ECLI:NL:RBOVE:2023:2415

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
7 april 2023
Publicatiedatum
28 juni 2023
Zaaknummer
71.173862.22 (P)
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling van een vrouw voor opzettelijk handelen in harddrugs en witwassen

Op 7 april 2023 heeft de Rechtbank Overijssel een 35-jarige vrouw veroordeeld tot een gevangenisstraf van 2,5 jaar voor het meermalen medeplegen van opzettelijk handelen in harddrugs en witwassen. De zaak kwam aan het licht na een onderzoek door het Team Criminele Inlichtingen, waarbij observaties en camerabeelden aantoonde dat de medeverdachte, [medeverdachte 1], frequent in de woning van de verdachte verbleef. Tijdens een doorzoeking op 12 juli 2022 werd een aanzienlijke hoeveelheid cocaïne aangetroffen in de woning, evenals bewijs van communicatie tussen de verdachte en medeverdachten over de drugshandel. De rechtbank oordeelde dat de verdachte op de hoogte was van de drugshandel die vanuit haar woning plaatsvond en dat zij een actieve rol speelde in het faciliteren van deze activiteiten. De rechtbank achtte de verdachte schuldig aan het opzettelijk aanwezig hebben van cocaïne, medeplichtigheid aan de verkoop van cocaïne en het witwassen van de opbrengsten van de drugshandel. De rechtbank hield rekening met de ernst van de feiten en de impact op de volksgezondheid bij het bepalen van de straf.

Uitspraak

RECHTBANK OVERIJSSEL

Team Strafrecht
Meervoudige kamer
Zittingsplaats Zwolle
Parketnummer: 71.173862.22 (P)
Datum vonnis: 7 april 2023
Vonnis op tegenspraak in de zaak van de officier van justitie tegen:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] 1987 in [geboorteplaats] ,
nu verblijvende in de P.I. Zuid Oost, locatie Ter Peel.

1.Het onderzoek op de terechtzitting

Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzittingen van 25 oktober 2022, 17 januari 2023 en 24 maart 2023.
De rechtbank heeft kennis genomen van de vordering van de officier van justitie
mr. Y. Oosterhof en van wat door verdachte en haar raadsvrouw mr. D.J. Troost, advocaat in Rotterdam, naar voren is gebracht.

2.De tenlastelegging

De verdenking komt er na wijziging van de tenlastelegging als bedoeld in artikel 314a van het Wetboek van Strafvordering (Sv) van 17 januari 2023, kort en zakelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
feit 1: op 12 juli 2022 een hoeveelheid cocaïne aanwezig heeft gehad;
feit 2: in de periode van 1 augustus 2021 tot en met 11 juli 2022 samen met anderen heeft gehandeld in cocaïne of medeplichtig is geweest aan dit misdrijf;
feit 3: zich in de periode van 1 augustus 2021 tot en met 12 juli 2022 samen met anderen schuldig heeft gemaakt aan witwassen en/of heling.
Voluit luidt de tenlastelegging aan verdachte, dat:
1.
zij op of omstreeks 12 juli 2022 te Utrecht, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, (in de woning [adres] ) opzettelijk aanwezig heeft gehad een hoeveelheid (van een materiaal bevattende) cocaïne, zijnde cocaïne een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
2.
zij in of omstreeks de periode van 1 augustus 2021 tot en met 11 juli 2022 te Utrecht en/of elders in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, (telkens) opzettelijk heeft verkocht en/of afgeleverd en/of verstrekt en/of vervoerd, in elk geval (telkens) opzettelijk aanwezig heeft gehad, een hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaïne, zijnde cocaïne (telkens) een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
subsidiairdat [medeverdachte 1] op een of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 1 augustus 2021 tot en met 11 juli 2022 te Utrecht en/of elders in Nederland, (telkens) opzettelijk heeft verkocht en/of afgeleverd en/of verstrekt en/of vervoerd, in elk geval (telkens) opzettelijk aanwezig heeft gehad, een hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaïne, zijnde cocaïne een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet, bij/tot het plegen van welk misdrijf verdachte in of omstreeks de periode van 1 augustus 2021 tot en met 11 juli 2022 in Utrecht, althans in Nederland, (telkens) opzettelijk gelegenheid, middelen of inlichtingen heeft verschaft door haar woning aan de [adres] (meermalen) ter beschikking te stellen voor de opslag en/of overdracht van die cocaïne;
3.
zij op een of meer tijdstip (pen) in of omstreeks de periode van 1 augustus 2021 tot en met 12 juli 2022, te Utrecht en/althans (elders) in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, meermalen, althans eenmaal,
a.
a)telkens) (van) één of meer voorwerp (en), te weten één of meer (contant(e)) geldbedrag(en), de werkelijke aard, de herkomst, de vindplaats, de vervreemding en/of de verplaatsing heeft verborgen en/of verhuld en/of heeft verborgen en/of verhuld wie de rechthebbende op de/het geldbedrag(en)/voorwerp(en) was/waren, en/of heeft verborgen en/of verhuld wie een voorwerp/voornoemde geldbedrag(en) /voorwerp(en), voorhanden heeft gehad, terwijl zij en/of haar mededader(s) wist(en) dat die/dat voorwerp(en) geheel of gedeeltelijk - onmiddellijk of middellijk - afkomstig was/waren uit enig misdrijf,
en/of
b)telkens) (van) één of meer voorwerp(en), te weten één of meer (contant(e)) geldbedrag(en)heeft verworven en/of voorhanden heeft gehad en/of heeft overgedragen en/of heeft omgezet, en/of van voornoemde voorwerp (en) gebruik heeft gemaakt,terwijl zij en/of haar mededader(s) wist(en) dat die/dat voorwerp(en) -onmiddellijk of middellijk-afkomstig was/waren uit enig misdrijf;
en/ofc)telkens) (van) één of meer voorwerp(en), te weten één of meer (contant(e)) geldbedrag(en) heeft verworven, voorhanden heeft gehad en/of heeft overgedragen, terwijl zij verdachte en/of haar mededader(s) ten tijde van de verwerving of het voorhanden krijgen van die/dat voorwerpen(en) wist(en) dat het (een) door misdrijf verkregen voorwerp(en) betrof(fen).

