ECLI:NL:RBOVE:2023:2398

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
23 maart 2023
Publicatiedatum
27 juni 2023
Zaaknummer
08.092150.22
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor opzettelijk brand stichten met gemeen gevaar voor goederen en mishandeling

Op 23 maart 2023 heeft de Rechtbank Overijssel uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van opzettelijk brand stichten en mishandeling. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 289 dagen, waarvan 180 dagen voorwaardelijk, en een schadevergoeding aan de benadeelde partij. De verdachte was schuldig bevonden aan het opzettelijk in brand steken van twee auto’s, wat gemeen gevaar voor goederen met zich meebracht. Dit gebeurde op 9 december 2021 in [woonplaats 2]. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte, onder invloed van alcohol, benzine over de voorruit van een Citroën heeft gegoten en deze in brand heeft gestoken, waardoor ook een Volkswagen Golf in de nabijheid gedeeltelijk verbrandde. De rechtbank heeft de verdachte vrijgesproken van de mishandeling van [slachtoffer 1], omdat niet bewezen kon worden dat hij opzettelijk zwaar lichamelijk letsel had willen toebrengen. De rechtbank oordeelde dat de verdachte in een noodweersituatie handelde, nadat hij door [slachtoffer 1] met een mes was gestoken. De rechtbank heeft rekening gehouden met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, waaronder zijn licht verstandelijke beperking en ADHD, en de aanbevelingen van de reclassering. De verdachte moet zich melden bij de reclassering en deelnemen aan gedragsinterventies. De schadevergoeding aan [slachtoffer 3] is toegewezen, ter hoogte van € 1.363,98, te vermeerderen met wettelijke rente.

Uitspraak

RECHTBANK OVERIJSSEL

Team Strafrecht
Meervoudige kamer
Zittingsplaats Zwolle
Parketnummers: 08.092150.22 en 08.149432.21 (P)
Datum vonnis: 23 maart 2023
Vonnis op tegenspraak in de zaak van de officier van justitie tegen:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] 1997 in [geboorteplaats],
wonende aan de [woonplaats 1].

1.Het onderzoek op de terechtzitting

Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzittingen van 26 juli 2022, 29 september 2022, 22 december 2022 en van 9 maart 2023.
De rechtbank heeft kennis genomen van de vordering van de officier van justitie
mr. C.P. Dronkers en van wat door verdachte en zijn raadsman mr. K. Kok, advocaat in Zwolle, naar voren is gebracht.

2.De tenlastelegging

De verdenking komt er na nadere omschrijving van de tenlastelegging als bedoeld in artikel 314a van het Wetboek van Strafvordering (Sv) van 9 maart 2023, kort en zakelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
parketnummer 08.092150.22: al dan niet samen met een ander opzettelijk brand heeft gesticht waardoor twee auto’s zijn verbrand en gemeen gevaar voor goederen te duchten was, dan wel al dan niet samen met een ander opzettelijk twee auto’s heeft vernield;
parketnummer 08.149432.21: heeft geprobeerd om [slachtoffer 1] (hierna [slachtoffer 1]) opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, dan wel [slachtoffer 1] heeft mishandeld.
Voluit luidt de tenlastelegging aan verdachte, dat:
parketnummer 08.092150.22
hij op of omstreeks 9 december 2021 te [woonplaats 2]
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
opzettelijk brand heeft gesticht door open vuur in aanraking te brengen
met (vermoedelijk) benzine, althans met een brandbare stof
ten gevolge waarvan twee, althans een of meerdere personenauto's, te
weten een Citroën C1, gekentekend [kenteken 1] en/of een Volkswagen Golf,
gekentekend [kenteken 2], geheel of gedeeltelijk is/zijn verbrand, in elk geval
brand is ontstaan, en daarvan gemeen gevaar voor voornoemde
personenauto's en/of andere geparkeerde voertuigen en/of het wegdek,
in elk geval gemeen gevaar voor goederen, te duchten was;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 9 december 2021 te [woonplaats 2]
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen
opzettelijk en wederrechtelijk twee, althans een of meerdere
personenauto's, te weten een Citroën C1, gekentekend [kenteken 1] en/of
een Volkswagen Golf, gekentekend [kenteken 2], in elk geval enig goed,
dat/die geheel of ten dele aan [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 3], in elk geval
aan een ander toebehoorde(n) heeft vernield, beschadigd en/of
onbruikbaar gemaakt en/of weggemaakt;
parketnummer 08.149432.21
hij op of omstreeks 8 februari 2021 te [woonplaats 2]
ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om [slachtoffer 1]
opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen,
- meermalen, althans eenmaal (met kracht) met een kapotte (bier)fles, althans een
scherp en/of puntig voorwerp en/of met de vuist(en), in/op/tegen het gezicht en/of
het hoofd, althans het lichaam van die [slachtoffer 1] heeft geslagen en/of gestompt
(ten gevolge waarvan die [slachtoffer 1] ten val is gekomen) en/of
- meermalen, althans eenmaal in/op/tegen het gezicht/hoofd, althans het lichaam
van die [slachtoffer 1] heeft geschopt en/of getrapt (terwijl die [slachtoffer 1] op de
grond lag),
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 8 februari 2021 te [woonplaats 2]
[slachtoffer 1] heeft mishandeld door meermalen, althans eenmaal (met kracht)
met een kapotte (bier)fles, althans een scherp en/of puntig voorwerp en/of met de
vuist(en), in/op/tegen het gezicht en/of het hoofd, althans het lichaam van die [slachtoffer 1]
te slaan en/of te stompen (ten gevolge waarvan die [slachtoffer 1] ten val is
gekomen) en/of
- meermalen, althans eenmaal in/op/tegen het gezicht/hoofd, althans het lichaam
van die [slachtoffer 1] te schoppen en/of te trappen (terwijl die [slachtoffer 1] op de
grond lag).

