ECLI:NL:RBOVE:2023:2392

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
20 juni 2023
Publicatiedatum
27 juni 2023
Zaaknummer
08-121531-22 (P)
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor aanranding en poging tot aanranding met taakstraf en voorwaardelijke gevangenisstraf

Op 20 juni 2023 heeft de Rechtbank Overijssel uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van aanranding en poging tot aanranding. De rechtbank heeft de verdachte schuldig bevonden aan het plegen van aanranding van [slachtoffer 1] op 23 december 2021 en poging tot aanranding van [slachtoffer 2] op 18 juni 2021. De rechtbank oordeelde dat de verdachte, als bezorger van laminaat en een zwembad, misbruik heeft gemaakt van zijn positie en de slachtoffers in hun eigen woningen heeft benaderd op een manier die hen in een kwetsbare situatie heeft gebracht. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verklaringen van de slachtoffers voldoende steun vonden in ander bewijsmateriaal, waaronder getuigenverklaringen en WhatsApp-berichten van de verdachte zelf. De verdachte is veroordeeld tot een taakstraf van 100 uren en een voorwaardelijke gevangenisstraf van 2 weken, met een proeftijd van 3 jaren. De rechtbank heeft bij de strafoplegging rekening gehouden met de ernst van de feiten en de impact op de slachtoffers, evenals de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, die geen eerdere veroordelingen voor zedendelicten had.

Uitspraak

RECHTBANK OVERIJSSEL

Team Strafrecht
Meervoudige kamer
Zittingsplaats Almelo
Parketnummer: 08-121531-22 (P)
Datum vonnis: 20 juni 2023
Vonnis op tegenspraak in de zaak van de officier van justitie tegen:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] 1991 in [geboorteplaats] (Irak),
volgens de BRP ingeschreven aan de [woonplaats 1] (Irak).

1.Het onderzoek op de terechtzitting

Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzitting van
6 juni 2023.
De rechtbank heeft kennis genomen van de vordering van de officier van justitie
mr. L. Lepoutre en van wat door verdachte zijn raadsvrouw mr. J.O.A.N. de Vries, advocaat in Utrecht, naar voren is gebracht.

2.De tenlastelegging

De verdenking komt er, kort en zakelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
feit 1:[slachtoffer 1] heeft aangerand;
feit 2:[slachtoffer 2] heeft geprobeerd aan te randen.
Voluit luidt de tenlastelegging aan verdachte, dat:
1
hij op of omstreeks 23 december 2021 te [woonplaats 3] , althans in Nederland, [slachtoffer 1] door geweld of een andere feitelijkheid en/of bedreiging met geweld of een andere feitelijkheid, heeft gedwongen tot het plegen en/of dulden van een of meer ontuchtige handelingen door (onverhoeds)
- de hand van die [slachtoffer 1] vast te pakken en/of hier een kus op te geven en/of
- die [slachtoffer 1] naar zich toe te trekken en/of
- die [slachtoffer 1] een knuffel te geven en/of
- die [slachtoffer 1] vast te houden, althans beletten weg te gaan en/of
- het gezicht van die [slachtoffer 1] vast te pakken/houden en/of
- die [slachtoffer 1] een kus op haar wang en/of in haar nek te geven en/of
- die [slachtoffer 1] trachten een kus en/of zoen te geven en/of
- meermalen voorbij te gaan aan de verbale en/of non-verbale signalen van verzet/weerstand van die [slachtoffer 1] en/of (aldus) voor die [slachtoffer 1] een bedreigende situatie te doen ontstaan;
2
hij op of omstreeks 18 juni 2021 te [woonplaats 2] , althans in Nederland, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om [slachtoffer 2] , door geweld of een andere feitelijkheid en/of bedreiging met geweld of een andere feitelijkheid, te dwingen tot het plegen en/of dulden van een of meer ontuchtige handelingen,
- het gezicht van die [slachtoffer 2] heeft vastgepakt/vastgehouden en/of
- die [slachtoffer 2] heeft geprobeerd te kussen/zoenen en/of
- meermalen voorbij is gegaan aan de verbale en/of non-verbale signalen van verzet/weerstand van die [slachtoffer 2] en/of (aldus) voor die [slachtoffer 2] een bedreigende situatie heeft doen ontstaan terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.