3.De voorvragen

De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zij bevoegd is tot kennisneming van deze zaak, dat de officier van justitie ontvankelijk is in de vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.

4.De bewijsmotivering

4.1
Inleiding
Op 3 september 2021 is naar aanleiding van informatie van het Team Criminele Inlichtingen (TCI) onderzoek 26Heywood gestart. Uit observaties en camerabeelden is naar voren gekomen dat medeverdachte [medeverdachte 1] in de onderzoeksperiode veelvuldig op de [adres] verbleef, waar verdachte stond ingeschreven. In de woning aan de [adres] is gedurende de onderzoeksperiode vertrouwelijke communicatie opgenomen (hierna: OVC-gesprekken) en op 12 juli 2022 heeft een doorzoeking van de woning plaatsgevonden. Daarnaast zijn telefoons van verdachte en [medeverdachte 1] getapt en is [medeverdachte 1] stelselmatig geobserveerd. Ook zijn mobiele telefoons onder verdachte, [medeverdachte 1] en zijn broer [medeverdachte 2] in beslag genomen.
4.2
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie stelt zich op het standpunt dat het onder 1, 2 en 3 ten laste gelegde wettig en overtuigend kan worden bewezen.
4.3
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw bepleit vrijspraak van het onder 1 ten laste gelegde. Verdachte had geen wetenschap van en beschikkingsmacht over de op 12 juli 2022 in haar woning aangetroffen cocaïne. Verdachte heeft evenmin voorwaardelijk opzet gehad op het aanwezig hebben van de cocaïne. De raadsvrouw bepleit ook vrijspraak van het onder 2 ten laste gelegde. Het onderdeel medeplegen kan niet worden bewezen, omdat niet kan worden vastgesteld dat verdachte een bijdrage van voldoende gewicht heeft geleverd aan de handel in cocaïne. Ten aanzien van de subsidiair ten laste gelegde medeplichtigheid ontbreekt het opzet bij verdachte vanwege het gebrek aan wetenschap. Ten aanzien van het onder 3 ten laste gelegde stelt de raadsvrouw zich op het standpunt dat verdachte zich niet schuldig heeft gemaakt aan witwassen. Het onder 3b ten laste gelegde kan weliswaar worden bewezen, maar kan niet als witwassen worden gekwalificeerd. Immers, verdachte heeft de uit eigen misdrijf afkomstige geldbedragen slechts verworven en voorhanden gehad en haar gedragingen zijn niet gericht geweest op het verbergen of verhullen van de criminele herkomst ervan.
4.4
Het oordeel van de rechtbank
Ten aanzien van feit 1
Feiten en omstandigheden
De rechtbank stelt op basis van de inhoud van het dossier en hetgeen op de terechtzitting is
besproken de volgende feiten en omstandigheden vast. In de voetnoten in het vonnis zal worden verwezen naar de voor de bewezenverklaring redengevende bewijsmiddelen. [1]
Op 12 juli 2022 heeft een doorzoeking in de woning aan de [adres] plaatsgevonden. De politie heeft in de woning in de grote slaapkamer een geopende doos aangetroffen met daarin vijf blokken met een identieke verpakking en hetzelfde logo op de voorzijde. [2] Daarnaast is onder het bed van de slaapkamer een wit blok aangetroffen. [3] Verder heeft de politie in de woonkamer achter de bank een Nike schoenendoos met witte brokken aangetroffen. [4] Het team forensische opsporing heeft op de blokken en brokken een indicatieve test voor cocaïne uitgevoerd, die een positieve reactie heeft gegeven. [5] Vervolgens heeft het Nederlands Forensisch Instituut (NFI) nader onderzoek verricht. Het NFI rapporteert dat de bemonsteringen van de blokken en brokken cocaïne bevatten. [6]
Op 30 augustus 2022 is een dactyloscopisch onderzoek verricht, waarbij dactyloscopische sporen zijn afgenomen van de verpakkingsmaterialen van de vijf blokken cocaïne, die in de woning zijn aangetroffen. [7] In het rapport dactyloscopisch onderzoek staat dat zowel een zeer grote mate van overeenkomst is geconstateerd als de afwezigheid van onverklaarbare dactyloscopische verschillen tussen het spoor en de afbeelding van de rechter ringvinger van [medeverdachte 1] . De kans om deze mate van overeenkomst aan te treffen bij een willekeurig ander persoon is verwaarloosbaar klein. [8]
