ECLI:NL:RBOVE:2023:2367

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
26 juni 2023
Publicatiedatum
26 juni 2023
Zaaknummer
08.332045.22 (P)
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor het voorhanden hebben van vuurwapens en munitie met onaanvaardbaar risico voor de veiligheid

Op 26 juni 2023 heeft de Rechtbank Overijssel een 53-jarige man veroordeeld tot een gevangenisstraf van 16 maanden voor het voorhanden hebben van vuurwapens en munitie. De verdachte had samen met anderen een Kalasjnikov AK 47 en een Zastava AK 47 (M70B) in zijn bezit, wat een onaanvaardbaar risico voor de veiligheid in de samenleving met zich meebracht. De rechtbank oordeelde dat het onbevoegd en ongecontroleerd bezit van deze wapens en munitie niet alleen strafbaar is, maar ook een ernstige bedreiging vormt voor de openbare veiligheid. De zaak kwam aan het licht na een melding van een begeleider van een medeverdachte, die aangaf dat er wapens in een schuur lagen. De politie vond in de schuur een doos met twee vuurwapens en twintig kogelpatronen. De verdachte ontkende te weten dat er wapens in de doos zaten, maar de rechtbank oordeelde dat hij feitelijke macht over de wapens had en zich bewust moest zijn geweest van hun aanwezigheid. De rechtbank achtte de verdachte schuldig aan het medeplegen van het voorhanden hebben van wapens en munitie, en sprak hem vrij van een deel van de tenlastelegging omdat niet kon worden vastgesteld dat hij betrokken was bij de munitie die in de meterkast werd aangetroffen. De rechtbank hield bij de strafoplegging rekening met de ernst van de feiten en de eerdere justitiële documentatie van de verdachte, die eerder niet was veroordeeld voor overtredingen van de Wet wapens en munitie.

Uitspraak

RECHTBANK OVERIJSSEL

Team Strafrecht
Meervoudige kamer
Zittingsplaats Almelo
Parketnummer: 08.332045.22 (P)
Datum vonnis: 26 juni 2023
Vonnis op tegenspraak in de zaak van de officier van justitie tegen:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] 1969 in [geboorteplaats] , Turkije,
wonende aan [adres 1] ,
nu verblijvende in de P.I. Achterhoek te Zutphen.

1.Het onderzoek op de terechtzitting

Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzitting van 12 juni 2023.
De rechtbank heeft kennis genomen van de vordering van de officier van justitie
mr. L.A. Lepoutre en van wat door verdachte en zijn raadsman mr. W.B. Lisi, advocaat in Utrecht, naar voren is gebracht.

2.De tenlastelegging

De verdenking komt er na wijziging van de tenlastelegging als bedoeld in artikel 314a van het Wetboek van Strafvordering (Sv) van 12 juni 2023, kort en zakelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
feit 1:samen met anderen of alleen een machinegeweer van het merk Kalashnikov, type AK47, voorhanden heeft gehad;
feit 2:samen met anderen of alleen een vuurwapen in de vorm van een geweer van het merk Zastava, type AK47 (M70B), voorhanden heeft gehad;
feit 3:samen met anderen of alleen munitie voorhanden heeft gehad.
Voluit luidt de tenlastelegging aan verdachte, dat:
1
hij in of omstreeks de periode van 4 december 2022 tot en met 5 december 2022 te Hengelo, gemeente Hengelo (O) en/of Enschede, althans in Nederland,
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
een wapen van categorie II, onder 2 van de Wet wapens en munitie, te weten een machinegeweer, van het merk Kalashnikov, type AK 47, kaliber 7.62 x 39 mm zijnde een vuurwapen geschikt om automatisch te vuren, voorhanden heeft gehad;
2
hij in of omstreeks de periode van 4 december 2022 tot en met 5 december 2022 te Hengelo, gemeente Hengelo (O) en/of Enschede, althans in Nederland,
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
een wapen van categorie III, onder 1 van de Wet wapens en munitie, te weten een (machine)geweer, van het merk Zastava, type AK 47 (M70B), kaliber 7.62 x 39 mm, zijnde een vuurwapen in de vorm van een geweer (dat wegens het ontbreken van de slagpin niet geschikt is om automatisch te vuren, doch wel bestemd is om projectielen door een loop af te schieten en waarvan de werking berust op het teweegbrengen van een scheikundige ontploffing of een andere scheikundige reactie) voorhanden heeft gehad;
3
hij in of omstreeks de periode van 4 december 2022 tot en met 5 december 2022 te Enschede en/of Hengelo, gemeente Hengelo (O), althans in Nederland,
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
munitie van categorie III van de Wet wapens en munitie, te weten
176 (honderdzesenzeventig), althans een of meer, kogelpatronen van het kaliber 7.62 x 39 mm voorhanden heeft gehad.

3.De voorvragen

De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zij bevoegd is tot kennisneming van deze zaak, dat de officier van justitie ontvankelijk is in de vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.

