ECLI:NL:RBOVE:2023:2414

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
7 april 2023
Publicatiedatum
28 juni 2023
Zaaknummer
71.322517.21 (P)
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling van een man voor het meermalen medeplegen van opzettelijk handelen in harddrugs en witwassen

De rechtbank Overijssel heeft op 7 april 2023 uitspraak gedaan in de zaak tegen een 37-jarige man, die werd beschuldigd van het meermalen medeplegen van opzettelijk handelen in harddrugs en witwassen. De verdachte werd veroordeeld tot een gevangenisstraf van 4,5 jaar. De zaak kwam aan het licht na een onderzoek dat begon op 3 september 2021, waarbij de verdachte werd gevolgd door het Team Criminele Inlichtingen. Observaties en camerabeelden toonden aan dat de verdachte veelvuldig op een bepaald adres verbleef, waar ook zijn vriendin, medeverdachte, woonde. Tijdens het onderzoek werden vertrouwelijke communicatie en tapgesprekken verzameld, die wezen op drugshandel en witwassen. De rechtbank oordeelde dat de verdachte opzettelijk cocaïne had verkocht en afgeleverd, en dat hij samen met anderen betrokken was bij het witwassen van geld dat afkomstig was van deze drugshandel. De rechtbank achtte de bewijsvoering voldoende om de verdachte schuldig te verklaren voor de ten laste gelegde feiten, ondanks de verdediging die pleitte voor vrijspraak van enkele beschuldigingen. De rechtbank hield rekening met de ernst van de feiten en de impact op de volksgezondheid, en legde een gevangenisstraf op die in lijn lag met de eis van de officier van justitie.

Uitspraak

RECHTBANK OVERIJSSEL

Team Strafrecht
Meervoudige kamer
Zittingsplaats Zwolle
Parketnummer: 71.322517.21 (P)
Datum vonnis: 7 april 2023
Vonnis op tegenspraak in de zaak van de officier van justitie tegen:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] 1985 in [geboorteplaats] ,
nu verblijvende in de P.I. Rotterdam, locatie De Schie.

1.Het onderzoek op de terechtzitting

Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzittingen van 25 oktober 2022, 17 januari 2023 en 24 maart 2023.
De rechtbank heeft kennis genomen van de vordering van de officier van justitie mr. Y. Oosterhof en van wat door verdachte en zijn raadsman mr. L. de Leon, advocaat in Utrecht, naar voren is gebracht.

2.De tenlastelegging

De verdenking komt er na wijziging van de tenlastelegging als bedoeld in artikel 314a van het Wetboek van Strafvordering (Sv) van 17 januari 2023, kort en zakelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
feit 1: in de periode van 1 augustus 2021 tot en met 11 juli 2022 samen met anderen heeft gehandeld in cocaïne;
feit 2: op 12 juli 2022 samen met anderen een hoeveelheid cocaïne aanwezig heeft gehad;
feit 3: zich in de periode van 1 augustus 2021 tot en met 12 juli 2022 samen met anderen schuldig heeft gemaakt aan witwassen en/of heling.
Voluit luidt de tenlastelegging aan verdachte, dat:
1.
hij in of omstreeks de periode van 1 augustus 2021 tot en met 11 juli 2022 te Utrecht en/of elders in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, (telkens) opzettelijk heeft verkocht en/of afgeleverd en/of verstrekt en/of vervoerd, in elk geval (telkens) opzettelijk aanwezig heeft gehad, een hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaïne, zijnde cocaïne (telkens) een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
2.
hij op of omstreeks 12 juli 2022 te Utrecht, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, (in de woning [adres] ) opzettelijk aanwezig heeft gehad een hoeveelheid (van een materiaal bevattende) cocaïne, zijnde cocaïne een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
3.
hij op een of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 1 augustus 2021 tot en met 12 juli 2022, te Utrecht en/althans (elders) in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, meermalen, althans eenmaal,
a.
a)telkens) (van) één of meer voorwerp(en), te weten één of meer (contant(e)) geldbedrag(en), de werkelijke aard, de herkomst, de vindplaats, de vervreemding en/of de verplaatsing heeft verborgen en/of verhuld en/of heeft verborgen en/of verhuld wie de rechthebbende op de/het geldbedrag(en)/voorwerp(en) was/waren, en/of heeft verborgen en/of verhuld wie een voorwerp/voornoemde geldbedrag(en)/voorwerp(en), voorhanden heeft gehad, terwijl hij en/of zijn mededader(s) wist(en) dat die/dat voorwerp(en) geheel of gedeeltelijk - onmiddellijk of middellijk - afkomstig was/waren uit enig misdrijf,
en/ofb)telkens) (van) één of meer voorwerp(en), te weten één of meer (contant(e)) geldbedrag(en) heeft verworven en/of voorhanden heeft gehad en/of heeft overgedragen en/of heeft omgezet, en/of van voornoemde voorwerp (en) gebruik heeft gemaakt, terwijl hij en/of zijn mededader(s) wist(en) dat die/dat voorwerp(en) -onmiddellijk of middellijk- afkomstig was/waren uit enig misdrijf;
en/of
c)telkens) (van) één of meer voorwerp(en), te weten één of meer (contant(e)) geldbedrag(en) heeft verworven, voorhanden heeft gehad en/of heeft overgedragen, terwijl hij verdachte en/of zijn mededader(s) ten tijde van de verwerving of het voorhanden krijgen van die/dat voorwerpen(en) wist(en) dat het (een) door misdrijf verkregen voorwerp(en) betrof(fen).