3.De voorvragen

De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zij bevoegd is tot kennisneming van deze zaak, dat de officier van justitie ontvankelijk is in de vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.
4. De bewijsmotivering
4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat het onder parketnummer 08.092150.22 primair ten laste gelegde feit wettig en overtuigend kan worden bewezen. Ten aanzien van het ten laste gelegde onder parketnummer 08.149432.21 heeft de officier van justitie zich op het standpunt gesteld dat verdachte dient te worden vrijgesproken.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich op het standpunt gesteld dat de brandstichting – zoals primair ten laste gelegd onder parketnummer 08.092150.22 – bewezen kan worden verklaard.
De raadsman heeft vrijspraak bepleit van het onder parketnummer 08.149432.21 primair ten laste gelegde en daartoe aangevoerd dat, hoewel kan worden vastgesteld dat verdachte [slachtoffer 1] één keer in zijn gezicht heeft geslagen en hem één keer heeft getrapt, niet uit het dossier blijkt dat verdachte geslagen heeft met een bierflesje of enig ander voorwerp en dat ook kan niet worden vastgesteld hoe hard hij heeft getrapt. De raadsman heeft verder betoogd dat de subsidiair ten laste gelegde feiten weliswaar bewezen kunnen worden, maar dat verdachte een beroep op noodweer toekomt, zodat hij daarom dient te worden vrijgesproken.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
4.3.1
Parketnummer 08.092150.22
De rechtbank komt tot bewezenverklaring van het primair ten laste gelegde feit op grond van de volgende bewijsmiddelen, waarbij de rechtbank - nu verdachte dit feit heeft bekend en door of namens hem geen vrijspraak is bepleit - conform artikel 359, derde lid, laatste volzin Sv, zal volstaan met een opsomming van de bewijsmiddelen. [1]
  • het proces-verbaal van de terechtzitting van 9 maart 2023, voor zover inhoudende de bekennende verklaring van verdachte;
  • het proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer 2] van 9 december 2021 (pagina’s 388 en 389);
  • het proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer 3] van 9 december 2021 (pagina’s 468 en 469);
  • het proces-verbaal forensisch onderzoek plaats delict ([adres 1]) van 14 december 2021 (pagina 410).
4.3.2
Parketnummer 08.149432.21 [2]
4.3.2.1 De feiten en omstandigheden
Op 8 februari 2021 vond in [woonplaats 2] een incident plaats tussen verdachte en [slachtoffer 1].
Verdachte heeft verklaard dat hij naar [slachtoffer 1] toe ging om te praten over een conflict. Toen [slachtoffer 1] verdachte zag viel hij verdachte aan en stak hij verdachte met een mesje in zijn zij. Verdachte heeft verklaard dat hij [slachtoffer 1] vervolgens, in reactie op het steken, een klap in zijn gezicht heeft gegeven, waardoor [slachtoffer 1] met zijn hoofd op de straat viel, waarna verdachte [slachtoffer 1] een trap heeft gegeven. [slachtoffer 1] maakte daardoor met zijn gezicht een ‘schuiver’ over de straat en verdachte is toen weggerend. [3]
Getuigen [getuige 1] (hierna [getuige 1]) en [getuige 2] (hierna [getuige 2]) hebben een verklaring bij de politie afgelegd. Beide getuigen verklaren dat [slachtoffer 1] naar verdachte liep en verdachte met een voorwerp stak. [4]
Uit de letselbeschrijving die is opgemaakt over het letsel van verdachte is onder meer op te maken dat sprake is van een steekwond, waardoor een bloeding in de lever is veroorzaakt. [5]