4.De bewijsmotivering

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot bewezenverklaring van alle ten laste gelegde feiten.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft vrijspraak bepleit van alle feiten, omdat verdachte geen wetenschap heeft gehad van de aanwezigheid van de wapens en munitie en deze dus niet voorhanden heeft gehad.
4.3
Het oordeel van de rechtbank [1]
De vaststaande feiten en omstandigheden
De rechtbank stelt op grond van het dossier en het verhandelde ter zitting de volgende feiten en omstandigheden vast.
Op 5 december 2022 vertelt [naam 1] (hierna: [naam 1] ) aan haar begeleider dat er in haar schuurtje een doos met wapens ligt. De begeleider maakt hiervan melding bij de politie. De politie treft vervolgens in de schuur bij de woning van [naam 1] aan [adres 2] in Hengelo (O) een kartonnen doos aan met daarin twee vuurwapens en twintig kogelpatronen. Het betreft:
- een wapen van categorie II, onder 2 van de Wet wapens en munitie (hierna WWM), te weten een machinegeweer, van het merk Kalashnikov, type AK 47, kaliber 7.62 x 39 mm zijnde een vuurwapen geschikt om automatisch te vuren,
- een wapen van categorie III, onder 1 WWM, te weten een (machine)geweer, van het merk Zastava, type AK 47 (M70B), kaliber 7.62 x 39 mm, zijnde een vuurwapen in de vorm van een geweer (dat wegens het ontbreken van de slagpin niet geschikt is om automatisch te vuren, doch wel bestemd is om projectielen door een loop af te schieten en waarvan de werking berust op het teweegbrengen van een scheikundige ontploffing of een andere scheikundige reactie) en
- munitie van categorie III WWM, te weten twintig kogelpatronen van het kaliber 7.62 x 39 mm.
Daarnaast vindt de politie in de meterkast in de woning van [naam 1] een zak met 156 patronen.
De doos met wapens en munitie is afkomstig uit een opslagloods van [bedrijf] in Enschede, die werd gehuurd door verdachte en zijn partner [naam 2] (hierna: [naam 2] ). Verdachte haalt op 4 december 2022 die opslagloods leeg. Verdachte laadt spullen – waaronder deze doos – in zijn auto of in een daaraan gekoppelde aanhanger en rijdt ermee naar zijn woning aan [adres 1] in Hengelo. Verdachte haalt daar enkele persoonlijke spullen uit de auto en aanhanger. [naam 2] en [naam 1] , geholpen door [naam 3] (hierna: [naam 3] ) vertrekken daarna met de auto en aanhanger in de richting van de oude woning van verdachte en [naam 2] aan [adres 3] in Hengelo. [naam 2] vertelt in de auto aan [naam 1] en [naam 3] dat er zich bij de spullen een doos bevindt met daarin wapens en dat zij deze spullen niet thuis wil bewaren. [naam 2] vraagt [naam 1] of de doos bij haar mag blijven. [naam 1] wil dit aanvankelijk niet. [naam 2] belt dan met verdachte en vraagt hem ‘wat te doen met de doos’. [naam 3] en [naam 1] zijn bij dit telefoongesprek aanwezig. [naam 3] , die verdachte kent onder zijn roepnaam [alias verdachte] , heeft zijn stem tijdens dat gesprek herkend. [naam 1] kon aan de telefoon zien dat [naam 2] met [alias verdachte] belde. [naam 1] , die verdachte ook kent als [alias verdachte] , zegt na het telefoongesprek tegen [naam 2] dat de doos wel in de schuur bij haar woning mag staan. [naam 2] rijdt naar de woning van [naam 1] en [naam 1] en [naam 2] brengen samen de doos in de schuur. De doos waarmee verdachte te zien is op “stills” van de camerabeelden van de opslag is dezelfde doos die bij [naam 1] is gevonden. De politie heeft de beelden vergeleken en is tot die door de rechtbank gedeelde en overgenomen conclusie gekomen. Verdachte herkent zichzelf op die beelden, zoals hij ter zitting heeft bevestigd.
De verklaring van verdachte
Verdachte erkent dat hij een kartonnen doos, omwikkeld met wit ducttape, uit de loods naar zijn huis aan [adres 1] heeft gebracht. Hij ontkent te hebben geweten dat in de doos wapens en munitie zaten. Hij verklaart met [naam 2] te hebben afgesproken dat [naam 2] en [naam 1] de aanhanger zouden uitladen.
De overwegingen van de rechtbank
Het wettelijk kader
De rechtbank stelt voorop dat voor een veroordeling wegens het voorhanden hebben van een wapen of munitie in de zin van artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie (hierna: WWM) allereerst is vereist dat de verdachte een wapen of munitie bewust aanwezig heeft gehad. Die bewustheid hoeft zich niet uit te strekken tot de specifieke eigenschappen en kenmerken van het wapen of de munitie of tot de exacte locatie van dat wapen of die munitie. Voor het bewijs van dergelijke bewustheid geldt dat daarvan ook sprake kan zijn in een geval dat het niet anders kan dan dat de verdachte zulke bewustheid heeft gehad.
Verder is voor de bewezenverklaring van dat voorhanden hebben nodig dat de verdachte feitelijke macht over het wapen of de munitie heeft kunnen uitoefenen in de zin dat hij daarover heeft kunnen beschikken.
Toepassing van het wettelijk kader
- De wapens en munitie in de kartonnen doos in de schuur
Vast staat dat verdachte de doos met twee wapens en twintig patronen aanwezig heeft gehad toen hij de doos met die inhoud uit de loods in Enschede haalde, in de aanhanger zette en er vervolgens mee naar zijn woning aan [adres 1] in Hengelo reed. Verdachte heeft hiermee de feitelijke macht gehad over de doos met de wapens en munitie.