3.De voorvragen

De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zij bevoegd is tot kennisneming van deze zaak, dat de officier van justitie ontvankelijk is in de vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.

4.De bewijsmotivering

4.1
Inleiding
Op 3 september 2021 is naar aanleiding van informatie van het Team Criminele Inlichtingen (TCI) onderzoek 26Heywood gestart. Uit observaties en camerabeelden is naar voren gekomen dat verdachte in de onderzoeksperiode veelvuldig op de [adres] verbleef, waar zijn vriendin, medeverdachte [medeverdachte 1] , stond ingeschreven. In de woning aan de [adres] is gedurende de onderzoeksperiode vertrouwelijke communicatie opgenomen (hierna: OVC-gesprekken) en op 12 juli 2022 heeft een doorzoeking van de woning plaatsgevonden. Daarnaast zijn telefoons van verdachte en [medeverdachte 1] getapt en is verdachte stelselmatig geobserveerd. Ook zijn mobiele telefoons onder verdachte, zijn broer [medeverdachte 2] , en [medeverdachte 1] in beslag genomen.
4.2
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie stelt zich op het standpunt dat het onder 1, 2 en 3 ten laste gelegde wettig en overtuigend kan worden bewezen.
4.3
Het standpunt van de verdediging
De raadsman stelt zich ten aanzien van het onder 1 ten laste gelegde feit op het standpunt dat de pleegperiode van 1 augustus 2021 tot en met 7 maart 2022 kan worden bewezen. In de periode daarna heeft verdachte zich slechts beziggehouden met voorbereidingshandelingen in de zin van artikel 10a van de Opiumwet (OW). De raadsman stelt zich ten aanzien van het onder 2 ten laste gelegde op het standpunt dat dit feit te bewijzen is, met uitzondering van het medeplegen. De raadsman heeft vrijspraak bepleit van het onder 3 ten laste gelegde. Nu verdachte de betreffende uit eigen misdrijf afkomstige geldbedragen slechts heeft verworven en voorhanden heeft gehad en zijn gedragingen niet gericht zijn geweest op het verbergen of verhullen van de criminele herkomst ervan, kan enkel sprake zijn van het niet ten laste gelegde eenvoudig witwassen.
4.4
Het oordeel van de rechtbank
Ten aanzien van feit 1
De rechtbank stelt op basis van de inhoud van het dossier en hetgeen op de terechtzitting is
besproken de volgende feiten en omstandigheden vast. In de voetnoten in het vonnis zal worden verwezen naar de voor de bewezenverklaring redengevende bewijsmiddelen. [1]
Op 14 september 2021 heeft de politie in onderzoek 31Muziek21 een Samsung Galaxy S9/SM-G960F in beslag genomen waarvan de gebruiker is geïdentificeerd als [medeverdachte 2] , de broer van verdachte. In deze telefoon zijn over de periode van 4 augustus 2021 tot en met 29 augustus 2021 een video en twee foto’s aangetroffen die zijn gemaakt in de keuken van de woning aan de [adres] . De politie constateert dat op het filmpje van
4 augustus 2021 acht geplastificeerde blokken te zien zijn en op de foto van 26 augustus 2021 zestien geplastificeerde blokken die op het fornuis liggen. De foto van 29 augustus 2021 toont een gedeelte van een blok op het aanrecht. [2]
Op dinsdag 8 maart 2022 is verdachte aangehouden op verdenking van heling en zijn onder hem twee mobiele telefoons in beslag genomen, een Google Pixel 4a en een BlackBerry Key 2. De politie heeft verdachte geïdentificeerd als de gebruiker van beide telefoons. [3]
In de BlackBerry Key 2 is een WhatsApp gesprek aangetroffen van 24 februari 2022, waarin verdachte via WhatsApp contact heeft met de gebruiker van telefoonnummer [telefoonnummer 1] , die is geïdentificeerd als [alias 1] . [4] In het chatgesprek verstuurt verdachte een foto van een blok. [5] Daarnaast is in de BlackBerry een WhatsApp gesprek van 28 februari 2022 aangetroffen, waarin verdachte contact heeft met de onbekende gebruiker van telefoonnummer [telefoonnummer 2] ( NN ). In het chatgesprek verstuurt verdachte afbeeldingen van blokken. Als NN vervolgens aan verdachte vraagt welke de beste is, antwoordt verdachte “