[slachtoffer 1] heeft verklaard dat verdachte hem heeft geslagen met een bierflesje en dat hij verdachte daarna met een mes heeft gestoken. [6]
Uit de letselbeschrijving die is opgemaakt over het letsel van [slachtoffer 1] is – kort samengevat – op te maken dat de bloeduitstortingen rond zijn rechteroog zijn ontstaan door de inwerking van stomp uitwendig geweld zoals slaan en de huiddoorbrekingen rond het oog zijn krasletsel dat is ontstaan door het schuren met een matig scherp puntig voorwerp over de huid of vice versa. [7]
De rechtbank stelt op grond van de verklaring van verdachte en de getuigenverklaringen van [getuige 1] en [getuige 2] vast dat [slachtoffer 1] eerst verdachte met een mes heeft gestoken, waarna verdachte [slachtoffer 1] eenmaal met zijn vuist in zijn gezicht heeft geslagen en eenmaal tegen het lichaam van [slachtoffer 1] heeft getrapt, terwijl hij op de grond lag. Op basis van het dossier en het verhandelde ter terechtzitting kan de rechtbank niet vaststellen dat verdachte [slachtoffer 1] eerst met een bierflesje of enig ander voorwerp heeft geslagen. De verklaring van [slachtoffer 1] hierover wordt door geen van de getuigen en evenmin door de letselbeschrijving of andere bewijsmiddelen in voldoende mate ondersteund.
4.3.2.2 Conclusie en overwegingen
Ten aanzien van het primair ten laste gelegde
Gelet op de hiervoor vastgestelde feiten en omstandigheden is de rechtbank, met de officier van justitie en de raadsman, van oordeel dat niet kan worden vastgesteld dat verdachte vol opzet op het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel had. Ook is niet bewezen dat verdachte met het geven van één vuistslag en één trap bewust de aanmerkelijke kans heeft aanvaard dat hij [slachtoffer 1] zwaar zou kunnen verwonden. Dit geldt des te meer nu uit het dossier niet blijkt hoe hard verdachte heeft geslagen en getrapt. Nu verdachte geen opzet had op het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel bij [slachtoffer 1], zal de rechtbank hem vrijspreken van het primair tenlastegelegde.
Ten aanzien van het subsidiair ten laste gelegde
De rechtbank is op grond van het hiervoor overwogene van oordeel dat aannemelijk is geworden dat sprake was van een zodanige ogenblikkelijke en wederrechtelijke aanranding van verdachte dat verdediging noodzakelijk en geboden was. Verdachte werd zonder aanleiding gestoken met een mes, waarna hij ter verdediging één vuistslag en één trap heeft gegeven. Verdachte is met deze reactie binnen de grenzen van subsidiariteit en proportionaliteit gebleven. Verdachte komt daarom een geslaagd beroep op noodweer toe.
Dit heeft tot gevolg dat de wederrechtelijkheid, die in de ten laste gelegde mishandeling impliciet besloten ligt, niet kan worden bewezen. De rechtbank zal verdachte daarom vrijspreken van het subsidiair ten laste gelegde.
4.4
De bewezenverklaring
De rechtbank acht op grond van de opgegeven bewijsmiddelen wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het primair ten laste gelegde feit onder parketnummer 08.092150.22 heeft begaan, met dien verstande dat:
Parketnummer 08.092150.22, primair
hij op 9 december 2021 te [woonplaats 2] opzettelijk brand heeft gesticht door open vuur in aanraking te brengen met benzine, ten gevolge waarvan twee personenauto's, te
weten een Citroën C1, gekentekend [kenteken 1] en een Volkswagen Golf, gekentekend [kenteken 2], gedeeltelijk zijn verbrand en daarvan gemeen gevaar voor goederen te duchten was.
De rechtbank acht niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd, zodat zij hem daarvan zal vrijspreken.