Overwegingen en conclusies
Verdachte heeft ter terechtzitting verklaard dat zij niet wist dat er op 12 juli 2022 cocaïne in haar woning lag. De rechtbank ziet dit anders.
Volgens de verklaringen van verdachte ter terechtzitting wist verdachte dat [medeverdachte 1] zich in de loop van de tijd met drugshandel bezighield. Uit tapgesprekken, OVC-gesprekken en observaties komt naar voren dat verdachte ervan op de hoogte was dat deze handel vanuit haar woning plaatsvond. Zo heeft verdachte niet alleen gesprekken gevoerd met [medeverdachte 1] over drugs, maar incidenteel ook geld afgegeven voor verdachte aan mensen die aan de deur kwamen. [9] Ook heeft verdachte op enig moment een foto van een blok cocaïne in haar woning gemaakt en deze foto doorgestuurd naar [medeverdachte 1] . [10]
De rechtbank stelt vast dat een grote hoeveelheid cocaïne en ook andere voorwerpen die gebruikt worden voor de bewerking van cocaïne zich (deels zichtbaar) in de woning van verdachte bevonden, terwijl verdachte wist dat [medeverdachte 1] zich met drugshandel vanuit haar woning bezig hield. [11] Gelet op de wijze van aantreffen in haar woning, waar naast verdachte en [medeverdachte 1] geen andere personen verbleven, kan het niet anders zijn dan dat verdachte wetenschap heeft gehad van de cocaïne die in haar woning is aangetroffen. De rechtbank stelt tevens vast dat de cocaïne zich in de machtssfeer van verdachte heeft bevonden. Verdachte kon en mocht in de nabijheid van de cocaïne verkeren. Op grond van deze omstandigheden, in onderlinge samenhang beschouwd, kan worden afgeleid dat verdachte een zodanige macht kon uitoefenen over de cocaïne dat verdachte geacht kan worden die cocaïne aanwezig te hebben gehad.
De rechtbank is van oordeel dat sprake is geweest van een nauwe en bewuste samenwerking tussen verdachte en [medeverdachte 1] , zodat het ten laste gelegde medeplegen bewezen kan worden.
De rechtbank acht dan ook wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich samen met [medeverdachte 1] schuldig heeft gemaakt aan het onder 1 ten laste gelegde feit.
Ten aanzien van feit 2
Feiten en omstandigheden
De rechtbank stelt op basis van de inhoud van het dossier en hetgeen op de terechtzitting is
besproken de volgende feiten en omstandigheden vast. In de voetnoten in het vonnis zal worden verwezen naar de voor de bewezenverklaring redengevende bewijsmiddelen. [12]
Op 14 september 2021 heeft de politie in onderzoek 31Muziek21 een Samsung Galaxy S9/SM-G960F in beslag genomen waarvan de gebruiker is geïdentificeerd als [medeverdachte 2] , de broer van [medeverdachte 1] . In deze telefoon zijn over de periode van 4 augustus 2021 tot en met 29 augustus 2021 een video en twee foto’s aangetroffen die zijn gemaakt in de keuken van de woning aan de [adres] . De politie constateert dat op het filmpje van
4 augustus 2021 acht geplastificeerde blokken te zien zijn en op de foto van 26 augustus 2021 zestien geplastificeerde blokken die op het fornuis liggen. De foto van 29 augustus 2021 toont een gedeelte van een blok op het aanrecht. [13]
Op dinsdag 8 maart 2022 is [medeverdachte 1] aangehouden op verdenking van heling en zijn onder hem twee mobiele telefoons in beslag genomen, een Google Pixel 4a en een BlackBerry Key 2. De politie heeft [medeverdachte 1] geïdentificeerd als de gebruiker van beide telefoons. [14]
In de BlackBerry Key 2 is een WhatsApp gesprek aangetroffen van 24 februari 2022, waarin [medeverdachte 1] via WhatsApp contact heeft met de gebruiker van telefoonnummer [telefoonnummer 1] , die is geïdentificeerd als [alias 1] . [15] In het chatgesprek verstuurt [medeverdachte 1] een foto van een blok. [16] Daarnaast is in de BlackBerry een WhatsApp gesprek van 28 februari 2022 aangetroffen, waarin [medeverdachte 1] contact heeft met de onbekende gebruiker van telefoonnummer [telefoonnummer 2] (NN). In het chatgesprek verstuurt [medeverdachte 1] afbeeldingen van blokken. Als NN vervolgens aan verdachte vraagt welke de beste is, antwoordt verdachte “
