ECLI:NL:RBOVE:2023:2433

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
29 juni 2023
Publicatiedatum
29 juni 2023
Zaaknummer
ak_22_1133
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Weigering van de verklaring van geen bezwaar voor een defensiemedewerker na aanhouding op verdenking van overtreding van de Opiumwet

In deze uitspraak van de Rechtbank Overijssel, gedateerd 29 juni 2023, wordt het beroep van eiser tegen de weigering van de minister van Defensie om een verklaring van geen bezwaar af te geven, beoordeeld. Eiser, die op 30 mei 2020 was aangehouden op verdenking van overtreding van de Opiumwet, had een veiligheidsonderzoek aangevraagd voor zijn indiensttreding bij Defensie. De minister weigerde op 15 juni 2021 de verklaring van geen bezwaar, wat eiser aanvocht. De rechtbank oordeelt dat de minister deugdelijk heeft gemotiveerd waarom de verklaring is afgewezen en dat de belangen van eiser voldoende zijn afgewogen tegen de belangen van de nationale veiligheid. De rechtbank concludeert dat er geen strijd is met het evenredigheidsbeginsel en dat de weigering van de verklaring van geen bezwaar gerechtvaardigd is. Het beroep van eiser wordt ongegrond verklaard.

Uitspraak

uitspraak

RECHTBANK OVERIJSSEL

Zittingsplaats Zwolle
Bestuursrecht
zaaknummer: ZWO 22/1133

uitspraak van de enkelvoudige kamer van in de zaak tussen

[eiser] uit [woonplaats] , eiser

(gemachtigde: mr. S.N. de Jager),
en

de minister van Defensie, verweerder,

(gemachtigden: L.M.A. Gooijer en D. Dijkema)

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiser tegen weigering van de minister van Defensie om een verklaring van geen bezwaar af te geven.
1.1.
Met het bestreden besluit van 16 mei 2022 op het bezwaar van eiser is de minister bij de afwijzing gebleven.
1.2.
De minister heeft op het beroep gereageerd met een verweerschrift en een verzoek gedaan op artikel 8:29 Awb, waardoor alleen de rechtbank kennis kan nemen van gerubriceerde informatie.
1.3.
Eiser heeft de rechtbank toestemming verleend om kennis te nemen van deze informatie.
1.4
De rechtbank heeft het beroep op 2 mei 2023 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomenieraan: eiser en zijn gemachtigde en de gemachtigden van verweerder.

Wat vooraf ging aan het besluit

2.1.
Op 30 mei 2020 is eiser aangehouden op verdenking van overtreding van de Opiumwet.
2.2.
Op 17 juni 2020 heeft verweerder op grond van artikel 4 Wet veiligheidsonderzoeken (Wvo) een veiligheidsonderzoek, niveau C, aangevraagd benodigd voor de indiensttreding van eiser als militair.
2.3.
Eiser is op 4 augustus 2020 aangesteld bij Defensie.
2.4.
Op basis van de uitkomsten van het veiligheidsonderzoek heeft verweerder op 27 januari 2021 het voornemen aan eiser bekend gemaakt om de verklaring van geen bezwaar te weigeren.
2.5.
Op 15 juni 2021 is de verklaring van geen bezwaar geweigerd op grond van artikel 8, tweede lid van de Wvo.
2.6.
De officier van justitie heeft op 13 december 2021 op grond van inmiddels gewijzigde omstandigheden besloten de strafrechtelijke zaak op grond van overtreding van de Opiumwet voorwaardelijk te seponeren.
2.7.
Verweerder heeft op 16 mei 2022 beslist op bezwaar (het bestreden besluit) en de weigering van de verklaring van geen bezwaar in stand gelaten.
Wat zijn de regels?
3.1.
Artikel 4 van de Wet veiligheidsonderzoeken (hierna: Wvo) bepaalt dat als de minister een persoon met de vervulling van een vertrouwensfunctie wil belasten, hij voor die persoon eerst een verklaring van geen bezwaar moet afgeven. Voordat de minister de verklaring van geen bezwaar afgeeft, dient de MIVD gelet op artikel 7, eerste lid, van de Wvo een veiligheidsonderzoek in te stellen. Het veiligheidsonderzoek omvat een onderzoek naar gegevens die uit het oogpunt van de nationale veiligheid van belang zijn voor de vervulling van de vertrouwensfunctie. Bij dit veiligheidsonderzoek worden in beginsel gegevens over een periode van vijf jaar direct voorafgaand aan de aanmelding van de betrokkene beoordeeld. Dat volgt uit artikel 2, van de Beleidsregel veiligheidsonderzoeken [1] (de Beleidsregel). Daarbij let de MIVD onder andere op justitiële en strafvorderlijke gegevens en gegevens over overige persoonlijke gedragingen en omstandigheden, naar aanleiding waarvan betwijfeld mag worden of de betrokkene de uit de vertrouwensfunctie voortvloeiende plichten onder alle omstandigheden getrouwelijk zal volbrengen.
3.2.
Bij de beoordeling van de gegevens over de overige persoonlijke gedragingen en omstandigheden, let de MIVD volgens artikel 5 van de Beleidsregel in ieder geval op de criteria eerlijkheid, onafhankelijkheid, loyaliteit, integriteit en veiligheidsbewustzijn. Deze criteria worden nader uitgewerkt in de Leidraad persoonlijke gedragingen en omstandigheden (hierna: Leidraad). Artikel 8 van de Wvo bepaalt dat de minister een verklaring van geen bezwaar alleen kan weigeren indien onvoldoende waarborgen aanwezig zijn dat de betrokkene onder alle omstandigheden de uit de vertrouwensfunctie voortvloeiende plichten getrouwelijk zal volbrengen.
3.3.
Bij de beoordeling of onvoldoende waarborgen aanwezig zijn, komt verweerder beoordelingsruimte toe [2] . Dit betekent dat terughoudend moet worden beoordeeld of verweerder de verklaring van geen bezwaar in redelijkheid mocht weigeren.

