ECLI:NL:RBOVE:2023:2331

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
22 juni 2023
Publicatiedatum
22 juni 2023
Zaaknummer
08-332057-22 en 08-122868-19 (tul) (P)
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor belaging met gevangenisstraf en bijzondere voorwaarden

Op 22 juni 2023 heeft de Rechtbank Overijssel een 34-jarige man veroordeeld tot een gevangenisstraf van 18 maanden, waarvan 12 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 3 jaar, voor het plegen van belaging. De rechtbank oordeelde dat de verdachte stelselmatig inbreuk heeft gemaakt op de persoonlijke levenssfeer van het slachtoffer door ongeveer 270 berichten op social media te plaatsen, die bedreigend van aard waren. Tijdens de proeftijd moet de verdachte zich melden bij de verslavingsreclassering en zich laten opnemen in een forensische klinische setting. Daarnaast is er een contactverbod met het slachtoffer opgelegd voor de duur van 5 jaar, evenals een gebiedsverbod voor de gemeente Raalte. De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig was en dat zij bevoegd was om de zaak te behandelen. De officier van justitie had gevorderd om de verdachte ter beschikking te stellen, maar de rechtbank oordeelde dat dit niet nodig was, gezien de psychische problematiek van de verdachte en het risico op recidive. De rechtbank heeft ook rekening gehouden met eerdere veroordelingen van de verdachte voor vergelijkbare feiten, wat de ernst van de zaak onderstreept. De verdachte is verminderd toerekeningsvatbaar verklaard, wat invloed heeft gehad op de strafmaat.

Uitspraak

RECHTBANK OVERIJSSEL

Team Strafrecht
Meervoudige kamer
Zittingsplaats Zwolle
Parketnummers: 08-332057-22 en 08-122868-19 (tul) (P)
Datum vonnis: 22 juni 2023
Vonnis op tegenspraak in de zaak van de officier van justitie tegen:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum 1] 1989 in [geboorteplaats 1] ,
wonende aan de [woonplaats] ,
nu verblijvende in de P.I. Vught (PPC).

1.Het onderzoek op de terechtzitting

Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzitting van
8 juni 2023.
De rechtbank heeft kennis genomen van de vordering van de officier van justitie
mr. A. Diesfeldt en van hetgeen door verdachte en zijn raadsman, mr. A.R. Maarsingh, advocaat in Deventer, naar voren is gebracht.

2.De tenlastelegging

De verdenking komt er, kort en zakelijk weergegeven, op neer dat verdachte [slachtoffer] heeft gestalkt.
Voluit luidt de tenlastelegging aan verdachte, dat:
hij, op één of meer tijdstip(pen), in of omstreeks de periode van 22 november 2022 tot en met 15 december 2022 te Deventer en/of te Raalte en/of te Purmerend, althans in Nederland, wederrechtelijk stelselmatig opzettelijk inbreuk heeft gemaakt op eens anders persoonlijke levenssfeer, te weten die van [slachtoffer] , door:
- veelvuldig (ongeveer 270) berichten te plaatsen op social media (Facebook) over en/of (indirect) gericht aan voornoemde [slachtoffer] en/of (diens (ex-)collega) [slachtoffer 2] en/of diens vader en/of
- een (ex-)collega van [slachtoffer] , te weten [slachtoffer 2] , bedreigend te bejegenen door op social media (Facebook) berichten te plaatsen met (onder meer) de tekst: " [slachtoffer 2] je gaat boetten ik sla je finaal de vernieling in geen genade ken ik met jou" en/of "De waarheid is dat ik [slachtoffer 2] koud maak en voer aan de varkens" en/of "Ik bluf niet wanneer ik je tegen kom is coma de minst zware optie voor mij [slachtoffer 2] " en/of "Bloedvragende taferelen [slachtoffer 2] Thuis in Raalte " en/of
- zich op te houden in/bij [bedrijf] , gevestigd aan de [adres 2] te Raalte en/of gevestigd op korte afstand van de werkplek van voornoemde [slachtoffer] ,
met het oogmerk die [slachtoffer] , te dwingen iets te doen, niet te doen, te dulden en/of vrees aan te jagen.