Het is 1 partij”. De politie stelt vast dat de foto’s van 28 februari 2022 vlak voor verzending in de keuken van de [adres] zijn gemaakt met eenzelfde type telefoon als de telefoon van [medeverdachte 1] en concludeert op basis van camerabeelden en zendmastgegevens dat [medeverdachte 1] zich op het moment dat de foto’s zijn gemaakt op de [adres] bevond. [17]
Daarnaast zijn in de Google Pixel 4a meerdere foto’s van witte blokken aangetroffen. Vier van deze foto’s zijn te relateren aan de keuken van de [adres] . [18] Ook is een chatgesprek aangetroffen dat in de periode van 2 maart 2022 tot en met 7 maart 2022 via de chat applicatie Molly plaatsvond tussen [medeverdachte 1] en de onbekend gebleven gebruiker van telefoonnummer [telefoonnummer 3] (NN) met gebruikersnaam “ [alias 2] ”. In de chat van 2 en 3 maart 2022 spreken [medeverdachte 1] en NN over “
Die c”, “
Allemaal b” en “
Boli” en verstuurt [medeverdachte 1] meerdere afbeeldingen en een filmpje van meerdere blokken. Op
4 maart 2022 bericht NN aan [medeverdachte 1] “
Ik koop die ook”, waarop [medeverdachte 1] op 5 maart 2022 drie foto’s verstuurt van een blok. [medeverdachte 1] geeft daarbij desgevraagd aan dat dit “
Colo” is. Op 7 maart 2022 wordt in de chat over prijzen gesproken en geeft [medeverdachte 1] desgevraagd aan dat de prijs van 1 stuk “
26’25” is. De politie stelt ambtshalve vast dat “
c”, “
b”, “
colo” en “
bolie” in het criminele circuit bekende en gangbare benamingen zijn voor Colombiaanse en Boliviaanse cocaïne en verder dat met “
26’25” vermoedelijk 25 à 26 duizend wordt bedoeld, wat doorgaans een redelijke prijs is voor een kilo cocaïne. [19]
Verder heeft [medeverdachte 1] op 14 juni 2022 om 12.32 uur telefonisch contact met zijn broer [medeverdachte 2] , die in het gesprek aangeeft dat een persoon “
twee auto’s” heeft klaarliggen en “
als ze daarmee kunnen bewegen, dan breng ik (regel ik) vandaag tien of vijftien”. [20] De politie stelt op basis van camerabeelden vast dat [medeverdachte 1] kort na dit telefoongesprek vanaf de [adres] vertrekt en diezelfde middag om 14.41 uur samen met een persoon (NN1) terugkomt. [21] NN1 draagt een gele plastic tas. In een OVC-gesprek van
14 juni 2022 is te horen dat [medeverdachte 1] met NN1 de woning binnenkomt en dat er later een derde persoon bijkomt. De politie hoort bij het uitluisteren veelvuldig geritsel gelijkend op goederen die worden in- of uitgepakt en verder dat [medeverdachte 1] , NN1 en NN2 een gesprek voeren. NN1 zegt in het gesprek “
Ja klopt dat is die ene die ik je liet zien is brokkelig [FON] geworden, ja klopt”, waarop [medeverdachte 1] antwoordt “
Hij is goed alleen hij is heel zacht”. Even later is te horen dat [medeverdachte 1] spreekt over testen en dat hij zegt “
Goed voor snuif”, waarop NN2 antwoordt “
Ja hij is goed voor snuif”. [22] [medeverdachte 1] , NN1 en NN2 verlaten om 15.00 uur de [adres] zonder gele plastic tas. [23]
Overwegingen en conclusies
Gelet op voornoemde feiten en omstandigheden, in onderling verband en samenhang bezien, acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat [medeverdachte 1] heeft gehandeld in cocaïne.
De vraag is of verdachte als medepleger van of medeplichtige aan dat misdrijf kan worden aangemerkt.
Op grond van het dossier en het onderzoek ter zitting is komen vast te staan dat verdachte - in de wetenschap dat haar toenmalige vriend en medeverdachte [medeverdachte 1] zich bezighield met de handel in cocaïne - haar woning voor die drugshandel ter beschikking heeft gesteld. [24] Hoewel zij daarnaast tevens hand- en spandiensten heeft verleend voor medeverdachte (o.m. het incidenteel afgeven van geld aan de deur, versturen van foto’s van blokken cocaïne en helpen met 'geldzaken'), is dit volgens de rechtbank niet voldoende om te spreken van een nauwe en bewuste samenwerking bij de handel in de drugs, nu daarvoor de totale bijdrage van verdachte niet van voldoende gewicht is geweest. Wel is de rechtbank van voordeel dat verdachte met voornoemde gedragingen opzettelijk behulpzaam is geweest bij de drugshandel van medeverdachte. De rechtbank acht de subsidiair ten laste gelegde medeplichtigheid dan ook wel bewezen.
