ECLI:NL:RBOVE:2023:2418

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
31 mei 2023
Publicatiedatum
28 juni 2023
Zaaknummer
08.088174-21 en 08.235098-20 (ter terechtzitting gevoegd) (P)
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor ontuchtige handelingen en schennis van de eerbaarheid

Op 31 mei 2022 heeft de Rechtbank Overijssel een 47-jarige man veroordeeld tot een taakstraf van honderd uur en een voorwaardelijke gevangenisstraf van zes weken, met een proeftijd van drie jaar. De man werd schuldig bevonden aan het plegen van ontuchtige handelingen, het zonder toestemming maken van foto's en filmpjes van een slachtoffer, en schennis van de eerbaarheid. De rechtbank oordeelde dat de verdachte op 17 december 2020 in Nieuwleusen een vrouw bij de billen heeft gegrepen, en dat hij in de periode van 12 april 2020 tot en met 19 augustus 2020 heimelijk foto's en filmpjes heeft gemaakt van een buurvrouw in haar tuin. Daarnaast heeft hij op 1 oktober 2019 in Balkbrug zijn geslachtsdeel getoond en zich gemasturbeerd in het openbaar. De rechtbank achtte de feiten wettig en overtuigend bewezen, en legde de verdachte een schadevergoeding op van in totaal 1.506,08 euro aan de slachtoffers. De rechtbank hield rekening met de ernst van de feiten en de impact op de slachtoffers, waaronder psychische schade die leidde tot therapie. De verdachte toonde geen verantwoordelijkheid voor zijn daden en had een strafblad, maar niet voor soortgelijke delicten. De rechtbank besloot tot de opgelegde straffen en maatregelen, waaronder de verbeurdverklaring van de in beslag genomen smartphone.

Uitspraak

RECHTBANK OVERIJSSEL

Team Strafrecht
Meervoudige kamer
Zittingsplaats Zwolle
Parketnummer: 08.088174-21 en 08.235098-20 (ter terechtzitting gevoegd) (P)
Datum vonnis: 31 mei 2022
Verstekvonnis in de zaak van de officier van justitie tegen:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] 1975 in [geboorteplaats] ,
wonende aan [woonplaats] .

1.Het onderzoek op de terechtzitting

Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzitting van 17 mei 2022.
De rechtbank heeft kennis genomen van de vordering van de officier van justitie
mr. H. Menke.

2.De tenlastelegging

Voor de leesbaarheid van dit vonnis nummert de rechtbank de feiten van de zaak met parketnummer 08/088174-21 als feiten 1 en 2 en het feit van de zaak met parketnummer 08/235098-20 als feit 3.
De verdenking komt er, kort en zakelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
feit 1:[slachtoffer 1] heeft aangerand door het vastpakken van haar billen,
feit 2:heimelijk foto’s en filmpjes heeft gemaakt van [slachtoffer 2] in de tuin van haar woning,
feit 3:de eerbaarheid heeft geschonden door in een openbaar gebied zijn geslachtsdeel te tonen en zich te masturberen.
Voluit luidt de tenlastelegging aan verdachte, dat:
feit 1
hij op of omstreeks 17 december 2020 te Nieuwleusen, gemeente Dalfsen, door geweld of een andere feitelijkheid en/of bedreiging met geweld of een andere feitelijkheid, te weten door op onverhoedse wijze nagenoemde ontuchtige handeling(en) te verrichten, [slachtoffer 1] heeft gedwongen tot het plegen en/of dulden van een of meer ontuchtige handelingen, te weten het grijpen bij/vastpakken van de billen/kont van die [slachtoffer 1] ;
feit 2
hij op meerdere tijdstippen gelegen in of omstreeks de periode van 12 april 2020 tot en met 19 augustus 2020 te Nieuwleusen, gemeente Dalfsen, (telkens) gebruik makende van een technisch hulpmiddel waarvan de aanwezigheid niet op duidelijke wijze kenbaar was gemaakt opzettelijk en wederrechtelijk van [slachtoffer 2] aanwezig in een woning of op een andere niet voor het publiek toegankelijke plaats, te weten in de (omsloten) tuin van haar woning een afbeelding heeft vervaardigd;
feit 3
hij op of omstreeks 1 oktober 2019 te Balkbrug, gemeente Hardenberg, de eerbaarheid heeft geschonden op of aan een plaats, voor het openbaar verkeer bestemd, te weten [straatnaam]
, door het tonen/vast te houden van zijn ontblote geslachtsdeel en/of te
masturberen.