3.De voorvragen

De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zij bevoegd is tot kennisneming van deze zaak, dat de officier van justitie ontvankelijk is in de vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.

4.De bewijsmotivering

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat het ten laste gelegde feit wettig en overtuigend kan worden bewezen.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich op het standpunt gesteld dat slechts wettig en overtuigend kan worden bewezen dat verdachte [slachtoffer] heeft belaagd door berichten over [slachtoffer] te plaatsen op social media, zoals onder het eerste gedachtestreepje ten laste is gelegd. Voor het overige moet verdachte worden vrijgesproken. De gedragingen onder het tweede en derde gedachtestreepje kunnen in juridische zin geen stalking opleveren volgens de raadsman.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
Partiële vrijspraak
Ten aanzien van het tweede gedachtestreepje overweegt de rechtbank dat de berichten die verdachte op zijn Facebookpagina heeft geplaatst met betrekking tot [slachtoffer 2] , niet in relatie staan tot aangeefster. Om die reden kan niet worden bewezen dat verdachte met het plaatsen van deze berichten het oogmerk had om aangeefster te dwingen iets te doen, niet te doen of te dulden dan wel dat hij haar vrees wilde aanjagen.
Ten aanzien van het derde gedachtestreepje overweegt de rechtbank dat uit het dossier niet blijkt dat verdachte – door zich te begeven in [bedrijf] , een ander café in Raalte dan het café waar aangeefster werkzaam was – het oogmerk had om aangeefster te dwingen iets te doen, niet te doen of te dulden dan wel dat hij haar vrees wilde aanjagen. Weliswaar begaf verdachte zich op een afstand van ongeveer een minuut lopen van het café waar aangeefster werkte, maar daaruit kan dit oogmerk niet zonder meer worden afgeleid.
De rechtbank zal verdachte om die redenen vrijspreken van deze onderdelen van de tenlastelegging.
Bewezenverklaring
De rechtbank komt – met uitzondering van de gedragingen ten aanzien van [slachtoffer 2] en het zich ophouden in [bedrijf] – tot bewezenverklaring van het ten laste gelegde op grond van de volgende bewijsmiddelen, waarbij de rechtbank - nu verdachte dit feit heeft bekend en door of namens hem geen vrijspraak is bepleit - conform artikel 359, derde lid, laatste volzin van het Wetboek van Strafvordering (Sv), zal volstaan met een opsomming van de bewijsmiddelen [1] :
1. de bekennende verklaring van verdachte ter terechtzitting van 8 juni 2023;
2. het proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer] van 18 december 2022 (pag. 5 t/m 7);
3. het proces-verbaal van bevindingen van verbalisant [verbalisant] van 20 december 2022 (pag. 13 t/m ‘ [slachtoffer] ik heb fouten gemaakt maar heb geprobeerd het te herstellen ik mis je zo zonder is er maar 1 weg maar dan ben ik voorgoed weg’), inclusief de bijgevoegde Facebookberichten (pag. 48 t/m 185 met uitzondering van de berichten die zien op [slachtoffer 2] op pag. 48 tweede bericht, pag. 65 tweede bericht, pag. 68 en pag. 69 tweede bericht).
4.4
De bewezenverklaring
De rechtbank acht op grond van de opgegeven bewijsmiddelen waarin zijn vervat de redengevende feiten en omstandigheden waarop de bewezenverklaring steunt wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het ten laste gelegde feit heeft begaan, met dien verstande dat:
hij op meer tijdstippen in de periode van 22 november 2022 tot en met 15 december 2022 in Nederland wederrechtelijk stelselmatig opzettelijk inbreuk heeft gemaakt op eens anders persoonlijke levenssfeer, te weten die van [slachtoffer] , door:
- veelvuldig (ongeveer 270) berichten te plaatsen op social media (Facebook) over en gericht aan voornoemde [slachtoffer] ,
met het oogmerk die [slachtoffer] te dwingen iets te dulden en vrees aan te jagen.
De rechtbank acht niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd, zodat zij hem daarvan zal vrijspreken.

