ECLI:NL:RBOVE:2023:2419

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
14 juni 2023
Publicatiedatum
28 juni 2023
Zaaknummer
C/08/291669 / HA ZA 23-52
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Contractuele boete bij niet-nakoming koopovereenkomst woning

In deze zaak hebben partijen, [partij A] en [partij B], op 13 juli 2022 een koopovereenkomst gesloten voor de verkoop van een woning voor € 300.000,-. Na het niet nakomen van deze overeenkomst door [partij B], heeft [partij A] aanspraak gemaakt op een contractuele boete van 10% van de koopprijs, zijnde € 30.000,-. [partij B] heeft verzet aangetekend tegen een eerder verstekvonnis van 30 november 2022, waarin hij was veroordeeld tot betaling van deze boete. De rechtbank heeft geoordeeld dat [partij B] zijn verplichtingen uit de koopovereenkomst niet is nagekomen, omdat hij niet heeft voldaan aan de documentatie- en inspanningsverplichting die in de overeenkomst was opgenomen. De rechtbank heeft vastgesteld dat [partij B] niet de benodigde bewijsstukken heeft overgelegd om zijn beroep op de ontbindende voorwaarde te onderbouwen. De rechtbank bekrachtigt het verstekvonnis en oordeelt dat de contractuele boete verschuldigd is. Tevens is [partij B] veroordeeld in de kosten van de verzetprocedure.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK OVERIJSSEL

Team kanton en handelsrecht
Zittingsplaats Almelo
zaaknummer / rolnummer: C/08/291669 / HA ZA 23-52
Vonnis in verzet van 14 juni 2023 (bij vervroeging gewezen)
in de zaak van

1.[partij A1] ,

wonende te [woonplaats 1] ,
2.
[partij A2],
wonende te [woonplaats 1] ,
eisers,
gedaagden in het verzet,
advocaat: mr. F. Hoff te Enschede,
tegen

1.[partij B1] ,

wonende te [woonplaats 2] ,
2.
[partij B2],
wonende te [woonplaats 2] ,
gedaagden,
eisers in het verzet,
advocaat: mr. H.J. Koop te Almelo.
Partijen zullen hierna [partij A] en [partij B] (in mannelijk enkelvoud) genoemd worden.

1.Samenvatting

Op 13 juli 2022 hebben [partij A] en [partij B] een koopovereenkomst gesloten, op basis waarvan [partij B] de woning van [partij A] aan de [adres] zou kopen voor een koopprijs van € 300.000,-. Die koop is niet doorgegaan, waarna [partij A] aanspraak heeft gemaakt op de in de koopovereenkomst opgenomen contractuele boete ter hoogte van 10% van de koopprijs. [partij B] is bij verstekvonnis van deze rechtbank van 30 november 2022 veroordeeld tot betaling van de tussen partijen overeengekomen contractuele boete van € 30.000,-. Tegen dit verstekvonnis heeft [partij B] verzet ingesteld. De rechtbank bekrachtigt het verstekvonnis, nu [partij B] zijn documentatie- en inspanningsverplichting uit de koopovereenkomst niet is nagekomen en om die reden geen rechtsgeldig beroep op de ontbindende voorwaarde uit de koopovereenkomst heeft kunnen doen.

2.De procedure

2.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de oorspronkelijke dagvaarding van 19 oktober 2022,
  • het door deze rechtbank op 30 november 2022 tussen [partij A] en [partij B] bij verstek gewezen vonnis onder zaaknummer / rolnummer C/08/287453 / HA ZA 22-373,
  • de verzetdagvaarding van 27 januari 2023 (aan te merken als de conclusie van antwoord),
  • de brief van 10 februari 2023 waarin een mondelinge behandeling is bepaald,
  • de nadere producties 11 t/m 15 van de zijde van [partij A] , door de rechtbank ontvangen op 21 april 2023,
  • de nadere producties 10 t/m 15 van de zijde van [partij B] , door de rechtbank ontvangen op 26 april 2023,
  • de nadere productie 16 van de zijde van [partij A] , door de rechtbank ontvangen op 3 mei 2023,
  • de mondelinge behandeling van 10 mei 2023, waarvan door de griffier aantekeningen zijn gemaakt,
  • de spreekaantekeningen van [partij B] ,
  • de spreekaantekeningen van [partij A]
2.2.
Vervolgens is vonnis bepaald, dat bij vervroeging wordt uitgesproken.