5.De strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde is strafbaar gesteld in artikel 157 van het Wetboek van Strafrecht (Sr). Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten. Het bewezenverklaarde levert op:
parketnummer 08.092150.22
primair,het misdrijf:
opzettelijk brand stichten, terwijl daarvan gemeen gevaar voor goederen te duchten is.

6.De strafbaarheid van verdachte

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. De rechtbank oordeelt daarom dat verdachte strafbaar is voor het bewezenverklaarde feit.

7.De op te leggen straf of maatregel

7.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd aan verdachte een onvoorwaardelijke gevangenisstraf op te leggen gelijk aan het aantal dagen die verdachte reeds in voorlopige hechtenis heeft doorgebracht en daarbij een voorwaardelijke gevangenisstraf van 90 dagen met een proeftijd van twee jaren. De officier van justitie heeft verder gevorderd om aan het voorwaardelijk strafdeel alle door de reclassering geadviseerde voorwaarden te verbinden, zoals die zijn opgenomen in het advies van 29 november 2022, met uitzondering van het elektronisch toezicht. De bijzondere voorwaarden dienen dadelijk uitvoerbaar te worden verklaard en het geschorste bevel voorlopige hechtenis dient te worden opgeheven. Daarnaast heeft de officier van justitie gevorderd aan verdachte een taakstraf op te leggen voor de duur van 80 uur, bij niet verrichten te vervangen door 40 dagen vervangende hechtenis.
7.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft gesteld dat hij zich kan vinden in de eis van de officier van justitie voor wat betreft een voorwaardelijke gevangenisstraf. Een taakstraf daarbij acht de raadsman niet nodig. De raadsman heeft betoogd dat verdachte gebaat is bij de – reeds in het kader van de schorsing van de voorlopige hechtenis ingezette – bijzondere voorwaarden en dat deze voorwaarden dadelijk uitvoerbaar verklaard kunnen worden. De bijzondere voorwaarde inhoudende het elektronische toezicht dient komen te vervallen, nu verdachte deze al zeven maanden heeft gehad.
7.3
De gronden voor een straf of maatregel
Bij de strafoplegging houdt de rechtbank rekening met de aard en de ernst van het gepleegde feit, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte zoals die uit het dossier en tijdens de behandeling ter terechtzitting naar voren zijn gekomen. De rechtbank acht daarbij in het bijzonder het volgende van belang.
Aard en de ernst van het feit
Verdachte kon zijn drugsschuld aflossen door voor iemand anders een auto in brand te steken. Verdachte heeft dit vervolgens ook gedaan. Hij heeft benzine over de voorruit van de aangewezen Citroën gegooid, waarna hij de auto in brand heeft gestoken. Doordat verdachte de benzine met een aansteker aanstak, ontstond er een steekvlam waarna hij is weggerend. Verdachte heeft verklaard dat hij onder invloed was van alcohol en dat hij daardoor niet op de omgeving heeft gelet. Hij heeft dan ook niet opgemerkt dat de brand is overgeslagen naar een Volkswagen Golf, die naast de Citroën geparkeerd stond. Als gevolg van de brandstichting zijn twee auto’s gedeeltelijk verbrand en is brandgevaar voor de omgeving ontstaan. Uit alles blijkt dat verdachte volstrekt niet heeft nagedacht over de mogelijke gevolgen van zijn actie. Dat de schade relatief beperkt is gebleven is dan ook niet aan verdachte te danken. Verdachte heeft met het plegen van dit feit geen respect getoond voor de eigendommen van anderen. Daarnaast zorgt brandstichting voor gevoelens van onrust en onveiligheid, miet alleen bij de aangevers, maar ook bij andere bewoners in de straat, de directe omgeving en de maatschappij in het algemeen. De rechtbank neemt verdachte dit zeer kwalijk.
Persoon van de verdachte
Bij het bepalen van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met het strafblad van verdachte van 10 februari 2023, waaruit blijkt dat verdachte niet eerder is veroordeeld voor soortgelijke feiten. De rechtbank heeft ook, op grond van het bepaalde in artikel 63 Sr, rekening gehouden met een eerdere veroordeling van verdachte.
De rechtbank heeft kennis genomen van het advies van Reclassering Nederland van
29 november 2022, waarin de reclassering adviseert om aan verdachte een deels voorwaardelijke straf op te leggen met een proeftijd van drie jaren en met bijzondere voorwaarden zodat verdachte verder kan worden behandeld en begeleid. Oplegging van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf zou het huidige begeleidingstraject doorkruisen en een voorwaardelijke gevangenisstraf zou passend kunnen zijn, zo stelt de reclassering. Verder blijkt uit het advies dat verdachte functioneert op licht verstandelijk beperkt niveau en is gediagnosticeerd met ADHD. Samenhangend met zijn benedengemiddelde intelligentieniveau is verdachte beperkt in staat de gevolgen van zijn gedrag tijdig te overzien, is hij beïnvloedbaar voor negatieve sociale contacten en lukt het hem beperkt weerstand te bieden tegen middelengebruik. Onvoldoende toereikende copingvaardigheden leiden vermoedelijk ook tot (toename van) middelengebruik of gebruik van verbaal of fysiek geweld. Het recidiverisico wordt door de reclassering hoog ingeschat. Het risico op onttrekking aan opgelegde voorwaarden wordt daarentegen laag ingeschat. Ter terechtzitting is duidelijk geworden dat de reclassering gezien het positieve verloop van het schorsingstoezicht inmiddels een proeftijd van twee jaren voldoende acht en dat het elektronisch toezicht kan komen te vervallen. Verdachte heeft afstand genomen van het negatieve sociale netwerk, lijkt zijn leven aardig op orde te hebben en komt afspraken met de reclassering na, wat de reclassering het vertrouwen geeft dat verdachte ook zonder enkelband de ingeslagen goede weg zal blijven vervolgen.
De straf of maatregel
Gezien de ernst van het gepleegde feit is de rechtbank van oordeel dat niet anders kan worden gereageerd dan met het opleggen van een deels onvoorwaardelijk gevangenisstraf. De rechtbank heeft bij het bepalen van de strafmaat gekeken naar straffen die in soortgelijke zaken worden opgelegd.
Alles afwegende zal de rechtbank aan verdachte een gevangenisstraf opleggen voor de duur van 289 dagen, waarvan 180 dagen voorwaardelijk, met aftrek van de tijd die verdachte al in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht en met een proeftijd van twee jaren, met daarbij de oplegging van de bijzondere voorwaarden: meldplicht, gedragsinterventie cognitieve vaardigheden, ambulante behandeling, locatiegebod en het meewerken aan middelencontrole. De voorwaardelijke gevangenisstraf dient als waarborg om verdachte ervan te weerhouden nieuwe strafbare feiten te plegen. Naar het oordeel van de rechtbank is elektronisch toezicht niet langer van toegevoegde waarde, nu de reclassering positief gestemd is over de ontwikkelingen van verdachte.
Er wordt niet voldaan aan de vereisten van artikel 14e Sr, zodat de rechtbank de dadelijke uitvoerbaarheid van de voorwaarden niet kan gelasten.

