ECLI:NL:RBOVE:2023:2395

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
23 februari 2023
Publicatiedatum
27 juni 2023
Zaaknummer
05.291845.22
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor poging tot diefstal en brandstichting met schadevergoeding aan benadeelde partij

In deze strafzaak heeft de Rechtbank Overijssel op 23 februari 2023 uitspraak gedaan in de zaak tegen de verdachte, die werd beschuldigd van poging tot diefstal en opzettelijk brand stichten. De verdachte, geboren in 1976 en verblijvende in de P.I. Achterhoek, werd schuldig bevonden aan het proberen te stelen van een brommobiel op 8 november 2022 in Deventer, en het in brand steken van deze brommobiel op 9 november 2022. De rechtbank oordeelde dat de verdachte wettig en overtuigend schuldig was aan beide feiten, waarbij hij de brommobiel had geprobeerd te stelen door middel van braak en vervolgens had geprobeerd het bewijs van zijn misdaad te vernietigen door het voertuig in brand te steken. De rechtbank legde een gevangenisstraf van zeven maanden op, waarbij rekening werd gehouden met de ernst van de feiten en de recidive van de verdachte. Daarnaast werd de verdachte veroordeeld tot het betalen van een schadevergoeding van € 6.250 aan de benadeelde partij, die schade had geleden door de brand.

Uitspraak

RECHTBANK OVERIJSSEL

Team Strafrecht
Meervoudige kamer
Zittingsplaats Zwolle
Parketnummers: 05.291845.22 en 08.201859.18 (TUL) (P)
Datum vonnis: 23 februari 2023
Vonnis op tegenspraak in de zaak van de officier van justitie tegen:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] 1976 in [geboorteplaats] ,
nu verblijvende in de P.I. Achterhoek, te Zutphen.

1.Het onderzoek op de terechtzitting

Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzitting van
9 februari 2023.
De rechtbank heeft kennis genomen van de vordering van de officier van justitie
mr. M. Jager en van wat door verdachte en zijn raadsvrouw mr. S.G.H. van de Kamp, advocaat in 's-Hertogenbosch, naar voren is gebracht.

2.De tenlastelegging

De verdenking komt er, kort en zakelijk weergegeven, op neer dat verdachte heeft geprobeerd om een brommobiel te stelen door middel van braak (feit 1) en de brommobiel vervolgens opzettelijk in brand heeft gestoken (feit 2).
Voluit luidt de tenlastelegging aan verdachte, dat:
1
hij op of omstreeks 8 november 2022 te Deventer
ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om
een motorvoertuig/brommobiel (Aixam met kenteken [kenteken] ), in elk geval enig
goed, dat/die geheel of ten dele aan [slachtoffer] , in elk geval aan een ander
toebehoorde(n) weg te nemen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te
eigenen en zich toegang tot de plaats van het misdrijf te verschaffen en/of dat/die
weg te nemen goed/goederen onder zijn bereik te brengen door middel van braak
en/of verbreking door het forceren van een (portier)slot,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
2
hij op of omstreeks 9 november 2022 te Deventer
opzettelijk
brand heeft gesticht door open vuur in aanraking te brengen met spiritus,
(welke spiritus was gesprenkeld/gespoten op een
motorvoertuig/brommobiel (Aixam met kenteken [kenteken] )),
ten gevolge waarvan die/een motorvoertuig/brommobiel (Aixam met kenteken
[kenteken] ) en/of een boom geheel of gedeeltelijk is/zijn verbrand, in elk
geval brand is ontstaan,
en daarvan gemeen gevaar voor een ander motorvoertuig, een boom, een
verkeersbord en/of omliggende groenvoorzieningen, in elk geval gemeen gevaar
voor
goederen, te duchten was.

3.De voorvragen

De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zij bevoegd is tot kennisneming van deze zaak, dat de officier van justitie ontvankelijk is in de vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.

