ECLI:NL:RBOVE:2023:2327

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
21 juni 2023
Publicatiedatum
22 juni 2023
Zaaknummer
08-996163-17 (P)
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Meervoudige strafzaak tegen verdachte wegens witwassen, belastingfraude en oplichting

Op 21 juni 2023 heeft de Rechtbank Overijssel uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van meerdere strafbare feiten, waaronder witwassen, belastingfraude en oplichting. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een taakstraf van 240 uur en een voorwaardelijke gevangenisstraf van 1 jaar met een proeftijd van 2 jaar. Daarnaast is de verdachte verplicht om een schadevergoeding van 316.000 euro te betalen aan ABN AMRO Bank N.V. De rechtbank oordeelde dat de verdachte schuldig was aan het meermalen medeplegen van witwassen, belastingfraude en oplichting. De feiten vonden plaats tussen 2002 en 2019, waarbij de verdachte samen met anderen betrokken was bij het witwassen van grote geldbedragen en het indienen van onjuiste belastingaangiften. De verdachte heeft erkend dat hij zich schuldig heeft gemaakt aan de feiten en heeft geen verweer gevoerd tegen de strafeis van de officier van justitie. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte vrijwillig heeft ingestemd met de procesafspraken en dat hij zich bewust was van de rechtsgevolgen. De rechtbank heeft ook rekening gehouden met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, waaronder zijn leeftijd en geestelijke gezondheid, en de overschrijding van de redelijke termijn in de strafprocedure. De rechtbank heeft benadrukt dat de verdachte misbruik heeft gemaakt van zijn functie binnen ABN AMRO en dat zijn handelen de integriteit van het financiële systeem heeft aangetast.

Uitspraak

RECHTBANK OVERIJSSEL

Team Strafrecht
Meervoudige kamer
Zittingsplaats Zwolle
Parketnummer: 08-996163-17 (P)
Datum vonnis: 21 juni 2023
Vonnis op tegenspraak in de zaak van de officier van justitie tegen:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum 1] 1954 in [geboorteplaats] ,
wonende aan de [woonplaats] .

1.Het onderzoek op de terechtzitting

Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzitting van 26 september 2022, 24 mei 2023 en 21 juni 2023.
De rechtbank heeft kennis genomen van de vordering van de officieren van justitie mr. M. Lambregts en mr. A. Bouwman en van wat door verdachte en zijn raadsman mr. J.P.A. van Schaik, advocaat te Veenendaal, naar voren is gebracht.