3.De voorvragen

De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zij bevoegd is tot kennisneming van deze zaak, dat de officier van justitie ontvankelijk is in de vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.

4.De bewijsmotivering

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie stelt zich op het standpunt dat het onder 1, 2 en 3 ten laste gelegde wettig en overtuigend kan worden bewezen.
4.2
Het oordeel van de rechtbank
Ten aanzien van feit 1
De feiten en omstandigheden
De rechtbank stelt op grond van de inhoud van het dossier en het onderzoek ter terechtzitting de volgende feiten en omstandigheden vast. In de voetnoten in het vonnis zal worden verwezen naar de voor de bewezenverklaring redengevende bewijsmiddelen. [1]
Op 17 december 2020 neemt [slachtoffer 1] de bus vanuit Zwolle naar Nieuwleusen. [slachtoffer 1] stapt rond 14.15 uur uit bij de bushalte “ [bushalte] ” aan de [adres 2] te Nieuwleusen en loopt naar het huis van haar moeder. Ter hoogte van het zwembad wordt [slachtoffer 1] door een man bij de billen gegrepen. [slachtoffer 1] schat dat de man rond de veertig is en zij omschrijft hem als lang en tenger met een ingevallen gezicht, grijs kort haar en een stoppelbaardje. De man droeg een bril met vierkante/rechthoekige glazen en was gekleed in een zwarte hardlooplegging en een zwart hardloopshirt met op de achterkant ter hoogte van de schouders blokken. [slachtoffer 1] heeft na het incident haar moeder, [moeder van slachtoffer] , gebeld en is naar huis gelopen. Bij thuiskomst is zij direct met haar moeder in de auto gestapt en toen zij de man zagen lopen, heeft haar moeder hem aangesproken. [2]
Op 17 januari 2020 [de rechtbank begrijpt dat wordt bedoeld: 17 december 2020], omstreeks 14.28 uur, ontvangt de politie een melding van [slachtoffer 1] dat zij achter een man aanloopt die in haar billen heeft geknepen. De politie constateert dat het door [slachtoffer 1] opgegeven signalement van de man en de omstandigheden gelijkenis vertonen met een oude zaak. Nader onderzoek wijst uit dat die persoon is verhuisd naar Nieuwleusen, waarna de politie verdachte op 17 december 2020 aanhoudt in zijn woning aan de [woonplaats]. De politie heeft de indruk dat verdachte zich net heeft geschoren en gedoucht, omdat zijn haar nat was. [3] De politie treft in de badkamer van de woning een aantal sportkleren aan en een beker met daarin een scheermesje en resten scheerschuim. [4] Verder lagen en hingen er op verschillende plekken in de woning sportkleren, zwart van kleur. [5] Op de zolder van de woning treft de politie een zwart sportjasje aan met op de rug grijze vlakken. Dit jasje voelde klam en nat aan. [6] Op een plankje op de overloop treft de politie een bril aan. [7]
De politie heeft vervolgens de moeder van [slachtoffer 1] , [moeder van slachtoffer] , als getuige gehoord. [moeder van slachtoffer] verklaart dat haar dochter haar op 17 december 2020 rond 14.15 uur overstuur opbelde, omdat een man net in haar kont had geknepen. Even later staat [slachtoffer 1] in tranen op de oprit van haar woning. [moeder van slachtoffer] is samen met [slachtoffer 1] in de auto gestapt om uit te kijken naar de man. Zij hebben de man aangetroffen en [moeder van slachtoffer] heeft hem aangesproken op zijn gedrag, waarop hij wegrende. [moeder van slachtoffer] verklaart over het signalement van de man overeenkomstig de verklaringen van [slachtoffer 1] . [8]
De politie heeft de camerabeelden van het [adres 3] uitgekeken. Op de camerabeelden van 17 december 2020, omstreeks 14.30 uur, is te zien dat een slanke, blanke man met grijs haar komt aanlopen. De man is gekleed in een zwarte strakke hardloopbroek en een zwart sportjasje met bovenaan de rug een grijze, brede bies, die van de rechtermouw tot de linkermouw loopt. De politie herkent de man als verdachte. De woning van verdachte bevindt zich direct achter het [adres 3] . [9]
Conclusie
De rechtbank stelt op grond van bovenstaande feiten en omstandigheden vast dat het verdachte is geweest die [slachtoffer 1] bij de billen heeft gegrepen dan wel heeft vastgepakt. De rechtbank komt dan ook tot een bewezenverklaring van het onder 1 ten laste gelegde feit.
Ten aanzien van feit 2
De feiten en omstandigheden
De rechtbank stelt op grond van de inhoud van het dossier en het onderzoek ter terechtzitting de volgende feiten en omstandigheden vast. In de voetnoten in het vonnis zal worden verwezen naar de voor de bewezenverklaring redengevende bewijsmiddelen. [10]