3.De voorvragen

De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zij bevoegd is tot kennisneming van deze zaak, dat de officier van justitie ontvankelijk is in de vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.

4.De bewijsmotivering

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de ten laste gelegde feiten wettig en overtuigend kunnen worden bewezen.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft integrale vrijspraak van de ten laste gelegde feiten bepleit, wegens het ontbreken van wettig en overtuigend bewijs, nu het bij beide feiten gaat om een
1-op-1-verklaring (die van verdachte tegenover aangeefsters) en de verklaringen van aangeefsters geen steun vinden in de andere bewijsmiddelen.
Daarnaast voert de raadsvrouw met betrekking tot feit 1 aan dat de verklaring van aangeefster [slachtoffer 1] (hierna: [slachtoffer 1] ) onbetrouwbaar is, omdat zij haar verklaring steeds verder zou hebben uitgebreid. Verder heeft de raadsvrouw zich op het standpunt gesteld dat het geven van een knuffel en het vragen om een kusje geen ontuchtige handelingen zijn.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
Feit 1: Aanranding van [slachtoffer 1]
De redengevende feiten en omstandigheden
De rechtbank stelt op basis van de inhoud van het dossier en het verhandelde ter terechtzitting de volgende feiten en omstandigheden vast.
Verdachte heeft op 23 december 2021 laminaat bezorgd bij de woning van [slachtoffer 1] in [woonplaats 3] . Verdachte en [slachtoffer 1] hebben het laminaat samen naar boven getild via de trap. Vervolgens is verdachte met [slachtoffer 1] meegelopen naar boven, de woning in. Daar gaf verdachte een knuffel aan [slachtoffer 1] en vroeg hij of hij haar een kusje mocht geven. Later die dag stuurde verdachte een Whatsapp-bericht naar [slachtoffer 1] waarin stond: “Jij bent geweldig”. Dit bericht heeft hij – nadat hij met de politie gesproken had – weer verwijderd.
Het oordeel van de rechtbank
[slachtoffer 1] heeft verklaard dat verdachte – nadat zij samen het laminaat naar binnen hebben getild – met haar meeliep naar boven. Verdachte gaf haar een hand. Vervolgens kuste hij haar hand en trok haar naar zich toe. Hij hield [slachtoffer 1] vast en knuffelde haar, waardoor zij niet weg kon. Hij kuste haar in haar nek en op haar wang en begon hierbij te hijgen. Verdachte probeerde haar steeds te zoenen, terwijl [slachtoffer 1] zich telkens wegdraaide en “nee” of “dit wil ik niet” zei. Ineens trok verdachte zich terug en liep weg. Toen verdachte eenmaal buiten was, heeft [slachtoffer 1] alle deuren dicht gedaan en haar ex-vriend, getuige [getuige] , gebeld.
De rechtbank is van oordeel dat de verklaring van [slachtoffer 1] in voldoende mate steun vindt in ander bewijsmateriaal en overweegt daartoe het volgende.
Getuige [getuige] heeft verklaard dat hij in de ochtend van 23 december 2021 werd gebeld door [slachtoffer 1] . Hij hoorde dat ze overstuur was. [slachtoffer 1] vertelde hem dat de bezorger van het laminaat haar had aangerand. Het feit dat [getuige] dezelfde ochtend dat het voorval zou hebben plaatsgevonden door een geëmotioneerde [slachtoffer 1] is opgebeld, ondersteunt haar verklaring dat zij kort daarvoor is aangerand.