3.De feiten

3.1.
[partij A] was eigenaar van de woning aan de [adres] (hierna: de woning). [partij A] heeft de woning in 2022, met gebruikmaking van de diensten van Ten Hove Makelaars (hierna: de makelaar), te koop aangeboden.
3.2.
[partij B] heeft een bod van € 300.000,- gedaan op de woning. [partij B] heeft dit bod geaccepteerd.
3.3.
Op 13 juli 2022 hebben partijen de koopovereenkomst ondertekend. In de koopovereenkomst staat onder meer:
“(…)
artikel 4 Eigendomsoverdracht
4.1.
De akte van levering zal gepasseerd worden op 31 augustus 2022 of zoveel eerder of later als partijen tezamen nader overeenkomen, ten overstaan van een notaris verbonden aan notariskantoor Het Notarieel, (…)
artikel 11 Ingebrekestelling/Ontbinding
11.1.
Indien één van de partijen, na in gebreke te zijn gesteld, gedurende acht dagen nalatig is of blijft in de nakoming van één of meer van haar uit deze koopovereenkomst voortvloeiende verplichtingen, kan de wederpartij van de nalatige partij deze koopovereenkomst zonder rechterlijke tussenkomst ontbinden door middel van een schriftelijke verklaring aan de nalatige partij.
11.2.
Ontbinding op grond van tekortkoming is slechts mogelijk na voorafgaande ingebrekestelling. Bij ontbinding van de koopovereenkomst op grond van toerekenbare tekortkoming zal de nalatige partij ten behoeve van de wederpartij zonder rechterlijke tussenkomst een terstond opeisbare boete van tien procent (10%) van de koopsom verbeuren, onverminderd het recht op aanvullende schadevergoeding, indien de daadwerkelijke schade hoger is dan de onmiddellijk opeisbare boete, en onverminderd vergoeding van kosten van verhaal.
(…)
artikel 15 Ontbindende voorwaarden
15.1.
Deze koopovereenkomst kan door koper worden ontbonden indien uiterlijk:
a. op 19 augustus 2022 koper voor de financiering van de onroerende zaak voor een bedrag van € 300.000, (…) geen bindend aanbod tot een hypothecaire geldlening van een erkende geldverstrekkende bankinstelling heeft verkregen, tegen marktconforme voorwaarden. (…)
15.3.
Partijen verplichten zich over en weer al het redelijk mogelijke te doen teneinde de hierboven bedoelde financiering en/of Nationale Hypotheek Garantie en/of toezegging(en) en/of andere zaken te verkrijgen.
De partij die de ontbinding inroept, dient er zorg voor te dragen dat de mededeling dat de ontbinding wordt ingeroepen, uiterlijk op de eerste werkdag na de datum waarvan in de betreffende ontbindende voorwaarde sprake is door de wederpartij of diens makelaar is ontvangen.
Deze mededeling dient schriftelijk en goed gedocumenteerd via gangbare communicatiemiddelen te geschieden.
Indien koper de ontbinding wenst in te roepen als gevolg van het (tijdig) ontbreken van een financiering als bedoeld in artikel 15.1 onder sub a. wordt, tenzij partijen anders overeenkomen, onder ‘goed gedocumenteerd’ verstaan dat één afwijzing van een erkende geldverstrekkende bankinstelling aan verkoper of dienst makelaar dient te worden overgelegd. In aanvulling hierop komen partijen overeen dat koper de/het volgende stuk(ken) dient te overleggen om te voldoen aan het vereiste van ‘goed gedocumenteerd’: tenminste de documentatie die nodig is om verkoper een goed beeld te geven of terecht een beroep op dit voorbehoud wordt gedaan. Alsdan zijn beide partijen van deze koopovereenkomst bevrijd. (…)”.
3.4.
Op 11 augustus 2022 ontvangt [partij B] de volgende e-mail van één van zijn tussenpersonen, te weten Mijn Financieel Advies B.V.:
“ (…) Een geldverstrekker neemt de tussentijdse cijfers nooit mee als de basis voor het al dan niet toekennen van een ingediende financieringsaanvraag. Er wordt naar de resultaten van de voorgaande jaren gekeken, dit in combinatie met de vooruitzichten voor de nabije toekomst.
Ik kan helaas dus niets voor je betekenen.
Een afwijzing van een financieringsaanvraag kan ik niet regelen omdat ik op basis van de nu beschikbare informatie geen aanvraag kan indienen.
In verband met mogelijke aansprakelijkheidsstellingen kan en wil ik ook niet meewerken aan het verkrijgen van een afwijzing.
Je hebt de aanvraag voorgelegd bij de ING-bank en het lijkt mij verstandig om daar een afwijzingsbrief op te vragen voor de besproken financiering. (…)”.
3.5.
Op 12 augustus 2022 schrijft een medewerker van ING het volgende aan [partij B] :
“ (…) Zoals besproken kun je voor een afwijsbrief terecht bij jouw intermediair en/of tussenpersoon. (…)”.
3.6.
Per e-mailbericht van 14 augustus 2022 heeft [partij B] , voor zover van belang, het volgende aan de makelaar geschreven:
“(…)
Ondanks al onze inspanningen is het ons niet gelukt om de financiering voor elkaar te krijgen binnen de afgesproken termijn van 6 weken waarvan 19 augustus de uiterste datum is.
Hoe is dit zo gekomen:
1. Communicatie tussen partijen was warrig en onduidelijk.
2. Klaarblijkelijk staat het werk stil tijdens vakantieperioden.
3. Bergen cijfers die wij hebben moeten verzamelen werden door de partners steeds weer anders geïnterpreteerd.
3. Vooringenomen standpunten, zoals de banken laten geen enkele hypotheek meer door vanwege de credit-crisis.
5. Als we dachten dat we klaar waren met het doorsturen van cijfers kamen er steeds weer nieuwe verzoeken om nog meer cijfers.
Wij verliezen hier veel meer dan een huis, ook onze toekomst met een kleine meid van 5 jaren staat nadrukkelijk op het spel.
Optie zou nog kunnen zijn dat wij [adres] eerst gaan huren, dan hebben wij tijd om de financiering alsnog rond te boksen. Wij kunnen 20 k overmaken als teken van goede wil. (…)”.
3.7.
Op 17 augustus 2022 ontvangt [partij B] van een andere tussenpersoon, Ben’s Hypotheek Huis, het volgende e-mailbericht:
“(…) Ik kan voor 19 augustus geen afwijzingsbrief krijgen van welke geldverstrekker dan ook. daarvoor moet ik eerst een hypotheekaanvraag gaan voorbereiden en indienen bij een geldverstrekker. Voordat deze een eerste beoordeling krijgt zijn we minimaal 10 werkdagen verder.
Bij ING zijn de doorlooptijden geen maanden, dus ik ben benieuwd naar het argument van hen waarom het zo lang gaat duren. Ik zou je willen adviseren om toch nog eens contact met de adviseur op te nemen van ING waar je mee gesproken hebt. De gevolgen zijn nl. de kosten van 10% conform de koopakte als gevolg van het in gebreke blijven. (…)”.
3.8.
[partij A] heeft de woning opnieuw te koop aangeboden. De woning is op 23 augustus 2022 verkocht aan een derde voor een bedrag van € 270.000,-. In een e-mailbericht van 24 augustus 2022 schrijft de makelaar het volgende aan [partij A] en de nieuwe koper van de woning:
“ (…) Hierbij sturen wij u de getekende koopovereenkomst van de woning [adres] voor uw administratie. (…)
Let op: zoals besproken dient de eerdere koop, tussen verkoper en de heer [partij B1] , formeel te zijn ontbonden. Mogelijk dat hier al sprake van is, maar voor de zekerheid zal vanaf a.s. woensdag 31 augustus, de heer [partij B1] in gebreke gesteld worden, met een termijn van 8 dagen om alsnog zijn verplichtingen na te komen. Na die datum (8 september) is de koper in verzuim, waarna de verkoper vrij is om de woning op 9 september notarieel te leveren conform de bijgaande koopovereenkomst. (…)”.