De rechtbank acht dan ook wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het onder 2 subsidiair ten laste gelegde feit.
Ten aanzien van feit 3
De feiten en omstandigheden
De rechtbank stelt op basis van de inhoud van het dossier en hetgeen op de terechtzitting is
besproken de volgende feiten en omstandigheden vast. In de voetnoten in het vonnis zal worden verwezen naar de voor de bewezenverklaring redengevende bewijsmiddelen. [25]
In de op 12 juli 2022 onder verdachte in beslag genomen mobiele telefoon is een WhatsApp-gesprek aangetroffen tussen verdachte en [medeverdachte 1] van 3 november 2021 dat plaatsvond tussen 18.24 uur en 20.00 uur. In de chat zegt [medeverdachte 1] dat iemand “
dat geld” wil ophalen en vraagt [medeverdachte 1] verdachte of zij “
52450” kan geven. [medeverdachte 1] zegt vervolgens dat er “
56500” ligt waarvan verdachte “
5000” moet afpakken en onder het bed moet leggen en even later “
Hij is bij u met 35 min”. Verdachte stuurt vervolgens via WhatsApp een video van zes bundels geld. De politie hoort [medeverdachte 1] zeggen “
je moet hem uit de elastiek halen schat. Moet je eraf halen en elke stapeltje is van duizend. Snap je? Niet die bundels. Die bundels zijn gewoon 10”. De politie hoort dat verdachte vervolgens in een door haar verstuurde video zegt “
Eén, twee, drie, vier, vijf” en ziet op de videobeelden dat zij tijdens het uitspreken van de cijfers elke keer een ander stapeltje geld in beeld brengt. Vervolgens zegt [medeverdachte 1] “
Hij gaat nu aanbellen”. [26]
De politie ziet bij het uitkijken van de camerabeelden van 3 november 2021 dat om 19.45 uur twee mannen met lege handen de centrale toegang van de [adres] inlopen. Tussen 19.45 uur en 19.47 uur wordt de voordeur van de [adres] van binnenuit geopend en blijft de deur op een kiertje staan. Een van de mannen staat voor de deur en krijgt van binnen een voorwerp aangereikt, waarna de twee mannen de centrale portiek uitlopen. De man die eerder aan de deur van perceel [adres] stond draagt een tasje in zijn rechterhand. [27]
Verder is in de onder [medeverdachte 1] in beslag genomen Google Pixel 4a een chatgesprek van
8 maart 2022 aangetroffen dat plaatsvond via de chat applicatie Molly tussen [medeverdachte 1] en de onbekend gebleven gebruiker van het Spaanse telefoonnummer [telefoonnummer 4] (NN) met gebruikersnaam “
[alias 3]”. Daarin bericht [medeverdachte 1] aan [alias 3] “
Die maat kan pap ophalen” en “
Heb pap liggen voor 4 Stuks”. Het is de politie ambtshalve bekend dat met “
pap” geld wordt bedoeld. Vervolgens wordt om 15.26 uur met de Google Pixel een foto verstuurd van een tas met daarin bundels geld naar de onbekend gebleven gebruiker met telefoonnummer [telefoonnummer 5] , met de naam “
[alias 4]”. Even later vraagt [alias 3] “
Kan zo iemand Langsgaan voor die 4”, waarop [medeverdachte 1] zegt “
Jazeker Geef me alleen tijd”. [alias 3] zegt “
Isgoed”. In de avond gaat het gesprek tussen [medeverdachte 1] en [alias 3] verder en spreken zij af dat [medeverdachte 1] “
daar” om half negen zal zijn. [medeverdachte 1] bericht om 20.27 uur “
Ik ben daar”. [28]
Tijdens een observatie op 8 maart 2022 neemt de politie het volgende waar. [medeverdachte 1] verlaat om 20.24 uur het portiek [adres] met een rode bigshoppertas in zijn hand en stapt vervolgens als passagier voorin een auto met kenteken [kenteken 1] , die daarna wegrijdt. Om 20.34 uur parkeert deze auto op de parkeerplaats Scharlakendreef in Utrecht vlak naast een auto met kenteken [kenteken 2] . De politie ziet dat een onbekende persoon tussen de auto’s met kentekens [kenteken 2] en [kenteken 1] staat, dichtbij de geopende zijdeur van de auto met kenteken [kenteken 1] . [29] Na enkele minuten vertrekken beide auto’s, waarna de auto met kenteken [kenteken 2] onder observatie wordt genomen. Omstreeks 21.00 uur worden de inzittenden van de [kenteken 2] door de politie gecontroleerd en wordt de auto doorzocht. In een verborgen ruimte wordt een rode Kruidvat-tas aangetroffen met daarin meerdere bundels bankbiljetten gebonden in elastieken, bestaande uit voornamelijk coupures van 20, 50, 100. [30] De politie stelt vast dat de Kruitvattas en de inhoud daarvan veel gelijkenissen vertoont met de tas die is afgebeeld op de foto die eerder die dag door de Google Pixel is verzonden. [31] De rode Kruitvat-tas bevat in totaal € 91.820,00. [32]