De politie heeft bij de aanhouding van verdachte een smartphone van het merk Huawei voor onderzoek in beslag genomen. Dit betreft de telefoon van verdachte. [11] Op deze telefoon worden diverse filmpjes aangetroffen van een vrouw die meerdere malen heimelijk vanuit een raam op de eerste etage van een woning in haar tuin wordt gefilmd. [12] Daarnaast worden op de telefoon foto’s aangetroffen, die vanuit een raam zijn genomen. Op deze foto’s is een vrouw te zien die heimelijk in haar tuin wordt gefotografeerd. [13] De foto’s zijn genomen in de ten laste gelegde periode. [14] De politie herkent de vrouw als [slachtoffer 2] . [slachtoffer 2] woonde destijds aan de [adres 4] en was de buurvrouw van verdachte. [15]
Conclusie
De rechtbank is van oordeel dat wettig en overtuigend is bewezen dat verdachte heimelijk foto’s en filmpjes heeft gemaakt van [slachtoffer 2] . De rechtbank komt dan ook tot een bewezenverklaring van het onder 2 ten laste gelegde feit.
Ten aanzien van feit 3
De feiten en omstandigheden
De rechtbank stelt op grond van de inhoud van het dossier en het onderzoek ter terechtzitting de volgende feiten en omstandigheden vast. In de voetnoten in het vonnis zal worden verwezen naar de voor de bewezenverklaring redengevende bewijsmiddelen. [16]
Op 1 oktober 2019 fietst [getuige] vanaf haar woning aan [adres 5] via de [straatnaam] naar het bos om haar honden uit te laten. [getuige] ziet ter hoogte van de afslag dichtbij haar woning een man staan, waarvoor haar moeder, die werkzaam is bij de politie, haar meerdere keren heeft gewaarschuwd. [getuige] besluit daarom, om kort nadat zij de man is gepasseerd, huiswaarts te gaan. [getuige] ziet dan dat de man nog steeds ter hoogte van de afslag staat. Bij de man is het ontblote geslachtsdeel zichtbaar en hij heeft een erectie. [getuige] verklaart dat de man met zijn hand bij zijn geslachtsdeel zat en zich masturbeerde. [17]
Op 1 oktober 2019 ontvangt de politie een melding van [getuige] over een schennispleger in Balkbrug. [getuige] vertelt dat haar moeder, [verbalisant] , weet wie de dader is. De verbalisant neemt vervolgens contact op met collega [verbalisant] , die aangeeft dat verdachte de dader is. [18]
Op 5 december 2019 neemt de politie telefonisch contact op met verdachte om hem uit te nodigen voor een verhoor ter zake schennis plegen. Verdachte wordt boos en weigert een verklaring bij de politie af te leggen. Verdachte verklaart dat hij gewoon heeft staan plassen en dat er verder niks aan de hand was. [19]
Conclusie
De rechtbank stelt op grond van bovenstaande feiten en omstandigheden vast dat het verdachte is geweest die [getuige] op 1 oktober 2019 met een ontbloot geslachtsdeel heeft gezien. Dat verdachte naar zijn zeggen slechts aan het plassen was, acht de rechtbank in het licht van de verklaringen van [getuige] ongeloofwaardig. De rechtbank komt dan ook tot een bewezenverklaring van het onder 3 ten laste gelegde feit.
4.3
De bewezenverklaring
De rechtbank acht op grond van de opgegeven bewijsmiddelen wettig en overtuigend bewezen dat verdachte de ten laste gelegde feiten heeft begaan, met dien verstande dat:
feit 1
hij op 17 december 2020 te Nieuwleusen, gemeente Dalfsen, door een feitelijkheid, te weten door op onverhoedse wijze nagenoemde ontuchtige handeling te verrichten, [slachtoffer 1] heeft gedwongen tot het dulden van een ontuchtige handeling, te weten het grijpen bij/vastpakken van de billen/kont van die [slachtoffer 1] ;
feit 2
hij op meerdere tijdstippen gelegen in de periode van 12 april 2020 tot en met 19 augustus 2020 te Nieuwleusen, gemeente Dalfsen, telkens gebruik makende van een technisch hulpmiddel waarvan de aanwezigheid niet op duidelijke wijze kenbaar was gemaakt opzettelijk en wederrechtelijk van [slachtoffer 2] aanwezig in een niet voor het publiek toegankelijke plaats, te weten in de (omsloten) tuin van haar woning een afbeelding heeft vervaardigd;
feit 3
hij op 1 oktober 2019 te Balkbrug, gemeente Hardenberg, de eerbaarheid heeft geschonden op of aan een plaats, voor het openbaar verkeer bestemd, te weten [straatnaam], door het tonen/vast te houden van zijn ontblote geslachtsdeel en te
masturberen.
De rechtbank acht niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd, zodat zij verdachte daarvan zal vrijspreken.
De in de tenlastelegging voorkomende taal- en/of schrijffouten zijn verbeterd in de bewezenverklaring. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.

