ECLI:NL:RBOVE:2023:2390

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
30 januari 2023
Publicatiedatum
27 juni 2023
Zaaknummer
08-996234-17 (P)
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak van verdachte in belastingfraudezaak met betrekking tot btw-carrouselfraude en valsheid in geschrift

In deze zaak heeft de Rechtbank Overijssel op 30 januari 2023 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die werd beschuldigd van belastingfraude en deelname aan een criminele organisatie. De verdachte was ten laste gelegd dat hij medeplegend belastingfraude had gepleegd door onjuiste aangiften voor de omzetbelasting te doen en valsheid in geschrift te plegen. De rechtbank heeft de verdachte vrijgesproken van alle tenlastegelegde feiten.

Het onderzoek vond plaats tijdens openbare terechtzittingen op 16 december 2022, 19 december 2022, 20 december 2022 en 16 januari 2023. De officier van justitie, mr. G.J. Heidema, had gerekwireerd tot bewezenverklaring van de feiten, maar de rechtbank oordeelde dat niet bewezen kon worden dat de verdachte opzettelijk onjuiste aangiften had gedaan. De rechtbank concludeerde dat de verdachte niet zelf de auto’s had gekocht, maar dat hij de aankopen van een medeverdachte had gefaciliteerd.

De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig was en dat er geen redenen waren voor schorsing van de vervolging. De rechtbank oordeelde dat er onvoldoende bewijs was voor de deelname van de verdachte aan een criminele organisatie, aangezien er geen duurzame samenwerking kon worden aangetoond. De verdachte had niet de wetenschap dat hij betrokken was bij een organisatie die belastingfraude pleegde.

Uiteindelijk heeft de rechtbank de verdachte vrijgesproken van de tenlastegelegde feiten, omdat niet kon worden bewezen dat hij opzettelijk onjuiste aangiften had gedaan of deel had uitgemaakt van een criminele organisatie.

Uitspraak

RECHTBANK OVERIJSSEL

Team Strafrecht
Meervoudige kamer
Zittingsplaats Zwolle
Parketnummer: 08-996234-17 (P)
Datum vonnis: 30 januari 2023
Vonnis op tegenspraak in de zaak van de officier van justitie tegen:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] 1987 in [geboorteplaats] ,
wonende aan de [woonplaats] .

1.Het onderzoek op de terechtzitting

Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzittingen van 16 december 2022, 19 december 2022, 20 december 2022 en 16 januari 2023.
De rechtbank heeft kennis genomen van de vordering van de officier van justitie
mr. G.J. Heidema en van wat door verdachte en zijn raadsman mr. P.P.J. van der Meij, advocaat te Amsterdam, naar voren is gebracht.

2.De tenlastelegging

De verdenking komt er, kort en zakelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
feit 1:tezamen en in vereniging met (een) ander(en) onjuist en/of onvolledig doen van aangifte voor de omzetbelasting over het eerste kwartaal 2016 voor [bedrijf 1] ,
dan wel tezamen en in vereniging met (een) ander(en) deze aangifte voor de omzetbelasting valselijk heeft opgemaakt of heeft doen of laten opmaken;
feit 2:heeft deelgenomen aan een criminele organisatie.
Voluit luidt de tenlastelegging aan verdachte, dat:
1.
hij op of omstreeks 28 april 2016, in de gemeente Apeldoorn, in elk geval in
Nederland, tezamen en in vereniging met (een) ander(en) en/of alleen,
opzettelijk een bij de Belastingwet voorziene aangifte, als bedoeld in de
Algemene wet inzake rijksbelastingen, te weten een (digitale) aangifte voor de
Omzetbelasting, ten name van (de eenmanszaak) [bedrijf 1] , over het eerste
kwartaal van 2016 onjuist en/of onvolledig heeft gedaan en/of heeft laten doen
bij de Inspecteur der belastingen / de Belastingdienst, terwijl dat feit ertoe
strekte dat te weinig belasting werd geheven;
althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling leidt, SUBSIDIAIR,
hij op of omstreeks 28 april 2016, in de gemeente(n) Bloemendaal en/of
Apeldoorn, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met (een)
ander(en) en/of alleen, een (digitale) aangifte voor de omzetbelasting, op
naam van [bedrijf 1] over het eerste kwartaal van 2016, zijnde een geschrift
dat bestemd was om tot bewijs van enig feit te dienen, valselijk heeft
opgemaakt en/of doen opmaken en/of laten opmaken of vervalst en/of doen
vervalsen en/of laten vervalsen,
immers heeft/hebben hij, verdachte, en/of zijn mededader(s) valselijk en/of in
strijd met de waarheid - zakelijk weergegeven - op/in die (digitale)
aangifte(n) omzetbelasting (telkens) een onjuist te betalen bedrag aan
omzetbelasting en/of een onjuist bedrag aan voorbelasting opgegeven, zulks met het oogmerk om dat geschrift als echt en onvervalst te gebruiken;
2.
hij op een of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 23 juni 2014 tot en met 30 juni 2016, in de gemeente(n) Hillegom en/of Zandvoort en/of Haarlem en/of Bloemendaal
en/of Diemen en/of Amsterdam, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met (een) ander(en), heeft deelgenomen aan een organisatie, die gevormd werd door:
- [medeverdachte 1] , en/of
- [medeverdachte 2] , en/of
- [medeverdachte 3] , en/of
- [medeverdachte 4] , en/of
- [medeverdachte 5] , en/of
- [medeverdachte 6] , en/of
- [medeverdachte 7] , en/of
- [medeverdachte 8] , en/of
- [verdachte] , en/of
- [bedrijf 2] B.V. , en/of
- [bedrijf 3] B.V., en/of
- [bedrijf 4] B.V., en/of
- [bedrijf 5] B.V., en/of
- [bedrijf 6] B.V., en/of
- [bedrijf 7] B.V., en/of
- [bedrijf 8] vof,
en/of een of meer andere (rechts)perso(o)n(en), al dan niet in wisselende samenstelling, welke organisatie tot oogmerk had het plegen van misdrijven, te weten:
- het plegen van belastingfraude en/of
- het plegen van valsheid in geschrift.