De rechtbank ziet daarnaast ondersteuning in de verklaring van verdachte zelf. Bij de politie heeft hij verklaard dat hij laminaat bij [slachtoffer 1] heeft bezorgd en dat hij haar heeft geholpen om het naar binnen te brengen. Daarna heeft hij haar in de woning een knuffel gegeven en gevraagd of hij haar een kusje mocht geven, waarop [slachtoffer 1] zei: “nee, bedankt”.
Ook het eerder genoemde Whatsapp-bericht dat verdachte aan [slachtoffer 1] heeft verstuurd kort na hun ontmoeting draagt bij aan de geloofwaardigheid van het verhaal van [slachtoffer 1] . Temeer nu verdachte dit bericht na een telefoongesprek met de politie naar eigen zeggen weer heeft verwijderd.
Alles bij elkaar zijn er voldoende bewijsmiddelen om de feiten en omstandigheden die [slachtoffer 1] noemt te ondersteunen. De rechtbank ziet geen reden om aan de juistheid en betrouwbaarheid van de verklaring van [slachtoffer 1] te twijfelen en volgt het standpunt van de verdediging niet. Dit betekent dat de rechtbank de verklaring van verdachte niet volgt voor zover die inhoudt dat hij [slachtoffer 1] alleen heeft geknuffeld en om een kusje heeft gevraagd.
Gelet op de aard van de handelingen en de omstandigheden waaronder deze handelingen hebben plaatsgevonden, kunnen deze naar het oordeel van de rechtbank niet anders worden uitgelegd dan als ontuchtige handelingen. Verdachte heeft een hem onbekende klant, die aanzienlijk jonger was dan hij, in haar woning vastgepakt, naar zich toegetrokken, geknuffeld, in de nek en op haar wang gekust en geprobeerd te zoenen. Dit alles terwijl [slachtoffer 1] duidelijk – verbaal en non-verbaal – heeft aangegeven dat zij dit niet wilde. De handelingen van verdachte zijn dus van seksuele aard en in strijd met de sociaal-ethische norm.
De rechtbank acht de ten laste gelegde feitelijke aanranding van de eerbaarheid van [slachtoffer 1] dan ook wettig en overtuigend bewezen.
Feit 2: Poging tot aanranding van [slachtoffer 2]
De redengevende feiten en omstandigheden
De rechtbank stelt op basis van de inhoud van het dossier en het verhandelde ter terechtzitting de volgende feiten en omstandigheden vast.
Op 18 juni 2021 heeft verdachte een zwembad bezorgd bij de woning van aangeefster [slachtoffer 2] (hierna: [slachtoffer 2] ) in [woonplaats 2] . Hij zette het zwembad in de gang en vroeg [slachtoffer 2] vervolgens om een glas water. Verdachte is toen achter haar aangelopen naar de keuken.
Het oordeel van de rechtbank
[slachtoffer 2] heeft in haar aangifte verklaard dat verdachte – toen zij in de keuken van haar woning stonden en nadat [slachtoffer 2] op de vraag van verdachte geantwoord had dat zij geen man had – wat dichterbij kwam staan. Hij vroeg aan [slachtoffer 2] of hij niet wat voor haar was. Hij vroeg naar haar telefoonnummer en hij zei dat ze mooi was. Hij zei dat hij graag een vrouw wilde en wilde trouwen. Toen [slachtoffer 2] van verdachte wegliep, liep hij haar achterna. Hij pakte haar met zijn hand bij haar gezicht. Verdachte kwam met zijn gezicht naar haar gezicht. [slachtoffer 2] ging vervolgens weer wat achteruit, waardoor het verdachte niet lukte om haar te kussen. Op dat moment begonnen er buiten auto’s te toeteren en zei [slachtoffer 2] tegen verdachte dat het beter was dat hij wegging omdat zijn bus in de weg stond.
De rechtbank is ook voor wat betreft dit feit van oordeel dat er sprake is van steunbewijs voor de verklaring van [slachtoffer 2] . De rechtbank overweegt daartoe als volgt.