Was verdachte zich van die aanwezigheid ook bewust? Zelf ontkent hij dat, maar die verklaring acht de rechtbank onaannemelijk omdat zowel [naam 1] als [naam 3] verdachte aanwijzen als degene aan wie [naam 2] tijdens het telefoongesprek op 5 december 2022 vroeg: “Wat te doen met die doos?” De rechtbank leidt uit deze vraag van [naam 2] aan verdachte af dat verdachte zeggenschap had over de doos inclusief de inhoud (wapens en munitie). Kennelijk wist verdachte ook om welke doos het ging en uit het feit dat [naam 2] alles naar haar oude huis had gebracht maar met deze doos in haar maag zat en verdachte vroeg wat ermee te doen, waarbij verdachte aan een half woord genoeg had om te weten om welke doos met brisante inhoud het ging, leidt de rechtbank af dat hij kennis droeg van de aanwezigheid van de wapens en munitie. Daar komt bij dat verdachte enkele dagen nadat de doos met het wapen en de munitie in beslag was genomen [naam 3] heeft bedreigd met de dood en heeft gezegd dat [naam 3] en [naam 1] moesten gaan betalen aan [naam 4] , omdat het ding van [naam 4] is. [2] Met [naam 4] bedoelde hij, zoals hij ter zitting heeft verklaard, [naam 4] , een medeverdachte en goede vriend van [naam 2] en de veronderstelde eigenaar van de tenlastegelegde maar ook overigens bij [naam 1] en in de woning van verdachte en medeverdachte [naam 2] aan [adres 3] aangetroffen wapens en aanverwante (wapen)onderdelen.
Gelet op het voorgaande, kan het naar het oordeel van de rechtbank niet anders zijn dan dat verdachte wetenschap had van de wapens en de munitie in de doos. De rechtbank wordt in die overtuiging gesterkt door het feit dat verdachte vaker bemoeienis had met wapens, hetgeen de rechtbank afleidt uit het feit dat in zijn oude huis aan [adres 3] een bigshopper inbeslaggenomen is, met wapenonderdelen waarop het DNA-materiaal van verdachte is aangetroffen. [3]
Op grond van het vorenstaande stelt de rechtbank vast dat verdachte de tenlastegelegde wapens en munitie, voor zover aangetroffen in de schuur, twee wapens en twintig patronen, bewust aanwezig heeft gehad, dat hij daarover heeft kunnen beschikken en dat hij een en ander dus voorhanden heeft gehad als in de tenlastelegging bedoeld. In zoverre zal bewezenverklaring volgen.
- De munitie in de meterkast
Behalve de in de schuur aangetroffen vuurwapens en munitie, vond de politie in de meterkast van de woning van [naam 1] een zak met 156 kogelpatronen. Niet is vast te stellen door wie, wanneer en op welke wijze die zak daar is terechtgekomen en evenmin of verdachte hierbij betrokken is geweest, zodat de rechtbank verdachte van dit onderdeel van de tenlastelegging zal vrijspreken.
Medeplegen
Voor bewezenverklaring van medeplegen van het voorhanden hebben als bedoeld in artikel 26 WWM moet sprake zijn van een nauwe en bewuste samenwerking. Hiervan is slechts sprake indien uit de bewijsvoering niet alleen kan worden afgeleid dat verdachte en een ander of anderen gezamenlijk over een wapen/munitie hebben kunnen beschikken, maar bovendien dat een ieder zich van de aanwezigheid van een wapen/munitie in meerdere of mindere mate bewust is geweest.
De rechtbank stelt op basis de bewijsmiddelen vast dat [naam 2] , [naam 3] en [naam 1] , na overleg door [naam 2] met verdachte, de doos, waarvan zij wisten dat er wapens in zaten, hebben vervoerd naar de schuur van [naam 1] . Zij hebben dus de wapens bewust aanwezig gehad en in elk geval [naam 2] en [naam 1] , die de doos de schuur indroegen, hebben erover beschikt. Er was dus sprake van een nauwe en bewuste samenwerking tussen verdachte en in elk geval [naam 2] en [naam 1] , bij het voorhanden hebben. De rechtbank acht daarmee het bestanddeel medeplegen van het voorhanden hebben bewezen.
De conclusie
De rechtbank acht op grond van het vorenstaande wettig en overtuigend bewezen dat verdachte de onder 1, 2 en 3 tenlastegelegde feiten heeft begaan.
4.4
De bewezenverklaring
De rechtbank acht op grond van de in de bijlage opgenomen bewijsmiddelen waarin zijn vervat de redengevende feiten en omstandigheden waarop de bewezenverklaring steunt wettig en overtuigend bewezen dat verdachte de ten laste gelegde feiten heeft begaan, met dien verstande dat:
1.
hij in de periode van 4 december 2022 tot en met 5 december 2022 te Hengelo, gemeente Hengelo (O), en Enschede, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, een wapen van categorie II, onder 2 van de Wet wapens en munitie, te weten een machinegeweer, van het merk Kalashnikov, type AK 47, kaliber 7.62 x 39 mm, zijnde een vuurwapen geschikt om automatisch te vuren, voorhanden heeft gehad;
2.
hij in de periode van 4 december 2022 tot en met 5 december 2022 te Hengelo, gemeente Hengelo (O), en Enschede, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, een wapen van categorie III, onder 1 van de Wet wapens en munitie, te weten een machinegeweer, van het merk Zastava, type AK 47 (M70B), kaliber 7.62 x 39 mm, zijnde een vuurwapen in de vorm van een geweer (dat wegens het ontbreken van de slagpin niet geschikt is om automatisch te vuren, doch wel bestemd is om projectielen door een loop af te schieten en waarvan de werking berust op het teweegbrengen van een scheikundige ontploffing of een andere scheikundige reactie, voorhanden heeft gehad;
3.
hij in de periode van 4 december 2022 tot en met 5 december 2022 te Enschede en Hengelo, gemeente Hengelo (O), tezamen en in vereniging met een of meer anderen, munitie van categorie III van de Wet wapens en munitie, te weten 20 (twintig) kogelpatronen van het kaliber 7.62 x 39 mm voorhanden heeft gehad.
De rechtbank acht niet bewezen wat aan verdachte onder 1, 2 of 3 meer of anders is ten laste gelegd, zodat zij hem daarvan zal vrijspreken.