3.De voorvragen

De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zij bevoegd is tot kennisneming van deze zaak, dat de officier van justitie ontvankelijk is in de vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.

4.De bewijsoverwegingen

4.1
Inleiding
De zaak tegen verdachte maakt deel uit van onderzoek [naam] . In onderzoek [naam] is onderzoek gedaan naar de invoer van auto’s vanuit EU-landen naar Nederland. Het vermoeden is ontstaan dat een btw-carrouselfraude is opgezet.
Btw-systeem binnen de Europese Unie
Bij leveringen binnen de Europese Unie geldt het nultarief. Bij intracommunautaire leveringen van goederen of diensten wordt geen btw in rekening gebracht door de verkoper. Wel meldt de verkoper periodiek haar intracommunautaire leveringen aan de Belastingdienst binnen het EU-land waar zij gevestigd is (listing). De door verkopers geliste intracommunautaire leveringen worden door de lidstaten in het VAT Information Exchange System (VIES) met elkaar gedeeld.
De (in dit onderzoek Nederlandse) afnemer dient in de aangifte voor de omzetbelasting aan te geven tot welk bedrag zij vanuit andere EU-landen goederen heeft verworven. Dit bedrag wordt vergeleken met de listingen vanuit het VIES. Indien de informatie van het VIES niet overeenkomt met het door de Nederlandse afnemer aangegeven bedrag in de aangifte voor de omzetbelasting, dan is sprake van een mismatch.
Boekenonderzoek
In 2016 heeft de Belastingdienst bij een aantal ondernemingen een mismatch geconstateerd. Bij vier van deze Nederlandse ondernemingen heeft de Belastingdienst boekenonderzoeken ingesteld. Dit betreffen de ondernemingen [bedrijf 3] B.V., [bedrijf 5] B.V., [bedrijf 7] B.V. en [bedrijf 6] B.V. Uit de boekenonderzoeken kwam naar voren dat in de periode van eind 2014 tot begin 2016 voor een waarde van ruim 4,5 miljoen euro aan auto’s is ingekocht en dat deze aankopen door de genoemde vennootschappen niet zijn aangegeven in de aangiften voor de omzetbelasting als verwerving binnen de EU. Een groot deel van de auto’s is door de genoemde ondernemingen gefactureerd aan [bedrijf 9] B.V., ofwel rechtstreeks, ofwel via [bedrijf 10] B.V. en/of [bedrijf 2] B.V.
4.2
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot bewezenverklaring van het onder 1 primair en 2 ten laste gelegde.
4.3
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft verzocht om vrijspraak van het onder 1 primair, subsidiair en 2 ten laste gelegde.
4.4
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank acht niet bewezen wat aan verdachte onder 1 en 2 is ten laste gelegd, zodat zij hem daarvan zal vrijspreken. De rechtbank overweegt daartoe het volgende.
Op 22 november 2011 is verdachte gestart met zijn eenmanszaak [bedrijf 1] . De activiteiten van [bedrijf 1] bestaan onder andere uit de handel in en reparatie van personenauto’s en lichte bedrijfsauto’s. Begin 2016 zijn via de eenmanszaak in Spanje twee auto’s aangekocht voor medeverdachte [medeverdachte 1] . Verdachte heeft één auto voor verdachte in Spanje opgehaald. [medeverdachte 1] heeft geld op de bankrekening van verdachte gestort, waarna verdachte de aankoopsom heeft voldaan aan verkoper [bedrijf 11] in Spanje.
In het dossier bevinden zich twee verkoopfacturen van 25 januari 2016, van [bedrijf 1] gericht aan [bedrijf 2] B.V. (DOC-103g en DOC-107f). Het betreffen verkoopfacturen van twee BMW’s. Op 28 april 2014 heeft verdachte aangifte voor de omzetbelasting gedaan over het eerste kwartaal van 2016. In de aangifte heeft hij de aan- en verkoop van deze auto’s niet opgenomen.
Verdachte heeft over de aangetroffen facturen het volgende verklaard. Verdachte heeft voor [medeverdachte 1] en op diens verzoek een auto opgehaald in Spanje. De factuur van de aankoop werd gericht aan de eenmanszaak van verdachte. Verdachte heeft op deze manier twee auto’s voor [medeverdachte 1] betaald.