3.9.
De makelaar heeft [partij B] bij brief van 31 augustus 2022 in gebreke gesteld. Daarbij heeft de makelaar [partij B] gesommeerd om binnen 8 dagen te berichten of hij alsnog bereid is medewerking te verlenen aan zijn verplichtingen, bij gebreke waarvan de koopovereenkomst buitengerechtelijk zal worden ontbonden en aanspraak zal worden gemaakt op de contractuele boete.
3.10.
Op 5 september 2022 heeft [partij B] per e-mail als volgt gereageerd op de ingebrekestelling:
“ (…) Naar mijn stellige overtuiging bood mijn e-mailbericht d.d. 14 augustus voldoende aanknopingspunten om in elk geval te proberen om te komen tot oplossingen. Echter de verkopende partij koos ervoor om niet (cq eenzijdig) mee te denken helaas.
Ook daarna hebben ons geen signalen bereikt dat de verkopers bereid waren om gezamenlijk naar oplossingen te zoeken, terwijl wij op dat moment in gesprek waren met de Gemeente welke deze bereidheid wel had.
(…)
Wij hadden graag gezien dat dit anders was verlopen en ik ben ervan overtuigd dat wij schriftelijk kunnen aantonen dat wij er in elk geval alles aan hebben gedaan om tot een beter resultaat te komen. (…)”.
3.11.
Op 15 september 2022 heeft de advocaat van [partij A] [partij B] aangeschreven, waarbij de koopovereenkomst is ontbonden en aanspraak is gemaakt op de contractuele boete ter hoogte van € 30.000,-.
3.12.
Omdat [partij B] de contractuele boete niet betaalde, heeft [partij A] op 7 oktober 2022 conservatoir beslag laten leggen op de onroerende zaak van [partij B] . en heeft hij een gerechtelijke procedure gestart.
3.13.
Op 30 november 2022 heeft deze rechtbank een verstekvonnis gewezen onder zaaknummer C/08/287453 / HA ZA 22-373. In dit vonnis is [partij B] overeenkomstig de eis van [partij A] als volgt veroordeeld:
3. De beslissing
De rechtbank
3.1.
veroordeelt gedaagden hoofdelijk, zodat indien en voor zover de één betaalt ook de ander zal zijn bevrijd, om aan eisers te betalen een bedrag van € 31.112,82., te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in art. 6:119 BW over het bedrag van € 30.000,00 vanaf 8 oktober 2022 tot de dag van volledige betaling,
3.2.
veroordeelt gedaagden hoofdelijk, zodat indien en voor zover de één betaalt ook de ander zal zijn bevrijd, in de beslagkosten, tot op heden begroot op € 871,80, te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in art. 6:119 BW over dit bedrag met ingang van veertien dagen na betekening van dit vonnis tot de dag van volledige betaling,
3.3.
veroordeelt gedaagden hoofdelijk, zodat indien en voor zover de één betaalt ook de ander zal zijn bevrijd, in de proceskosten, aan de zijde van eisers tot op heden begroot op € 721,00, te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in art. 6:119 BW over dit bedrag met ingang van veertien dagen na betekening van dit vonnis tot de dag van volledige betaling,
3.4.
veroordeelt gedaagden in de na dit vonnis ontstane kosten, begroot op € 163,00 aan salaris advocaat, te vermeerderen, onder de voorwaarde dat gedaagden niet binnen 14 dagen na aanschrijving aan het vonnis heeft voldaan en er vervolgens betekening van de uitspraak heeft plaatsgevonden, met een bedrag van € 85,00 aan salaris advocaat,
3.5.
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad,
3.6.
wijst het meer of anders gevorderde af.”.