2.De tenlastelegging

De verdenking komt er, kort en zakelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
feit 1:in de periode van 1 januari 2002 tot en met 8 juli 2019 samen met anderen of alleen een geldbedrag van € 1.437.799,69 heeft witgewassen;
feit 2:samen met anderen of alleen telkens onjuiste/onvolledige aangiften inkomstenbelasting over de jaren 2007 tot en met 2017 heeft gedaan of heeft laten doen;
feit 3:in de periode van 1 januari 2009 tot en met 8 juli 2019 opdracht heeft gegeven tot of feitelijke leiding heeft gegeven aan het oplichten van ABN AMRO Bank N.V. door een of meer rechtspersonen;
feit 4:in de periode van 1 januari 2009 tot en met 8 juli 2019 samen met anderen of alleen ABN AMRO Bank N.V. heeft opgelicht.
Voluit luidt de tenlastelegging aan verdachte, dat:
1
hij op een of meer tijdstip(pen),in of omstreeks de periode van 1 januari 2002
tot en met 8 juli 2019 te Hilversum Laren, althans in Nederland, en/of Cyprus, en/of Spanje, en/of Hongkong, tezamen en in vereniging met een of meer rechtsperso(o)n(en) en/of een of meer natuurlijke perso(o)n(en), althans alleen,
Sub a
van een of meer geldbedrag(en) tot een bedrag van EUR. 1.437.799,69, de werkelijke aard en/of de herkomst en/of de vindplaats en/of de vervreemding en/of de verplaatsing heeft verborgen en/of verhuld, dan wel verborgen en/of verhuld heeft wie de rechthebbende(n) op bovenomschreven voorwerp(en) is/was of wie bovenomschreven voorwerp(en) voorhanden heeft/hebben gehad, en/of
Sub b
een of meer geldbedrag(en) tot een bedrag van EUR. 1.437.799,69 heeft verworven
en/of voorhanden heeft gehad en/of heeft overgedragen en/of heeft omgezet en/of van bovenomschreven voorwerp(en) gebruik heeft gemaakt, terwijl hij, verdachte, en/of zijn medeverdachte(n) wist(en), althans redelijkerwijze moest(en) vermoeden, dat de/het bovenomschreven voorwerp(en) - onmiddellijk of middellijk - (deels) afkomstig was/waren uit enig misdrijf;
2
dat hij op een of meer tijdstippen in de periode 1 januari 2008 tot en met 25 februari 2019 te Hilversum, Geldermalsen, Apeldoorn, althans (elders) in Nederland,
tezamen en in vereniging met een of meer andere rechtspersonen en/of een of
meer natuurlijke personen, althans alleen,
(telkens) opzettelijk (een) bij de Belastingwet voorziene aangifte(n), als
bedoeld in de Algemene wet inzake rijksbelastingen,
te weten (een) aangifte(n) voor de inkomstenbelasting over de/het aangiftetijdvak(ken) 2007,2008, 2009, 2010, 2011, 2012, 2013, 2014, 2015, 2016 en/of 2017,
(telkens) onjuist en/of onvolledig heeft/hebben gedaan, althans heeft/hebben doen of laten doen, immers heeft/hebben hij, verdachte en/of zijn mededader(s) (telkens) opzettelijk op dat/die bij de inspecteur der belastingen in Nederland ingediende aangifte(n) voor de inkomstenbelasting over de/het genoemde aangiftetijdvak(ken) (telkens) een onjuist althans een te laag bedrag aan belasting opgegeven en/of vermeld terwijl dat/die feit(en) er (telkens) toe strekte(n) dat te weinig belasting werd geheven;
3
de besloten vennootschap [bedrijf 1] B.V. en/of de besloten vennootschap [bedrijf 9] B.V. en/of de besloten vennootschap [bedrijf 10] B.V. op één of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 1 januari 2009 tot en met 8 juli 2019 te Hilversum en/of Amsterdam althans (elders) in Nederland en/of Cyprus en/of Spanje en/of Hongkong,
tezamen en in vereniging met één of meer andere rechtsperso(o)n(en) en/of één of meer natuurlijke perso(o)n(en) en/of ieder voor zich, althans alleen (telkens) met het oogmerk om zich en/of een ander wederrechtelijk te bevoordelen door het aannemen van een valse naam en/of een valse hoedanigheid en/of door listige kunstgrepen en/of door een samenweefsel van verdichtsels,
(telkens) de ABN AMRO Bank N.V. en/of een of meer anderen heeft bewogen tot de
afgifte van een of meer geldbedrag(en), in elk geval van enig goed,
te weten het betalen van een (totaal) geldbedrag van ca. EUR 286.411,-, althans enig geldbedrag,
hebbende de besloten vennootschap [bedrijf 1] B.V. en/of de besloten vennootschap [bedrijf 9] B.V. en/of de besloten vennootschap [bedrijf 10] B.V. al dan niet samen met een ander of anderen, met vorenomschreven oogmerk - zakelijk weergegeven- (telkens) valselijk en/of listiglijk en/of bedrieglijk en/of in strijd met de waarheid
- producent V.o.f. [bedrijf 3] namens ABN AMRO Bank N.V. bij [bedrijf 2] BV ingekochte bankpashouders laten factureren aan [bedrijf 1] B.V. en/of (later) [bedrijf 9] B.V., en/of
- waarna [bedrijf 1] B.V. en/of (later) [bedrijf 9]
B.V.- zonder enige waarde of dienstverlening toe te voegen aan de geleverde
bankpashouders, (een) factu(u)r(en) met een verhoogde inkoopprijs voor de
pashouders aan [bedrijf 2] B.V. heeft/hebben verzonden, en/of
-waarna [bedrijf 2] B.V. (een) factu(u)r(en), waarin de prijs voor een tweede keer is verhoogd, aan ABN AMRO Bank N.V.heeft verstuurd,
waardoor ABN AMRO Bank N.V. en/of een of meer anderen (telkens) werden bewogen tot bovenomschreven afgifte,
zulks, terwijl hij, verdachte, al dan niet samen met één of meer ander(en), tot bovenomschreven strafbare feit opdracht heeft gegeven, dan wel feitelijke leiding heeft gegeven aan bovenomschreven verboden gedraging;
4
hij op één of meer tijdstippen in de periode van 1 januari 2009 tot en met 8 juli 2019 te Hilversum en/of Amsterdam althans (elders) in Nederland en/of Cyprus en/of Spanje en/of Hongkong
tezamen en in vereniging met één of meer rechtsperso(o)n(en) en/of één of meer natuurlijke perso(o)n(en), althans alleen (telkens) met het oogmerk om zich en/of een ander wederrechtelijk te bevoordelen door het aannemen van een valse naam en/of een valse hoedanigheid en/of door listige kunstgrepen en/of door een samenweefsel van verdichtsels,
(telkens) de ABN AMRO Bank N.V. en/of een of meer anderen heeft bewogen tot de afgifte van een of meer geldbedrag(en), in elk geval van enig goed,
te weten het betalen van een (totaal) geldbedrag van ca. EUR 166.111,81,- , althans enig geldbedrag,
hebbende hij, verdachte en/of één of meer van zijn mededaders, met vorenomschreven oogmerk - zakelijk weergegeven- (telkens) valselijk en/of listiglijk en/of bedrieglijk en/of in strijd met de waarheid
-(een) voorlopige offerte(s) met betrekking tot merchandise goederen verstuurd naar [verdachte] althans hem, verdachte, (inkoopmanager bij ABN AMRO Bank N.V.) , en/of
-waarna [verdachte] althans hij, verdachte, de voorlopige offerte(s) heeft verhoogde en heeft terugstuurd naar [medeverdachte 3] en/of [bedrijf 4] B.V. en/of
-waarna [medeverdachte 3] en/of [bedrijf 4] B.V. de verhoogde/aangepaste offerte(s) heeft/ hebben verstuurd naar ABN AMRO Bank N.V., en/of
-de verhoogde/ aangepaste offerte(s) vervolgens werd(en) betaald door ABN AMRO Bank N.V.,
waardoor ABN AMRO Bank N.V. en/of een of meer anderen (telkens) werden bewogen tot bovenomschreven afgifte.