8.De schade van benadeelden

8.1
De vordering van de benadeelde partij
[slachtoffer 3] heeft zich als benadeelde partij gevoegd in dit strafproces ten aanzien van het feit onder parketnummer 08.092150.22. De benadeelde partij vordert verdachte te veroordelen om schadevergoeding te betalen ter hoogte van € 1.363,98 te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf het moment waarop de schade is ontstaan. Het gevorderde bestaat uit vergoeding van vermogensschade bestaande uit verschillende herstelwerkzaamheden aan de auto.
8.2
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering in zijn geheel en hoofdelijk kan worden toegewezen, te vermeerderen met de wettelijke rente.
8.3
Het standpunt van de verdediging
Verdachte is bereid om de schade te vergoeden.
8.4
Het oordeel van de rechtbank
De vordering heeft betrekking op het onder parketnummer 08.092150.22 ten laste gelegde. Door de gebezigde bewijsmiddelen is komen vast te staan dat verdachte door het bewezen verklaarde feit rechtstreeks schade heeft toegebracht aan de benadeelde partij. Nu de benadeelde partij voldoende heeft gesteld dat sprake is van schade, de vordering niet onrechtmatig of ongegrond voorkomt en de opgevoerde schadeposten niet zijn betwist, zal de rechtbank de vordering toewijzen, te vermeerderen met de verschuldigde wettelijke rente vanaf de datum waarop de schade is ontstaan.
Nu verdachte tot de brandstichting is aangezet door een ander, zijn verdachte en die ander voor de vergoeding van de schade naar burgerlijk recht hoofdelijk aansprakelijk. De vordering tot vergoeding van de schade zal dan ook hoofdelijk worden toegewezen.
8.5
De schadevergoedingsmaatregel
De benadeelde partij heeft verzocht en de officier van justitie heeft gevorderd de schadevergoedingsmaatregel op te leggen.
De rechtbank zal de maatregel als bedoeld in artikel 36f Sr opleggen, aangezien verdachte jegens de benadeelde partij naar burgerlijk recht (mede) aansprakelijk is voor de schade die door dit feit is toegebracht.
Als door de verdachte niet volledig wordt betaald, kan deze verplichting worden aangevuld met 23 dagen gijzeling, waarbij toepassing van de gijzeling de betalingsverplichting niet opheft.

