ECLI:NL:RBOVE:2023:2391

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
30 januari 2023
Publicatiedatum
27 juni 2023
Zaaknummer
08-996008-18 (P)
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak van belastingfraude en deelname aan criminele organisatie

In deze zaak heeft de Rechtbank Overijssel op 30 januari 2023 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die werd beschuldigd van belastingfraude en deelname aan een criminele organisatie. De verdachte was ten laste gelegd dat hij medeplegend belastingfraude had gepleegd door onjuiste aangiften voor de omzetbelasting te doen en dat hij deel uitmaakte van een criminele organisatie. De rechtbank heeft het onderzoek gevoerd op openbare terechtzittingen die plaatsvonden op 16 december 2022, 19 december 2022, 20 december 2022 en 16 januari 2023. De officier van justitie, mr. G.J. Heidema, heeft gerekwireerd tot bewezenverklaring van de tenlastelegging. De verdediging heeft echter vrijspraak bepleit.

De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig was en dat zij bevoegd was om de zaak te behandelen. Na het horen van de argumenten van zowel de officier van justitie als de verdediging, heeft de rechtbank geconcludeerd dat niet bewezen kon worden dat de verdachte feitelijke leiding heeft gegeven aan de onjuiste aangifte voor de omzetbelasting. De rechtbank oordeelde dat de verdachte, hoewel hij formeel bestuurder was van [bedrijf 1] B.V., niet de feitelijke controle had over de bedrijfsvoering en dat hij door medeverdachte [medeverdachte 1] als katvanger was gebruikt.

Wat betreft de beschuldiging van deelname aan een criminele organisatie, oordeelde de rechtbank dat niet kon worden bewezen dat de verdachte op de hoogte was van het criminele oogmerk van de organisatie. De rechtbank sprak de verdachte vrij van alle ten laste gelegde feiten, omdat er onvoldoende bewijs was om de beschuldigingen te ondersteunen. De uitspraak werd gedaan door een meervoudige kamer, bestaande uit drie rechters, en is openbaar uitgesproken.

Uitspraak

RECHTBANK OVERIJSSEL

Team Strafrecht
Meervoudige kamer
Zittingsplaats Zwolle
Parketnummer: 08-996008-18 (P)
Datum vonnis: 30 januari 2023
Vonnis op tegenspraak in de zaak van de officier van justitie tegen:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] 1991 in [geboorteplaats] ,
wonende aan de [woonplaats] .

1.Het onderzoek op de terechtzitting

Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzittingen van 16 december 2022, 19 december 2022, 20 december 2022 en 16 januari 2023.
De rechtbank heeft kennis genomen van de vordering van de officier van justitie
mr. G.J. Heidema en van wat door verdachte en zijn raadsvrouw mr. J.H.W. van der Lee, advocaat te Amsterdam, naar voren is gebracht.