Het is 1 partij”. De politie stelt vast dat de foto’s van 28 februari 2022 vlak voor verzending in de keuken van de [adres] zijn gemaakt met eenzelfde type telefoon als de telefoon van verdachte en concludeert op basis van camerabeelden en zendmastgegevens dat verdachte zich op het moment dat de foto’s zijn gemaakt op de [adres] bevond. [6]
Daarnaast zijn in de Google Pixel 4a meerdere foto’s van witte blokken aangetroffen. Vier van deze foto’s zijn te relateren aan de keuken van de [adres] . [7] Ook is een chatgesprek aangetroffen dat in de periode van 2 maart 2022 tot en met 7 maart 2022 via de chat applicatie Molly plaatsvond tussen verdachte en de onbekend gebleven gebruiker van telefoonnummer [telefoonnummer 3] ( NN ) met gebruikersnaam “ [alias 3] ”. In de chat van 2 en 3 maart 2022 spreken verdachte en NN over “
Die c”, “
Allemaal b” en “
Boli” en verstuurt verdachte meerdere afbeeldingen en een filmpje van meerdere blokken. Op 4 maart 2022 bericht NN aan verdachte “
Ik koop die ook”, waarop verdachte op 5 maart 2022 drie foto’s verstuurt van een blok. Verdachte geeft daarbij desgevraagd aan dat dit “
Colo” is. Op 7 maart 2022 wordt in de chat over prijzen gesproken en geeft verdachte desgevraagd aan dat de prijs van 1 stuk “
26’25” is. De politie stelt ambtshalve vast dat “
c”, “
b”, “
colo” en “
bolie” in het criminele circuit bekende en gangbare benamingen zijn voor Colombiaanse en Boliviaanse cocaïne en verder dat met “
26’25” vermoedelijk 25 à 26 duizend wordt bedoeld, wat doorgaans een redelijke prijs is voor een kilo cocaïne. [8]
Verder heeft verdachte op 14 juni 2022 om 12.32 uur telefonisch contact met zijn broer [medeverdachte 2] , die in het gesprek aangeeft dat een persoon “
twee auto’s” heeft klaarliggen en “
als ze daarmee kunnen bewegen, dan breng ik (regel ik) vandaag tien of vijftien”. [9] De politie stelt op basis van camerabeelden vast dat verdachte kort na dit telefoongesprek vanaf de [adres] vertrekt en diezelfde middag om 14.41 uur samen met een persoon ( NN1 ) terugkomt. [10] NN1 draagt een gele plastic tas. In een OVC-gesprek van
14 juni 2022 is te horen dat verdachte met NN1 de woning binnenkomt en dat er later een derde persoon bijkomt. De politie hoort bij het uitluisteren veelvuldig geritsel gelijkend op goederen die worden in- of uitgepakt en verder dat verdachte, NN1 en NN2 een gesprek voeren. NN1 zegt in het gesprek “
Ja klopt dat is die ene die ik je liet zien is brokkelig [FON] geworden, ja klopt”, waarop verdachte antwoordt “
Hij is goed alleen hij is heel zacht”. Even later is te horen dat verdachte spreekt over testen en dat hij zegt “
Goed voor snuif”, waarop NN2 antwoordt “
Ja hij is goed voor snuif”. [11] Verdachte, NN1 en NN2 verlaten om 15.00 uur de [adres] zonder gele plastic tas. [12]
Overwegingen en conclusies
Gelet op voornoemde feiten en omstandigheden, in onderling verband en samenhang bezien, acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat verdachte heeft gehandeld in cocaïne. De rechtbank is, anders dan de verdediging, van oordeel dat het dossier voldoende bewijs bevat dat verdachte zich gedurende de gehele ten laste gelegde periode van 1 augustus 2021 tot en met 11 juli 2022 met deze handel heeft bezig gehouden. De rechtbank stelt in dit verband vast dat uit het dossier naar voren komt dat verdachte tot aan zijn aanhouding op