9.De toegepaste wettelijke voorschriften

De hierna te nemen beslissing berust op de hiervoor genoemde wetsartikelen. Daarnaast berust deze beslissing op de artikelen 14a, 14b, 14c en 57 Sr.

10.De beslissing

De rechtbank:
vrijspraak
- verklaart niet bewezen dat verdachte het onder 08.149432.21 ten laste gelegde heeft begaan en spreekt hem daarvan vrij;
bewezenverklaring
- verklaart bewezen dat verdachte het onder parketnummer 08.092150.22 primair ten laste gelegde heeft begaan, zoals hierboven omschreven;
- verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd en spreekt hem daarvan vrij;
strafbaarheid feit
- verklaart het bewezen verklaarde strafbaar;
- verklaart dat het bewezen verklaarde het volgende strafbare feit oplevert:
parketnummer 08.092150.22
primair, het misdrijf:
opzettelijk brand stichten, terwijl daarvan gemeen gevaar voor goederen te duchten is;
strafbaarheid verdachte
- verklaart verdachte strafbaar voor het onder parketnummer 08.092150.22 primair bewezen verklaarde;
straf
- veroordeelt verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
289 (tweehonderdnegenentachtig) dagen;
- bepaalt dat van deze gevangenisstraf een gedeelte van
180 (honderdtachtig) dagen niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten. De rechter kan de tenuitvoerlegging gelasten indien de verdachte voor het einde van de
proeftijd van 2 (twee) jarende navolgende voorwaarden niet is nagekomen:
- stelt als
algemene voorwaardedat de verdachte:
- zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
- stelt als
bijzondere voorwaardendat verdachte:
- zich meldt bij Reclassering Nederland, op de door de reclassering te bepalen tijdstippen, zo frequent en zo lang deze instelling dat nodig acht. De reclassering zal contact met verdachte opnemen voor de afspraken;
- actief deelneemt aan de gedragsinterventie die gericht is op cognitieve vaardigheden. De reclassering bepaalt welke training het precies wordt. Verdachte houdt zich aan de afspraken en aanwijzingen van de trainer/begeleider;
- zich laat behandelen/begeleiden door Humanitas Homerun en/of Trajectum of een soortgelijke zorgverlener, te bepalen door de reclassering. De behandeling duurt de gehele proeftijd of zoveel korter als de reclassering nodig acht. Verdachte houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorgverlener geeft voor de behandeling;
- op vooraf vastgestelde tijdstippen aanwezig zal zijn op het verblijfsadres. De reclassering stelt de precieze tijdstippen vast, in overleg met verdachte en mede afhankelijk van de dagbesteding. Bij de start hoeft de verdachte op doordeweekse dagen met dagbesteding een aaneengesloten blok van 12-17 uur niet op het verblijfadres te zijn. Op dagen zonder opleiding, (vrijwilligers)werk of behandeling is dat 2 uur. In de weekenden heeft verdachte een aaneengesloten blok van 4-17 uur per dag vrij te besteden. Het huidige verblijfadres is [adres 2]. Een ander adres voor het locatiegebod is alleen mogelijk als de reclassering daarvoor toestemming geeft. Het Openbaar Ministerie kan op verzoek van de reclassering de genoemde bloktijden veranderen of het locatiegebod laten vervallen;
- meewerkt aan controle van het gebruik van alcohol en drugs om het middelengebruik te beheersen. De reclassering kan urineonderzoek en ademonderzoek (blaastest) gebruiken voor de controle. De reclassering bepaalt hoe vaak verdachte wordt gecontroleerd;
- draagt de reclassering op om toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en verdachte ten behoeve daarvan te begeleiden;
daarbij gelden als voorwaarden van rechtswege dat verdachte:
- ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking verleent aan het nemen van één of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt;
- medewerking verleent aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14c, zesde lid, Sr, de medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de reclassering zo vaak en zolang als de reclassering dit noodzakelijk acht daaronder begrepen;
- bepaalt dat de tijd die verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, bij de uitvoering van de gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht;
schadevergoeding
- wijst de vordering van de benadeelde partij
[slachtoffer 3]tot betaling van een bedrag van
€ 1.363,98 toe;
- veroordeelt de verdachte hoofdelijk tot betaling aan de benadeelde partij [slachtoffer 3] (parketnummer 08.092150.22): van een bedrag van € 1.363,98, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 9 december 2021, met dien verstande dat als en voor zover al door een ander (gedeeltelijk) is betaald, verdachte (in zoverre) van deze verplichting zal zijn bevrijd;
- veroordeelt verdachte daarnaast in de kosten van het geding door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil, alsook in de kosten van betekening van dit vonnis, de in verband met de tenuitvoerlegging van dit vonnis nog te maken kosten en de kosten vallende op de invordering;
- legt de
maatregelop dat verdachte verplicht is ter zake van het bewezen verklaarde feit tot betaling aan de Staat der Nederlanden van een bedrag van € 1.363,98, (zegge: dertienhonderddrieënzestig euro en achtennegentig eurocent), te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 9 december 2021, ten behoeve van de benadeelde, en bepaalt, voor het geval volledig verhaal van het verschuldigde bedrag niet mogelijk blijkt, dat gijzeling voor de duur van 23 dagen kan worden toegepast, een en ander voor zover dit bedrag niet door een ander zal zijn voldaan. Tenuitvoerlegging van de gijzeling laat de betalingsverplichting onverlet;
- bepaalt dat als verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de Staat der Nederlanden van bedoeld bedrag daarmee de verplichting van verdachte om aan de benadeelde partij het bedrag te betalen, komt te vervallen, en andersom, als verdachte aan de benadeelde partij het verschuldigde bedrag heeft betaald, dat daarmee de verplichting tot betaling aan de Staat der Nederlanden van dat bedrag komt te vervallen.
Dit vonnis is gewezen door mr. V.P.K van Rosmalen, voorzitter, mr. J. de Ruiter en
mr. M.W. Eshuis, rechters, in tegenwoordigheid van mr. R. van der Hulst, griffier, en is in het openbaar uitgesproken op 23 maart 2023.