2.De tenlastelegging

De verdenking komt er, na wijziging van de tenlastelegging van 16 december 2022, kort en zakelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
feit 1:opdracht heeft gegeven en/of feitelijke leiding heeft gegeven aan het door [bedrijf 1] B.V. tezamen en in vereniging met (een) ander(en) onjuist en/of onvolledig doen van aangifte voor de omzetbelasting over het tweede kwartaal 2015,
dan wel tezamen en in vereniging met (een) ander(en) deze aangifte voor de omzetbelasting valselijk heeft opgemaakt of heeft doen of laten opmaken,
dan wel opdracht heeft gegeven tot en/of feitelijke leiding heeft gegeven aan het door [bedrijf 1] B.V. tezamen en in vereniging valselijk (doen/laten) opmaken van deze aangifte voor de omzetbelasting;
feit 2:heeft deelgenomen aan een criminele organisatie.
Voluit luidt de tenlastelegging aan verdachte, dat:
1.
[bedrijf 1] B.V., op of omstreeks 30 juli 2015, in de gemeente Apeldoorn, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met (een) ander(en) en/of alleen, opzettelijk een bij de Belastingwet voorziene aangifte, als bedoeld in de Algemene wet inzake rijksbelastingen, te weten een (digitale) aangifte voor de Omzetbelasting, ten name van [bedrijf 1] B.V., over:
-het tweede kwartaal van 2015,
onjuist en/of onvolledig heeft gedaan en/of heeft laten doen bij de Inspecteur der belastingen/de Belastingdienst, terwijl dat/die feit(en) (telkens) ertoe strekte(n) dat te weinig belasting werd geheven, tot het plegen van welk(e) bovenomschreven strafbare feit(en) verdachte (telkens) opdracht heeft gegeven, en/of aan welk(e) bovenomschreven verboden gedraging(en) verdachte feitelijke leiding heeft gegeven;
althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling leidt, SUBSIDIAIR,
hij op of omstreeks 30 juli 2015, in de gemeente(n) Diemen en/of Apeldoorn, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met (een) ander(en) en/of alleen, opzettelijk een (digitale) aangifte voor de omzetbelasting, op naam van [bedrijf 1] B.V. over:
-het tweede kwartaal van 2015,
zijnde een geschrift dat bestemd was om tot bewijs van enig feit te dienen, valselijk heeft opgemaakt en/of doen opmaken en/of laten opmaken of vervalst en/of doen vervalsen en/of laten vervalsen, immers heeft/hebben hij, verdachte, en/of zijn mededader(s) valselijk en/of in strijd met de waarheid - zakelijk weergegeven - op/in die (digitale) aangifte omzetbelasting een onjuist te betalen bedrag aan omzetbelasting en/of een onjuist bedrag aan voorbelasting opgegeven, zulks met het oogmerk om dat geschrift als echt en
onvervalst te gebruiken;
althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling leidt, MEER SUBSIDIAIR,
[bedrijf 1] B.V. op of omstreeks 30 juli 2015, in de gemeente(n) Diemen en/of Apeldoorn, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met (een) ander(en) en/of alleen, opzettelijk een (digitale) aangifte voor de omzetbelasting, op naam van [bedrijf 1] B.V. over:
-het tweede kwartaal van 2015,
zijnde een geschrift dat bestemd was om tot bewijs van enig feit te dienen, valselijk heeft opgemaakt en/of doen opmaken en/of laten opmaken of vervalst en/of doen vervalsen en/of laten vervalsen, immers heeft/hebben hij, verdachte, en/of zijn mededader(s) valselijk en/of in strijd met de waarheid - zakelijk weergegeven - op/in die (digitale) aangifte omzetbelasting een onjuist te betalen bedrag aan omzetbelasting en/of een
onjuist bedrag aan voorbelasting opgegeven, zulks met het oogmerk om dat geschrift als echt en onvervalst te gebruiken, tot het plegen van welk(e) bovenomschreven strafbare feit(en) verdachte (telkens) opdracht heeft gegeven, en/of aan welk(e) bovenomschreven verboden gedraging(en) verdachte feitelijke leiding heeft gegeven;
2.
hij op een of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 23 juni 2014 tot en met 30 juni 2016, in de gemeente(n) Hillegom en/of Zandvoort en/of Haarlem en/of Bloemendaal en/of Diemen en/of Amsterdam, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met (een) ander(en), heeft deelgenomen aan een organisatie, die gevormd werd door:
- [medeverdachte 1] , en/of
- [medeverdachte 2] , en/of
- [medeverdachte 3] , en/of
- [verdachte] , en/of
- [medeverdachte 4] , en/of
- [medeverdachte 5] , en/of
- [medeverdachte 6] , en/of
- [medeverdachte 7] , en/of
- [medeverdachte 8] , en/of
- [bedrijf 2] B.V., en/of
- [bedrijf 3] B.V., en/of
- [bedrijf 4] B.V., en/of
- [bedrijf 1] B.V., en/of
- [bedrijf 5] B.V., en/of
- [bedrijf 6] B.V., en/of
- [bedrijf 7] vof,
en/of een of meer andere (rechts)perso(o)n(en), al dan niet in wisselende samenstelling, welke organisatie tot oogmerk had het plegen van misdrijven, te weten:
- het plegen van belastingfraude en/of
- het plegen van valsheid in geschrift.

3.De voorvragen

De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zij bevoegd is tot kennisneming van deze zaak, dat de officier van justitie ontvankelijk is in de vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.