5.De strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde is strafbaar gesteld in 55 WWM. Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.
Het onder 1, 2 en 3 bewezenverklaarde levert op:
de eendaadse samenloop van:
feit 1
het misdrijf:
medeplegen van handelen in strijd met artikel 26, eerste lid van de Wet wapens en munitie en het feit begaan met betrekking tot een wapen van categorie II;
feit 2
het misdrijf:
medeplegen van handelen in strijd met artikel 26, eerste lid van de Wet wapens en munitie en het feit begaan met betrekking tot een vuurwapen van categorie III;
feit 3
het misdrijf:
medeplegen van handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie.

6.De strafbaarheid van verdachte

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. De rechtbank oordeelt daarom dat verdachte strafbaar is voor de bewezenverklaarde feiten.

7.De op te leggen straf of maatregel

7.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft oplegging gevorderd van een gevangenisstraf van 24 maanden met aftrek van de tijd die verdachte in voorarrest heeft doorgebracht.
7.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft verzocht in de strafmaat rekening te houden met de gezondheid van verdachte en met zijn gezinssituatie. De raadsman heeft betoogd dat kan worden volstaan met oplegging van een vrijheidsstraf waarvan de duur gelijk is aan de duur van het voorarrest met daarnaast eventueel een voorwaardelijk strafdeel en een proeftijd van drie jaren.
7.3
De gronden voor een straf of maatregel
Bij de strafoplegging houdt de rechtbank rekening met de aard en de ernst van de gepleegde feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en de persoon van verdachte zoals die uit het dossier en tijdens de behandeling ter terechtzitting naar voren zijn gekomen. De rechtbank acht daarbij in het bijzonder het volgende van belang.
Verdachte heeft samen met anderen wapens en munitie van de zwaarste categorie, waaronder een Kalasjnikov AK 47, voorhanden gehad. Het onbevoegd en ongecontroleerd bezit van vuurwapens en munitie – en zeker het bezit van een automatisch vuurwapen en bijbehorende munitie – levert een onaanvaardbaar risico voor de veiligheid in de samenleving op.
Uit een uittreksel van de Justitiële Documentatie van verdachte van 23 mei 2023 blijkt dat verdachte eerder met justitie in aanraking is geweest, maar niet eerder is veroordeeld wegens overtreding van de Wet wapens en munitie.
Over verdachte zijn op 7 februari 2023 en op 5 juni 2023 reclasseringsadviezen uitgebracht. De reclassering adviseert in haar meest recente rapport oplegging van een straf zonder bijzondere voorwaarden. Hoewel verdachte bereid zegt te zijn mee te werken aan eventuele bijzondere voorwaarden, ontbreken bij hem volgens de reclassering zowel de intrinsieke motivatie als een hulpvraag. De reclassering ziet geen mogelijkheden om met interventies of toezicht risico’s te beperken of gedrag te veranderen. De rechtbank volgt dat advies.
Verdachte heeft zijn betrokkenheid bij de feiten steeds ontkend en er daardoor geen blijk van gegeven in te zien dat hij door zijn handelen aan het gevaarzettend circuleren van wapens in de samenleving heeft bijgedragen. De rechtbank houdt daarmee in zijn nadeel rekening.
Bij het bepalen van de aard en hoogte van de op te leggen straf heeft de rechtbank gekeken naar de oriëntatiepunten voor straftoemeting van het Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht, die onvoorwaardelijke gevangenisstraffen voor de bewezenverklaarde wapens laten zien, en naar straffen die in soortgelijke zaken worden opgelegd.
Dit alles in aanmerking nemend, is de rechtbank van oordeel dat slechts een onvoorwaardelijke gevangenisstraf passend en geboden is, waarvan de duur wordt bepaald op zestien maanden, met aftrek van de tijd die verdachte in voorarrest heeft doorgebracht.
Tenuitvoerlegging van de op te leggen gevangenisstraf zal volledig plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat aan de verdachte voorwaardelijke invrijheidstelling wordt verleend als bedoeld in artikel 6:2:10 van het Wetboek van Strafvordering.
7.4
De inbeslaggenomen voorwerpen
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat de inbeslaggenomen voorwerpen, genoemd op de beslaglijst, moeten worden onttrokken aan het verkeer.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft geen standpunt ingenomen ten aanzien van de inbeslaggenomen voorwerpen.
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank is van oordeel dat de op de beslaglijst onder nummer 1, 2 en 4 vermelde voorwerpen, te weten 1 STK wapen, 1 STK wapen en 20 STK munitie vatbaar zijn voor onttrekking aan het verkeer, aangezien met betrekking tot deze voorwerpen de feiten zijn begaan en zij van zodanige aard zijn, dat het ongecontroleerde bezit daarvan in strijd is met de wet of met het algemeen belang.
De rechtbank is van oordeel dat de overige op de beslaglijst, onder nummers 3, 5, 6, 7 en 8, genoemde voorwerpen, te weten 1 STK patroonhouder, 1 STK munitie, 1 STK patroonhouder, 1 STK gereedschapskist en 1 STK tas niet vatbaar zijn voor onttrekking aan het verkeer nu deze voorwerpen geen relatie hebben tot de bewezen verklaarde feiten als in de bepalingen voor onttrekking aan het verkeer bedoeld en niet vastgesteld kan worden dat deze aan verdachte toebehoren. De vordering zal in zoverre worden afgewezen.

8.De toegepaste wettelijke voorschriften

De hierna te nemen beslissing berust op de hiervoor genoemde wetsartikelen. Daarnaast berust deze beslissing op de artikelen 36b, 36c, 47 en 55 Sr.