3.De procesafspraken

3.1
Inleidende opmerkingen
Op 3 mei 2023 heeft de officier van justitie mr. Lambregts de rechtbank geïnformeerd dat overeenstemming was bereikt over de inhoud van procesafspraken, waaronder begrepen een afdoeningsvoorstel met betrekking tot onderhavige strafzaak
Het afdoeningsvoorstel dat door de officier van justitie en de raadsman aan de rechtbank is voorgelegd, houdt, voor zover relevant en zakelijk weergegeven, concreet het volgende in:
verdachte erkent de feiten 1 en 2 en voert geen verweer tegen de (omvang van) feiten 3 en 4;
de verdediging voert géén verweer tegen de aan verdachte tenlastegelegde feiten;
verdachte is met de Belastingdienst tot volledige overeenstemming gekomen en heeft conform een gesloten vaststellingsovereenkomst alle fiscale vorderingen voldaan, inhoudende dat het box I-inkomen van verdachte over de betreffende jaren is gecorrigeerd door verhoging met € 322.149,00 en het box III-vermogen van verdachte door verhoging met € 2.392.880,00;
verdachte is met de benadeelde partij ABN AMRO Bank N.V. tot overeenstemming gekomen over de door hem te betalen schadevergoeding ter zake feit 4 ter hoogte van € 316.000,00 en verleent na voldoening van voornoemd bedrag aan verdachte en zijn partner [medeverdachte 4] algehele finale kwijting. Dit staat los van de civiele vordering uit hoofde van feit 3, waarin verdachte door het gerechtshof hoofdelijk is veroordeeld tot betaling van een schadevergoeding van € 180.000,00 te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 2012 [1] ;
5. de officier van justitie eist ter terechtzitting een geheel voorwaardelijke gevangenisstraf van 12 (twaalf) maanden met een proeftijd van twee jaren en een geheel onvoorwaardelijke taakstraf van 365 (driehonderdvijfenzestig) uur te verminderen met 25 uur wegens overschrijding van de redelijke termijn, per saldo een taakstraf van 340 (driehonderdveertig) uur te vervangen door 170 dagen hechtenis;
6. tegen voornoemde strafeis voert de verdediging géén verweer;
7. verdachte en de officier van justitie doen afstand van hoger beroep;
8. het beslag op de roerende zaken, gelden en geldtegoeden wordt opgeheven en aan verdachte teruggegeven. Het beslag op de onroerende zaken wordt aangewend voor de betaling van het bedrag aan de bank en de door [medeverdachte 4] in haar zaak te betalen boete van € 44.000,00;
9. deze procesafspraak geldt slechts indien en voor zover die gevolgd wordt door de rechtbank.
3.2
Inhoudelijke behandeling
Tijdens de inhoudelijke behandeling van de strafzaak op de zitting van 24 mei 2023 zijn de procesafspraken zoals deze zijn vervat in het afdoeningsvoorstel, indringend met de verdachte besproken. De verdachte heeft aangegeven goed te hebben begrepen wat de gemaakte afspraken inhouden en wat de gevolgen daarvan zijn. Hij heeft aangegeven volledig achter die afspraken te staan, deze overeenkomst vrijwillig te zijn aangegaan en op geen enkele wijze onder druk te zijn gezet. Ook is duidelijk geworden dat de verdachte bij het hele proces om tot afspraken te komen, steeds voorzien is geweest van rechtskundige bijstand.
Gelet op het voorgaande is de rechtbank tot de overtuiging gekomen dat de verdachte vrijwillig en op basis van voor hem voldoende duidelijke informatie is gekomen tot de ondubbelzinnige beslissing om mee te werken aan wat in het afdoeningsvoorstel is overeengekomen. De rechtbank stelt daarnaast vast dat de verdachte zich bewust is van de rechtsgevolgen van de in de overeenkomst neergelegde procesafspraken en de daarmee gepaard gaande afstand van verdedigingsrechten. Daarmee is tevens voldaan aan de eisen die artikel 6 van het Europees Verdrag voor de rechten van de mens (EVRM) stelt.
De rechtbank heeft benadrukt dat zij geen partij is bij de gemaakte procesafspraken en daaraan dus ook niet gebonden is. De rechtbank heeft een eigen verantwoordelijkheid en dat betekent dat bij de behandeling op de zitting de beantwoording van de vragen van de artikelen 348 en 350 Sv leidend is geweest.