4.De bewijsmotivering

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de aan verdachte ten laste gelegde feiten wettig en overtuigend bewezen kunnen worden.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft zich ten aanzien van de bewezenverklaring van beide ten laste gelegde feiten gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte op 8 november 2022 heeft geprobeerd een brommobiel te stelen door middel van braak en verbreking en op 9 november 2022 opzettelijk brand heeft gesticht waardoor onder meer deze brommobiel geheel is verbrand.
Op grond van de volgende bewijsmiddelen komt de rechtbank tot de bewezenverklaring van de onder 1 en 2 ten laste gelegde feiten. Omdat verdachte deze feiten heeft bekend en door of namens hem geen vrijspraak is bepleit, zal de rechtbank conform artikel 359, derde lid, laatste volzin van het Wetboek van Strafvordering, volstaan met een opsomming van de bewijsmiddelen. [1]
Feit 1
  • het proces-verbaal van de terechtzitting van 9 februari 2023, voor zover inhoudende de bekennende verklaring van verdachte;
  • het proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer] van 9 november 2022 (pagina’s 21 en 22).
Feit 2
  • het proces-verbaal van de terechtzitting van 9 februari 2023, voor zover inhoudende de bekennende verklaring van verdachte;
  • het proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer] van 9 november 2022 (pagina’s 26 en 27);
  • het proces-verbaal forensisch onderzoek plaats delict ( [adres] ) van 28 december 2022 (pagina’s 85 tot en met 89).
4.4
De bewezenverklaring
De rechtbank acht op grond van de opgegeven bewijsmiddelen wettig en overtuigend bewezen dat verdachte de ten laste gelegde feiten heeft begaan, met dien verstande dat:
1
hij op 8 november 2022 te Deventer ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om een motorvoertuig/brommobiel (Aixam met kenteken [kenteken] ), toebehorende aan [slachtoffer] , weg te nemen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen en zich toegang tot de plaats van het misdrijf te verschaffen en dat weg te nemen goed onder zijn bereik te brengen door middel van braak en verbreking door het forceren van een (portier)slot, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
2
hij op 9 november 2022 te Deventer opzettelijk brand heeft gesticht door open vuur in aanraking te brengen met spiritus (welke spiritus was gespoten op een motorvoertuig/brommobiel (Aixam met kenteken [kenteken] )), ten gevolge waarvan dat/die motorvoertuig/brommobiel en een boom geheel of gedeeltelijk zijn verbrand, en daarvan gemeen gevaar voor een ander motorvoertuig, een boom, een verkeersbord en/of omliggende groenvoorzieningen te duchten was.
De rechtbank acht niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd, zodat zij hem daarvan zal vrijspreken.
De in de tenlastelegging voorkomende taal- en/of schrijffouten zijn verbeterd in de bewezenverklaring. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.

5.De strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Het bewezen verklaarde is strafbaar gesteld in de artikelen 45, 311 en 157 van het Wetboek van Strafrecht (Sr). Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten. Het bewezen verklaarde levert op:
feit 1
het misdrijf:
poging tot diefstal, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft en het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak en verbreking;
feit 2
het misdrijf:
opzettelijk brand stichten, terwijl daarvan gemeen gevaar voor goederen te duchten is.

6.De strafbaarheid van verdachte

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. De rechtbank oordeelt daarom dat verdachte strafbaar is voor de bewezen verklaarde feiten.

