt dat verdachte gezegd zou hebben tegen een arts dat hij de brand opzettelijk zou hebben gesticht. Deze verklaring past bij het aangetroffen sporenbeeld.
Zonder inzet van hulpdiensten, in het bijzonder het personeel van de bedrijfshulpverlening, die geblust hebben via het luikje van de deur, naast het blussen door de automatische sprinkler, had de brand zich verder kunnen ontwikkelen, waarbij grotere schade aan het object te verwachten en levensgevaar voor personen te duchten was geweest.
Tijdens het incident waren er in het object naast deze kamer meerdere volwassen
personen aanwezig. Door de ontwikkeling van de hete rookgassen in deze kamer, bestond er naast gevaar voor verdachte zelf, ook gevaar voor het personeel en andere aanwezigen in deze inrichting, door inademing van rookgassen die vrij kwamen in de inrichting toen de deur van de kamer open ging.