ECLI:NL:RBOVE:2023:2326

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
21 juni 2023
Publicatiedatum
22 juni 2023
Zaaknummer
08-996061-16 (P)
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voorwaardelijke gevangenisstraf en taakstraf voor witwassen, belastingfraude en oplichting

Op 21 juni 2023 heeft de Rechtbank Overijssel uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die zich schuldig heeft gemaakt aan meermalen witwassen, belastingfraude en oplichting. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een voorwaardelijke gevangenisstraf van zes maanden en een taakstraf van 180 uren. De verdachte is schuldig bevonden aan het medeplegen van witwassen van een bedrag van € 2.018.350,18, het opzettelijk onjuist doen van belastingaangiften over de jaren 2007 tot en met 2015, en het oplichten van ABN AMRO Bank N.V. door middel van valse offertes. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte samen met anderen handelde en dat zijn daden hebben geleid tot aanzienlijke schade voor de bank en de belastingdienst. De verdachte heeft in het verleden geen strafblad en heeft tijdens de rechtszaak aangegeven de gemaakte procesafspraken te begrijpen en te accepteren. De rechtbank heeft rekening gehouden met de overschrijding van de redelijke termijn in de strafprocedure en heeft de taakstraf met 25 uren verminderd. De rechtbank heeft ook de schadevergoeding aan ABN AMRO Bank N.V. vastgesteld op € 200.000,00, die de verdachte moet betalen. De uitspraak is gedaan door een meervoudige kamer in Zwolle, waarbij de rechtbank benadrukt dat zij niet gebonden is aan de gemaakte procesafspraken, maar deze wel in overweging heeft genomen bij de strafoplegging.

Uitspraak

RECHTBANK OVERIJSSEL

Team Strafrecht
Meervoudige kamer
Zittingsplaats Zwolle
Parketnummer: 08-996061-16 (P)
Datum vonnis: 21 juni 2023
Vonnis op tegenspraak in de zaak van de officier van justitie tegen:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] 1947 in [geboorteplaats] ,
wonende aan de [woonplaats] .

1.Het onderzoek op de terechtzitting

Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzitting van 26 september 2022, 24 mei 2023 en 21 juni 2023.
De rechtbank heeft kennis genomen van de vordering van de officieren van justitie mr. M. Lambregts en mr. A. Bouwman en van wat door verdachte en de raadsman mr. N.M. Bharatsingh, advocaat te Laren, naar voren is gebracht.