12 juli 2022 in de woning aan de [adres] cocaïne voorhanden heeft gehad en gesprekken voert waarin sprake is van taalgebruik dat aan drugshandel te relateren is.
Ten aanzien van feit 2
De rechtbank stelt op basis van de inhoud van het dossier en hetgeen op de terechtzitting is
besproken de volgende feiten en omstandigheden vast. In de voetnoten in het vonnis zal worden verwezen naar de voor de bewezenverklaring redengevende bewijsmiddelen. [13]
Op 12 juli 2022 heeft een doorzoeking in de woning aan de [adres] plaatsgevonden. De politie heeft in de woning in de grote slaapkamer een geopende doos aangetroffen met daarin vijf blokken met een identieke verpakking en hetzelfde logo op de voorzijde. [14] Daarnaast is onder het bed van de slaapkamer een wit blok aangetroffen. [15] Verder heeft de politie in de woonkamer achter de bank een Nike schoenendoos met witte brokken aangetroffen. [16] Het team forensische opsporing heeft op de blokken en brokken een indicatieve test voor cocaïne uitgevoerd, die een positieve reactie heeft gegeven. [17] Vervolgens heeft het Nederlands Forensisch Instituut (NFI) nader onderzoek verricht. Het NFI rapporteert dat de bemonsteringen van de blokken en brokken cocaïne bevatten. [18]
Op 30 augustus 2022 is een dactyloscopisch onderzoek verricht, waarbij dactyloscopische sporen zijn afgenomen van de verpakkingsmaterialen van de vijf blokken cocaïne die in de woning zijn aangetroffen. [19] In het rapport dactyloscopisch onderzoek staat dat zowel een zeer grote mate van overeenkomst is geconstateerd als de afwezigheid van onverklaarbare dactyloscopische verschillen tussen het spoor en de afbeelding van de rechter ringvinger van verdachte. De kans om deze mate van overeenkomst aan te treffen bij een willekeurig ander persoon is verwaarloosbaar klein. [20]
Verdachte heeft ter zitting bekend dat hij op 12 juli 2022 cocaïne voorhanden heeft gehad.
Overwegingen en conclusies
De rechtbank acht op grond van de opgegeven bewijsmiddelen het opzettelijk aanwezig hebben van cocaïne bewezen.
Medeplegen
De rechtbank acht, anders dan de verdediging, ook wettig en overtuigend bewezen dat sprake is geweest van medeplegen.
Verdachte heeft verklaard dat hij alleen verantwoordelijk is voor de aangetroffen cocaïne in de woning aan de [adres] . Volgens de verklaringen van verdachte wist medeverdachte [medeverdachte 1] hier niets van af. De rechtbank ziet dit anders.
Uit tapgesprekken, OVC-gesprekken en observaties komt naar voren dat verdachtes toenmalige vriendin [medeverdachte 1] ervan op de hoogte was dat verdachte vanuit haar woning in drugs handelde. Zo heeft zij niet alleen gesprekken gevoerd met verdachte over drugs maar incidenteel ook geld afgegeven voor verdachte aan mensen die aan de deur kwamen. [21] In combinatie met de hoeveelheid drugs die op 12 juli 2022 is aangetroffen, de plaats waar deze is aangetroffen en het feit dat er geen andere personen in de woning verbleven, maakt dit dat dat de rechtbank van oordeel is dat [medeverdachte 1] als hoofdbewoner wetenschap had van de aanwezigheid van de in haar machtssfeer aangetroffen drugs en zij deze tezamen en in vereniging met verdachte aanwezig heeft gehad.
De rechtbank acht dan ook wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich samen met [medeverdachte 1] schuldig heeft gemaakt aan het onder 2 ten laste gelegde feit.
Ten aanzien van feit 3
De rechtbank stelt op basis van de inhoud van het dossier en hetgeen op de terechtzitting is
besproken de volgende feiten en omstandigheden vast. In de voetnoten in het vonnis zal worden verwezen naar de voor de bewezenverklaring redengevende bewijsmiddelen. [22]