4.De bewijsoverwegingen

4.1
Inleiding
De zaak tegen verdachte maakt deel uit van onderzoek [naam] . In onderzoek [naam] is onderzoek gedaan naar de invoer van auto’s vanuit EU-landen naar Nederland. Het vermoeden is ontstaan dat een btw-carrouselfraude is opgezet.
Btw-systeem binnen de Europese Unie
Bij leveringen binnen de Europese Unie geldt het nultarief. Bij intracommunautaire leveringen van goederen of diensten wordt geen btw in rekening gebracht door de verkoper. Wel meldt de verkoper periodiek haar intracommunautaire leveringen aan de Belastingdienst binnen het EU-land waar zij gevestigd is (listing). De door verkopers geliste intracommunautaire leveringen worden door de lidstaten in het VAT Information Exchange System (VIES) met elkaar gedeeld.
De (in dit onderzoek Nederlandse) afnemer dient in de aangifte voor de omzetbelasting aan te geven tot welk bedrag zij vanuit andere EU-landen goederen heeft verworven. Dit bedrag wordt vergeleken met de listingen vanuit het VIES. Indien de informatie van het VIES niet overeenkomt met het door de Nederlandse afnemer aangegeven bedrag in de aangifte voor de omzetbelasting, dan is sprake van een mismatch.
Boekenonderzoek
In 2016 heeft de Belastingdienst bij een aantal ondernemingen een mismatch geconstateerd. Bij vier van deze Nederlandse ondernemingen heeft de Belastingdienst boekenonderzoeken ingesteld. Dit betreffen de ondernemingen [bedrijf 3] B.V., [bedrijf 1] B.V., [bedrijf 6] B.V. en [bedrijf 5] B.V. Uit de boekenonderzoeken kwam naar voren dat in de periode van eind 2014 tot begin 2016 voor een waarde van ruim 4,5 miljoen euro aan auto’s is ingekocht en dat deze aankopen door de genoemde vennootschappen niet zijn aangegeven in de aangiften voor de omzetbelasting als verwerving binnen de EU. Een groot deel van de auto’s is door de genoemde ondernemingen gefactureerd aan [bedrijf 8] B.V., ofwel rechtstreeks, ofwel via [bedrijf 9] B.V. en/of [bedrijf 2] B.V.
4.2
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot bewezenverklaring van het onder 1 primair en 2 ten laste gelegde. Na een verzoek van de Belastingdienst om ontbrekende informatie heeft verdachte de boekhouder opdracht gegeven om de aangifte voor de omzetbelasting in te dienen, terwijl hij wist dat de aangeleverde administratie niet volledig was. Daarmee heeft hij bewust de aanmerkelijke kans aanvaard dat de aangifte onjuist zou worden ingediend.
4.3
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft verzocht om vrijspraak van het onder 1 primair, subsidiair, meer subsidiair en 2 ten laste gelegde.
4.4
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank acht niet bewezen wat aan verdachte is ten laste gelegd, zodat zij hem daarvan zal vrijspreken. De rechtbank overweegt daartoe het volgende.
[bedrijf 1] B.V.
Op 5 maart 2015 is [bedrijf 1] B.V. opgericht door verdachte, op verzoek van medeverdachte [medeverdachte 1] . Verdachte werd bestuurder en enig aandeelhouder.
Op 31 juli 2015 is de aangifte voor de omzetbetaling voor het tweede kwartaal van 2015 ingediend. In de aangifte staat een berekende te betalen btw van € 216.973,00. Dit bedrag is door [bedrijf 1] B.V. niet afgedragen aan de Belastingdienst. Uit de beschikbare facturen blijkt daarnaast dat de aangifte niet klopt; er had een bedrag van € 67.425,00 meer aan btw moeten worden aangegeven (en dus worden afgedragen).
Het onjuist/onvolledig doen van aangifte omzetbelasting
