ECLI:NL:RBOVE:2023:2416

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
7 februari 2023
Publicatiedatum
28 juni 2023
Zaaknummer
08.963607.20
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling tot betaling van wederrechtelijk verkregen voordeel in drugszaken

In deze zaak heeft de Rechtbank Overijssel op 7 februari 2023 uitspraak gedaan in een vordering tot ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel. De veroordeelde, een 57-jarige man, was eerder veroordeeld voor het meermalen medeplegen van opzettelijk handelen in harddrugs en een narcosemiddel. De officier van justitie vorderde dat de rechtbank het bedrag vaststelt waarop het wederrechtelijk verkregen voordeel wordt geschat, en dat de veroordeelde de verplichting wordt opgelegd tot betaling aan de Staat van dit geschatte voordeel, dat op € 6.000,00 werd vastgesteld.

De behandeling van de vordering vond plaats op 25 januari 2023, waarbij de veroordeelde werd bijgestaan door zijn raadsman, mr. P.P.J. van der Meij. De officier van justitie, mr. M. Groothuizen, handhaafde zijn vordering, terwijl de raadsman verzocht om matiging van het bedrag. De rechtbank heeft de omvang van het wederrechtelijk verkregen voordeel vastgesteld op basis van de verklaring van de verdachte, die aangaf dat hij met de drugshandel ongeveer € 1.000,00 per maand verdiende. De rechtbank concludeerde dat de pleegperiode voor de strafbare feiten ruim zes maanden besloeg.

De rechtbank oordeelde dat er geen redenen waren om de betalingsverplichting te matigen en dat de maatregel van ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel moest worden opgelegd. De beslissing werd genomen op grond van artikel 36e van het Wetboek van Strafrecht. De rechtbank legde de veroordeelde de verplichting op tot betaling van € 6.000,00 aan de Staat, ter ontneming van het wederrechtelijk verkregen voordeel, en bepaalde dat de duur van de gijzeling maximaal 120 dagen kan bedragen. Het vonnis is openbaar uitgesproken en ondertekend door de rechters en de griffier.

Uitspraak

RECHTBANK OVERIJSSEL

Team Strafrecht
Zittingsplaats Zwolle
Parketnummer: 08.963607.20
Datum vonnis: 7 februari 2023
Vonnis op tegenspraak van de rechtbank Overijssel, meervoudige kamer voor strafzaken, rechtdoende op de vordering op grond van artikel 36e van het Wetboek van Strafrecht (Sr) van de officier van justitie ten aanzien van de veroordeelde:
[verdachte] ,
geboren op [geboortedatum] 1965 in [geboorteplaats] ,
wonende aan de [woonplaats].

1.De vordering van de officier van justitie

De officier van justitie vordert dat de rechtbank het bedrag vaststelt waarop het wederrechtelijk verkregen voordeel als bedoeld in artikel 36e Sr wordt geschat en de veroordeelde de verplichting oplegt tot betaling aan de Staat van het geschatte voordeel tot een bedrag van € 6.000,00.

2.De procedure

De vordering is behandeld op de openbare terechtzitting van 25 januari 2023. De veroordeelde, bijgestaan door zijn raadsman mr. P.P.J. van der Meij, advocaat in Amsterdam, is op die terechtzitting verschenen en op de vordering gehoord.
Op de terechtzitting heeft de officier van justitie, mr. M. Groothuizen, zijn vordering gehandhaafd.
De raadsman bepleit dat het bedrag aan wederrechtelijk verkregen voordeel te hoog is en verzoekt om matiging.

3.De beoordeling van de vordering

3.1
Veroordeling
De veroordeelde is bij vonnis van deze rechtbank van 7 februari 2023 veroordeeld voor de strafbare feiten: (1) medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 2 onder A van de Opiumwet gegeven verbod, meermalen gepleegd en (2) medeplegen van overtreding van een voorschrift gesteld bij artikel 38 van de Geneesmiddelenwet, opzettelijk begaan, meermalen gepleegd.
3.2
De beoordeling van de omvang van het wederrechtelijk verkregen voordeel
De rechtbank stelt op grond van wettige bewijsmiddelen de omvang van het wederrechtelijk verkregen voordeel vast op € 6.000,00. De rechtbank baseert haar oordeel op de verklaring van verdachte tegenover de politie dat hij met de drugshandel ongeveer € 1.000,00 per maand verdiende en dat de bewezen verklaarde pleegperiode voor feit 2 ruim zes maanden beslaat en voor feit 1 bijna zes maanden.
3.3
De vaststelling van de betalingsverplichting
De rechtbank ziet geen redenen om de betalingsverplichting te matigen. De strekking van de maatregel van ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel is te bewerkstelligen dat datgene wat de veroordeelde aan door misdrijf verkregen materieel profijt heeft verworven, weer aan hem wordt ontnomen. De verdediging heeft niet toereikend onderbouwd waarom daarvan in deze zaak zou moeten worden afgeweken. De rechtbank is van oordeel dat aan de veroordeelde de verplichting moet worden opgelegd tot betaling aan de Staat ter ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel van een bedrag van € 6.000,00.

4.De wettelijke voorschriften

De oplegging van de maatregel is gegrond op artikel 36e Sr.

5.De beslissing

De rechtbank:
  • stelt het bedrag waarop het door de veroordeelde wederrechtelijk verkregen voordeel wordt geschat vast op
  • legt de veroordeelde de verplichting op tot betaling van
  • bepaalt de duur van de gijzeling die met toepassing van artikel 6:6:25 van het Wetboek van Strafvordering ten hoogste kan worden gevorderd op 120 dagen.
Dit vonnis is gewezen door mr. M. Melaard, voorzitter, mr. S.H. Peper en mr. M.W. Eshuis, rechters, in tegenwoordigheid van mr. M.K van Haren, griffier, en is in het openbaar uitgesproken op 7 februari 2023.