In de op 12 juli 2022 onder [medeverdachte 1] in beslag genomen mobiele telefoon is een WhatsApp-gesprek aangetroffen tussen [medeverdachte 1] en verdachte van 3 november 2021 dat plaatsvond tussen 18.24 uur en 20.00 uur. In de chat zegt verdachte dat iemand “
dat geld” wil ophalen en vraagt verdachte [medeverdachte 1] of zij “
52450” kan geven. Verdachte zegt vervolgens dat er “
56500” ligt waarvan [medeverdachte 1] “
5000” moet afpakken en onder het bed moet leggen en even later “
Hij is bij u met 35 min”. [medeverdachte 1] stuurt vervolgens via WhatsApp een video van zes bundels geld. De politie hoort verdachte zeggen “
je moet hem uit de elastiek halen schat. Moet je eraf halen en elke stapeltje is van duizend. Snap je? Niet die bundels. Die bundels zijn gewoon 10”. De politie hoort dat [medeverdachte 1] vervolgens in een door haar verstuurde video zegt “
Eén, twee, drie, vier, vijf” en ziet op de videobeelden dat zij tijdens het uitspreken van de cijfers elke keer een ander stapeltje geld in beeld brengt. Vervolgens zegt verdachte “
Hij gaat nu aanbellen”. [23]
De politie ziet bij het uitkijken van de camerabeelden van 3 november 2021 dat om 19.45 uur twee mannen met lege handen de centrale toegang van de [adres] inlopen. Tussen 19.45 uur en 19.47 uur wordt de voordeur van de [adres] van binnenuit geopend en blijft de deur op een kiertje staan. Een van de mannen staat voor de deur en krijgt van binnen een voorwerp aangereikt, waarna de twee mannen de centrale portiek uitlopen. De man die eerder aan de deur van perceel [adres] stond draagt een tasje in zijn rechterhand. [24]
Verder is in de onder verdachte in beslag genomen Google Pixel 4a een chatgesprek van
8 maart 2022 aangetroffen dat plaatsvond via de chat applicatie Molly tussen verdachte en de onbekend gebleven gebruiker van het Spaanse telefoonnummer [telefoonnummer 4] ( NN ) met gebruikersnaam “
[alias 6]”. Daarin bericht verdachte aan [alias 6] “
Die maat kan pap ophalen” en “
Heb pap liggen voor 4 Stuks”. Het is de politie ambtshalve bekend dat met “
pap” geld wordt bedoeld. Vervolgens wordt om 15.26 uur met de Google Pixel een foto verstuurd van een tas met daarin bundels geld naar de onbekend gebleven gebruiker met telefoonnummer + [telefoonnummer 5] , met de naam “
[alias 7]”. Even later vraagt [alias 6] “
Kan zo iemand Langsgaan voor die 4”, waarop verdachte zegt “
Jazeker Geef me alleen tijd”. [alias 6] zegt “
Isgoed”. In de avond gaat het gesprek tussen verdachte en [alias 6] verder en spreken zij af dat verdachte “
daar” om half negen zal zijn. Verdachte bericht om 20.27 uur “
Ik ben daar”. [25]
Tijdens een observatie op 8 maart 2022 neemt de politie het volgende waar. Verdachte verlaat om 20.24 uur het portiek [adres] met een rode bigshoppertas in zijn hand en stapt vervolgens als passagier voorin een auto met kenteken [kenteken 1] , die daarna wegrijdt. Om 20.34 uur parkeert deze auto op de parkeerplaats Scharlakendreef in Utrecht vlak naast een auto met kenteken [kenteken 2] . De politie ziet dat een onbekende persoon tussen de auto’s met kentekens [kenteken 2] en [kenteken 1] staat, dichtbij de geopende zijdeur van de auto met kenteken [kenteken 1] . [26] Na enkele minuten vertrekken beide auto’s, waarna de auto met kenteken [kenteken 2] onder observatie wordt genomen. Omstreeks 21.00 uur worden de inzittenden van de [kenteken 2] door de politie gecontroleerd en wordt de auto doorzocht. In een verborgen ruimte wordt een rode Kruidvat-tas aangetroffen met daarin meerdere bundels bankbiljetten gebonden in elastieken, bestaande uit voornamelijk coupures van 20, 50, 100. [27] De politie stelt vast dat de Kruitvattas en de inhoud daarvan veel gelijkenissen vertoont met de tas die is afgebeeld op de foto die eerder die dag door de Google Pixel is verzonden. [28] De rode Kruitvat-tas bevat in totaal € 91.820,00. [29]