4.De voorvragen

De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zij bevoegd is tot kennisneming van deze zaak, dat de officier van justitie ontvankelijk is in de vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.
5. Het bewijs [2]
5.1
Inleiding
Binnen de Belastingdienst is een project opgestart met als doel het traceren van buitenlands vermogen van Nederlandse ingezetenen. Hiertoe zijn de verwerkers EMS, American Express, Equens, Pay Square, Atos en B+S verzocht de betalingsgegevens van buitenlandse debet- en creditkaarten (verder: betaalkaarten) die in Nederland over de jaren 2009 tot en met 2011 waren gebruikt, aan te leveren. Binnen het totale bestand van 136.000.000 betalingstransacties is door middel van het onderzoeken van het bestedingspatroon getracht de betaalkaarten te achterhalen van mensen die vermoedelijk in Nederland leven en over buitenlands vermogen beschikken wat niet bij de Belastingdienst bekend is. Hierbij is onder andere gekeken naar de betaalkaarten waar over de jaren 2009 tot en met 2011 de som van de uitgaven/opnamen hoger was dan € 200.000,00, de zogenaamde ‘Toppers’. [3]
Uit de op deze wijze geselecteerde betaalkaarten is onder meer gebleken dat met de betaalkaart met het kaartnummer [nummer 1] in de periode 1 januari 2009 tot en met 31 december 2011 transacties voor een totaalbedrag van € 274.598,00 zijn verricht. Blijkens de BIN code van de betaalkaart betrof het een VISA creditcard welke is uitgegeven door de Marfin Popular Bank Public Co Ltd., te Cyprus. Uit onderzoek is gebleken dat bovenstaande creditcard op naam staat van [medeverdachte 3] . [4] De creditcard bleek gekoppeld te zijn aan een bankrekening ten name van [bedrijf 5] Ltd., te [vestigingsplaats 1] . [5]
Ook kwam uit het onderzoek naar voren dat met de betaalkaart met het kaartnummer [nummer 2] in de periode van 1 januari 2009 tot en met 31 december 2011 transacties voor een totaalbedrag van € 365.930,00 zijn verricht. Blijkens de BIN code van de betaalkaart betrof het een VISA creditcard welke is uitgegeven door de Marfin Popular Bank Public Co Ltd., te Cyprus. Uit onderzoek is gebleken dat bovenstaande creditcard op naam staat van [verdachte] . De creditcard bleek gekoppeld te zijn aan een bankrekening ten name van [bedrijf 6] Ltd., te [vestigingsplaats 2] . [6]
Uit onderzoek bleek dat een groot gedeelte van het gebruik van deze betaalkaarten bestond uit contante geldopnamen bij geldautomaten, terwijl van zowel [bedrijf 5] Ltd. als [bedrijf 6] Ltd. geen feitelijke bedrijfsactiviteiten bekend waren. Naar aanleiding van dit onderzoek ontstond het vermoeden dat sprake was van strafbare feiten. Gelet op de gelijkenissen uit beide onderzoeken zijn deze in augustus 2017 samengevoegd.
Naar aanleiding van het strafrechtelijke onderzoek heeft de Fiscale inlichtingen- en opsporingsdienst (verder: FIOD) op 19 september 2017 de werkplek van [verdachte] op het kantoor van ABN AMRO Bank B.V. (verder: ABN AMRO), gevestigd aan de Foppingadreef 22 in Amsterdam, doorzocht. Hierdoor ontstond het vermoeden bij ABN AMRO dat zij door het handelen van [medeverdachte 3] en [verdachte] was benadeeld en heeft vervolgens een eigen onderzoek gestart. Het onderzoek heeft geresulteerd in twee aangiften van onder meer oplichting. [7]
5.2
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot bewezenverklaring van alle ten laste gelegde feiten.
5.3
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft, onder verwijzing naar het afdoeningsvoorstel, geen bewijsverweer gevoerd.
5.4
Het oordeel van de rechtbank
5.4.1
Ten aanzien van de feiten 1 en 2
De rechtbank komt tot bewezenverklaring van de onder 1 en 2 ten laste gelegde feiten op grond van de volgende bewijsmiddelen, waarbij de rechtbank - nu verdachte deze feiten heeft bekend en door of namens hem geen vrijspraak is bepleit - conform artikel 359, derde lid, laatste volzin van het Wetboek van Strafvordering (Sv), zal volstaan met een opsomming van de bewijsmiddelen, te weten:
Feiten, 1 en 2
- het proces-verbaal van de terechtzitting van 24 mei 2023, voor zover inhoudende de bekennende verklaring van verdachte;
Feit 1
  • het proces-verbaal van bevindingen (bankrekeningen op Cyprus – [verdachte] ) van 11 juni 2019 (AMB-088);
  • het proces-verbaal van bevindingen (uitvoeringsstukken RHV Zwitserland) van 28 oktober 2019 (AMB-102);
  • het proces-verbaal van bevindingen (buitenlandse constructie [medeverdachte 3] – [verdachte] ) van 5 oktober 2020 (AMB-105);
  • een geschrift als bedoeld in artikel 344, eerste lid, onder 5° Sv, te weten een bankafschrift van [bedrijf 6] Ltd van 7 juni 2014 (DOC-255);
  • een geschrift als bedoeld in artikel 344, eerste lid, onder 5° Sv, te weten ‘IBU Customer Economic/Business Profile’ van de Bank of Cyprus inzake [bedrijf 6] Limited (DOC-384);
  • een geschrift als bedoeld in artikel 344, eerste lid, onder 5° Sv, te weten een bankafschrift van [bedrijf 7] Limited van 5 november 2009 (DOC-530);
  • een geschrift als bedoeld in artikel 344, eerste lid, onder 5° Sv, te weten een leenovereenkomst tussen [verdachte] en [bedrijf 7] Limited (DOC-533a);
  • een geschrift als bedoeld in artikel 344, eerste lid, onder 5° Sv, te weten een trustakte tussen [verdachte] en [bedrijf 8] Limited (DOC-534);
  • een geschrift als bedoeld in artikel 344, eerste lid, onder 5° Sv, te weten een bankafschrift van [bedrijf 7] Limited van 3 december 2015 (DOC-539);
  • een geschrift als bedoeld in artikel 344, eerste lid, onder 5° Sv, te weten een bankafschrift van [bedrijf 8] Limited van 24 september 2015 (DOC-460).
Feit 2
  • de aangiften inkomstenbelasting ten name van [verdachte] over de jaren 2007 tot en met 2017 (DOC-589 t/m DOC-598);
  • de ambtsedige verklaring inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen ten behoeve van [verdachte] over de jaren 2007 en 2008 van 27 november 2019 (DOC-696);
  • de ambtsedige verklaring inkomstenbelasting ten behoeve van [verdachte] over de jaren 2009 t/m 2017 van 26 juni 2019 (DOC-581);
  • een geschrift als bedoeld in artikel 344, eerste lid, onder 5° Sv, te weten ‘Nadeelberekening [verdachte] ’ van 24 juni 2020 (DOC-733);
  • het (overzichts)proces-verbaal belastingfraude [verdachte] van 5 oktober 2020 (4-PV), pag. 310 tot en met 320.
5.4.2
Ten aanzien van de feiten 3 en 4
De rechtbank komt tot bewezenverklaring van de onder 3 en 4 ten laste gelegde feiten. Gelet op de tot stand gekomen procesafspraken en nu er door of namens verdachte geen vrijspraak is bepleit, zal de rechtbank hier volstaan met een opsomming van de bewijsmiddelen, te weten:
Feit 3
  • het proces-verbaal van aangifte van ABN AMRO Bank N.V. 2 juli 2018 (AG-001);