Overwegingen en conclusies
Gelet op voornoemde feiten en omstandigheden stelt de rechtbank vast dat [medeverdachte 1] en verdachte op enig moment in de woning aan de [adres] contante geldbedragen voorhanden hebben gehad en overgedragen. Naar het oordeel van de rechtbank is voldoende bewijs voorhanden op grond waarvan een rechtstreeks verband valt te leggen tussen de contante geldbedragen en een bepaald misdrijf (het gronddelict). De rechtbank overweegt in dit verband dat verdachte bijna een jaar lang medeplichtig is geweest aan de handel in cocaïne. In deze bewezenverklaring ligt besloten dat verdachte daarmee geld heeft verdiend.
De rechtbank stelt vast dat zich in het dossier meerdere uitwerkingen van tapgesprekken tussen verdachte en [medeverdachte 1] bevinden waaruit naar voren komt dat ook op andere momenten dan 3 november 2021 en 8 maart 2022 contante geldbedragen in de woning aan [adres] lagen. Zo heeft [medeverdachte 1] op 6 april 2022 een telefonisch gesprek met verdachte, waarin is te horen dat [medeverdachte 1] naar “
die papieren” vraagt en zegt “
ons of 19 toch?”, waarop verdachte zegt “
Ik ga zo kijken ik weet het niet, maar geen 19 hoor”. Verdachte zegt vervolgens dat zij naar huis rijdt. [33] Even later hebben verdachte en [medeverdachte 1] weer telefonisch contact met elkaar. [medeverdachte 1] vraagt in dit gesprek “
Hoeveel heb je liggen dan?”, waarop verdachte zegt “
Ja, maar dan moet ik tellen, maar je hebt daar geen 19000”. [34] De rechtbank stelt vast dat bij de doorzoeking van de woning op 12 juli 2022 geen contante geldbedragen in de woning zijn aangetroffen. De rechtbank gaat er daarom van uit dat in de woning aan de [adres] aanwezige contante geldbedragen op enig moment zijn overgedragen.
Gelet op het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat verdachte in vereniging met [medeverdachte 1] gedurende de ten laste gelegde periode constant drugsgeld aanwezig hadden en deze gelden ook hebben overgedragen aan derden. De rechtbank acht dan ook wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich samen met [medeverdachte 1] schuldig heeft gemaakt aan het onder 3b ten laste gelegde feit.
4.5
De bewezenverklaring
De rechtbank acht op grond van de opgegeven bewijsmiddelen bewezen dat verdachte de ten laste gelegde feiten heeft begaan, met dien verstande dat:
1.
zij op 12 juli 2022 te Utrecht tezamen en in vereniging met een ander in de woning [adres] opzettelijk aanwezig heeft gehad een hoeveelheid (van een materiaal bevattende) cocaïne, zijnde cocaïne een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I;
2.
subsidiairdat [medeverdachte 1] van 1 augustus 2021 tot en met 11 juli 2022 te Utrecht opzettelijk heeft verkocht en afgeleverd en verstrekt een hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaïne, zijnde cocaïne een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, bij/tot het plegen van welk misdrijf verdachte in de periode van 1 augustus 2021 tot en met 11 juli 2022 in Utrecht opzettelijk gelegenheid heeft verschaft door haar woning aan de [adres] ter beschikking te stellen voor de opslag en overdracht van die cocaïne;
3.
zij in de periode van 1 augustus 2021 tot en met 12 juli 2022 te Utrecht tezamen en in vereniging met een ander meermalen,
b)voorwerpen, te weten contante geldbedragen, heeft verworven en/of voorhanden heeft gehad en/of heeft overgedragen en/of van voornoemde voorwerpen gebruik heeft gemaakt,terwijl zij en haar mededader wisten dat die voorwerpen -onmiddellijk of middellijk-afkomstig waren uit enig misdrijf.
De rechtbank acht niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd, zodat zij haar daarvan zal vrijspreken.