5.De strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde is strafbaar gesteld in artikel 285b van het Wetboek van Strafrecht (Sr). Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten. Het bewezenverklaarde levert op:
het misdrijf: belaging.

6.De strafbaarheid van verdachte

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. De rechtbank oordeelt daarom dat verdachte strafbaar is voor het bewezenverklaarde feit.

7.De op te leggen straf of maatregel

7.1
Het aanhoudingsverzoek en de vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft primair verzocht om de zaak aan te houden, zodat het Openbaar Ministerie in de gelegenheid wordt gesteld om een dubbel persoonlijkheidsonderzoek bij het Nederlands Instituut voor Forensische Psychiatrie en Psychologie (NIFP) aan te vragen. Volgens de officier van justitie brengt een terbeschikkingstelling met voorwaarden – gelet op de ernst van de verdenking, de hardnekkigheid van de verliefdheid, het hoge recidiverisico, het feit dat verdachte vaker is gerecidiveerd ten aanzien van hetzelfde slachtoffer en de ernst en de complexiteit van de psychische problematiek – de meeste waarborgen met betrekking tot behandeling en resocialisatie met zich mee.
Subsidiair – indien het aanhoudingsverzoek wordt afgewezen – heeft de officier van justitie gevorderd dat verdachte wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van achttien maanden, waarvan zes maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van drie jaren en met aftrek van de tijd die verdachte in voorarrest heeft doorgebracht. Aan dit voorwaardelijke strafdeel dienen de door de reclassering geadviseerde bijzondere voorwaarden te worden gekoppeld. Het geadviseerde contact- en locatieverbod dient als gedragsbeïnvloedende en vrijheidsbeperkende maatregel in de zin van artikel 38v Sr (hierna: GVM) te worden opgelegd voor de duur van vijf jaren, waarin wordt bevolen dat verdachte zich onthoudt van contact met [slachtoffer] en zich niet ophoudt in Raalte. Voor elke overtreding van de GVM dient hechtenis van één maand plaats te vinden. Zowel de bijzondere voorwaarden en het toezicht daarop als de GVM moeten dadelijk uitvoerbaar worden verklaard, aldus de officier van justitie.
7.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman van verdachte heeft zich verzet tegen het aanhoudingsverzoek van de officier van justitie. Hij heeft daartoe – kort gezegd – aangevoerd dat het plaatsen van Facebookberichten op verdachtes eigen Facebookpagina kan worden gezien als een milde vorm van stalking. Daarnaast is de stalking niet gepaard gegaan met agressief gedrag. Een terbeschikkingstelling met voorwaarden zou daarom een brug te ver zijn.
De raadsman heeft verzocht om de zaak af te doen en een gevangenisstraf op te leggen voor de duur van achttien maanden, waarvan twaalf maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van drie jaren. Aan het voorwaardelijk strafdeel kunnen de door de reclassering geadviseerde bijzondere voorwaarden worden verbonden. Ook kan de GVM worden opgelegd zoals gevorderd, waarbij de hechtenis door de rechtbank kan worden bepaald. Daarbij kan de dadelijke uitvoerbaarheid worden opgelegd. Bij dit verzoek houdt de raadsman rekening met de verminderde toerekeningsvatbaarheid van verdachte. De nadruk van de straf moet liggen op de behandeling van verdachte. Als een groter voorwaardelijk strafdeel wordt opgelegd, kan verdachte sneller beginnen met de behandeling.
7.3
De gronden voor een straf of maatregel
Bij de strafoplegging houdt de rechtbank rekening met de aard en de ernst van het gepleegde feit, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte zoals die uit het dossier en tijdens de behandeling ter terechtzitting naar voren zijn gekomen. De rechtbank acht daarbij in het bijzonder het volgende van belang.
De aard en de ernst van het gepleegde feit
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het stalken van zijn voormalig hulpverleenster door in een korte periode veelvuldig berichten en filmpjes op zijn Facebookpagina te plaatsen waarin hij naar haar verwees. Aangeefster [slachtoffer] is hierdoor ongewild geconfronteerd met een inbreuk op haar persoonlijke levenssfeer. Belaging is een ernstig feit, omdat het gaat om een misdrijf gericht tegen de persoonlijke vrijheid van slachtoffers. Uit de door aangeefster [slachtoffer] ter terechtzitting voorgedragen verklaring blijkt dat zij angstgevoelens en gevoelens van machteloosheid ondervindt, temeer omdat dit de derde keer is dat zij slachtoffer is geworden van het gedrag van dezelfde verdachte. Het gedrag van verdachte houdt haar en haar familie, partner en vrienden constant bezig. De rechtbank rekent het verdachte ernstig aan dat hij blijkbaar niet heeft stilgestaan bij de enorme impact die zijn handelen op aangeefster zou hebben.