Bij een belastingcontrole werd opgemerkt dat tegenover de twee inkoopfacturen geen verkoopfacturen stonden. Verdachte heeft dit aan [medeverdachte 1] voorgelegd. Daarop ontving verdachte de twee verkoopfacturen van [medeverdachte 1] . Verdachte heeft de verkoopfacturen op respectievelijk 30 oktober 2016 en 2 november 2016 via zijn boekhouder aan de Belastingdienst verstrekt.
Het onjuist/onvolledig doen van aangifte voor de omzetbelasting
De rechtbank concludeert op basis van het voorgaande dat verdachte niet zelf met zijn eenmanszaak twee auto’s heeft gekocht, maar dat hij de aankopen van medeverdachte [medeverdachte 1] heeft gefaciliteerd. Niet kan worden bewezen dat verdachte op 28 april 2014 (de datum van het indienen van de aangifte voor de omzetbelasting) beschikte over de verkoopfacturen DOC-103g en DOC-107f. Gelet daarop acht de rechtbank niet bewezen dat verdachte de wetenschap had of kon hebben dat hij op 28 april 2014 een onjuiste dan wel onvolledige aangifte indiende.
Criminele organisatie
Uit het dossier blijkt dat sprake is geweest van een btw-carrousel, waarbij medeverdachte [medeverdachte 1] een organisatie heeft opgezet, waarbinnen hij een aantal rechtspersonen tot zijn beschikking heeft gehad waarmee hij omzetbelastingfraude kon plegen. Verdachte wordt verweten dat hij deel heeft uitgemaakt van deze organisatie.
Van een organisatie als bedoeld in artikel 140 Sr is sprake als het gaat om een samenwerkingsverband, met een zekere duurzaamheid en structuur, tussen de verdachte en ten minste één andere persoon. Het kan daarbij gaan om natuurlijke personen en/of rechtspersonen. Van ‘deelneming’ aan een organisatie als bedoeld in artikel 140 Sr kan slechts dan sprake zijn als de betrokkene behoort tot het samenwerkingsverband en een aandeel heeft in gedragingen dan wel gedragingen ondersteunt die strekken tot of rechtstreeks verband houden met de verwezenlijking van het in dat artikel bedoelde oogmerk. Voor ‘deelneming’ in de zin van artikel 140 Sr is voldoende dat de betrokkene in zijn algemeenheid weet (in de zin van onvoorwaardelijk opzet) dat de organisatie het plegen van misdrijven tot oogmerk heeft.
Verdachte heeft twee valse facturen gebruikt, door de verkoopfacturen die hij van [medeverdachte 1] kreeg aan de Belastingdienst te verstrekken. Hiermee heeft hij het mogelijk gemaakt dat [medeverdachte 1] beschikte over, weliswaar valse, facturen van de eenmanszaak van verdachte gericht aan [bedrijf 2] B.V., de vennootschap van [medeverdachte 1] . Door deze facturen kon [medeverdachte 1] btw aftrekken van hetgeen hij verschuldigd was. Alleen medeverdachte [medeverdachte 1] heeft voordeel gehad bij deze werkwijze. Van verdachte, die al langer ondernemer was, mocht meer waakzaamheid verwacht worden. Hij had moeten weten wat de gevolgen waren van het gebruiken van de valse facturen. Dat neemt niet weg dat uit het dossier en hetgeen ter zitting is verhandeld naar het oordeel van de rechtbank afdoende is gebleken dat (het btw-nummer van) verdachte door [medeverdachte 1] voor eigen gewin is gebruikt, ook zonder dat verdachte er volledig van op de hoogte is geweest en zonder zijn wetenschap van de werkelijke bedoelingen van [medeverdachte 1] en diens mededaders.
Wat daar ook van zij, uit het handelen van verdachte kan niet worden afgeleid dat hij wetenschap had van het oogmerk van het samenwerkingsverband van [medeverdachte 1] en diens medeverdachten. Ook was er geen sprake van een duurzame samenwerking tussen verdachte en (het netwerk van) [medeverdachte 1] . De rechtbank acht dan ook niet bewezen dat verdachte deel heeft uitgemaakt van een criminele organisatie.

5.De beslissing

De rechtbank:
vrijspraak
- verklaart niet bewezen dat verdachte het onder 1 primair en subsidiair en onder 2 ten laste gelegde heeft begaan en spreekt hem daarvan vrij.
Dit vonnis is gewezen door mr. M.B. Werkhoven, voorzitter, mr. M.S. de Waard en
mr. J.T. Pouw, rechters, in tegenwoordigheid van mr. E.L. Vedder, griffier, en is in het openbaar uitgesproken op 30 januari 2023.
Buiten staat
Mr. M.S. de Waard is niet in de gelegenheid dit vonnis mede te ondertekenen.