2.De tenlastelegging

De verdenking komt er, kort en zakelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
feit 1:in de periode van 14 december 2001 tot en met 4 september 2019 samen met anderen of alleen een geldbedrag van € 2.018.350,18 heeft witgewassen;
feit 2:samen met anderen of alleen telkens onjuiste/onvolledige aangiften inkomstenbelasting over de jaren 2007 t/m 2015 heeft gedaan en/of heeft laten doen;
feit 3:in de periode van 1 januari 2009 tot en met 3 september 2019 opdracht heeft gegeven tot of feitelijke leiding heeft gegeven aan het samen met anderen oplichten van ABN AMRO Bank N.V. (
primair), dan wel samen met anderen ABN AMRO Bank N.V. heeft opgelicht (
subsidiair).
Voluit luidt de tenlastelegging aan verdachte, dat:
1
hij op een of meer tijdstip(pen), in of omstreeks de periode van 14 december 2001 tot en met 4 september 2019 te Laren, Bussum, Loosdrecht, Naarden, althans in Nederland en/of Cyprus en/of Spanje en/of Hongkong,
tezamen en in vereniging met een of meer rechtsperso(o)n(en) en/of een of meer natuurlijke perso(o)n(en), althans alleen,
Sub a
van een of meer geldbedrag(en) tot een bedrag van EUR. 2.018.350,18, de werkelijke aard en/of de herkomst en/of de vindplaats en/of de vervreemding en/of de verplaatsing heeft verborgen en/of verhuld, dan wel verborgen en/of verhuld heeft wie de rechthebbende(n) op bovenomschreven voorwerp(en) is/was of wie bovenomschreven voorwerp(en) voorhanden heeft/hebben gehad,
en/of
Sub b
een of meer geldbedrag(en) tot een bedrag van EUR. 2.018.350,18 heeft verworven en/of voorhanden heeft gehad en/of heeft overgedragen en/of heeft omgezet en/of van bovenomschreven voorwerp(en) gebruik heeft gemaakt, terwijl hij, verdachte, en/of zijn medeverdachte(n) wist(en), althans redelijkerwijze moest(en) vermoeden, dat de/het bovenomschreven voorwerp(en) - onmiddellijk of middellijk - (deels) afkomstig was/waren uit enig misdrijf;
2
dat hij op een of meer tijdstippen in de periode 1 januari 2007 tot en 6 juli 2017 te Laren, Bussum, Loosdrecht, Naarden, Geldermalsen althans (elders) in Nederland,
tezamen en in vereniging met een of meer andere rechtspersonen en/of een of meer natuurlijke personen, althans alleen,
(telkens) opzettelijk (een) bij de Belastingwet voorziene aangifte(n), als bedoeld in de Algemene wet inzake rijksbelastingen, te weten (een) aangifte(n) voor de inkomstenbelasting over de/het aangiftetijdvak(ken) 2007, 2008, 2009, 2010, 2011, 2012, 2013, 2014 en/of 2015, (telkens) onjuist en/of onvolledig heeft/hebben gedaan, althans heeft/hebben doen of laten doen,
immers heeft/hebben hij, verdachte en/of zijn mededader(s) (telkens) opzettelijk op dat/die bij de inspecteur der belastingen in Nederland ingediende aangifte(n) voor de inkomstenbelasting over de/het genoemde aangiftetijdvak(ken) (telkens) een onjuist althans een te laag bedrag aan belasting opgegeven en/of vermeld
terwijl
dat/die feit(en) er (telkens) toe strekte(n), dat te weinig belasting werd geheven;
3
de besloten vennootschap [bedrijf 1] B.V. op één of meer tijdstippen in de periode van 1 januari 2009 tot en met 3 september 2019 te Baarn en/of Naarden en/of Hilversum en/of Amsterdam althans (elders) in Nederland en/of Cyprus en/of Spanje en/of Hongkong
tezamen en in vereniging met één of meer andere rechtsperso(o)n(en) en/of één of meer natuurlijke perso(o)n(en), althans alleen (telkens) met het oogmerk om zich en/of een ander wederrechtelijk te bevoordelen door het aannemen van een valse naam en/of een valse hoedanigheid en/of door listige kunstgrepen en/of door een samenweefsel van verdichtsels,
(telkens) de ABN AMRO Bank N.V. en/of een of meer anderen heeft bewogen tot de afgifte van een of meer geldbedrag(en), in elk geval van enig goed, te weten het betalen van een (totaal) geldbedrag van ca. EUR 606.950,18 , althans enig geldbedrag,
hebbende de besloten vennootschap [bedrijf 1] B.V. al dan niet samen met een ander of anderen, met vorenomschreven oogmerk - zakelijk weergegeven - valselijk en/of listiglijk en/of bedrieglijk en/of in strijd met de waarheid
- een voorlopige offerte met betrekking tot merchandise goederen verstuurd naar [medeverdachte] (inkoopmanager bij ABN AMRO Bank N.V.) en/of
- waarna [medeverdachte] de voorlopige offerte heeft verhoogd en heeft terugstuurd naar [verdachte] en/of [bedrijf 1] B.V. en/of
- waarna [verdachte] en/of [bedrijf 1] B.V. de verhoogde/aangepaste offerte heeft/ hebben verstuurd naar ABN AMRO Bank N.V., en/of
- de verhoogde/aangepaste offerte vervolgens werd betaald door ABN AMRO Bank N.V., waardoor ABN AMRO Bank N.V. en/of een of meer anderen (telkens) werden bewogen tot bovenomschreven afgifte,
zulks, terwijl hij, verdachte, al dan niet samen met één of meer ander(en), tot bovenomschreven strafbare feit opdracht heeft gegeven, dan wel feitelijke leiding heeft gegeven aan bovenomschreven verboden gedraging;
althans, voor zover het vorenstaande geen veroordeling mocht of zou kunnen volgen, subsidiair:
dat hij op één of meer tijdstippen in de periode van 1 januari 2009 tot en met 3 september 2019 te Baarn en/of Naarden en/of Hilversum en/of Amsterdam althans (elders) in Nederland en/of Cyprus en/of Spanje en/of Hongkong
tezamen en in vereniging met één of meer rechtsperso(o)n(en) en/of één of meer natuurlijke perso(o)n(en), althans alleen (telkens) met het oogmerk om zich en/of een ander wederrechtelijk te bevoordelen door het aannemen van een valse naam en/of een valse hoedanigheid en/of door listige kunstgrepen en/of door een samenweefsel van verdichtsels,
(telkens) de ABN AMRO Bank N.V. en/of een of meer anderen heeft bewogen tot de afgifte van een of meer geldbedrag(en), in elk geval van enig goed,
te weten het betalen van een (totaal) geldbedrag van ca. EUR 606.950,18 , althans enig geldbedrag,
hebbende hij, verdachte, al dan niet samen met een ander of anderen, met vorenomschreven oogmerk - zakelijk weergegeven- valselijk en/of listiglijk en/of bedrieglijk en/of in strijd met de waarheid
- een voorlopige offerte met betrekking tot merchandise goederen verstuurd naar [medeverdachte] (inkoopmanager bij ABN AMRO Bank N.V.), en/of
- waarna [medeverdachte] de voorlopige offerte heeft verhoogd en heeft terugstuurd naar hem, verdachte en/of [bedrijf 1] B.V. en/of
- waarna hij, verdachte en/of [bedrijf 1] B.V. de verhoogde/aangepaste offerte heeft verstuurd naar ABN AMRO Bank N.V., en/of
- de verhoogde/ aangepaste offerte vervolgens werd betaald door ABN AMRO Bank N.V., waardoor ABN AMRO Bank N.V. en/of een of meer anderen (telkens) werden bewogen
tot bovenomschreven afgifte.