Beoordeling door de rechtbank

4.1.
De rechtbank beoordeelt de weigering van de verklaring van geen bezwaar. Zij doet dat aan de hand van de argumenten die eiser heeft aangevoerd, de beroepsgronden.
4.2.
De rechtbank komt tot het oordeel dat het beroep ongegrond is. De minister heeft deugdelijk gemotiveerd waarom de verklaring van geen bezwaar is afgewezen. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
Zijn de belangen onvoldoende kenbaar afgewogen?
5.1.
Eiser betoogt dat niet kenbaar alle betrokken belangen zijn afgewogen bij de belangenafweging. Niet duidelijk is waarom de belangen van eiser minder zwaar wegen dan de belangen van verweerder. Eiser verwijst naar de ‘Leidraad Persoonlijke gedragingen en omstandigheden’ waarin staat dat de actualiteit en de hoeveelheid antecedenten, de zwaarte van opgelegde straffen en maatregelen en de leeftijd moet worden betrokken in een belangenafweging. Eiser wijst op zijn jonge leeftijd, het sepot, het feit dat er slechts sprake is van één geconstateerd feit dat is gepleegd voorafgaand aan zijn opleiding bij Defensie, en zijn persoonlijke omstandigheden tijdens de aanhouding. Eiser wijst op zijn persoonlijke situatie tijdens de COVID-periode en zijn gezinssituatie. Eiser voert dat de feiten inmiddels drie jaar geleden gepleegd zijn. Eiser verwijst verder naar verklaringen van begeleiders waarin staat dat de inspanningen van eiser tot positieve resultaten hebben geleid.
5.2.
Verweerder stelt zich op het standpunt dat er geen sprake is van een tekortschietende belangenafweging. Verweerder wijst op de noodzaak om hoge eisen van betrouwbaarheid te stellen aan medewerkers in de vertrouwensfunctie voor het bedienen van wapensystemen. Daarbij geldt bij Defensie een streng drugsbeleid. Het bezit, de handel en gebruik van drugs zijn onverenigbaar met het beroep van militair. Verweerder voert aan dat het om een ernstige verdenking gaat. Eiser is aangehouden met een grote hoeveelheid drugs in zijn bezit. Het feit dat eiser niet meer wordt vervolgd maakt niet dat de verklaring van geen bezwaar zou moeten worden verleend. Er is slechts sprake van een voorwaardelijk beleidssepot. De onderliggende gedragingen blijven onbetwist en mogen worden meegenomen in de beoordeling of er sprake is van een veiligheidsrisico. Verweerder stelt verder dat de aangevoerde bijzondere omstandigheden wel zijn betrokken bij de belangenafweging. Verweerder vindt ook dat er te weinig tijd is verstreken om vast te kunnen stellen dat er slechts sprake was van één antecedent. Er is geen aanleiding om rekening te houden met de leeftijd van eiser ten tijde van de aanhouding. Ook kan COVID niet als een bijzondere omstandigheid worden aangemerkt, omdat een functionaris onder alle omstandigheden zijn plichten getrouwelijk moet kunnen uitoefenen.
5.3.
De rechtbank overweegt als volgt. Eiser heeft gewezen op zijn jonge leeftijd, het sepot, het feit dat er slechts sprake is van één geconstateerd feit dat is gepleegd voorafgaand aan zijn opleiding bij Defensie en de persoonlijke omstandigheden tijdens de aanhouding. Verweerder heeft er niettemin op mogen wijzen dat onverminderd het voorwaardelijk sepot niet betwist is dat eiser onderweg was naar een drugsdeal en dat ook onder bijzondere en moeilijke (persoonlijke) omstandigheden zoals de gezinssituatie van eiser en de COVID-periode van een vertrouwensfunctionaris mag worden verwacht dat hij in staat is plichten getrouwelijk te vervullen. Dat verweerder hierbij een streng drugsbeleid voert om de inzetbaarheid van de krijgsmacht te waarborgen, is naar het oordeel van de rechtbank niet onredelijk. Verweerder heeft uit de aanwezigheid van een grote hoeveelheid harddrugs en het gestelde mogelijke verband met het criminele circuit, waardoor een risico op herhaling van deze gedragingen kan bestaan, mogen afleiden dat ook na een tijdsverloop van twee jaren een veiligheidsrisico kan bestaan. De rechtbank volgt eiser dan ook niet dat verweerder meer gewicht had moeten toekennen aan het tijdsverloop tussen de gedragingen en het bestreden besluit.
5.4.