De persoon van verdachte
De rechtbank heeft acht geslagen op het strafblad van verdachte van 20 april 2023. Hieruit blijkt dat verdachte op 31 augustus 2018 door de politierechter is veroordeeld tot een voorwaardelijke werkstraf wegens belaging. Daarnaast is verdachte op 12 december 2019 veroordeeld door de meervoudige strafkamer voor onder meer belaging. In deze zaken was aangeefster [slachtoffer] ook het slachtoffer. De rechtbank acht het bijzonder kwalijk dat verdachte, ondanks deze eerdere veroordelingen en de daarbij behorende waarschuwingen, weer de fout in is gegaan jegens hetzelfde slachtoffer.
Mr. drs. R.A. Sterk, psycholoog, heeft op 7 juni 2023 een rapport opgesteld over verdachte. Hij heeft geconstateerd dat bij verdachte sprake is van een schizoaffectieve stoornis, een matig tot ernstige stoornis van 3-MMC gebruik en van een lichte stoornis in alcoholgebruik. Deze stoornissen brengen mee dat verdachte snel emotioneel kan ontregelen en stemmingsproblemen kan ontwikkelen, waarbij sprake kan zijn van oordeels- en kritiekstoornissen. Onder invloed van middelen lijkt hij zich ongeremd aan zijn gevoelens van verliefdheid over te geven. Wanneer verdachte psychotisch is, speelt zijn overleden moeder een prominentere rol in zijn belevingswereld. Vanuit psychodynamisch oogpunt is het voorstelbaar dat verdachte het verlangen naar zijn moeder verplaatst naar aangeefster. De psycholoog acht dat sprake is van een verband tussen de psychische problematiek en het ten laste gelegde. Verdachte lijkt niet evident psychotisch te zijn geweest ten tijde van het ten laste gelegde en hij lijkt nog enige beslissingsruimte te hebben gehad, alhoewel deze beperkt lijkt te zijn geweest. De psycholoog adviseert dan ook om verdachte verminderd toerekeningsvatbaar te verklaren. Verder rapporteert de psycholoog dat de psychotische symptomen een verhoogd risico op stalking naar voren brengen, maar niet zozeer op geweld. Verdachte heeft tot op heden in zijn stalking weinig fysiek agressief gedrag laten zien. Bij een terugval wordt deze kans door de psycholoog dan ook niet noemenswaardig verhoogd ingeschat. De kans op herhaling van het stalkingsgedrag wordt volgens de psycholoog als hoog ingeschat wanneer verdachte niet behandeld wordt. De behandeling dient zich te richten op zijn stalkingsgedrag binnen het kader van de schizoaffectieve stoornis en zijn middelengebruik, waarbij aandacht dient te zijn voor de rol die zijn moeder nog in zijn belevingswereld speelt. De psycholoog acht het wegens de complexe aard van de psychische problematiek en de hardnekkigheid van zijn verliefdheid van belang dat de behandeling klinisch plaatsvindt in een forensisch psychiatrische kliniek (FPK). Daarna zou verdachte naar een beschermde woonvorm toe kunnen werken, waarbij hij ambulante behandeling aangeboden zou krijgen. De psycholoog adviseert om de klinische behandeling en de beschermde woonvorm als bijzondere voorwaarden op te leggen. Tevens zou volgens hem een gedragsbeïnvloedende en vrijheidsbeperkende maatregel (GVM) opgelegd kunnen worden.
De reclassering heeft op 5 juni 2023 een rapport opgesteld over verdachte. De reclassering schat het recidiverisico ook in als hoog, vanwege de meervoudige problematiek, het herhaaldelijk stalken van hetzelfde slachtoffer en het beperkte inzicht in zijn gedrag en de gevolgen hiervan. Daar komt bij dat verdachte ambivalent is in zijn behandelbereidheid. Op dit moment worden door de reclassering nog geen beschermende factoren gezien. Volgens de reclassering is een klinische behandeling geïndiceerd. Mocht de rechtbank overgaan tot het opleggen van een (deels) voorwaardelijke straf, dan wordt geadviseerd om daaraan de volgende bijzondere voorwaarden te verbinden: een meldplicht, een opname in een zorginstelling, (aansluitend daarop) een ambulante behandelverplichting (met de mogelijkheid tot een kortdurende klinische opname), een verblijf in een instelling voor beschermd wonen of maatschappelijke opvang en een contact- en locatieverbod. Daarnaast adviseert de reclassering om de bijzondere voorwaarden en het reclasseringstoezicht dadelijk uitvoerbaar te verklaren, omdat de kans op een misdrijf met schade voor personen groot is. Ten slotte adviseert de reclassering een GVM op te leggen.