9.De beslissing

De rechtbank:
bewezenverklaring
- verklaart bewezen dat verdachte het onder 1, 2 en 3 ten laste gelegde heeft begaan, zoals hierboven omschreven;
- verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd en spreekt hem daarvan vrij;
strafbaarheid feiten
- verklaart het bewezen verklaarde strafbaar;
- verklaart dat het bewezen verklaarde de volgende strafbare feiten oplevert:
de eendaadse samenloop van:
feit 1 het misdrijf: medeplegen van handelen in strijd met artikel 26, eerste lid van de Wet wapens en munitie en het feit begaan met betrekking tot een wapen van categorie II;
feit 2 het misdrijf: medeplegen van handelen in strijd met artikel 26, eerste lid van de Wet wapens en munitie en het feit begaan met betrekking tot een vuurwapen van categorie III;
feit 3 het misdrijf: medeplegen van handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie;
strafbaarheid verdachte
- verklaart verdachte strafbaar voor het onder 1, 2 en 3 bewezen verklaarde;
straf
- veroordeelt verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
16 (zestien) maanden;
- bepaalt dat de tijd die de verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, bij de uitvoering van de gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht;
de in beslag genomen voorwerpen
- verklaart onttrokken aan het verkeer de in beslag genomen voorwerpen, te weten 1 STK wapen, 1 STK wapen en 20 STK munitie (de nummers 1, 2 en 4 op de beslaglijst);
- wijst af de vordering van de officier van justitie tot onttrekking aan het verkeer van de op de beslaglijst onder nummers 3, 5, 6, 7 en 8 vermelde voorwerpen.
Dit vonnis is gewezen door mr. A.M.G. Ellenbroek, voorzitter, mr. E.J.M. Bos en
mr. M.T. Bos, rechters, in tegenwoordigheid van D.A.C. Brockotter, griffier,
en is in het openbaar uitgesproken op 26 juni 2023.
Buiten staat
Mr. M.T. Bos is niet in de gelegenheid dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage bewijsmiddelen
Leeswijzer
Deze bijlage maakt deel uit van het vonnis en bevat de bewijsmiddelen.
Wanneer hierna wordt verwezen naar dossierpagina’s, zijn dit pagina’s uit het dossier van politie eenheid Oost-Nederland met nummer PL0600-2022566039. Tenzij hieronder anders wordt vermeld, wordt steeds verwezen naar pagina’s van een in de wettelijke vorm, door daartoe bevoegde personen, opgemaakt proces-verbaal.
Ten aanzien van de feiten 1, 2 en 3
1.
Het proces-verbaal van bevindingen van 5 december 2022, voor zover inhoudend, zakelijk weergegeven, op pagina 18 e.v.:
Op 5 december 2022 zag ik, verbalisant Buursema, in de schuur van de woning van [naam 1] (de rechtbank begrijpt: medeverdachte [naam 1] ) aan [adres 2] een kartonnen doos staan. Ik zag dat er in de doos twee lange vuurwapens stonden. Diezelfde dag kwam collega [verbalisant 1] van de forensische opsporing ter plaatse. Zij heeft de wapens in beslag genomen en trof ook nog twintig patronen aan.
2.
Het proces-verbaal van forensisch onderzoek woning [adres 2] , voor zover inhoudend, zakelijk weergegeven, pagina 35 e.v.:
Ik zag op 5 december 2022 in de schuur van [adres 2] een bruine grote doos staan. Ik zag dat er twee wapens in stonden. Tevens zag ik een soort gereedschapskist in de doos staan. Bovenop de gereedschapskist zag ik zwart plastic liggen. Ik heb het zwarte plastic geopend en zag hier twee strengen met patronen in liggen. Op foto’s 7 is het plastic en de patronen (de rechtbank: 20) te zien.