Overwegingen en conclusies
Gelet op voornoemde feiten en omstandigheden stelt de rechtbank vast dat verdachte en [medeverdachte 1] op enig moment in de woning aan de [adres] contante geldbedragen voorhanden hebben gehad en overgedragen. Naar het oordeel van de rechtbank is voldoende bewijs voorhanden op grond waarvan een rechtstreeks verband valt te leggen tussen de contante geldbedragen en een bepaald misdrijf (het gronddelict). De rechtbank overweegt in dit verband dat verdachte zich bijna een jaar heeft beziggehouden met de handel in cocaïne. In deze bewezenverklaring ligt besloten dat verdachte daarmee geld heeft verdiend.
De rechtbank stelt vast dat zich in het dossier meerdere uitwerkingen van tapgesprekken tussen verdachte en [medeverdachte 1] bevinden, waaruit naar voren komt dat ook op andere momenten dan 3 november 2021 en 8 maart 2022 contante geldbedragen in de woning aan [adres] lagen. Zo heeft verdachte op 6 april 2022 een telefonisch gesprek met [medeverdachte 1] , waarin is te horen dat verdachte naar “
die papieren” vraagt en zegt “
ons of 19 toch?”, waarop [medeverdachte 1] zegt “
Ik ga zo kijken ik weet het niet, maar geen 19 hoor”. [medeverdachte 1] zegt vervolgens dat zij naar huis rijdt. [30] Even later hebben verdachte en [medeverdachte 1] weer telefonisch contact met elkaar. Verdachte vraagt in dit gesprek “
Hoeveel heb je liggen dan?”, waarop [medeverdachte 1] zegt “
Ja, maar dan moet ik tellen, maar je hebt daar geen 19000”. [31] De rechtbank stelt vast dat bij de doorzoeking van de woning op 12 juli 2022 geen contante geldbedragen in de woning zijn aangetroffen. De rechtbank gaat er daarom van uit dat in de woning aan de [adres] aanwezige contante geldbedragen op enig moment zijn overgedragen.
Gelet op het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat er gedurende de ten laste gelegde periode constant drugsgeld aanwezig is geweest en ook is overgedragen aan derden, waardoor er handelingen zijn verricht die meer omvatten dan het enkele verwerven en voorhanden hebben en die een op het daadwerkelijk verbergen of verhullen van de criminele herkomst van dat door eigen misdrijf verkregen geld gericht karakter hebben. De rechtbank acht dan ook wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich samen met [medeverdachte 1] schuldig heeft gemaakt aan het onder 3 ten laste gelegde feit.
4.5
De bewezenverklaring
De rechtbank acht op grond van de opgegeven bewijsmiddelen wettig en overtuigend bewezen dat verdachte de ten laste gelegde feiten heeft begaan, met dien verstande dat:
1.
hij in de periode van 1 augustus 2021 tot en met 11 juli 2022 te Utrecht opzettelijk heeft verkocht en afgeleverd en verstrekt een hoeveelheid (van een materiaal bevattende) cocaïne, zijnde cocaïne een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I;
2.
hij op 12 juli 2022 te Utrecht tezamen en in vereniging met een ander in de woning [adres] opzettelijk aanwezig heeft gehad een hoeveelheid (van een materiaal bevattende) cocaïne, zijnde cocaïne een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I;
3.
hij in de periode van 1 augustus 2021 tot en met 12 juli 2022 te Utrecht tezamen en in vereniging met een ander meermalen,
b)
voorwerpen, te weten contante geldbedragen, heeft verworven en/of voorhanden heeft gehad en/of heeft overgedragen en/of van voornoemde voorwerpen gebruik heeft gemaakt, terwijl hij en zijn mededader wisten dat die voorwerpen -onmiddellijk of middellijk- afkomstig waren uit enig misdrijf.
De rechtbank acht niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd, zodat zij hem daarvan zal vrijspreken.