5.De strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde is strafbaar gesteld in:
- artikel 10 van de Opiumwet,
- de artikelen 47, 48 en 420bis van het Wetboek van Strafrecht (Sr).
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten. Het bewezenverklaarde levert op:
feit 1
het misdrijf:
medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 2 onder C van de Opiumwet gegeven verbod;
feit 2
het misdrijf:
medeplichtigheid aan opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 2 onder B van de Opiumwet gegeven verbod, meermalen gepleegd;
feit 3
het misdrijf:
medeplegen van witwassen, meermalen gepleegd.

6.De strafbaarheid van verdachte

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. De rechtbank oordeelt daarom dat verdachte strafbaar is voor de bewezenverklaarde feiten.

7.De op te leggen straf of maatregel

7.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie vordert dat verdachte wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 30 maanden, met aftrek van de duur van het voorarrest.
7.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw verzoekt een gevangenisstraf conform voorarrest op te leggen, met een aanvullend voorwaardelijk deel, zodat verdachte conform het advies van de reclassering een gedragsinterventie cognitieve vaardigheden kan volgen. De raadsvrouw bepleit bij de op te leggen straf rekening te houden met de persoonlijke omstandigheden van verdachte.
7.3
De gronden voor een straf of maatregel
Bij de strafoplegging houdt de rechtbank rekening met de aard en de ernst van de gepleegde feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en de persoon van verdachte zoals die uit het dossier en tijdens de behandeling ter terechtzitting naar voren zijn gekomen. De rechtbank acht daarbij in het bijzonder het volgende van belang.
Verdachte heeft cocaïne voorhanden gehad en is medeplichtig geweest aan het opzettelijk handelen in cocaïne en heeft zich daarnaast schuldig gemaakt aan witwassen. Verdachte heeft met haar handelen een bijdrage geleverd aan het faciliteren en het in stand houden van een afzetmarkt voor harddrugs. Het motief voor de strafbaarstelling van de handel in verdovende middelen is onder meer gelegen in het maatschappelijk belang van bescherming van de volksgezondheid. Het gebruik van in het bijzonder harddrugs is schadelijk voor de gezondheid en kan bijdragen aan het ontstaan van ernstige ontregeling van het maatschappelijk en mentaal functioneren van personen. De handel in cocaïne wordt bovendien zowel direct als indirect in verband gebracht met vele vormen van criminaliteit. Verdachte heeft zich van dit alles geen rekenschap gegeven.
De rechtbank heeft gelet op het strafblad van verdachte van 23 februari 2023, waaruit blijkt dat verdachte eerder, maar niet recent, is veroordeeld voor soortgelijke delicten. De rechtbank weegt dit strafblad daarom niet strafverzwarend mee.
De rechtbank heeft verder gelet op de inhoud van het reclasseringsadvies van Reclassering Nederland van 12 januari 2023. Daaruit komt naar voren dat de risico’s vooral lijken te liggen in de keuzes die verdachte maakt op relationeel vlak en de dynamiek binnen de partnerrelatie, waardoor een gedragsinterventie gericht op cognitieve vaardigheden lijkt te zijn geïndiceerd.
De rechtbank is van oordeel dat gelet op de aard en de ernst van de bewezen verklaarde feiten een forse onvoorwaardelijke gevangenisstraf op zijn plaats is. De rechtbank acht, alles afwegende, conform de eis van de officier van justitie, een gevangenisstraf voor de duur van 30 maanden, met aftrek van de duur van het voorarrest, passend en geboden.
Tenuitvoerlegging van de op te leggen gevangenisstraf zal volledig plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat aan de verdachte voorwaardelijke invrijheidstelling wordt verleend als bedoeld in artikel 6:2:10 van het Wetboek van Strafvordering.
7.4
De in beslag genomen voorwerpen
De officier van justitie stelt zich op het standpunt dat de op de beslaglijst onder de nummers 6, 7 en 8 vermelde voorwerpen moeten worden onttrokken aan het verkeer. De overige op de beslaglijst vermelde voorwerpen moeten worden verbeurd verklaard, met uitzondering van de personenauto (nummer 5) die door de politie is teruggegeven.
De raadsvrouw betoogt dat de op de beslaglijst onder de nummers 1 en 3 vermelde voorwerpen moeten worden teruggegeven. Verder doet verdachte afstand van het op de beslaglijst vermelde voorwerp onder nummer 14. De raadsvrouw refereert zich ten aanzien van de overige op de beslaglijst vermelde voorwerpen aan het oordeel van de rechtbank.
De rechtbank is van oordeel dat de op de beslaglijst onder de nummers 2 en 4 vermelde voorwerpen moeten worden verbeurdverklaard, omdat het voorwerpen betreffen met behulp van welke de feiten zijn begaan of voorbereid.
De rechtbank is van oordeel dat de op de beslaglijst vermelde voorwerpen vermeld onder de nummers 6 tot en met 13 en 15 tot en met 23 vatbaar zijn voor onttrekking aan het verkeer, aangezien die voorwerpen geheel of grotendeels door middel van of uit de baten van de feiten zijn verkregen of met betrekking tot deze voorwerpen de feiten zijn begaan en zij van zodanige aard zijn, dat het ongecontroleerde bezit daarvan in strijd is met de wet of met het algemeen belang.
De rechtbank zal de teruggave aan verdachte gelasten van de op de beslaglijst onder de nummers 1 en 3 vermelde aan verdachte toebehorende voorwerpen, aangezien deze niet vatbaar zijn voor verbeurdverklaring of onttrekking aan het verkeer en het belang van strafvordering zich niet tegen teruggave verzet.
De rechtbank hoeft geen beslissing te nemen te aanzien van het beslag van de op de beslaglijst onder de nummers 5 en 14 vermelde voorwerpen. De personenauto is door de politie aan verdachte teruggegeven en verdachte heeft op de terechtzitting afstand gedaan van het Rolex dames horloge.

8.De toegepaste wettelijke voorschriften

De hierna te nemen beslissing berust op de hiervoor genoemde wetsartikelen. Daarnaast berust deze beslissing op de artikelen 33, 33a, 36b, 36c, 36d en 57 Sr.