  • het proces-verbaal van onderzoeksbevindingen mailverkeer over start bedrijven (2-PV), pag. 199 en 200;
  • het proces-verbaal van bevindingen ( [bedrijf 2] ) van 26 oktober 2018 (AMB-073);
  • een geschrift als bedoeld in artikel 344, eerste lid, onder 5° Sv, te weten ‘Opdracht tot inkoop van RFID-pashouders’ van de ABN-AMRO Bank N.V. aan [bedrijf 2] (DOC-175);
  • een geschrift als bedoeld in artikel 344, eerste lid, onder 5° Sv, te weten een factuur van 21 januari 2016 van NVI aan [bedrijf 1] B.V. inzake bankpashouders (DOC-181);
  • een geschrift als bedoeld in artikel 344, eerste lid, onder 5° Sv, te weten een factuur van 30 januari 2016 van [bedrijf 1] B.V. aan [bedrijf 2] (DOC-172);
  • een geschrift als bedoeld in artikel 344, eerste lid, onder 5° Sv, te weten een factuur van 15 november 2013 van [bedrijf 2] aan ABN AMRO Bank N.V. (DOC-513);
  • een proces-verbaal van verhoor van verdachte [medeverdachte 1] van 4 juni 2019 (V-008-04);
  • een proces-verbaal van verhoor van verhoor getuige [getuige] van 10 april 2019 (G-013-01);
  • een proces-verbaal van verhoor van verdachte [medeverdachte 2] van 17 april 2019 (V-007-04).
Feit 4
  • het proces-verbaal van aanvullende aangifte van ABN AMRO Bank N.V. van 13 januari 2020 (AG-002);
  • het proces-verbaal van bevindingen (mogelijke prijsopslagen JSI-LH- [medeverdachte 3] - [verdachte] ) van 3 mei 2018 (AMB-089);
  • het proces-verbaal van bevindingen (bankrekeningen Cyprus [medeverdachte 3] ) van 5 oktober 2020 (AMB-106);
  • het proces-verbaal van bevindingen (aanvullend PV prijsopslag) van 5 oktober 2020 (AMB-108);
  • een geschrift als bedoeld in artikel 344, eerste lid, onder 5° Sv, te weten een e-mailbericht van [verdachte] aan [medeverdachte 3] met 'goede bedragen berekenen' van 6 mei 2017 (DOC-196);
  • een geschrift als bedoeld in artikel 344, eerste lid, onder 5° Sv, te weten een e-mail van [e-mailadres 1] naar [e-mailadres 2] met een excel-bestand (breakdown.LH.xlsx) van 9-12-2013 (DOC-245);
  • een proces-verbaal van verhoor getuige [medeverdachte 3] bij de rechter-commissaris van de rechtbank Overijssel van 25 oktober 2022.
5.5
De bewezenverklaring
De rechtbank acht op grond van de opgegeven bewijsmiddelen waarin zijn vervat de redengevende feiten en omstandigheden waarop de bewezenverklaring steunt wettig en overtuigend bewezen dat verdachte de ten laste gelegde feiten heeft begaan, met dien verstande dat:
1
hij op tijdstippen,in de periode van 1 januari 2009 tot en met 31 december 2014 in Nederland, en Cyprus, en Spanje, en Hongkong, tezamen en in vereniging met rechtspersonen en natuurlijke personen,
Sub a
van geldbedragen tot een bedrag van EUR. 1.437.799,69, de werkelijke aard en de herkomst en de vindplaats en de vervreemding en de verplaatsing heeft verborgen en verhuld, en verborgen en verhuld heeft wie de rechthebbende(n) op bovenomschreven voorwerp is/was, en
Sub b
geldbedragen tot een bedrag van EUR. 1.437.799,69 heeft verworven
en voorhanden heeft gehad en heeft overgedragen en heeft omgezet en van bovenomschreven voorwerp gebruik heeft gemaakt, terwijl hij, verdachte, en zijn medeverdachten wisten, dat het bovenomschreven voorwerp - onmiddellijk of middellijk - (deels) afkomstig was uit enig misdrijf;
2
dat hij op tijdstippen in de periode 1 januari 2008 tot en met 25 februari 2019 in Nederland,
tezamen en in vereniging met een rechtspersoon of natuurlijke personen,
telkens opzettelijk een bij de Belastingwet voorziene aangifte, als
bedoeld in de Algemene wet inzake rijksbelastingen,
te weten een aangifte voor de inkomstenbelasting over de aangiftetijdvakken 2007,2008, 2009, 2010, 2011, 2012, 2013, 2014, 2015, 2016 en 2017,
telkens onjuist en/of onvolledig heeft gedaan, immers heeft hij, verdachte en zijn mededader telkens opzettelijk op die bij de inspecteur der belastingen in Nederland ingediende aangiften voor de inkomstenbelasting over de genoemde aangiftetijdvakken telkens een onjuist bedrag opgegeven terwijl die feiten er telkens toe strekten dat te weinig belasting werd geheven;
3
de besloten vennootschap [bedrijf 1] B.V. en de besloten vennootschap [bedrijf 9] B.V. op tijdstippen in de periode van 1 januari 2010 tot en met 31december 2017) in Nederland,
tezamen en in vereniging met andere rechtspersonen en natuurlijke personen met het oogmerk om zich en een ander wederrechtelijk te bevoordelen door listige kunstgrepen,
telkens de ABN AMRO Bank N.V.heeft bewogen tot de afgifte van geldbedragen,
hebbende de besloten vennootschap [bedrijf 1] B.V. en de besloten vennootschap [bedrijf 9] B.V. al dan niet samen met een ander of anderen, met vorenomschreven oogmerk - zakelijk weergegeven- telkens listiglijk en bedrieglijk en in strijd met de waarheid
- producent V.o.f. [bedrijf 3] - namens ABN AMRO Bank N.V. bij [bedrijf 2] BV - ingekochte bankpashouders laten factureren aan [bedrijf 1] B.V. en (later) [bedrijf 9] B.V., en
- waarna [bedrijf 1] B.V. en (later) [bedrijf 9] B.V.- zonder enige waarde of dienstverlening toe te voegen aan de geleverde bankpashouders, een factuur met een verhoogde inkoopprijs voor de pashouders aan [bedrijf 2] B.V. heeft verzonden, en
- waarna [bedrijf 2] B.V. een factuur, waarin de prijs voor een tweede keer is verhoogd, aan ABN AMRO Bank N.V.heeft verstuurd,
waardoor ABN AMRO Bank N.V. telkens werd bewogen tot bovenomschreven afgifte,
zulks, terwijl hij, verdachte, samen met een ander, tot bovenomschreven strafbare feit opdracht heeft gegeven;
4
hij op tijdstippen in de periode van 1 januari 2012 tot en met 31 december 2017 in Nederland,
tezamen en in vereniging met rechtspersonen en één natuurlijke persoon, met het oogmerk om zich en een ander wederrechtelijk te bevoordelen door listige kunstgrepen,
telkens de ABN AMRO Bank N.V. heeft bewogen tot de afgifte van geldbedragen,
hebbende hij, verdachte en zijn mededader, met vorenomschreven oogmerk - zakelijk weergegeven- telkens listiglijk en in strijd met de waarheid
- voorlopige offertes met betrekking tot merchandise goederen verstuurd naar verdachte, (inkoopmanager bij ABN AMRO Bank N.V.) , en
- waarna verdachte, de voorlopige offertes heeft verhoogd en heeft teruggestuurd naar [bedrijf 4] B.V. en
- waarna [bedrijf 4] B.V. de verhoogde/aangepaste offertes heeft verstuurd naar ABN AMRO Bank N.V., en
- de verhoogde/ aangepaste offertes vervolgens werden betaald door ABN AMRO Bank N.V.,
waardoor ABN AMRO Bank N.V. telkens werd bewogen tot bovenomschreven afgifte.
De rechtbank acht niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd, zodat zij haar daarvan zal vrijspreken.
Indien in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze verbeterd in de bewezenverklaring. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.