Direct na het voorval heeft [slachtoffer 2] contact opgenomen met een vriendin via Whatsapp. De gebeurtenissen die zij in dat Whatsapp-gesprek aan haar vriendin heeft gemeld, komen overeen met haar aangifte. Daarnaast heeft [slachtoffer 2] diezelfde dag nog een e-mail verstuurd naar de werkgever van verdachte waarin zij melding heeft gemaakt van het incident. Ook de inhoud van deze e-mail komt in grote lijnen overeen met wat [slachtoffer 2] in haar aangifte heeft verklaard.
Dit maakt dat de rechtbank de verklaring van [slachtoffer 2] geloofwaardig acht. De rechtbank zal bij haar beoordeling uitgaan van deze verklaring.
De rechtbank is van oordeel dat het ongevraagd binnenkomen in de woning van [slachtoffer 2] , het bij haar gezicht pakken, het proberen om haar te zoenen door met zijn gezicht naar dat van [slachtoffer 2] te gaan en het voorbij gaan aan signalen van verzet en weerstand in dit geval zijn aan te merken als handelingen waaruit het bestaan van het voornemen tot aanranding moet worden afgeleid. Deze handelingen moeten als een begin van de uitvoering van aanranding worden aangemerkt.
Alles afwegende is de rechtbank van oordeel dat de poging tot feitelijke aanranding van de eerbaarheid van [slachtoffer 2] wettig en overtuigend is bewezen.
4.4
De bewezenverklaring
De rechtbank acht op grond van de in de bijlage opgenomen bewijsmiddelen waarin zijn vervat de redengevende feiten en omstandigheden waarop de bewezenverklaring steunt wettig en overtuigend bewezen dat verdachte de ten laste gelegde feiten heeft begaan, met dien verstande dat:
1
hij op
of omstreeks23 december 2021 te [woonplaats 3] ,
althans in Nederland,[slachtoffer 1] door geweld of een andere feitelijkheid
en/of bedreiging met geweld of een andere feitelijkheid, heeft gedwongen tot het
plegen en/ofdulden van
een of meerontuchtige handelingen door
(onverhoeds
)
- de hand van die [slachtoffer 1] vast te pakken en
/ofhier een kus op te geven en
/of
- die [slachtoffer 1] naar zich toe te trekken en
/of
- die [slachtoffer 1] een knuffel te geven en
/of
- die [slachtoffer 1] vast te houden
, althans beletten weg te gaanen
/of
- het gezicht van die [slachtoffer 1] vast te pakken/houden en
/of
- die [slachtoffer 1] een kus op haar wang en
/ofin haar nek te geven en
/of
- die [slachtoffer 1] trachten een kus en/of zoen te geven en
/of
-
meermalenvoorbij te gaan aan de verbale en
/ofnon-verbale signalen van verzet/weerstand van die [slachtoffer 1]
en/of (aldus) voor die [slachtoffer 1] een bedreigende situatie te doen ontstaan;
2
hij op
of omstreeks18 juni 2021 te [woonplaats 2] ,
althans in Nederland,ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om [slachtoffer 2] , door geweld of een andere feitelijkheid
en/of bedreiging met geweld of een andere feitelijkheid, te dwingen tot het
plegen en/ofdulden van
een of meerontuchtige handelingen,
- het gezicht van die [slachtoffer 2] heeft vastgepakt/vastgehouden en
/of
- die [slachtoffer 2] heeft geprobeerd te kussen/zoenen en
/of
-
meermalenvoorbij is gegaan aan de
verbale en/ofnon-verbale signalen van verzet/weerstand van die [slachtoffer 2]
en/of (aldus) voor die [slachtoffer 2] een bedreigende situatie heeft doen ontstaanterwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.
De rechtbank acht niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is tenlastegelegd, zodat zij hem daarvan zal vrijspreken.