4.Het geschil

4.1.
[partij A] heeft bij oorspronkelijke dagvaarding gevorderd dat de rechtbank, bij uitvoerbaar bij voorraad te verklaren vonnis, [partij B] zal veroordelen tot betaling van een bedrag van € 31.112,81, vermeerderd met de wettelijke rente over € 30.000,- vanaf 8 oktober 2022 tot aan de dag der algehele voldoening en met veroordeling van [partij B] in de proces- en nakosten.
4.2.
Daaraan heeft [partij A] - samengevat - ten grondslag gelegd dat [partij B] niet aan zijn verplichtingen uit de tussen partijen gesloten koopovereenkomst heeft voldaan en dat hij om die reden het overeengekomen boetebedrag van € 30.000,- (10% van de overeengekomen koopsom van € 300.000,-) is verschuldigd.
4.3.
[partij B] heeft bij verzetdagvaarding gevorderd hem te ontheffen van de in het verstekvonnis tegen hem uitgesproken veroordeling, met veroordeling van [partij A] in de kosten van het verzet.
4.4.
[partij B] heeft daartoe - samengevat - het volgende aangevoerd. Primair stelt [partij B] zich op het standpunt dat de tussen partijen gesloten koopovereenkomst (uiterlijk) per 23 augustus 2022 is ontbonden. Subsidiair verzoekt [partij B] om de gevorderde boete te matigen.
4.5.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover nodig, nader ingegaan.