6.De strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Het bewezen verklaarde is strafbaar gesteld in de artikelen 47, 51, 55, 326 en 420bis van het Wetboek van Strafrecht (Sr) en artikel 69, tweede lid, van de Algemene wet inzake rijksbelastingen (AWR). Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten. Het bewezen verklaarde levert op:
feit 1, eendaadse samenloop van:
het misdrijf:
medeplegen van witwassen, meermalen gepleegd;
en
medeplegen van witwassen, meermalen gepleegd;
feit 2
het misdrijf:
medeplegen van opzettelijk een bij de belastingwet voorziene aangifte onjuist of onvolledig doen, terwijl het feit ertoe strekt dat te weinig belasting wordt geheven, meermalen gepleegd;
feit 3
het misdrijf:
oplichting, begaan door een rechtspersoon waaraan verdachte opdracht heeft gegeven, meermalen gepleegd;
feit 4
het misdrijf:
medeplegen van oplichting, meermalen gepleegd.

7.De strafbaarheid van verdachte

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. De rechtbank oordeelt daarom dat verdachte strafbaar is voor de bewezen verklaarde feiten.

8.De op te leggen straf of maatregel

8.1
De vordering van de officier van justitie
De officieren van justitie hebben conform het afdoeningsvoorstel gevorderd aan verdachte op te leggen een voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van twaalf maanden met een proeftijd van twee jaren alsook tot een taakstraf voor de duur van 365 uren met aftrek van 25 uren wegens overschrijding van de redelijke termijn. De officier van justitie mr. Lambregts heeft in het requisitoir uitgebreid stilgestaan bij de totstandkoming van de (hoogte van de) strafeis en heeft daarbij gewezen op de motivering voor de milde strafeis: (1) het feit dat rechtsherstel heeft plaatsgevonden, zowel met de belastingdienst als ABN AMRO en dat verdachte daartoe een groot gedeelte van zijn huidige vermogen heeft moeten aanspreken, (2) de verdachte naar aanleiding van onderhavige strafzaak zowel civielrechtelijk als tuchtrechtelijk in rechte is betrokken, (3) beslag is gelegd op het pensioen van verdachte, (4) onderhavige strafzaak op efficiënte wijze kan worden afgedaan doordat het openbaar ministerie en de verdediging afstand doen van het indienen van rechtsmiddelen, waarmee verdachte de strafrechtketen ontlast nadat hij de rechtsorde eerder heeft uitgedaagd en (5) de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, waaronder diens gevorderde leeftijd en broze (geestelijke) gezondheid.
8.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft verzocht om de eis van de officier van justitie, die in overeenstemming is met het afdoeningsvoorstel, te volgen.
8.3
De gronden voor een straf of maatregel
Bij de strafoplegging houdt de rechtbank rekening met de aard en de ernst van de gepleegde feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en de persoon van verdachte zoals die uit het dossier en tijdens de behandeling ter terechtzitting naar voren zijn gekomen. De rechtbank acht daarbij in het bijzonder het volgende van belang.
De aard en ernst van de gepleegde feiten
Verdachte heeft zich gedurende een langere periode samen met een ander schuldig gemaakt aan het medeplegen van witwassen, zoals in de tenlastelegging nader is gespecificeerd. Verdachte bankierde in Zwitserland en heeft door gebruik te maken van een geraffineerde witwasconstructie meerdere geldbedragen die uit misdrijf afkomstig waren vanaf zijn Zwitserse bankrekeningen verplaatst naar bankrekeningen welke waren gekoppeld aan het Cypriotische bedrijf [bedrijf 6] Ltd., waarvan verdachte de ultimate beneficial owner (UBO) was. Om de herkomst van de geldbedragen te verbergen en te verhullen en buiten beeld van de autoriteiten te blijven, heeft verdachte onder het mom van een leenovereenkomst de geldbedragen overgeboekt via de offshore bedrijven [bedrijf 7] Ltd. en [bedrijf 8] Ltd. Als UBO van [bedrijf 6] Ltd. had verdachte de beschikking over de bankrekeningen waarop de geldbedragen uiteindelijk terechtkwamen. Verdachte heeft grote geldbedragen contant opgenomen en voor privédoeleinden gebruikt en daarnaast diverse betalingen verricht. Door het witwassen van geld dat uit misdrijf afkomstig is, wordt de integriteit van het financiële en economische verkeer aangetast.
Daarnaast heeft verdachte door middel van bovenstaande constructie gelden aan het zicht van de fiscus onttrokken. Verdachte heeft in zijn aangiften inkomstenbelasting over de jaren 2007 tot en met 2017 geen melding gemaakt van de gelden op de buitenlandse bankrekeningen waar hij de beschikking over had. Het gevolg hiervan was dat aan de Belastingdienst minder belasting werd afgedragen dan verschuldigd. Uiteindelijk heeft de door verdachte gepleegde belastingfraude een nadeel voor de maatschappij veroorzaakt van € 354.241. Met zijn handelwijze heeft verdachte het vertrouwen geschaad dat aan de inhoud van belastingaangiften mag worden ontleend. Bovendien beschermt de strafbaarstelling van belastingontduiking niet alleen de gemeenschapsbelangen die door belastingheffing worden gediend, maar ook de belangen van eerlijke belastingbetalers. Belastingontduiking kan immers leiden tot verzwaren van de belastingdruk voor anderen. De handelingen van verdachte dragen bij aan het ondermijnen van de belastingmoraal.
Ook heeft verdachte zich samen met anderen schuldig gemaakt aan twee afzonderlijke gevallen van oplichting. Verdachte was in de bewezenverklaarde periode werkzaam als Merchandising Manager bij de ABN AMRO. Verdachte was uit hoofde van zijn functie verantwoordelijk voor het inkopen van goederen ten behoeve van de webshop. Verdachte kocht namens ABN AMRO bankpashouders in bij [bedrijf 2] B.V. Verdachte plaatste de (aan hem gelieerde) bedrijven [bedrijf 1] B.V. en [bedrijf 9] B.V. in de logistieke keten om een extra factuur- en geldstroom te creëren ten gevolge waarvan ABN AMRO werd benadeeld.
Daarnaast heeft verdachte vanuit zijn functie als Merchandising Manager bij de ABN AMRO prijzen op de door [bedrijf 4] B.V. verstrekte voorlopige offertes verhoogd, welke verhoogde prijzen werden doorberekend aan ABN AMRO. De prijsopslag kwam vervolgens onder meer ten goede aan verdachte.
Verdachte heeft op ernstige wijze misbruik gemaakt van zijn functie/positie binnen ABN AMRO en het vertrouwen dat in hem was gesteld, geschaad. Verdachte heeft zich bij het plegen van voormelde feiten kennelijk slechts laten leiden door geldelijk gewin, zonder zich te bekommeren om de gevolgen van zijn handelen. Verdachte is op geraffineerde wijze te werk gegaan en de rechtbank rekent dit verdachte aan.
De persoon van verdachte
Met betrekking tot de persoon van verdachte heeft de rechtbank kennisgenomen van de meest recente brief van P. Kölling, psychiater, van 22 mei 2023, welke door de raadsman (met toestemming) aan de rechtbank is overgelegd. Hierin is, zakelijk weergegeven, beschreven dat als gevolg van de zeer lange duur van het justitieel onderzoek de psychische spankracht van verdachte nagenoeg geheel is verdwenen. Door ernstig slaapgebrek en spanningen door de onzekerheid over het verdere verloop van het strafproces, kan verdachte zich nauwelijks staande houden. Verdachte wordt omschreven als diep depressief, bij vlagen suïcidaal en soms pre-psychotisch.
Voorts heeft de rechtbank acht geslagen op het strafblad van verdachte van 30 mei 2022 waaruit blijkt dat hij niet eerder is veroordeeld.
De redelijke termijn
De rechtbank is van oordeel dat er rekening moet worden gehouden dat de redelijke termijn zoals bedoeld in artikel 6, eerste lid, EVRM is overschreden. Op 19 september 2017 heeft in het kader van het strafrechtelijke onderzoek een gezamenlijke actiedag in Nederland, Cyprus en Spanje plaatsgevonden, waarbij verschillende woningen zijn doorzocht en (digitale) voorwerpen in beslag zijn genomen. Op dat moment is jegens verdachte een handeling verricht waaraan deze in redelijkheid de verwachting kon ontlenen dat tegen hem ter zake van een bepaald strafbaar feit door het openbaar ministerie een strafvervolging zal worden ingesteld. [8] De rechtbank stelt aldus vast dat op 19 september 2017 de redelijke termijn is aangevangen waarbinnen verdachte dient te worden berecht. Als uitgangspunt heeft in deze zaak te gelden dat de behandeling ter terechtzitting moet worden afgerond met een eindvonnis binnen twee jaren nadat de redelijke termijn is aangevangen, tenzij sprake is van bijzondere omstandigheden. De datum van dit vonnis betreft 21 juni 2023, wat een zeer forse overschrijding van de redelijke termijn betekent. Deze termijnoverschrijding komt voor rekening van het openbaar ministerie, nu niet is gesteld of gebleken dat er sprake is van bijzondere omstandigheden die overschrijding van de redelijke termijn kunnen rechtvaardigen.
De op te leggen straf
De rechtbank stelt voorop dat zij haar eigen belangenafweging heeft gemaakt bij de bepaling van de op te leggen straf. Hoewel de ernst van het bewezen verklaarde op zichzelf een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van aanmerkelijke duur rechtvaardigt, ziet de rechtbank na het afwegen van alle belangen voldoende aanleiding om conform het afdoeningsvoorstel een voorwaardelijke gevangenisstraf en een taakstraf op te leggen. De rechtbank heeft daarbij ook rekening gehouden met het feit dat overeenstemming is bereikt met zowel de benadeelde partij ABN AMRO als de Belastingdienst over herstel- c.q. terugbetalingen. Verdachte heeft de vastgestelde belastingschuld inmiddels volledig voldaan. De rechtbank is van oordeel dat, alles in samenhang bezien, de inhoud van het afdoeningsvoorstel van de officier van justitie en de raadsman aan de rechtbank in zoverre voldoende recht doet aan deze strafzaak en legitiem is, omdat hiermee zowel het belang van verdachte als dat van de maatschappij en de benadeelde partij geëerbiedigd wordt. De rechtbank ziet echter wel voldoende aanleiding om het aantal uren van de op te leggen taakstraf naar beneden bij te stellen. De rechtbank acht daarbij met name van belang dat in de gelijktijdig, maar niet gevoegde, behandelde strafzaak van de medeverdachte [medeverdachte 3] , ook procesafspraken zijn overeengekomen. De rechtbank is van oordeel dat het grote verschil in hoogte van de voorgestelde taakstraf niet verklaard kan worden vanuit ieders aandeel in bewezenverklaarde feiten. De rechtbank acht dit verschil te groot en zal verdachte daarom veroordelen tot een voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van twaalf maanden met een proeftijd van twee jaren alsook tot een taakstraf voor de duur van 240 uren. De rechtbank heeft de overschrijding van de redelijke termijn verdisconteerd in de strafmaat door de taakstraf conform het afdoeningsvoorstel met 25 uren te verminderen. Ook heeft de rechtbank acht geslagen op de persoonlijke omstandigheden van verdachte, zoals gebleken uit de brief van de psychiater van 22 mei 2023.
De officier van justitie heeft ter zitting aangegeven dat hij met een eventuele lagere straf akkoord kan gaan, en dat de zaak niet behoeft te worden heropend als in zoverre, ten voordele van verdachte, van de procesafspraak wordt afgeweken.
8.4
De inbeslaggenomen voorwerpen
De officier van justitie heeft het standpunt ingenomen dat de inbeslaggenomen goederen moeten worden teruggegeven aan de beslagene.
De raadsman heeft – onder verwijzing naar het afdoeningsvoorstel – zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
De rechtbank stelt voorop dat onder de verdachte de voorwerpen in beslag zijn genomen en niet teruggegeven, zoals vermeld op de beslaglijst de als bijlage aan dit vonnis is gehecht. De rechtbank zal de teruggave aan de verdachte gelasten van de aan hem toebehorende op de beslaglijst vermelde voorwerpen, aangezien deze niet vatbaar zijn voor verbeurdverklaring of onttrekking aan het verkeer en het belang van strafvordering zich niet tegen teruggave verzet.