5.De strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Het bewezen verklaarde is strafbaar gesteld in de artikelen 139f, 239, en 246 van het Wetboek van Strafrecht (Sr). Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten. Het bewezen verklaarde levert op:
feit 1
het misdrijf:
feitelijke aanranding van de eerbaarheid;
feit 2
het misdrijf:
gebruik makende van een technisch hulpmiddel waarvan de aanwezigheid niet op duidelijke wijze kenbaar is gemaakt, opzettelijk en wederrechtelijk van een persoon, aanwezig op een niet voor het publiek toegankelijke plaats, een afbeelding vervaardigen;
feit 3
het misdrijf:
schennis van de eerbaarheid op of aan een plaats, voor het openbaar verkeer bestemd.

6.De strafbaarheid van verdachte

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. De rechtbank oordeelt daarom dat verdachte strafbaar is voor de bewezen verklaarde feiten.

7.De op te leggen straf of maatregel

7.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie vordert dat verdachte wordt veroordeeld tot een taakstraf van honderd uren en een voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van zes weken met een proeftijd van drie jaar.
7.2
De gronden voor een straf of maatregel
Bij de strafoplegging houdt de rechtbank rekening met de aard en de ernst van de gepleegde feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en de persoon van verdachte, zoals die uit het dossier en tijdens de behandeling ter terechtzitting naar voren zijn gekomen. De rechtbank acht daarbij in het bijzonder het volgende van belang.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan feitelijke aanranding van de eerbaarheid door een jonge vrouw op straat onverhoeds in de billen te knijpen en hiermee inbreuk te maken op haar lichamelijke integriteit. Het slachtoffer hoefde op dergelijk handelen niet bedacht te zijn en is hierdoor zodanig aangedaan dat zij door haar huisarts is doorverwezen naar een therapeut voor een EMDR-behandeling. De rechtbank leidt uit haar toelichting ter terechtzitting af dat de behandeling inmiddels is afgerond, maar dat de impact van de gebeurtenis op haar dagelijks leven nog steeds groot is.
Daarnaast heeft verdachte zich schuldig gemaakt aan het heimelijk vervaardigen van foto’s en filmpjes van zijn buurvrouw. Verdachte heeft de buurvrouw met zijn smartphone in haar tuin gefotografeerd en gefilmd, terwijl zij zich daar veilig en onbespied kon wanen. Door zo te handelen, heeft verdachte blijk gegeven van een gebrek aan respect voor de privacy van zijn buurvrouw.
Tot slot heeft verdachte zich, voor het slachtoffer waarneembaar, in een openbaar gebied afgetrokken en daarmee de algemene eerbaarheid geschonden. Het behoeft geen betoog dat het erg hinderlijk is en zelfs beangstigend kan zijn om geconfronteerd te worden met een dergelijke opdringerige uiting van seksuele aandrang.
Verdachte heeft zich bij het plegen van genoemde feiten uitsluitend laten leiden door eigen gerief en heeft daarbij geen enkel besef getoond voor de eventuele schadelijke gevolgen van zijn handelen voor de slachtoffers. De rechtbank rekent dit verdachte aan en acht het zorgelijk dat verdachte op geen enkele wijze verantwoordelijkheid heeft genomen voor zijn gedrag.
De rechtbank heeft gelet op het strafblad van verdachte van 4 april 2022, waaruit blijkt dat verdachte eerder is veroordeeld, echter niet recent en ook niet voor soortgelijke delicten.
De reclassering heeft verdachte bij brief van 14 december 2021 en op 29 december 2021 verzocht om contact op te nemen, maar heeft geen contact met verdachte kunnen krijgen.
Alles afwegende wordt, conform de eis van de officier van justitie, een taakstraf voor de duur honderd uren, te vervangen door vijftig dagen hechtenis en een voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van zes weken passend en geboden geacht. Aan het voorwaardelijk strafdeel wordt een proeftijd verbonden van drie jaren.
7.3
De in beslag genomen voorwerpen
De politie heeft een telefoontoestel en een zwart sportjasje in beslag genomen.
De rechtbank is van oordeel dat de op de beslaglijst vermelde telefoon moet worden verbeurd verklaard, omdat het een voorwerp betreft met behulp van welke feit 2 is begaan.
De rechtbank zal de teruggave aan verdachte gelasten van het aan hem toebehorende zwarte sportjasje, aangezien dit niet vatbaar is voor verbeurdverklaring of onttrekking aan het verkeer en het belang van strafvordering zich niet tegen teruggave verzet.