5.De beoordeling

Tijdigheid verzet

5.1.
De rechtbank zal allereerst beoordelen of [partij B] tijdig in verzet is gekomen van het verstekvonnis van 30 november 2022. Nu [partij A] niet heeft betwist dat [partij B] pas op 2 januari 2023 kennis heeft genomen van de inhoud van het vonnis, stelt de rechtbank vast dat het verzet tijdig en op juiste wijze is ingesteld, zodat [partij B] in zijn verzet kan worden ontvangen.
De verschuldigdheid van de contractuele boete
5.2.
[partij B] heeft in zijn e-mailbericht van 14 augustus 2022 aan [partij A] te kennen gegeven dat het, ondanks inspanningen, niet is gelukt om de financiering rond te krijgen. [partij B] doet met andere woorden een beroep op de ontbindende voorwaarde c.q. het financieringsvoorbehoud dat is opgenomen in de artikelen 15.1 en 15.3 van de koopovereenkomst. De vraag die in deze procedure voorligt, is of [partij B] met recht de ontbindende voorwaarde heeft ingeroepen. Meer specifiek is de vraag of [partij B] heeft voldaan aan de op hem rustende documentatie- en inspanningsverplichting.
5.3.
De rechtbank overweegt dat de ratio van een documentatieverplichting, zoals neergelegd in artikel 15.3 van de koopovereenkomst, is dat de verkoper zich aan de hand van die documentatie een beeld moet kunnen vormen over of de koper terecht een beroep doet op dit financieringsvoorbehoud en over het antwoord op de vraag of dit beroep door de koper niet te lichtvaardig wordt gedaan. Dat door de koper hierbij bewijsstukken moeten worden overgelegd, dient ertoe om de verkoper in de gelegenheid te stellen om op korte termijn te kunnen inschatten of de ontbindende voorwaarde daadwerkelijk in vervulling is gegaan.
5.4.
Daarnaast dienen de voormelde bewijsstukken er eveneens toe om te verifiëren of de koper al het redelijk mogelijke heeft gedaan om de financiering te verkrijgen (de inspanningsverplichting van artikel 15.3 van de koopovereenkomst). Hiermee liggen voornoemde inspanningsverplichting en de documentatieverplichting die op de koper rusten in elkaars verlengde.
5.5.
Of in het onderhavige geval door [partij B] aan de op hem rustende inspanningsverplichting en documentatieverplichting is voldaan, is afhankelijk van de omstandigheden van het geval. Het ligt daarbij op de weg van [partij B] , die zich immers op de ontbindende voorwaarde beroept, om aannemelijk te maken dat hij hieraan heeft voldaan.
5.6.
[partij B] heeft zich op het standpunt gesteld dat hij er alles aan heeft gedaan om de financiering rond te krijgen en de woning af te nemen. Hij legt daartoe de e-mailberichten van de ING en zijn tussenpersonen over.
5.7.
De rechtbank overweegt als volgt. Uit artikel 15.3 van de koopovereenkomst volgt dat op [partij B] een documentatieverplichting rust, die inhoudt dat hij ten minste één afwijzing van een erkende geldverstrekkende bankinstelling aan [partij A] moet overleggen. Tussen partijen staat vast dat dat niet is gebeurd. [partij B] heeft alleen e-mailberichten van de ING en van zijn tussenpersonen overgelegd, waaruit blijkt dat het niet mogelijk was om een afwijzing van een geldverstrekker te overleggen, omdat er niet eens een financieringsaanvraag is gedaan. De in artikel 15.3 van de koopovereenkomst opgenomen inspanningsverplichting betekent dat je je moet inspannen om een financieringsaanvraag te doen. De rechtbank is van oordeel dat [partij B] daarin is tekortgeschoten. Hij heeft immers niet (onderbouwd met stukken) aangetoond wat hij heeft gedaan om een financieringsaanvraag in te dienen. [partij B] heeft ter zitting enerzijds verklaard dat hij ervan uit ging dat de financieringsaanvraag ging lukken, terwijl hij anderzijds ook verklaarde dat het waarschijnlijk tot een afwijzing was gekomen. Waarop die stellingen zijn gebaseerd kan de rechtbank niet controleren. [partij B] heeft verder een beroep gedaan op de nijpende persoonlijke omstandigheden die speelden op het moment van aankoop van de woning en waardoor hij naar eigen zeggen op dat moment niet helder na kon denken. Die omstandigheden, hoe vervelend ook, komen voor risico van [partij B] zelf en kunnen [partij A] niet worden tegengeworpen. Bovendien is de rechtbank gebleken dat de persoonlijke omstandigheden ook niet bij [partij A] bekend waren. Dit alles tezamen maakt dat [partij B] , mede in het licht van de gemotiveerde stellingen van [partij A] , onvoldoende gemotiveerd heeft gesteld dat hij zich voldoende heeft ingespannen om de financiering te verkrijgen.