3.De procesafspraken

3.1
Inleidende opmerkingen
Tijdens een onderbreking van het onderzoek ter terechtzitting van 24 mei 2023 hebben de officier van justitie en de raadsman overeenstemming bereikt over de inhoud van procesafspraken, waaronder begrepen een afdoeningsvoorstel met betrekking tot onderhavige strafzaak.
Het afdoeningsvoorstel dat door de officier van justitie en de raadsman aan de rechtbank is voorgelegd, houdt, voor zover relevant en zakelijk weergegeven, concreet het volgende in:
verdachte bekent de aan hem tenlastegelegde feiten
de verdediging voert géén verweer tegen de aan verdachte tenlastegelegde feiten;
verdachte is met de Belastingdienst tot volledige overeenstemming gekomen, inhoudende dat in het jaar 2009 één navorderingsaanslag inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen over de jaren 2007 tot en met 2017 wordt opgelegd voor een bedrag van € 200.000,00;
verdachte is met de benadeelde partij ABN AMRO Bank N.V. tot overeenstemming gekomen over de door hem te betalen schadevergoeding ter zake feit 3 ter hoogte van € 200.000,00 en verleent na voldoening van voornoemd bedrag aan verdachte algehele finale kwijting;
de officier van justitie eist ter terechtzitting een geheel voorwaardelijke gevangenisstraf van 6 (zes) maanden met een proeftijd van twee jaren en een geheel onvoorwaardelijke taakstraf van 205 (tweehonderdvijf) uur te verminderen met 25 uur wegens overschrijding van de redelijke termijn, per saldo een taakstraf van 180 (honderdtachtig) uur te vervangen door 90 dagen hechtenis;
tegen voornoemde strafeis voert de verdediging géén verweer;
verdachte en de officier van justitie doen afstand van hoger beroep;
het (klassieke) beslag op alle (on)roerende zaken, gelden en geldtegoeden wordt opgeheven en aan verdachte teruggegeven. Het recent gelegde conservatoire beslag op voorwerp nr. 6 van de beslaglijst (banktegoed bij ABN AMRO Bank N.V. van € 469.717,53) wordt aangewend voor de betaling van het bedrag van € 200.000,00 aan de bank ten titel van de toe te wijzen vordering benadeelde partij;
deze procesafspraak geldt slechts indien en voor zover die gevolgd wordt door de rechtbank.
3.2
Inhoudelijke behandeling
Tijdens de inhoudelijke behandeling van de strafzaak op de zitting van 24 mei 2023 zijn de procesafspraken zoals deze zijn vervat in het afdoeningsvoorstel, indringend met de verdachte besproken. De verdachte heeft aangegeven goed te hebben begrepen wat de gemaakte afspraken inhouden en wat de gevolgen daarvan zijn. Hij heeft aangegeven volledig achter die afspraken te staan, deze overeenkomst vrijwillig te zijn aangegaan en op geen enkele wijze onder druk te zijn gezet. Ook is duidelijk geworden dat de verdachte bij het hele proces om tot afspraken te komen, steeds voorzien is geweest van rechtskundige bijstand.
Gelet op het voorgaande is de rechtbank tot de overtuiging gekomen dat de verdachte vrijwillig en op basis van voor hem voldoende duidelijke informatie is gekomen tot de ondubbelzinnige beslissing om mee te werken aan wat in het afdoeningsvoorstel is overeengekomen. De rechtbank stelt daarnaast vast dat de verdachte zich bewust is van de rechtsgevolgen van de in de overeenkomst neergelegde procesafspraken en de daarmee gepaard gaande afstand van verdedigingsrechten. Daarmee is tevens voldaan aan de eisen die artikel 6 van het Europees Verdrag voor de rechten van de mens (EVRM) stelt.
De rechtbank heeft benadrukt dat zij geen partij is bij de gemaakte procesafspraken en daaraan dus ook niet gebonden is. De rechtbank heeft een eigen verantwoordelijkheid en dat betekent dat bij de behandeling op de zitting de beantwoording van de vragen van de artikelen 348 en 350 Sv leidend is geweest.