8.De schade van benadeelden

8.1
De vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 1]
heeft zich als benadeelde partij gevoegd in dit strafproces. De benadeelde partij vordert verdachte te veroordelen om schadevergoeding te betalen tot een totaalbedrag van
€ 1.706,08 [zeventienhonderdenzes euro en acht cent], te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf het moment waarop de schade is ontstaan. De gevorderde materiële schade bestaat uit de volgende posten:
- eigen risico (€ 385,00);
- reiskosten (€ 121,08).
Ter vergoeding van immateriële schade wordt een bedrag van € 1.200,00 gevorderd.
De officier van justitie vordert toewijzing van de vordering van [slachtoffer 1] , zij het dat de immateriële schade dient te worden gematigd tot een bedrag van € 750,00. Het overige deel van de gevorderde immateriële schade dient niet-ontvankelijk te worden verklaard.
Het oordeel van de rechtbank
Door de gebezigde bewijsmiddelen en de behandeling op de terechtzitting is komen vast te staan dat verdachte door het bewezen verklaarde feit rechtstreeks schade heeft toegebracht aan de benadeelde partij. De opgevoerde schadeposten zijn niet betwist en voldoende onderbouwd en aannemelijk. De rechtbank zal het gevorderde materiële schadevergoeding daarom toewijzen tot een bedrag van € 506,08, te vermeerderen met de verschuldigde wettelijke rente vanaf de datum waarop de schade is ontstaan.
Tevens is vast komen te staan dat de benadeelde partij als gevolg van het handelen van verdachte rechtstreeks immateriële schade heeft geleden. De omvang van de immateriële schade, die op de voet van artikel 6:106 Burgerlijk Wetboek (BW) voor vergoeding in aanmerking komt, begroot de rechtbank met de gegeven onderbouwing op € 750,00 en zal zij toewijzen vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de datum waarop de schade is ontstaan.
De schadevergoedingsmaatregel
De benadeelde partij heeft verzocht en de officier van justitie heeft gevorderd de schadevergoedingsmaatregel op te leggen.
De rechtbank zal de maatregel als bedoeld in artikel 36f Sr opleggen, aangezien verdachte jegens de benadeelde partijen naar burgerlijk recht (mede) aansprakelijk is voor de schade die door de feiten is toegebracht.
Als door de verdachte niet volledig wordt betaald, kan deze verplichting worden aangevuld met 22 dagen gijzeling, waarbij toepassing van de gijzeling de betalingsverplichting niet opheft.
8.2
De vordering van de benadeelde partij [getuige]
heeft zich als benadeelde partij gevoegd in dit strafproces. De benadeelde partij vordert verdachte te veroordelen tot betaling van een bedrag van € 250,00 [tweehonderdenvijftig euro] aan immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf het moment waarop de schade is ontstaan.
De officier van justitie vordert toewijzing van de vordering van [getuige] .
Het oordeel van de rechtbank
Door de gebezigde bewijsmiddelen en de behandeling op de terechtzitting is vast komen te staan dat de benadeelde partij als gevolg van het handelen van verdachte rechtstreeks immateriële schade heeft geleden. De omvang van de immateriële schade, die op de voet van artikel 6:106 van het BW voor vergoeding in aanmerking komt, begroot de rechtbank met de gegeven onderbouwing op € 250,00 en zal zij toewijzen vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de datum waarop de schade is ontstaan.
De schadevergoedingsmaatregel
De benadeelde partij heeft verzocht en de officier van justitie heeft gevorderd de schadevergoedingsmaatregel op te leggen.
De rechtbank zal de maatregel als bedoeld in artikel 36f Sr opleggen, aangezien verdachte jegens de benadeelde partijen naar burgerlijk recht (mede) aansprakelijk is voor de schade die door de feiten is toegebracht.
Als door de verdachte niet volledig wordt betaald, kan deze verplichting worden aangevuld met 5 dagen gijzeling, waarbij toepassing van de gijzeling de betalingsverplichting niet opheft.