Straf en/of maatregel
De rechtbank is van oordeel dat de rapportage van de psycholoog op zorgvuldige wijze tot stand is gekomen en dat de conclusie met betrekking tot de toerekenbaarheid wordt gedragen door een deugdelijke en inzichtelijk gemotiveerde onderbouwing. De rechtbank concludeert om die reden dat verdachte voor het bewezenverklaarde feit verminderd toerekeningsvatbaar is.
Uit de rapportage van de psycholoog blijkt dat het risico op agressief gedrag als niet noemenswaardig hoog moet worden beschouwd. Daar komt bij dat de rechtbank van oordeel is dat de huidige stalkingsgedragingen – hoewel nog steeds ernstig en zeer belastend voor aangeefster – in ernst zijn afgenomen ten opzichte van de eerder door verdachte gepleegde stalkingsgedragingen jegens aangeefster. De rechtbank ziet daarom op dit moment geen redenen tot oplegging van een terbeschikkingstelling met voorwaarden, zodat zij de zaak niet zal aanhouden teneinde het dossier te voorzien van een dubbelrapportage. Het aanhoudingsverzoek in dat kader wordt daarom afgewezen.
De rechtbank is van oordeel dat een onvoorwaardelijke gevangenisstraf in beginsel passend is. De rechtbank weegt hierbij in het bijzonder mee dat verdachte nu voor de derde keer wordt veroordeeld voor belaging van hetzelfde slachtoffer. Ondanks meerdere kansen en waarschuwingen is verdachte opnieuw de fout in gegaan. De rechtbank zal het onvoorwaardelijke deel van de gevangenisstraf echter beperkter opleggen dan door de officier van justitie gevorderd. De redenen daarvoor zijn de relatief korte duur en de aard van de stalkingsgedragingen waarvoor verdachte in dit vonnis wordt veroordeeld en het feit dat de rechtbank het van groot belang acht dat verdachte, gezien zijn psychische problematiek, snel klinisch behandeld zal worden. Een correct behandelplan, te beginnen met een klinische setting, zal het recidiverisico doen afnemen. Een groter voorwaardelijk strafdeel dient tot slot als stok achter de deur om verdachte er in de toekomst van te weerhouden opnieuw (dezelfde) strafbare feiten te plegen. De rechtbank zal aan verdachte, mede gelet op straffen die in soortgelijke zaken zijn opgelegd, een gevangenisstraf opleggen voor de duur van achttien maanden, met aftrek van het voorarrest, waarvan twaalf maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van drie jaren.
De rechtbank zal aan het voorwaardelijke strafdeel de bijzondere voorwaarden zoals geadviseerd door de reclassering verbinden. De rechtbank is van oordeel dat de bijzondere voorwaarden en het toezicht daarop, dadelijk uitvoerbaar moeten zijn nu er ernstig rekening mee moet worden gehouden dat verdachte wederom een misdrijf zal begaan dat gericht is tegen of gevaar veroorzaakt voor de onaantastbaarheid van het lichaam van één of meer personen. Dit blijkt uit het feit dat verdachte telkens door blijft gaan met het stalken van aangeefster [slachtoffer] .
De rechtbank is van oordeel dat een contact- en locatieverbod met aangeefster [slachtoffer] als bijzondere voorwaarden onvoldoende recht doen aan de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder dit is gepleegd. De rechtbank ziet, gelet op het feit dat is gebleken dat verdachte zich eerder niet aan het contactverbod met aangeefster [slachtoffer] kon houden, een reëel recidiverisico en is dan ook van oordeel dat dit risico zoveel mogelijk moet worden ingeperkt. Door het opleggen van een contact- en locatieverbod in de vorm van een GVM, kan verdachte iedere keer dat hij dit overtreedt direct worden afgestraft. Met dit contactverbod beoogt de rechtbank enerzijds dat aangeefster rust in haar leven krijgt en anderzijds dat het recidiverisico wordt verminderd. Gelet op de hardnekkige problematiek van verdachte en omdat de rechtbank het van belang acht dat verdachte ervan doordrongen raakt dat hij aangeefster [slachtoffer] met rust moet laten, zal de rechtbank het contact- en locatieverbod opleggen voor de maximum duur van vijf jaren. Voor iedere keer dat verdachte het contact- en locatieverbod overtreedt, zal vervangende hechtenis voor de duur van een maand worden opgelegd tot een maximum van zes maanden. De rechtbank is, gelet op bovenstaande, van oordeel dat de op grond van artikel 38v Sr opgelegde maatregel dadelijk uitvoerbaar moet zijn, nu er ernstig rekening mee moet worden gehouden dat verdachte opnieuw een strafbaar feit zal plegen en/of zich belastend zal gedragen jegens aangeefster [slachtoffer] .