De volgende sporendragers werden veiliggesteld:
[afbeelding]
3.
Het proces-verbaal onderzoek wapen, voor zover inhoudend, zakelijk weergegeven, pagina 187 e.v.:
[afbeelding]
Op 26 januari 2023 stelde ik een onderzoek in naar voorwerpen die op 5 december 2022 aan [adres 2] zijn inbeslaggenomen.
Het inbeslaggenomen voorwerp is een machinegeweer type/model AK 47 in het kaliber 7.62x 39 mm en is geschikt om projectielen door een loop af te schieten. Ik heb om de werking van het vuurwapen/machinegeweer te testen en voor het IBIS onderzoek vier proefschoten genomen. Van de vier proefschoten heb ik twee proefschoten op de semiautomatische stand genomen en twee proefschoten op de (vol)automatische stand. Het vuurwapen functioneerde zowel op semiautomatische als de (vol)automatische stand zonder storingen.
De werking van het voorwerp berust op het teweegbrengen van een scheikundige
ontploffing of een andere scheikundige reactie.
Derhalve is dit machinegeweer een vuurwapen in de zin van artikel 1 onder 3 gelet op
artikel 2, lid 1, categorie II, onder 2 van de Wet wapens en munitie.
4.
Het proces-verbaal onderzoek wapen, voor zover inhoudend, zakelijk weergegeven, pagina 197 e.v.:
[afbeelding]
Op 30 januari 2023 stelde ik een onderzoek in naar voorwerpen die op 5 december 2022 aan [adres 2] zijn inbeslaggenomen.
Het inbeslaggenomen voorwerp is een machinegeweer van het merk Zastava type/model AK 47 (M70B) in het kaliber 7.62x 39 mm en is bestemd om projectielen door een loop af te schieten.
Bij het bestuderen van het machinegeweer zag ik dat de afdekplaat, de schouderkolf de slagpin misten. Aangezien er geen slagpin aanwezig was, heb ik geen proefschoten kunnen nemen met het machinegeweer.
De werking van het voorwerp berust op het teweegbrengen van een scheikundige
ontploffing of een andere scheikundige reactie. Aangezien het bovengenoemde vuurwapen/machinegeweer niet geschikt is om (vol)automatisch te vuren heeft het vuurwapen wel de bestemming om automatisch te vuren, maar zoals aangegeven niet de geschiktheid als omschreven in artikel 2 lid 1 categorie II onder 2 van de WWM. Derhalve is dit een vuurwapen in de zin van artikel 1 onder 3 gelet op artikel 2, lid 1, categorie III onder 1 van de WWM.
5.
Het proces-verbaal onderzoek wapen, voor zover inhoudend, zakelijk weergegeven, pagina 207:
[afbeelding]
Op 7 maart 2023 stelde ik een onderzoek in naar voorwerpen die op 5 december 2022 aan [adres 2] zijn inbeslaggenomen.
De inbeslaggenomen voorwerpen betreffen 20 stuks kogelpatronen van het kaliber 7.62 x 39 mm. Deze kogelpatronen zijn in de schuur aangetroffen en zaten bevestigd op een patroonhouder. Ik, verbalisant, zag dat op de hulsbodem van de kogelpatronen het volgende opschrift stond vermeld: "b x n 74". Deze kogelpatronen zijn geschikt om met de 2 vuurwapens die in dit proces inbeslaggenomen zijn verschoten te worden. Deze (automatische) vuurwapens zijn gecategoriseerd onder het proces-verbaalnummer
PL0600-2022566039-81 en PL0600-2022566039-82. Dit is munitie in de zin van artikel 1 onder 4 gelet op artikel 2 lid 2 categorie III van de WWM.
6.