9.De toegepaste wettelijke voorschriften

De hierna te nemen beslissing berust op de hiervoor genoemde wetsartikelen. Daarnaast berust deze beslissing op de artikelen 9, 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 33, 33a en 57 Sr.

10.De beslissing

De rechtbank:
bewezenverklaring
- verklaart bewezen dat verdachte het onder 1, 2 en 3 ten laste gelegde heeft begaan, zoals hierboven omschreven;
- verklaart niet bewezen wat aan verdachte onder 1, 2 en 3 meer of anders is ten laste gelegd en spreekt hem daarvan vrij;
strafbaarheid feiten
- verklaart het bewezen verklaarde strafbaar;
- verklaart dat het bewezen verklaarde de volgende strafbare feiten oplevert:
feit 1
het misdrijf:
feitelijke aanranding van de eerbaarheid;
feit 2
het misdrijf:
gebruik makende van een technisch hulpmiddel waarvan de aanwezigheid niet op duidelijke wijze kenbaar is gemaakt, opzettelijk en wederrechtelijk van een persoon, aanwezig op een niet voor het publiek toegankelijke plaats, een afbeelding vervaardigen;
feit 3
het misdrijf:
schennis van de eerbaarheid op of aan een plaats, voor het openbaar verkeer bestemd;
strafbaarheid verdachte
- verklaart verdachte strafbaar voor het bewezen verklaarde;
straf
- veroordeelt verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
6 (zes) weken;
- bepaalt dat van deze gevangenisstraf een gedeelte van
6 (zes) weken in zijn geheel niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten. De rechter kan de tenuitvoerlegging gelasten indien de verdachte voor het einde van de
proeftijd van 3 (drie) jarende navolgende voorwaarde niet is nagekomen;
- stelt als
algemene voorwaardedat de verdachte:
- zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
- veroordeelt de verdachte tot een
taakstraf, bestaande uit het verrichten van onbetaalde arbeid voor de duur van
100 (honderd) uren;
- beveelt, voor het geval dat de verdachte de taakstraf niet naar behoren verricht, dat
vervangende hechteniszal worden toegepast voor de duur van
50 (vijftig) dagen;
schadevergoeding
- wijst de vordering van de benadeelde partij
[slachtoffer 1]toe tot een bedrag van € 1.256,08 (bestaande uit materiële schade en immateriële schade);
- veroordeelt de verdachte tot betaling aan de benadeelde partij (feit 1): van een bedrag van € 1.256,08 (twaalfhonderdenzesenvijftig euro en acht cent), te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 17 december 2020;
- veroordeelt de verdachte daarnaast in de kosten van het geding door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil, alsook in de kosten van betekening van dit vonnis, de in verband met de tenuitvoerlegging van dit vonnis nog te maken kosten en de kosten vallende op de invordering;
- legt de
maatregelop dat de verdachte verplicht is ter zake van het bewezen verklaarde feit tot betaling aan de Staat der Nederlanden van een bedrag van € 1.256,08, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 17 december 2020 ten behoeve van de benadeelde, en bepaalt, voor het geval volledig verhaal van het verschuldigde bedrag niet mogelijk blijkt, dat gijzeling voor de duur van 22 dagen kan worden toegepast. Tenuitvoerlegging van de gijzeling laat de betalingsverplichting onverlet;
- bepaalt dat als de verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de Staat der Nederlanden van bedoeld bedrag daarmee de verplichting van de verdachte om aan de benadeelde partij het bedrag te betalen, komt te vervallen, en andersom, als de verdachte aan de benadeelde partij het verschuldigde bedrag heeft betaald, dat daarmee de verplichting tot betaling aan de Staat der Nederlanden van dat bedrag komt te vervallen;
- bepaalt dat de benadeelde partij: voor een deel van € 450,00 niet-ontvankelijk is in de vordering, en dat de benadeelde partij de vordering voor dat deel slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen;
- wijst de vordering van de benadeelde partij
[getuige]toe tot een bedrag van € 250,00 (bestaande uit immateriële schade);
- veroordeelt de verdachte tot betaling aan de benadeelde partij (feit 3): van een bedrag van € 250,00 (tweehonderdenvijftig euro), te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 1 oktober 2019;
- veroordeelt de verdachte daarnaast in de kosten van het geding door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil, alsook in de kosten van betekening van dit vonnis, de in verband met de tenuitvoerlegging van dit vonnis nog te maken kosten en de kosten vallende op de invordering;
- legt de
maatregelop dat de verdachte verplicht is ter zake van het bewezen verklaarde feit tot betaling aan de Staat der Nederlanden van een bedrag van € 250,00, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 1 oktober 2019 ten behoeve van de benadeelde, en bepaalt, voor het geval volledig verhaal van het verschuldigde bedrag niet mogelijk blijkt, dat gijzeling voor de duur van 5 dagen kan worden toegepast. Tenuitvoerlegging van de gijzeling laat de betalingsverplichting onverlet;
- bepaalt dat als de verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de Staat der Nederlanden van bedoeld bedrag daarmee de verplichting van de verdachte om aan de benadeelde partij het bedrag te betalen, komt te vervallen, en andersom, als de verdachte aan de benadeelde partij het verschuldigde bedrag heeft betaald, dat daarmee de verplichting tot betaling aan de Staat der Nederlanden van dat bedrag komt te vervallen;