8.De vordering tenuitvoerlegging

Op 12 december 2019 is door de meervoudige strafkamer van de rechtbank Overijssel, locatie Zwolle, aan verdachte onder meer een gevangenisstraf opgelegd voor de duur van twaalf maanden, waarvan zes maanden voorwaardelijk. Op 9 juli 2021 heeft de politierechter te Overijssel, locatie Zwolle, tenuitvoerlegging bevolen van deze voorwaardelijk opgelegde straf voor een gedeelte van zestig dagen wegens het overtreden van de bijzondere voorwaarden.
8.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat de op 12 december 2019 voorwaardelijk opgelegde gevangenisstraf – waarvan op dit moment nog vier maanden resteren – ten uitvoer wordt gelegd.
8.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft om afwijzing van de vordering verzocht, omdat toewijzing van de vordering niet zal bijdragen aan het oplossen van de persoonlijke problematiek van verdachte.
8.3
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank is van oordeel dat de vordering van de officier van justitie moet worden toegewezen. Het is gebleken dat de verdachte zich voor het einde van de proeftijd aan het plegen van een nieuw strafbaar feit, jegens hetzelfde slachtoffer, heeft schuldig gemaakt.

9.De toegepaste wettelijke voorschriften

De hierna te nemen beslissing berust op het hiervoor genoemde wetsartikel. Daarnaast berust deze beslissing op de artikelen 14a, 14b, 14c en 38w Sr.