9.De schade van benadeelde

9.1
De vordering van de benadeelde partij
ABN Amro Bank N.V. heeft zich als benadeelde partij gevoegd in dit strafproces. De benadeelde partij vordert verdachte te veroordelen om schadevergoeding te betalen tot een totaalbedrag van € 1.080.658,86 [één miljoen tachtigduizendzeshonderdachtenvijftig euro en zesentachtig eurocent], te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf het moment waarop de schade is ontstaan. De gevorderde materiële schade bestaat uit de volgende posten:
- witwassen € 909.748,05;
- fraude ophogen offerte/factuur € 166.110,81
- onderzoekskosten € 4.800,00.
ABN AMRO Bank N.V. heeft met verdachte een vaststellingsovereenkomst gesloten die er op neer komt dat verdachte aan ABN Amro Bank N.V. een bedrag van € 316.000,00 betaalt ter vergoeding van de thans nog gevorderde schade. De bank verleent na voldoening van voornoemd bedrag aan verdachte en partner [medeverdachte 4] algehele finale kwijting met uitzondering van de civiele vordering uit hoofde van de kwestie met de pashouders (feit 3).
9.2
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft – conform het afdoeningsvoorstel – toewijzing van de vordering tot een bedrag van € 316.000,00 gevorderd, voor zover gegrond op feit 4. Voor het overige moet de vordering worden afgewezen. Hij heeft daarbij aangegeven dat dit schadebedrag niet ziet op de schade die in verband staat met feit 3 waarvoor een afzonderlijke civiele procedure loopt. Voorts heeft hij gewezen op de tussen verdachte en de benadeelde partij overeengekomen algehele finale kwijting.
9.3
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft onder verwijzing naar het afdoeningsvoorstel zich op het standpunt gesteld dat de vordering kan worden toegewezen tot een bedrag van € 316.000,00 en het overige moet worden afgewezen.
9.4
Het oordeel van de rechtbank
Door de gebezigde bewijsmiddelen en de behandeling op de terechtzitting is komen vast te staan dat verdachte door het onder 4 bewezenverklaarde rechtstreeks schade heeft toegebracht aan de benadeelde partij. De opgevoerde schadeposten zijn tot na te melden bedrag onvoldoende betwist en voldoende onderbouwd en aannemelijk. Gelet op overeengekomen procesafspraken zal de rechtbank het gevorderde ter zake het onder 4 bewezenverklaarde daarom toewijzen tot een bedrag van € 316.000,00. Nu de minnelijke regeling geen afspraak bevat over verschuldigdheid van de wettelijke rente van voor datum van dit vonnis, zal de rechtbank de wettelijke rente toewijzen vanaf datum van dit vonnis. Het meerdere zal worden afgewezen.
Ter zake het onder 3 bewezenverklaarde begrijpt de rechtbank dat de vordering door de benadeelde partij is ingetrokken en dat daarop niet meer behoeft te worden beslist.