5.8.
Gelet op het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat door [partij B] niet is voldaan aan de op hem rustende inspanningsverplichting en documentatieverplichting en dat hij daarom de koopovereenkomst niet heeft ontbonden met een rechtsgeldig beroep op de ontbindende voorwaarde. [partij B] was dus verplicht de koopovereenkomst na te komen. Dat heeft hij nagelaten, ook na de ingebrekestellingen van (de makelaar en advocaat van) [partij A] Daarmee is [partij B] tekortgeschoten in de nakoming van de op hem rustende verplichtingen die voorvloeien uit de koopovereenkomst, zodat [partij A] de koopovereenkomst heeft mogen ontbinden en op grond van artikel 11.2 van de koopovereenkomst recht heeft op betaling van de contractuele boete van 10% van de koopsom. De gevorderde contractuele boete is dan ook in beginsel toewijsbaar.
5.9.
Ten aanzien van het standpunt van [partij B] dat [partij A] heeft ingestemd met ontbinding van de koopovereenkomst, omdat [partij A] de woning, voor het verstrijken van de termijn van het financieringsvoorbehoud, aan een derde heeft verkocht, overweegt de rechtbank als volgt. [partij A] heeft in dat verband gemotiveerd aangevoerd dat bij de verkoop van de woning aan de derde een uitdrukkelijk voorbehoud is gemaakt dat de eerdere verkoop aan [partij B] niet door zou gaan. Dat blijkt ook uit het e-mailbericht van de makelaar van 24 augustus 2022. Daarmee heeft [partij A] naar het oordeel van de rechtbank niet ingestemd met ontbinding van de koopovereenkomst met [partij B] of daarmee afgezien van het daarin opgenomen boetebeding.
5.10.
Het beroep van [partij B] op matiging van de contractuele boete beoordeelt de rechtbank als volgt. De in artikel 6:94 lid 1 BW opgenomen maatstaf, die inhoudt dat voor matiging slechts reden kan zijn indien de billijkheid dit klaarblijkelijk eist, brengt mee dat de rechter pas van haar bevoegdheid tot matiging gebruik mag maken als de toepassing van een boetebeding in de gegeven omstandigheden tot een buitensporig en daarom onaanvaardbaar resultaat leidt. Deze maatstaf noopt dus tot terughoudendheid.
5.11.
De rechtbank ziet in de onderhavige omstandigheden van het geval geen aanleiding om de contractuele boete te matigen en overweegt daartoe als volgt.
Het boetebeding waar het hier om gaat, is een gangbaar beding in de Nederlandse praktijk bij verkoop van woonhuizen, zowel wat betreft het percentage als de voorwaarden waaronder de boete verschuldigd wordt. De contractuele boete dient als fixatie voor de door [partij A] als gevolg van het tekortschieten van [partij B] geleden schade en heeft tot doel kopers tot afname van de gekochte woning te prikkelen. Voorkomen dient te worden dat kopers te lichtvaardig een koopovereenkomst aangaan.
5.12.
[partij A] heeft voldoende aannemelijk gemaakt dat hij door het niet afnemen van de woning door [partij B] schade heeft geleden. Hij heeft de woning immers voor € 30.000,- minder verkocht. Gelet op de door [partij A] aangevoerde omstandigheden, er was sprake van dubbele lasten, de woning stond al leeg en mevrouw Keijzer is slecht ter been, is de rechtbank van oordeel dat [partij A] dit lagere bod heeft mogen accepteren. Bij de huidige stand van zaken is geen sprake van een onbillijke discrepantie tussen de werkelijke schade en de hoogte van de verschuldigde boete. Nu niet is komen vast te staan dat toepassing van het boetebeding in de gegeven omstandigheden tot een buitensporig en daarmee onaanvaardbaar resultaat zal leiden, is aldus geen reden tot matiging van de boete.
Conclusie
5.13.
Het vorenstaande leidt tot de conclusie dat [partij B] de contractuele boete verschuldigd is en dat het verstekvonnis zal worden bekrachtigd.
5.14.
[partij B] is de partij die ongelijk krijgt en hij zal daarom in de kosten van het verzet worden veroordeeld. De kosten aan de zijde van [partij A] worden begroot op:
- salaris advocaat € 766,00 (1,0 punt × tarief € 766,00)

6.De beslissing

De rechtbank
6.1.
wijst de vorderingen van [partij B] af,
6.2.
bekrachtigt het door deze rechtbank op 30 november 2022 onder zaaknummer / rolnummer C/08/287453 / HA ZA 22-373 gewezen verstekvonnis,
6.3.
veroordeelt [partij B] in de kosten van de verzetprocedure, aan de zijde van [partij A] tot op heden begroot op € 766,00,
6.4.
verklaart dit vonnis voor wat betreft de proceskostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. A.H. Margadant en in het openbaar uitgesproken op 14 juni 2023.(ms)