10.De beslissing

De rechtbank:
afwijzing aanhoudingsverzoek
- wijst af het verzoek van de officier van justitie tot aanhouding van de zaak;
bewezenverklaring
- verklaart bewezen dat verdachte het ten laste gelegde heeft begaan, zoals hierboven omschreven;
- verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd en spreekt hem daarvan vrij;
strafbaarheid feit
- verklaart het bewezen verklaarde strafbaar;
- verklaart dat het bewezen verklaarde het volgende strafbare feit oplevert:
het misdrijf: belaging;
strafbaarheid verdachte
- verklaart verdachte strafbaar voor het bewezen verklaarde;
straf
- veroordeelt verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
18 (achttien) maanden;
- bepaalt dat van deze gevangenisstraf een gedeelte van
12 (twaalf) maanden niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten. De rechter kan de tenuitvoerlegging gelasten indien verdachte voor het einde van de
proeftijd van 3 (drie) jarende navolgende voorwaarde(n) niet is nagekomen:
- stelt als
algemene voorwaardedat verdachte:
- zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
- stelt als
bijzondere voorwaardendat verdachte:
- zich binnen drie dagen na het ingaan van de proeftijd meldt bij de verslavingsreclassering alwaar hij zich zal vestigen of bij GGZ ERW Novadic-Kentron Breda, 076-5236300, die hem zo nodig zullen doorverwijzen naar de juiste reclasseringsinstantie. Verdachte blijft zich melden op afspraken met de reclassering, zo vaak en zolang de reclassering nodig vindt;
- zich laat opnemen in een forensische klinische setting, te bepalen door de justitiële instantie die verantwoordelijk is voor plaatsing. De reclassering zal verdachte aanmelden bij het IFZ. De opname duurt een jaar of zoveel korter als de reclassering nodig vindt. Verdachte houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorginstelling geeft voor de behandeling. Gelet op de problematiek kan hieronder ook het innemen van medicatie vallen, als de zorginstelling dat nodig vindt. Als de reclassering een overgang naar ambulante zorg, begeleid wonen of maatschappelijke opvang gewenst vindt, werkt verdachte mee aan de indicatiestelling en plaatsing;
- zich laat behandelen door de forensische GGZ of soortgelijke instelling, nog nader te bepalen door de reclassering. De behandeling start aansluitend aan de klinische behandeling. De behandeling duurt de gehele proeftijd of zoveel korter als de reclassering nodig vindt. Verdachte houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorgverlener geeft voor de behandeling. Gelet op de problematiek kan hieronder ook het innemen van medicijnen vallen, als de zorgverlener dat nodig vindt. Bij een terugval in middelengebruik of verslechtering van het psychiatrische ziektebeeld kan de reclassering een indicatiestelling aanvragen voor een kortdurende opname voor crisisbehandeling, detoxificatie, stabilisatie, observatie of diagnostiek. Als de voor de indicatie verantwoordelijke instantie een kortdurende opname indiceert, zal verdachte zich, na goedkeuring door de rechter, laten opnemen in een zorginstelling voor zeven weken of zoveel korter als de reclassering nodig vindt. De justitiële instantie die verantwoordelijk is voor plaatsing in forensische zorg, bepaalt in welke zorginstelling de opname plaatsvindt. Verdachte houdt zich aan de huisregels en aan de aanwijzingen die de zorginstelling geeft voor de behandeling. Gelet op de problematiek kan hieronder ook het innemen van medicijnen vallen, als de zorginstelling dat nodig vindt;