10.De toegepaste wettelijke voorschriften

De hierna te nemen beslissing berust op de hiervoor genoemde wetsartikelen. Daarnaast berust deze beslissing op de artikelen 9, 14a, 14b, 14c en 57 Sr.

11.De beslissing

De rechtbank:
bewezenverklaring
- verklaart bewezen dat verdachte het onder 1, 2, 3 en 4 ten laste gelegde heeft begaan, zoals hierboven omschreven;
- verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd en spreekt hem daarvan vrij;
strafbaarheid feiten
- verklaart het bewezen verklaarde strafbaar;
- verklaart dat de volgende strafbare feiten oplevert:
feit 1, eendaadse samenloop van:
het misdrijf:
medeplegen van witwassen, meermalen gepleegd;
en
medeplegen van witwassen, meermalen gepleegd;
feit 2
het misdrijf:
medeplegen van opzettelijk een bij de belastingwet voorziene aangifte onjuist of onvolledig doen, terwijl het feit ertoe strekt dat te weinig belasting wordt geheven, meermalen gepleegd;
feit 3
het misdrijf:
oplichting, begaan door een rechtspersoon waaraan verdachte opdracht heeft gegeven, meermalen gepleegd;
feit 4
het misdrijf:
medeplegen van oplichting, meermalen gepleegd.
strafbaarheid verdachte
- verklaart verdachte strafbaar voor het bewezen verklaarde;
straf
- veroordeelt verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
12 (twaalf) maanden;
- bepaalt dat deze gevangenisstraf
in zijn geheel niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten. De rechter kan de tenuitvoerlegging gelasten indien de verdachte voor het einde van de
proeftijd van 2 (twee) jarende navolgende voorwaarde niet is nagekomen:
- stelt als
algemene voorwaardedat de verdachte:
- zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
- veroordeelt de verdachte tot een
taakstraf, bestaande uit het verrichten van onbetaalde arbeid voor de duur van
240 (tweehonderdveertig) uren;
- beveelt, voor het geval dat de verdachte de taakstraf niet naar behoren verricht, dat
vervangende hechteniszal worden toegepast voor de duur van
120 (honderdtwintig) dagen;
schadevergoeding
- wijst de vordering van de benadeelde partij ABN AMRO Bank B.V
.ter zake het onder 4 bewezenverklaarde toe tot een bedrag van € 316.000,00 (driehonderdzestienduizend euro), bestaande uit materiële schade;
- veroordeelt de verdachte tot betaling aan de benadeelde partij
ABN AMRO Bank N.V.(feit 4): van een bedrag van
€ 316.000,00(zegge: driehonderdzestienduizend euro), te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 21 juni 2023;
- veroordeelt de verdachte daarnaast in de kosten van het geding door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil, alsook in de kosten van betekening van dit vonnis, de in verband met de tenuitvoerlegging van dit vonnis nog te maken kosten en de kosten vallende op de invordering;
- wijst de vordering voor het overige af;
- verstaat dat de vordering ter zake het onder 3 bewezenverklaarde is ingetrokken.
de in beslag genomen voorwerpen
- gelast de teruggave van de op de beslaglijst vermelde voorwerpen aan verdachte;
Dit vonnis is gewezen door mr. J.T. Pouw, voorzitter, mr. M.B. Werkhoven en mr. R. ter Haar, rechters, in tegenwoordigheid van mr. D.N. Esajas, griffier, en is in het openbaar uitgesproken op 21 juni 2023.
Buiten staat
Mr. R. ter Haar is niet in de gelegenheid dit vonnis mede te ondertekenen.

Voetnoten

1.Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden 24 mei 2022, 200.282.303 (niet gepubliceerd).
2.Wanneer hierna wordt verwezen naar dossierpagina’s, zijn dit pagina’s uit het dossier van de Belastingdienst/FIOD met nummer 53894. Tenzij hieronder anders wordt vermeld, wordt steeds verwezen naar bladzijden van een in de wettelijke vorm, door daartoe bevoegde personen, opgemaakt proces-verbaal.
3.Proces-verbaal van bevindingen (aanleiding onderzoek) van 2 juni 2015, AMB-099, pag. 1180 t/m 1183.
4.Proces-verbaal van bevindingen (vaststellen identiteit) van 3 maart 2014, AMB-008, pag. 403 en 404.
5.Een geschrift, te weten een rapport van het Kantoor Opsporing Economische Delicten van het Hoofdbureau van de politie Cyprus van 23 maart 2015, RVH-01-001a, pag. 2282.
6.het proces-verbaal van bevindingen (bankrekeningen op Cyprus – [verdachte] ) van 11 juni 2019 (AMB-088), pag. 1051;
7.Een geschrift, te weten een aangifte van ABN AMRO Bank N.V., van 2 juli 2018, AG-001 en een aanvullende aangifte van ABN AMRO Bank N.V., van 13 januari 2020, AG-002.
8.HR 17 juni 2008, ECLI:NL:HR:2008:BD2578, r.o. 3.12.1.