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar dossierpagina’s, zijn dit pagina’s uit het dossier van de politie eenheid Oost-Nederland, Districtsrecherche IJsselland met nummer ON1R021108, onderzoek Renkoekoek. Tenzij hieronder anders wordt vermeld, wordt steeds verwezen naar bladzijden van een in de wettelijke vorm, door daartoe bevoegde personen, opgemaakt proces-verbaal.
2.Wanneer hierna wordt verwezen naar dossierpagina’s, zijn dit pagina’s uit het dossier van de politie eenheid Oost-Nederland, Districtsrecherche IJsselland, Basisteam Zwolle, met nummer PL0600-2021229612. Tenzij hieronder anders wordt vermeld, wordt steeds verwezen naar bladzijden van een in de wettelijke vorm, door daartoe bevoegde personen, opgemaakt proces-verbaal.
3.Het proces-verbaal van de terechtzitting van 9 maart 2023, voor zover inhoudende de bekennende verklaring van verdachte.
4.Het proces-verbaal van bevindingen van 11 februari 2021 (pagina 82) en het proces-verbaal van verhoor getuige [getuige 1] van 8 februari 2021 (pagina 66).
5.Forensisch Geneeskundige Letselbeschrijving van 15 februari 2021 (pagina 31, onder ‘Soort verwonding’ en ‘Genezingsduur’).
6.Het proces-verbaal van verhoor van verdachte [slachtoffer 1] van 9 februari 2021 (pagina 123 alinea's 7 en 9 en pagina 124 alinea’s 2 en 3) en het proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer 1] van 19 februari 2021 (pagina 133, alinea 7).
7.Forensisch Geneeskundige Letselbeschrijving van 15 februari 2021 (pagina’s 136 en 137, onder ‘Lichaamsdeel’ en ‘Soort verwonding’ en ‘Genezingsduur’).