- verblijft in een instelling voor beschermd wonen of maatschappelijke opvang, te bepalen door de reclassering. Het verblijf start aansluitend aan de klinische behandeling. Het verblijf duurt de gehele proeftijd of zoveel korter als de reclassering nodig vindt. Verdachte houdt zich aan de huisregels en het dagprogramma dat de instelling in overleg met de reclassering voor hem heeft opgesteld;
- geen drugs gebruikt en meewerkt aan controle op dit verbod. De controle gebeurt met urineonderzoek. De reclassering bepaalt hoe vaak verdachte wordt gecontroleerd;
- geen alcohol gebruikt en meewerkt aan urineonderzoek en ademonderzoek (blaastest) om dit alcoholverbod te controleren. De reclassering bepaalt met welke controlemiddelen en hoe vaak verdachte wordt gecontroleerd;
- draagt de reclassering op om toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en de verdachte ten behoeve daarvan te begeleiden;
daarbij gelden als voorwaarden van rechtswege dat de verdachte:
- ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking verleent aan het nemen van één of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt;
- medewerking verleent aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14c, zesde lid, Sr, de medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de reclassering zo vaak en zolang als de reclassering dit noodzakelijk acht daaronder begrepen;
- beveelt dat de op grond van artikel 14c Sr gestelde voorwaarden en het op grond van artikel 14c, zesde lid, Sr uit te oefenen toezicht,
dadelijk uitvoerbaarzijn;
- bepaalt dat de tijd die verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, bij de uitvoering van de gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht;
Gedragsbeïnvloedende en vrijheidsbeperkende maatregel
- legt aan verdachte op de
maatregel strekkende tot beperking van de vrijheidals
bedoeld in artikel 38v Sr voor de duur van
5 (vijf) jaren;
- beveelt dat verdachte op geen enkele wijze – direct of indirect – contact op zal nemen, zoeken of hebben met
[slachtoffer], geboren op [geboortedatum 2] 1997 te [geboorteplaats 2] ;
- beveelt dat verdachte zich niet binnen de gemeente Raalte mag bevinden;
- beveelt dat voor het geval niet aan de maatregel wordt voldaan de maatregel per overtreding wordt vervangen door
1 (één) maandhechtenis en bepaalt daarbij dat de maximale hechtenis
6 (zes) maandenbedraagt;
- beveelt dat deze maatregel
dadelijk uitvoerbaaris, omdat er ernstig rekening mee moet
worden gehouden dat verdachte opnieuw een strafbaar feit zal plegen en/of zich
belastend zal gedragen jegens [slachtoffer] ;
- toepassing van de vervangende hechtenis heft de verplichtingen ingevolge de opgelegde maatregel niet op;
tenuitvoerlegging voorwaardelijke straf met parketnummer 08-122868-19
- beveelt de
tenuitvoerleggingvan de bij vonnis van de meervoudige strafkamer in de rechtbank Overijssel van 12 december 2019 resterende voorwaardelijk opgelegde gevangenisstraf voor de duur van
4 (vier) maanden.
Dit vonnis is gewezen door mr. G.H. Meijer, voorzitter, mr. M.W. Eshuis en mr. M.T. Bos, rechters, in tegenwoordigheid van mr. D. Gottemaker, griffier, en is in het openbaar uitgesproken op 22 juni 2023.

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar dossierpagina’s, zijn dit pagina’s uit het dossier van de politie eenheid Oost-Nederland met nummer PL0600-2022582427. Tenzij hieronder anders wordt vermeld, wordt steeds verwezen naar bladzijden van een in de wettelijke vorm, door daartoe bevoegde personen, opgemaakt proces-verbaal.