7.De op te leggen straf of maatregel

7.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van vier maanden.
7.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft gesteld de eis van de officier van justitie redelijk te vinden.
7.3
De gronden voor een straf of maatregel
Bij de strafoplegging houdt de rechtbank rekening met de aard en de ernst van de gepleegde feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en de persoon van verdachte zoals die uit het dossier en tijdens de behandeling ter terechtzitting naar voren zijn gekomen. De rechtbank acht daarbij in het bijzonder het volgende van belang.
Aard en de ernst van de feiten
Verdachte heeft geprobeerd een brommobiel te stelen. Hij heeft de brommobiel van de parkeerplaats af kunnen rijden, maar het stuurslot verhinderde dat verdachte de brommobiel daadwerkelijk kon stelen. Verdachte heeft daarop de brommobiel geparkeerd en verlaten. Later bedacht verdachte zich dat hij geen handschoenen aanhad toen hij in de brommobiel reed en dat hij dus mogelijk vingerafdrukken en DNA in de brommobiel had achtergelaten. Mede omdat er nog een voorwaardelijke gevangenisstraf boven zijn hoofd hing, is verdachte die nacht met een fles spiritus teruggegaan naar de brommobiel en heeft hij de brommobiel in brand gestoken. Verdachte is aldus berekenend te werk gegaan. Hij heeft bovendien in eerste instantie bij de politie geen openheid van zaken gegeven en heeft pas ter terechtzitting verklaard. Als gevolg van de brand is de brommobiel volledig afgebrand, is schade ontstaan aan de nabijgelegen groenvoorziening en is er brandgevaar voor de omgeving ontstaan. Met het in brand steken van een motorvoertuig heeft verdachte een groot risico genomen. De gevolgen van de brand hadden vele malen ernstiger kunnen zijn. Dat de schade relatief beperkt is gebleven is niet aan verdachte te danken. Verdachte heeft met het plegen van deze feiten onvoldoende respect getoond voor de eigendommen van anderen. Daarnaast zorgt brandstichting voor gevoelens van onrust en onveiligheid. Niet alleen bij de aangever, maar ook bij andere bewoners in de straat, de directe omgeving en de maatschappij in het algemeen. De rechtbank neemt verdachte dit alles zeer kwalijk.
Persoon van de verdachte
Bij het bepalen van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de uitgebreide justitiële documentatie van verdachte van 3 januari 2023. Hieruit blijkt dat verdachte meerdere malen is veroordeeld voor vermogensdelicten. Deze veroordelingen hebben hem er kennelijk niet van weerhouden om opnieuw strafbare feiten te plegen. De rechtbank houdt hier in strafverzwarende zin rekening mee.
De rechtbank heeft kennisgenomen van het advies van Reclassering Nederland van
22 november 2022 dat is opgemaakt ten behoeve van de raadkamerzitting. Hieruit blijkt dat bij verdachte sprake is van een langdurig patroon van delictgedrag en van problematiek op de meeste leefgebieden, zoals het sociale netwerk, de houding, het psychosociaal functioneren, het middelengebruik, de financiën en dagbesteding. De reclassering schat het risico op recidive in als hoog. Reclasseringstrajecten hebben in het verleden niet tot verbetering geleid. Door het Veiligheidshuis, de reclassering en andere ketenpartners wordt alleen het opleggen van een ISD-maatregel nog als zinvol beschouwd. Verdachte ziet daar zelf geen heil in.
De straf of maatregel
Gezien de ernst van het gepleegde feit is de rechtbank van oordeel dat niet anders kan worden gereageerd dan met het opleggen van een gevangenisstraf. De rechtbank heeft bij het bepalen van de strafmaat acht geslagen op de oriëntatiepunten van het Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht (LOVS) voor diefstal van een auto. Deze geven als uitgangspunt, bij recidive, een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van drie maanden. In de onderhavige zaak is sprake van een poging tot diefstal van de brommobiel, daar houdt de rechtbank in strafverminderende zin rekening mee. Voor de brandstichting heeft de rechtbank gekeken naar straffen die in soortgelijke zaken worden opgelegd. Daarop gelet en rekening houdend met de specifieke feiten en omstandigheden in deze zaak is een langere gevangenisstraf dan door de officier van justitie is geëist op zijn plaats om recht te doen aan de ernst van de gepleegde feiten en het berekenende handelen van verdachte bij de brandstichting. Verdachte heeft immers in een lopende proeftijd het motorvoertuig in brand gestoken om ervoor te zorgen dat hij een eerder opgelegde voorwaardelijke straf niet zou hoeven uitzitten.
Alles afwegende zal de rechtbank aan verdachte een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van zeven maanden opleggen, met aftrek van de tijd die verdachte al in voorarrest heeft doorgebracht.
Tenuitvoerlegging van de op te leggen gevangenisstraf zal volledig plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat de verdachte in aanmerking komt voor deelname aan een penitentiair programma als bedoeld in artikel 4 van de Penitentiaire beginselenwet.

8.De schade van benadeelde

8.1
De vordering van de benadeelde partij
[slachtoffer] heeft zich als benadeelde partij gevoegd in dit strafproces. [slachtoffer] vordert verdachte te veroordelen tot betaling van een schadevergoeding van in totaal
€ 6.669,00 , te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf het moment waarop de schade is ontstaan. De gevorderde materiële schade bestaat uit de volgende posten:
- dagwaarde Aixam Crossline € 6.000,00;
- Alpina Multi Media Systeem € 550,00;
- Easy Drive filter bril € 119,00.
8.2
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering in zijn geheel kan worden toegewezen, te vermeerderen met de wettelijke rente.
8.3
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft primair verzocht de benadeelde partij niet-ontvankelijk te verklaren, omdat de exacte schade niet vastgesteld kan worden. Subsidiair heeft de raadsvrouw de rechtbank verzocht om van haar schattingsbevoegdheid gebruik te maken, de vordering fors te matigen en om rekening te houden met afschrijvingskosten.
8.4
Het oordeel van de rechtbank
De vordering heeft betrekking op het onder 2 ten laste gelegde. Door de gebezigde bewijsmiddelen en de behandeling ter terechtzitting is komen vast te staan dat verdachte door het bewezen verklaarde feit rechtstreeks schade heeft toegebracht aan [slachtoffer] . Deze schade bestaat uit de dagwaardes van de brommobiel, het daarin aanwezige multimedia systeem en de bril. Rekening houdend met de afschrijvingskosten van deze goederen, stelt de rechtbank de omvang van de schade naar redelijkheid en billijkheid vast op een totaalbedrag van € 6.250,00. De rechtbank zal de vordering derhalve tot een bedrag van € 6.250,00 toewijzen en voor het overige afwijzen.
8.5
De schadevergoedingsmaatregel
[slachtoffer] heeft verzocht en de officier van justitie heeft gevorderd de schadevergoedingsmaatregel op te leggen.
De rechtbank zal de maatregel als bedoeld in artikel 36f Sr opleggen, aangezien verdachte jegens [slachtoffer] naar burgerlijk recht aansprakelijk is voor de schade die door de bewezen verklaarde feiten is toegebracht.
Als door verdachte niet volledig wordt betaald, kan deze verplichting worden aangevuld met 66 dagen gijzeling, waarbij toepassing van de gijzeling de betalingsverplichting niet opheft.