5.De strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde is strafbaar gesteld in de artikelen 45 en 246 van het Wetboek van Strafrecht (Sr). Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten. Het bewezenverklaarde levert op:
feit 1
het misdrijf:
feitelijke aanranding van de eerbaarheid;
feit 2
het misdrijf:
poging tot feitelijke aanranding van de eerbaarheid.

6.De strafbaarheid van verdachte

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. De rechtbank oordeelt daarom dat verdachte strafbaar is voor de bewezen verklaarde feiten.

7.De op te leggen straf of maatregel

7.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat aan verdachte zal worden opgelegd een taakstraf van honderd uren en een voorwaardelijke gevangenisstraf van twee weken met een proeftijd van drie jaren.
7.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft geen strafmaatverweer gevoerd.
7.3
De gronden voor een straf of maatregel
Bij de strafoplegging houdt de rechtbank rekening met de aard en de ernst van de gepleegde feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en de persoon van verdachte zoals die uit het dossier en tijdens de behandeling ter terechtzitting naar voren zijn gekomen. De rechtbank acht daarbij in het bijzonder het volgende van belang.
De ernst van de feiten
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan de feitelijke aanranding van de eerbaarheid van [slachtoffer 1] en een poging daartoe bij [slachtoffer 2] . Hij heeft beide feiten gepleegd binnen een tijdsbestek van een half jaar. Deze feiten hebben plaatsgevonden in de woning van de slachtoffers; de plek waar zij zich bij uitstek veilig zouden moeten kunnen voelen. Verdachte was daar in zijn hoedanigheid als bezorger aanwezig en vanuit die positie had van hem een professionele houding mogen worden verwacht. Verdachte heeft echter misbruik gemaakt van zijn positie. Dit rekent de rechtbank hem zwaar aan. Verdachte heeft met zijn handelen een inbreuk gemaakt op de lichamelijke integriteit van de slachtoffers en hij heeft hen gevoelens van angst en onveiligheid bezorgd.
De persoon van verdachte
De rechtbank heeft acht geslagen op een uittreksel uit de Justitiële Documentatie van
12 april 2023 van verdachte, waaruit blijkt dat hij niet eerder is veroordeeld voor een zedendelict.
Ook heeft de rechtbank kennis genomen van het reclasseringsadvies van 3 november 2022. Uit dit rapport blijkt dat er geen problemen op de leefgebieden zijn vastgesteld, behoudens enkele afbetalingsregelingen. Verdachte heeft nare jeugdherinneringen aan de oorlog in Irak, maar dit lijkt zijn huidige (psychosociaal) leven niet te beïnvloeden of te leiden tot problemen. Sociaal gezien zijn de contacten voornamelijk met familie en die lijken steunend te zijn. Gezien de (grotendeels) ontkennende houding van verdachte is het niet mogelijk gebleken om verbanden te leggen tussen verdachtes gedrag en persoonlijkheid enerzijds en de gepleegde feiten anderzijds. De reclassering heeft geen risico verhogende factoren gesignaleerd en schat de kans op recidive laag in. Bij een veroordeling adviseert de reclassering een straf zonder bijzondere voorwaarden.
De straf
De rechtbank heeft bij het bepalen van de straf met name gelet op de straffen die doorgaans worden opgelegd in vergelijkbare zaken.
Alles afwegend acht de rechtbank de straf, zoals door de officier van justitie is geëist, passend. Dat betekent dat de rechtbank aan verdachte zal opleggen een taakstraf voor de duur van honderd uren en een voorwaardelijke gevangenisstraf van twee weken met een proeftijd van drie jaren. Gelet op het relatief korte tijdsbestek tussen de twee bewezen verklaarde feiten en de ontkennende houding van verdachte acht de rechtbank een proeftijd van drie jaren noodzakelijk, om verdachte ook in de toekomst te weerhouden van het plegen van (dit soort) strafbare feiten.

8.De toegepaste wettelijke voorschriften

De hierna te nemen beslissing berust op de hiervoor genoemde wetsartikelen. Daarnaast berust deze beslissing op de artikelen 9, 14a, 14b, 14c, 22c, 22d en 57 Sr.