De rechtbank is van oordeel dat niet kan worden bewezen dat verdachte feitelijke leiding heeft gegeven aan het onjuist en/of onvolledig doen van aangifte voor de omzetbelasting. Voor feitelijke leidinggeven aan die verboden gedraging is immers vereist dat verdachte maatregelen ter voorkoming van de verboden gedraging achterwege heeft gelaten, hoewel hij daartoe bevoegd en redelijkerwijs gehouden was, én dat hij (op zijn minst voorwaardelijk) opzet had op de verboden gedraging. Hoewel verdachte formeel bestuurder was van [bedrijf 1] B.V., blijkt uit het dossier dat [medeverdachte 1] in zakelijke transacties optrad namens de vennootschap, de bankrekening beheerde en de facturen opstelde. De handelingen die verdachte in de vennootschap heeft verricht, beperkten zich tot het in opdracht van [medeverdachte 1] ophalen van auto’s uit het buitenland. Niet is gebleken dat verdachte enige macht had over, invloed op of verantwoordelijkheid voor het indienen van de aangiften voor de omzetbelasting. Verdachte is door medeverdachte [medeverdachte 1] gebruikt en ingezet als katvanger die geen wetenschap had van wat er zich feitelijk afspeelde in de autohandel van het bedrijf waarvan hij, alleen op papier, de bestuurder en aandeelhouder was. Van enige opbrengst voor verdachte is niet gebleken, behoudens een onkostenvergoeding voor het ophalen van auto’s op aanwijzing van [medeverdachte 1] . Verdachte heeft als formele bestuurder van de vennootschap weliswaar contact gehad met de boekhouder en de Belastingdienst, maar uit het dossier en het verhandelde ter zitting volgt dat hij slechts de informatie doorgaf die hij van [medeverdachte 1] kreeg.
Gelet hierop is de rechtbank van oordeel dat verdachte niet als feitelijke leidinggever van het ten laste gelegde strafbare feit kan worden aangemerkt.
Verder acht de rechtbank, gelet op de hiervoor genoemde omstandigheden, evenmin bewezen dat verdachte de aangifte voor de omzetbelasting valselijk heeft opgemaakt of daartoe opdracht of feitelijke leiding heeft gegeven.
Criminele organisatie
Verdachte wordt daarnaast verweten dat hij met een aantal natuurlijke personen en rechtspersonen deel heeft uitgemaakt van een criminele organisatie, die als oogmerk had het plegen van belastingfraude en valsheid in geschrift.
Van een organisatie als bedoeld in artikel 140 Sr is sprake als het gaat om een samenwerkingsverband, met een zekere duurzaamheid en structuur, tussen de verdachte en ten minste één andere persoon. Het kan daarbij gaan om natuurlijke personen en/of rechtspersonen. Van ‘deelneming’ aan een organisatie als bedoeld in artikel 140 Sr kan slechts dan sprake zijn als de betrokkene behoort tot het samenwerkingsverband en een aandeel heeft in gedragingen dan wel gedragingen ondersteunt die strekken tot of rechtstreeks verband houden met de verwezenlijking van het in dat artikel bedoelde oogmerk. Voor ‘deelneming’ in de zin van artikel 140 Sr is voldoende dat de betrokkene in zijn algemeenheid weet (in de zin van onvoorwaardelijk opzet) dat de organisatie het plegen van misdrijven tot oogmerk heeft.
Uit het dossier blijkt dat sprake is geweest van een btw-carrousel, waarbij medeverdachte [medeverdachte 1] een organisatie heeft opgezet, waarbinnen hij een aantal rechtspersonen tot zijn beschikking heeft gehad waarmee hij omzetbelastingfraude kon plegen. De rechtspersonen liet hij oprichten of overnemen door een aantal natuurlijke personen, waaronder verdachte.
Niet kan worden bewezen dat verdachte en de rechtspersoon die hij formeel bestuurde, in zijn algemeenheid wisten van het criminele oogmerk van medeverdachte [medeverdachte 1] . Naar het oordeel van de rechtbank is verdachte door medeverdachte [medeverdachte 1] gebruikt, zonder dat hij op enig moment zicht heeft gehad of had moeten hebben op de fraude.
De rechtbank is dan ook van oordeel dat de deelname van verdachte aan een criminele organisatie, zoals in feit 2 ten laste gelegd, niet bewezen is.

5.De beslissing

De rechtbank:
vrijspraak
- verklaart niet bewezen dat verdachte het onder 1 primair, subsidiair en meer subsidiair en 2 ten laste gelegde heeft begaan en spreekt hem daarvan vrij.
Dit vonnis is gewezen door mr. M.B. Werkhoven, voorzitter, mr. M.S. de Waard en
mr. J.T. Pouw, rechters, in tegenwoordigheid van mr. E.L. Vedder, griffier, en is in het openbaar uitgesproken op 30 januari 2023.
Buiten staat
Mr. M.S. de Waard is niet in de gelegenheid dit vonnis mede te ondertekenen.