5.De strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het bewezen verklaarde is strafbaar gesteld in:
- artikel 10 van de Opiumwet,
- de artikelen 47, 48 en 420bis van het Wetboek van Strafrecht (Sr).
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten. Het bewezenverklaarde levert op:
feit 1
het misdrijf:
opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 2 onder B van de Opiumwet gegeven verbod, meermalen gepleegd;
feit 2
het misdrijf:
medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 2 onder C van de Opiumwet gegeven verbod;
feit 3
het misdrijf:
medeplegen van witwassen, meermalen gepleegd.

6.De strafbaarheid van verdachte

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. De rechtbank oordeelt daarom dat verdachte strafbaar is voor de bewezenverklaarde feiten.

7.De op te leggen straf of maatregel

7.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie vordert dat verdachte wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van vierenhalf jaren, met aftrek van de duur van het voorarrest.
7.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman verzoekt een gevangenisstraf op te leggen voor een kortere duur. De raadsman bepleit dat bij het bepalen van de straf rekening moet worden gehouden met straffen die worden opgelegd in vergelijkbare zaken over handel in cocaïne, namelijk straffen gelegen tussen de drie en vier jaren.
7.3
De gronden voor een straf of maatregel
Bij de strafoplegging houdt de rechtbank rekening met de aard en de ernst van de gepleegde feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en de persoon van verdachte zoals die uit het dossier en tijdens de behandeling ter terechtzitting naar voren zijn gekomen. De rechtbank acht daarbij in het bijzonder het volgende van belang.
Verdachte heeft zich bij herhaling schuldig gemaakt aan het opzettelijk handelen in cocaïne en witwassen. Verdachte heeft met zijn handelen een bijdrage geleverd aan het faciliteren en het in stand houden van een afzetmarkt voor harddrugs. Het motief voor de strafbaarstelling van de handel in verdovende middelen is onder meer gelegen in het maatschappelijk belang van bescherming van de volksgezondheid. Het gebruik van in het bijzonder harddrugs is schadelijk voor de gezondheid en kan bijdragen aan het ontstaan van ernstige ontregeling van het maatschappelijk en mentaal functioneren van personen. De handel in cocaïne wordt bovendien zowel direct als indirect in verband gebracht met vele vormen van criminaliteit. Verdachte heeft zich van dit alles geen rekenschap gegeven en ten behoeve van zijn eigen financiële gewin gehandeld.
De rechtbank heeft gelet op het strafblad van verdachte van 5 januari 2023, waaruit blijkt dat verdachte eerder (doch niet recent) is veroordeeld voor soortgelijke delicten. De rechtbank weegt dit strafblad daarom niet in strafverzwarende zin mee.
De rechtbank is van oordeel dat gelet op de aard en de ernst van de bewezen verklaarde feiten een forse gevangenisstraf op zijn plaats is. De rechtbank acht, alles afwegende, conform de eis van de officier van justitie, een gevangenisstraf voor de duur van vierenhalf jaren, met aftrek van de duur van het voorarrest, passend en geboden.
Tenuitvoerlegging van de op te leggen gevangenisstraf zal volledig plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat aan de verdachte voorwaardelijke invrijheidstelling wordt verleend als bedoeld in artikel 6:2:10 van het Wetboek van Strafvordering.
7.4
De in beslag genomen voorwerpen
De politie heeft 1 STK GSM incl. hoes ( PL2600-LEFCF21006_729722 , zwart, merk: Apple) en 1 STK koffer ( PL2600-LEFCF21006_729599 , zwart) in beslag genomen. De officier van justitie heeft gevorderd dat deze voorwerpen verbeurd worden verklaard. De rechtbank is, overeenkomstig de vordering van de officier van justitie, van oordeel dat deze voorwerpen moeten worden verbeurdverklaard, omdat het voorwerpen betreffen met behulp van welke de feiten zijn begaan of voorbereid.

8.De toegepaste wettelijke voorschriften

De hierna te nemen beslissing berust op de hiervoor genoemde wetsartikelen. Daarnaast berust deze beslissing op artikel 57 Sr.