9.De vordering tenuitvoerlegging

9.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft de oorspronkelijke vordering tot tenuitvoerlegging van de in de zaak met parketnummer 08.201859.18 voorwaardelijk opgelegde gevangenisstraf van vier maanden ter terechtzitting gewijzigd, in die zin dat zij verlenging van de proeftijd heeft gevorderd voor de duur van één jaar.
9.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw is het eens met de vordering van de officier van justitie.
9.3
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank is van oordeel dat de voorwaardelijk opgelegde gevangenisstraf alsnog ten uitvoer gelegd moet worden. Het is immers gebleken dat de verdachte zich voor het einde van de proeftijd aan het plegen van nieuwe strafbare feiten heeft schuldig gemaakt.

10.De toegepaste wettelijke voorschriften

De hierna te nemen beslissing berust op de hiervoor genoemde wetsartikelen. Daarnaast berust deze beslissing op artikel 57 Sr.

11.De beslissing

De rechtbank:
bewezenverklaring
- verklaart bewezen dat verdachte het onder 1 en 2 ten laste gelegde heeft begaan, zoals hierboven omschreven;
- verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd en spreekt hem daarvan vrij;
strafbaarheid feiten
- verklaart het bewezen verklaarde strafbaar;
- verklaart dat het bewezen verklaarde de volgende strafbare feiten oplevert:
feit 1, het misdrijf:
poging tot diefstal, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft en het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak en verbreking;
feit 2, het misdrijf:
opzettelijk brand stichten, terwijl daarvan gemeen gevaar voor goederen te duchten is;
strafbaarheid verdachte
- verklaart verdachte strafbaar voor het onder 1 en 2 bewezen verklaarde;
straf
- veroordeelt verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
7 (zeven) maanden;
- bepaalt dat de tijd die de verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, bij de uitvoering van de gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht;
schadevergoeding
- wijst de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer] toe tot een bedrag van € 6.250,00 (bestaande uit materiële schade);
- veroordeelt verdachte tot betaling aan de [slachtoffer] van een bedrag van
€ 6.250,00, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 9 november 2022;
- veroordeelt verdachte daarnaast in de kosten van het geding door [slachtoffer] gemaakt, tot op heden begroot op nihil, alsook in de kosten van betekening van dit vonnis, de in verband met de tenuitvoerlegging van dit vonnis nog te maken kosten en de kosten vallende op de invordering;
- legt de
maatregelop dat verdachte verplicht is ter zake van het bewezen verklaarde feit tot betaling aan de Staat der Nederlanden van een bedrag van € 6.250,00, (zegge: zesduizend tweehonderdvijftig euro), te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf
9 november 2022 ten behoeve van [slachtoffer] , en bepaalt, voor het geval volledig verhaal van het verschuldigde bedrag niet mogelijk blijkt, dat gijzeling voor de duur van 66 dagen kan worden toegepast. Tenuitvoerlegging van de gijzeling laat de betalingsverplichting onverlet;
- bepaalt dat als verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de Staat der Nederlanden van bedoeld bedrag daarmee de verplichting van verdachte om aan
[slachtoffer] het bedrag te betalen, komt te vervallen, en andersom, als verdachte aan de benadeelde partij het verschuldigde bedrag heeft betaald, dat daarmee de verplichting tot betaling aan de Staat der Nederlanden van dat bedrag komt te vervallen;
-
wijstde vordering voor
het overige af;
tenuitvoerlegging voorwaardelijke straf met parketnummer 08.201859.18
- beveelt de
tenuitvoerleggingvan de bij vonnis van rechtbank Overijssel van 7 november 2018 voorwaardelijk opgelegde
gevangenisstrafvoor de duur van
4 maanden.
Dit vonnis is gewezen door mr. L.M.B. Soppe, voorzitter, mr. V.P.K van Rosmalen en mr. M.W. Eshuis, rechters, in tegenwoordigheid van mr. R. van der Hulst, griffier, en is in het openbaar uitgesproken op 23 februari 2023.

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar dossierpagina’s, zijn dit pagina’s uit het dossier van de politie eenheid Oost-Nederland, district IJsselland, basisteam IJsselland-Zuid, met nummer PL0600-2022520937. Tenzij hieronder anders wordt vermeld, wordt steeds verwezen naar bladzijden van een in de wettelijke vorm, door daartoe bevoegde personen, opgemaakt proces-verbaal.