de in beslag genomen voorwerpen

- verklaart verbeurd het in beslag genomen voorwerp, te weten het op de beslaglijst genoemde voorwerp onder nummer G2427696 (1 STK Telefoontoestel);
- gelast de teruggave van het zwarte sportjasje aan verdachte.
Dit vonnis is gewezen door mr. A.J. de Loor, voorzitter, mr. A. van Holten en mr. S.H. Peper, in tegenwoordigheid van mr. M.K. van Haren, griffier, en is in het openbaar uitgesproken op 31 mei 2022.
Buiten staat
Mr. S.H. Peper is niet in de gelegenheid dit vonnis mede te ondertekenen.
De griffier is niet in de gelegenheid dit vonnis mede te ondertekenen.

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar dossierpagina’s, zijn dit pagina’s uit het dossier van de politie eenheid Oost-Nederland met nummer ONRBC20490. Tenzij hieronder anders wordt vermeld, wordt steeds verwezen naar bladzijden van een in de wettelijke vorm, door daartoe bevoegde personen, opgemaakt proces-verbaal.
2.Pagina’s 13-15
3.Pagina’s 1-2
4.Pagina 3
5.Pagina 2
6.Pagina 10
7.Pagina 3
8.Pagina’s 33-34
9.Pagina 46-47
10.Wanneer hierna wordt verwezen naar dossierpagina’s, zijn dit pagina’s uit het dossier van de politie eenheid Oost-Nederland met nummer ONRBC20490. Tenzij hieronder anders wordt vermeld, wordt steeds verwezen naar bladzijden van een in de wettelijke vorm, door daartoe bevoegde personen, opgemaakt proces-verbaal.
11.Pagina 49
12.Pagina’s 61-63
13.Pagina’s 65-70
14.Pagina’s 78-85
15.Pagina 86
16.Wanneer hierna wordt verwezen naar dossierpagina’s, zijn dit pagina’s uit het dossier van de politie eenheid Oost-Nederland met nummer PL0600-2019437663. Tenzij hieronder anders wordt vermeld, wordt steeds verwezen naar bladzijden van een in de wettelijke vorm, door daartoe bevoegde personen, opgemaakt proces-verbaal.
17.Pagina’s 3-4
18.Pagina 9
19.Pagina 11