9.De beslissing

De rechtbank:
bewezenverklaring
- verklaart bewezen dat verdachte het onder feit 1, 2 en 3 ten laste gelegde heeft begaan, zoals hierboven omschreven;
- verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd en spreekt hem daarvan vrij;
strafbaarheid feiten
- verklaart het bewezen verklaarde strafbaar;
- verklaart dat het bewezen verklaarde de volgende strafbare feiten oplevert:
feit 1, het misdrijf:
opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 2 onder B van de Opiumwet gegeven verbod, meermalen gepleegd;
feit 2, het misdrijf:
medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 2 onder C van de Opiumwet gegeven verbod;
feit 3, het misdrijf:
medeplegen van witwassen, meermalen gepleegd;
strafbaarheid verdachte
- verklaart verdachte strafbaar voor het onder 1, 2 en 3 bewezen verklaarde;
straf
- veroordeelt verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
4,5 (vierenhalf) jaren;
- bepaalt dat de tijd die de verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, bij de uitvoering van de gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht;
de in beslag genomen voorwerpen
- gelast de verbeurdverklaring van:
1 STK GSM incl. hoes ( PL2600-LEFCF21006_729722 , zwart, merk: Apple);
1 STK koffer ( PL2600-LEFCF21006_729599 , zwart).
Dit vonnis is gewezen door mr. S.K. Huisman, voorzitter, mr. C.J. Sangers-de Jong en
mr. R. ter Haar, rechters, in tegenwoordigheid van mr. M.K. van Haren, griffier, en is in het openbaar uitgesproken op 7 april 2023.

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar dossierpagina’s, zijn dit pagina’s uit het dossier van de Landelijke Eenheid, Dienst Landelijke Recherche met nummer 26Heywood / LEFCF21006, Zaaksdossier 01. Tenzij anders wordt vermeld, wordt steeds verwezen naar bladzijden van een in de wettelijke vorm, door daartoe bevoegde personen, opgemaakt proces-verbaal.
2.Pagina’s 241-247
3.Pagina’s 1 en 35
4.Pagina 9
5.Pagina 2
6.Pagina’s 3-8 en pagina’s 32-34
7.Pagina’s 36-37
8.Pagina’s 38-40 en pagina’s 71-98
9.TA090 sessie 13764, pagina’s 217-218
10.Proces-verbaal van relaas, LEFCF21006-2210, pagina 11
11.TA093, sessie 20220614.1, pagina’s 221-223
12.Proces-verbaal van relaas, LEFCF21006-2210, pagina 12
13.Wanneer hierna wordt verwezen naar dossierpagina’s, zijn dit pagina’s uit het dossier van de Landelijke Eenheid, Dienst Landelijke Recherche met nummer 26Heywood / LEFCF21006, Zaaksdossier 01. Tenzij anders wordt vermeld, wordt steeds verwezen naar bladzijden van een in de wettelijke vorm, door daartoe bevoegde personen, opgemaakt proces-verbaal.
14.Pagina 248
15.Pagina 251
16.Pagina 249
17.Pagina’s 556-563
18.Een geschrift, te weten een rapport van het NFI van 10 oktober 2022, pagina’s 597-598
19.Pagina’s 505 en 512-513
20.Een geschrift, te weten een rapport dactyloscopisch onderzoek van 8 september 2022, pagina’s 500-503
21.TA093 sessie 20220603173853 (pagina’s 230-231), TA093 sessie 20220627230150 (pagina’s 232-233), TA093 sessie 20220627231150.1 (pagina’s 611-612), TA093 sessie 20220627230650 (pagina’s 235-236) en TA093 sessie 20220703124439 (pagina’s 237-238) en pagina’s 115-120, Zaaksdossier 02
22.Wanneer hierna wordt verwezen naar dossierpagina’s, zijn dit pagina’s uit het dossier van de Landelijke Eenheid, Dienst Landelijke Recherche met nummer 26Heywood / LEFCF21006, Zaaksdossier 02. Tenzij anders wordt vermeld, wordt steeds verwezen naar bladzijden van een in de wettelijke vorm, door daartoe bevoegde personen, opgemaakt proces-verbaal.
23.Pagina’s 115-118
24.Pagina’s 119-120
25.Pagina’s 1-3
26.Pagina 9
27.Pagina’s 15-16
28.Proces-verbaal van relaas, LEFCF21006-2562, pagina 7
29.Pagina 29
30.TA090 sessie 18, pagina 40
31.TA090 sessie 31, pagina 41