Het proces-verbaal van bevindingen van 19 december 2022, voor zover inhoudend, zakelijk weergegeven, pagina 118 e.v.

Ik, verbalisant [verbalisant 2] , heb met mijn telefoon foto’s gemaakt van relevante stills van de beelden van [bedrijf] in Enschede. Ik zie in beeld de datum 4 december 2022. Ik zag dat een persoon een doos vervoerde. Ik, verbalisant [verbalisant 3] , herkende deze doos als de doos waarin de vuurwapens zijn aangetroffen in de schuur van verdachte [naam 1] . Ik herkende de doos aan het schilders tape wat rondom de gehele bovenzijde van de doos zat. Onder afbeelding 13 en 14 is zichtbaar dat deze kenmerken overeenkomen.
[afbeelding]
7.
Het proces-verbaal van verhoor van [naam 1] van 7 december 2022, voor zover inhoudend zakelijk weergegeven, pagina 287 - 288:
(V= vraag, A= antwoord)
A: hun (de rechtbank begrijpt: verdachte en [naam 2] ) hebben dat spul opgehaald in Enschede. Ze hebben daar een hok. Ze hebben daar een loods leeggehaald.
V: [alias verdachte] en [naam 2] wonen in Hengelo?
A: Ja klopt
A: Wij zijn met [naam 2] meegegaan in de auto naar het oude huis. Nathalie en ik zijn op de fiets naar het nieuwe huis ( de rechtbank begrijpt: aan [adres 1] ) gegaan. We zijn vanaf daar meegereden met [naam 2] naar het oude huis (de rechtbank begrijpt: aan [adres 3] in Hengelo (O)). Toen was de aanhangwagen al vol.
V: Die loods in Enschede. Die aanhangwagen zat helemaal vol. Hoe weet jij dat?
A: Omdat ik hem toch heb uitgepakt.
V: Dus toen zijn jullie vanaf het nieuwe huis met de aanhanger naar het oude huis gegaan?
A: Ja dat klopt en daar hebben wij alles uitgepakt. Behalve die ene doos met die wapen erin. Die hebben we naar mij toe gebracht.
V: Wist [alias verdachte] dat die doos ook naar jou huis ging?
A: Ja tuurlijk want daar hebben ze over gebeld. [naam 2] zei tegen [alias verdachte] ja die ga ik wel even bij haar droppen.
V: Hoe kon je dat zien dan dat [naam 2] met [alias verdachte] belde?
A: Dat kon ik zien aan de telefoon.
8.
Het proces-verbaal van bevindingen van 13 december 2022 van het verhoor van getuige [naam 3] op 6 december 2022, voor zover inhoudend zakelijk weergegeven, pagina 76, 78, 81 – 86, 96:
[naam 3] : Zondag ben ik bij [naam 1] geweest. En [naam 2] kwam daar ook. Die kwam wat afgeven en deed het in de schuur van [naam 1] .
[naam 3] : in het ouwe huis en toen ben ik daar nog heel even met [naam 1] geweest daarvoor. En toen is die doos gebracht. En later ging die doos naar [naam 1] toe, in de schuur van [naam 1] . Hun hebben die samen daarheen getild.
[verbalisant 4] : En die doos, die is ook afgegeven in de schuur van [naam 1] .
[naam 3] : Die hebben ze samen naar binnen gebracht.
[naam 3] : Met z'n tweeën, [naam 1] en [naam 2] .
[verbalisant 4] : Je had het erover een doos.
[naam 3] : Ja, een bruine.
[naam 3] : Gewoon een heel klein gleufje en dat zat witte plakband op.
[verbalisant 4] : Ja. En van wie was het idee dat die doos bij [naam 1] in de schuur moest?
[naam 3] : Van [naam 2] .
[verbalisant 4] : Want wat zei [naam 2] dan precies?
[naam 3] : Ik moet die doos kwijt, kan die bij jou niet [naam 1] ?
[verbalisant 4] : Ja.
[naam 3] : Eerst zei [naam 1] in eerste instantie: Nee...
[naam 3] : van nee, dat kan echt niet. Maar later zei ze toch van: ja doe maar bij mij in de schuur.
[verbalisant 4] : En dan gaat die doos gaat dan van het huis van [naam 2] naar schuur van [naam 1] hè. Hoe gaan jullie daarnaar toe?
[naam 3] : Met de auto van [naam 2] .
[verbalisant 4] : Waar was de doos in de auto?
[naam 3] : In de aanhanger.
[verbalisant 4] : heeft er nog iemand gezegd wat er in de doos zat?
[naam 3] : [naam 2] .
[verbalisant 4] : Wat heeft [naam 2] gezegd?
[naam 3] : Pistool.