9.De beslissing

De rechtbank:
bewezenverklaring
- verklaart bewezen dat verdachte het onder 1 en 2 tenlastegelegde heeft begaan, zoals hierboven omschreven;
- verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is tenlastegelegd en spreekt hem daarvan vrij;
strafbaarheid feiten
- verklaart het bewezenverklaarde strafbaar;
- verklaart dat het bewezenverklaarde de volgende strafbare feiten oplevert:
feit 1
het misdrijf:
feitelijke aanranding van de eerbaarheid;
feit 2
het misdrijf:
poging tot feitelijke aanranding van de eerbaarheid;
strafbaarheid verdachte
- verklaart verdachte strafbaar voor het onder 1 en 2 bewezenverklaarde;
straf
- veroordeelt de verdachte tot een
taakstraf, bestaande uit het verrichten van onbetaalde arbeid voor de duur van
100 (honderd) uren;
- beveelt, voor het geval dat de verdachte de taakstraf niet naar behoren verricht, dat
vervangende hechteniszal worden toegepast voor de duur van
50 (vijftig) dagen;
- veroordeelt verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
2 (twee) weken;
- bepaalt dat deze gevangenisstraf
in zijn geheel niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten. De rechter kan de tenuitvoerlegging gelasten indien de verdachte voor het einde van de
proeftijd van 3 (drie) jarende navolgende voorwaarde niet is nagekomen:
- stelt als
algemene voorwaardedat de verdachte:
- zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit.
Dit vonnis is gewezen door mr. M.O. Frentrop, voorzitter, mr. B.T.C. Jordaans en
mr. M.A.H. Heijink, rechters, in tegenwoordigheid van mr. K.J. ten Brink, griffier, en is in het openbaar uitgesproken op 20 juni 2023.
Buiten staat
De griffier is niet in de gelegenheid dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage bewijsmiddelen
Leeswijzer
Deze bijlage maakt deel uit van het vonnis en bevat de bewijsmiddelen.
Wanneer hierna wordt verwezen naar dossierpagina’s, zijn dit pagina’s uit het dossier van politie eenheid Oost-Nederland met de naam Dublin, onderzoeksnummer: ONRBC22208. Tenzij hieronder anders wordt vermeld, wordt steeds verwezen naar pagina’s van een in de wettelijke vorm, door daartoe bevoegde personen, opgemaakt proces-verbaal.
Feit 1
1. Het proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer 1] van 25 februari 2022, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven (pagina’s 17-18):
Op 23 december 2021 in [woonplaats 3] gaf de man (de rechtbank begrijpt: verdachte) mij een hand. Toen gaf hij me een kus op mijn hand en trok mij naar zich toe. Hij hield me vast en knuffelde me. Hij kuste mij in mijn nek. Hij begon hierbij te hijgen. Hij probeerde me steeds te zoenen. Ik draaide me steeds weg en zei steeds “nee” en “dit wil ik niet”. Hij hield me vast en ik kon niet weg. Hij hield mijn gezicht vast met zijn handen en wilde mij zoenen op mijn mond. Ik draaide mijn gezicht steeds weg en probeerde hem met mijn handen weg te duwen.
2. Het proces-verbaal van bevindingen informatief gesprek zeden van 27 december 2021, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven (pagina 12):
Hij begon haar (de rechtbank begrijpt: [slachtoffer 1] ) te zoenen op de wang.
3. Het proces-verbaal van verhoor getuige [getuige] van 15 maart 2022, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven (pagina’s 29-30):
Ik werd gebeld door [slachtoffer 1] (de rechtbank begrijpt: [slachtoffer 1] ) op 23 december 2021. Ik hoorde [slachtoffer 1] duidelijk overstuur in haar emotie. Zij vertelde mij dat de bezorger haar had aangerand. Ik merkte een heftige emotie in haar stem. Ze sprak op ernstige toon.
4. Het proces-verbaal van verhoor verdachte van 21 april 2022, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven (pagina’s 82-83):
Ik heb op 23 december 2021 in [woonplaats 3] laminaat geleverd. Ik liep mee naar boven en heb het meisje (de rechtbank begrijpt: [slachtoffer 1] ) toen een knuffel gegeven. Mijn handen waren om haar rug heen. Ik heb haar gevraagd om een kusje. Zij zei “Nee bedankt”. Toen ik onderweg was naar de volgende klant had ik dat meisje een Whatsapp-bericht gestuurd met de tekst: “Jij bent geweldig”, omdat ik haar leuk vond. Ik heb alles verwijderd.
Feit 2
1. Het proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer 2] van 6 april 2022, inclusief bijlagen, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven (pagina’s 51, 54, 57-58):
Op 18 juni 2021 in mijn huis in [woonplaats 2] stond hij (de rechtbank begrijpt: verdachte) ineens in de keuken. Hij vroeg of ik een man had en ik heb hem toen gezegd dat ik dat niet had. Hij kwam toen wat dichterbij staan. Hij vroeg of ik niet wat voor hem was. Hij vroeg naar mijn telefoonnummer en zei dat ik mooi was. Hij zei dat hij graag een vrouw wilde en wilde trouwen. Ik liep een beetje van hem weg. Toen liep hij mij achterna. Hij pakte mij met een hand bij mijn gezicht. Ik zag dat hij mij wilde zoenen. Hij kwam met zijn gezicht naar mijn gezicht. Ik ging wat achteruit waardoor het niet lukte om mij te kussen.
[Afbeelding]
[Afbeelding]
[Afbeelding]
2. Het proces-verbaal van verhoor verdachte van 21 april 2022, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven (pagina’s 85):
Het klopt dat ik op 18 juni 2021 in [woonplaats 2] een pakket heb bezorgd bij een vrouw (de rechtbank begrijp: [slachtoffer 2] ). Ik heb haar gevraagd om een glas water. Ik ben in haar keuken geweest.