9.De beslissing

De rechtbank:
bewezenverklaring
- verklaart bewezen dat verdachte het onder 1, 2 en 3 ten laste gelegde heeft begaan, zoals hierboven omschreven;
- verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd en spreekt haar daarvan vrij;
strafbaarheid feiten
- verklaart het bewezen verklaarde strafbaar;
- verklaart dat het bewezen verklaarde de volgende strafbare feiten oplevert:
feit 1, het misdrijf:
medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 2
onder C van de Opiumwet gegeven verbod;
feit 2, het misdrijf:
medeplichtigheid aan opzettelijk handelen in strijd met een in artikel
2 onder B van de Opiumwet gegeven verbod, meermalen gepleegd;
feit 3: het misdrijf:
medeplegen van witwassen, meermalen gepleegd;
strafbaarheid verdachte
- verklaart verdachte strafbaar voor het onder 1, 2 en 3 bewezen verklaarde;
straf
- veroordeelt verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
30 (dertig) maanden;
- bepaalt dat de tijd die de verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, bij de uitvoering van de gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht;
de in beslag genomen voorwerpen
-
verklaard verbeurdde in beslag genomen voorwerpen, te weten de op de aan dit vonnis gehechte beslaglijst genoemde voorwerpen onder de nummers 2 en 4;
-
verklaart onttrokkenaan het verkeer de in beslag genomen voorwerpen, te weten de op de aan dit vonnis gehechte beslaglijst genoemde voorwerpen onder de nummers 6 tot en met 13 en 15 tot en met 23;
-
gelast de teruggaveaan verdachte van de in beslag genomen voorwerpen, te weten de op de aan dit vonnis gehechte beslaglijst genoemde voorwerpen onder de nummers 1 en 3.
Dit vonnis is gewezen door mr. S.K. Huisman, voorzitter, mr. C.J. Sangers-de Jong en
mr. R. ter Haar, rechters, in tegenwoordigheid van mr. M.K. van Haren, griffier, en is in het openbaar uitgesproken op 7 april 2023.

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar dossierpagina’s, zijn dit pagina’s uit het dossier van de Landelijke Eenheid, Dienst Landelijke Recherche met nummer 26Heywood / LEFCF21006, Zaaksdossier 01. Tenzij anders wordt vermeld, wordt steeds verwezen naar bladzijden van een in de wettelijke vorm, door daartoe bevoegde personen, opgemaakt proces-verbaal.
2.Pagina 248
3.Pagina 251
4.Pagina 249
5.Pagina’s 556-563
6.Een geschrift, te weten een rapport van het NFI van 10 oktober 2022, pagina’s 597-598
7.Pagina’s 505 en 512-513
8.Een geschrift, te weten een rapport dactyloscopisch onderzoek van 8 september 2022, pagina’s 500-503
9.TA093 sessie 20220603173853 (pagina’s 230-231), TA093 sessie 20220627230150 (pagina’s 232-233), TA093 sessie 20220627231150.1 (pagina’s 611-612), TA093 sessie 20220627230650 (pagina’s 235-236) en TA093 sessie 20220703124439 (pagina’s 237-238) en pagina’s 115-120, Zaaksdossier 02
10.Pagina’s 408-410
11.Pagina’s 266-268
12.Wanneer hierna wordt verwezen naar dossierpagina’s, zijn dit pagina’s uit het dossier van de Landelijke Eenheid, Dienst Landelijke Recherche met nummer 26Heywood / LEFCF21006, Zaaksdossier 01. Tenzij anders wordt vermeld, wordt steeds verwezen naar bladzijden van een in de wettelijke vorm, door daartoe bevoegde personen, opgemaakt proces-verbaal.
13.Pagina’s 241-247
14.Pagina’s 1 en 35
15.Pagina 9
16.Pagina 2
17.Pagina’s 3-8 en pagina’s 32-34
18.Pagina’s 36-37
19.Pagina’s 38-40 en pagina’s 71-98
20.TA090 sessie 13764, pagina’s 217-218
21.Proces-verbaal van relaas, LEFCF21006-2210, pagina 11
22.TA093, sessie 20220614.1, pagina’s 221-223
23.Proces-verbaal van relaas, LEFCF21006-2210, pagina 12
24.TA093 sessie 20220603173853 (pagina’s 230-231), TA093 sessie 20220627230150 (pagina’s 232-233), TA093 sessie 20220627231150.1 (pagina’s 611-612), TA093 sessie 20220627230650 (pagina’s 235-236) en TA093 sessie 20220703124439 (pagina’s 237-238), pagina’s 266-268, TA090 sessie 31 (pagna 40), TA090 sessie 31 (pagina 41) en pagina’s 115-120, Zaaksdossier 02
25.Wanneer hierna wordt verwezen naar dossierpagina’s, zijn dit pagina’s uit het dossier van de Landelijke Eenheid, Dienst Landelijke Recherche met nummer 26Heywood / LEFCF21006, Zaaksdossier 02. Tenzij anders wordt vermeld, wordt steeds verwezen naar bladzijden van een in de wettelijke vorm, door daartoe bevoegde personen, opgemaakt proces-verbaal.
26.Pagina’s 115-118
27.Pagina’s 119-120
28.Pagina’s 1-3
29.Pagina 9
30.Pagina’s 15-16
31.Proces-verbaal van relaas, LEFCF21006-2562, pagina 7
32.Pagina 29
33.TA090 sessie 18, pagina 40
34.TA090 sessie 31, pagina 41