[verbalisant 4] : Pistool. En wanneer heeft [naam 2] dat gezegd?
[naam 3] : Toen we naar huis, het oudere huis gingen.
[verbalisant 4] : Waar was die doos toen, toen jullie daar naartoe gingen?
[naam 3] : In de aanhanger.
[verbalisant 4] : En waar waren jullie precies? Waar waren jullie precies toen [naam 2] zei..
[naam 3] : In de auto
[naam 3] : Toen reden we naar het ouwe huis.
[verbalisant 4] : Ja. En wat zei [naam 2] toen precies, welke woorden heeft ze gebruikt?
[naam 3] : Ik heb een doos in de aanhanger..
[naam 3] : wat niemand mag weten.
[naam 3] : Pistool.
[verbalisant 4] : En wanneer was het dan duidelijk dat die doos naar de schuur van [naam 1] ging.
[naam 3] : Op de terugweg.
[verbalisant 4] : Op de terugweg. Want hoe ging dat dan precies?
[naam 3] : ja [naam 2] was aan het bellen met iemand, met haar, met haar man van: waar moet ik die doos nou uh.. waar moet die doos nou heen?
[verbalisant 4] : Oh ja. Dus [naam 2] is met haar man aan het bellen..
[naam 3] : en toen zei [naam 2] van: waar moet die doos nou waarheen, waar moet ik die doos nou heen brengen dan? Want hij kan niet, want die kan niet bij de Wethouder van Kampstraat en ook niet in het nieuwe huis..
[naam 3] : .En toen zei [naam 1] van: Dan doe maar bij mij.
[verbalisant 4] : Ja. En die man van [naam 2] hè, wie is dat dan?
[naam 3] : [alias verdachte] .
[verbalisant 4] : Waar was ze dan precies toen ze.. uh.. [alias verdachte] aan het bellen was?
[naam 3] : Bij het tankstation.
[naam 3] : [adres 4] :
[verbalisant 4] : Maar was ze toen in auto of voor de auto of naast de auto of achter de auto?
[naam 3] : in de auto.
[verbalisant 4] : En hoe weet jij dat [naam 2] met [alias verdachte] aan het bellen was, toen ze het had over die doos?
[naam 3] : Omdat ik dat kon horen aan de stem.
[verbalisant 4] : De stem van?
[naam 3] : Van [alias verdachte] .
[naam 3] : ik kon het aan zijn stem horen dat het [alias verdachte] was.
[naam 3] : toen reed [naam 2] weg en toen zei [naam 1] van: Doe dan maar bij mij in de schuur.
9.
Het proces-verbaal van de terechtzitting van 12 juni 2023 voor zover inhoudend zakelijk weergegeven, als verklaring van verdachte:
Op 4 december 2022 heb ik een opslagbox leeggehaald. Deze opslagbox huurde ik met [naam 2] bij [bedrijf] in Enschede. [naam 2] is mijn partner. Een paar persoonlijke spullen heb ik vanuit de opslagbox in de auto geladen en de overige spullen heb ik geladen in een aanhanger die achter mijn auto zat. Ik heb de opslag geheel leeggehaald. Ik heb ook een kartonnen doos met wit ducttape uit de loods gehaald. Deze doos heb ik in de aanhanger gezet. Ik ben met alle spullen naar mijn huis aan [adres 1] in Hengelo gereden. De persoonlijke spullen en wat kledingstukken uit de auto heb ik in de schuur bij mijn woning gelegd. Ik heb met [naam 2] afgesproken dat [naam 2] en [naam 1] de spullen uitladen die in de aanhanger staan. Ik heb die dag telefonisch contact gehad met [naam 2] . De voorzitter houdt mij voor dat het dossier beelden “stills” van de camerabeelden van de opslag bevat en ik tegen de politie heb gezegd dat ik de persoon op de beelden ben die steeds staat te wachten in de lift en die spullen vervoert. Ik zeg hierop: ja.

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar dossierpagina’s, zijn dit pagina’s uit het dossier van de politie eenheid Oost-Nederland met nummer PL0600-2022566039. Tenzij hieronder anders wordt vermeld, wordt steeds verwezen naar bladzijden van een in de wettelijke vorm, door daartoe bevoegde personen, opgemaakt proces-verbaal.
2.Het proces-verbaal van bevindingen van 21 december 2022
3.Het proces-verbaal van bevindingen, dossier pagina 248, het deskundigenrapport van 21 april 2023, dossier pagina 251 – 253.