Dat verweerder in het bestreden besluit heeft volstaan met een samenvatting van de zienswijze, heeft niet tot gevolg dat niet kenbaar is geweest welke belangen zijn meegewogen. De rechtbank volgt eiser niet dat uit het bestreden besluit niet zou blijken dat de (persoonlijke) omstandigheden zijn meegewogen. Verweerder heeft de aangevoerde omstandigheden betrokken in het bestreden besluit door verwijzing naar het advies van de bezwarencommissie.
5.5.
De beroepsgrond slaagt niet.
Is er strijd met het evenredigheidsbeginsel?
6.1.
Eiser heeft aangevoerd dat het besluit in strijd met het evenredigheidsbegingel is genomen. De bijzondere (persoonlijke) omstandigheden zijn onvoldoende afgewogen gelet op de gevolgen van het bestreden besluit voor de toekomstplannen van eiser. Na het veiligheidsonderzoek op 19 juni 2020 hebben geen ongewenste gedragingen plaatsgevonden.
6.2.
Verweerder heeft zich op het standpunt gesteld dat het gevolg dat eiser een lange periode de niet door hem geambieerde functie kan invullen inherent is aan het wettelijke systeem. Het persoonlijke belang is hierbij ondergeschikt aan het belang van de nationale veiligheid.
6.3.
De bestuursrechter toetst als de (on)evenredigheid van een besluit in geschil is en dat besluit (mede) berust op een beleidsregel, ook de evenredigheid van de beleidsregel. Uit de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State van 2 februari 2022 [3] volgt dat als een beleidsregel zelf niet onrechtmatig is, de bestuursrechter toetst of op grond van artikel 4:84 van de Awb al dan niet van het beleid moest worden af geweken.
6.4.
De Beleidsregel beoogt regels te stellen over de bevoegdheden van de minister voor het afgeven, weigeren en intrekken van een verklaring van geen bezwaar ter voorkoming van kwetsbaarheden in de bescherming van de nationale veiligheid. In de Beleidsregel worden indicatoren voor het veiligheidsonderzoek vastgelegd en worden regels gesteld over de zogenaamde terugkijkperiode. In de Leidraad is een toelichting gegeven over de wijze waarop persoonlijke gedragingen worden beoordeeld. De rechtbank acht dit beleid en de toelichting daarop geschikt en noodzakelijk om de nationale veiligheid te beschermen bij sollicitaties naar vertrouwensfuncties bij de overheid en in algemene zin niet onevenredig. Dit geldt ook voor de duur van de terugkijkperiode bedoeld in de Beleidsregel. De periode brengt enerzijds met zich mee dat inzicht kan worden verworven in de bestendigheid van het achterwege blijven van kwetsbaarheden voor uitoefening van vertrouwensfunctie en anderzijds dat na verloop van die periode iemand weer de mogelijkheid krijgt om een vertrouwensfunctie te vervullen.
6.5.
Voor zover eiser zich op het standpunt heeft gesteld dat bijzondere persoonlijke omstandigheden met zich mee brengen dat verweerder op grond van artikel 4:84 Awb dient af te wijken van deze de Beleidsregel volgt de rechtbank eiser niet. De aangevoerde omstandigheden, voor zover deze omstandigheden niet al zijn verdisconteerd in artikel 5 van de Beleidsregel, behoeven niet te leiden tot afwijking van de Beleidsregel. Anders dan eiser is de rechtbank van oordeel dat verweerder heeft mogen stellen dat de weigering voldoende evenwichtig is, nu de persoonlijke belangen van eiser en omstandigheden waarin eiser verkeerde niet zwaarder wegen dan die van de nationale veiligheid. De omstandigheid dat eiser nog een geruime tijd de geambieerde vertrouwensfunctie niet kan vervullen omdat hij niet beschikt over een verklaring van geen bezwaar is inherent aan het systeem van de Wvo veiligheidsonderzoeken (Wvo). Ook heeft verweerder mogen meewegen dat eiser na verloop van tijd wel een functie binnen Defensie kan vervullen.

Conclusie en gevolgen

7. Het beroep is ongegrond. Voor een proceskostenveroordeling bestaan geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. A. de Boer, rechter, in aanwezigheid van mr. J.M. van Westerlaak, griffier
.De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op
griffier rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Als partijen het niet eens zijn met deze uitspraak, kunnen zij een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin zij uitleggen waarom zij het niet eens zijn met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kunnen zij de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kunnen zij de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

1.Staatscourant 2018, nr. 10266