4.De voorvragen

De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zij bevoegd is tot kennisneming van deze zaak, dat de officier van justitie ontvankelijk is in de vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.
5. Het bewijs [1]
5.1
Inleiding
Binnen de Belastingdienst is een project opgestart met als doel het traceren van buitenlands vermogen van Nederlandse ingezetenen. Hiertoe zijn de verwerkers EMS, American Express, Equens, Pay Square, Atos en B+S verzocht de betalingsgegevens van buitenlandse debet- en creditkaarten (verder: betaalkaarten) die in Nederland over de jaren 2009 tot en met 2011 waren gebruikt, aan te leveren. Binnen het totale bestand van 136.000.000 betalingstransacties is door middel van het onderzoeken van het bestedingspatroon getracht de betaalkaarten te achterhalen van mensen die vermoedelijk in Nederland leven en over buitenlands vermogen beschikken wat niet bij de Belastingdienst bekend is. Hierbij is onder andere gekeken naar de betaalkaarten waar over de jaren 2009 tot en met 2011 de som van de uitgaven/opnamen hoger was dan € 200.000,00, de zogenaamde ‘Toppers’. [2]
Uit de op deze wijze geselecteerde betaalkaarten is onder meer gebleken dat met de betaalkaart met het kaartnummer [nummer 1] in de periode 1 januari 2009 tot en met 31 december 2011 transacties voor een totaalbedrag van € 274.598,00 zijn verricht. Blijkens de BIN code van de betaalkaart betrof het een VISA creditcard welke is uitgegeven door de Marfin Popular Bank Public Co Ltd., te Cyprus. Uit onderzoek is gebleken dat bovenstaande creditcard op naam staat van [verdachte] . [3] De creditcard bleek gekoppeld te zijn aan een bankrekening ten name van [bedrijf 2] Ltd., te Cyprus. [4]
Ook kwam uit het onderzoek naar voren dat met de betaalkaart met het kaartnummer [nummer 2] in de periode van 1 januari 2009 tot en met 31 december 2011 transacties voor een totaalbedrag van € 365.930,00 zijn verricht. Blijkens de BIN code van de betaalkaart betrof het een VISA creditcard welke is uitgegeven door de Marfin Popular Bank Public Co Ltd., te Cyprus. Uit onderzoek is gebleken dat bovenstaande creditcard op naam staat van [medeverdachte] . De creditcard bleek gekoppeld te zijn aan een bankrekening ten name van [bedrijf 3] Ltd., te Cyprus. [5]
Uit onderzoek bleek dat een groot gedeelte van het gebruik van deze betaalkaarten bestond uit contante geldopnamen bij geldautomaten, terwijl van zowel [bedrijf 2] Ltd. als [bedrijf 3] Ltd. geen feitelijke bedrijfsactiviteiten bekend waren. Naar aanleiding van dit onderzoek ontstond het vermoeden dat sprake was van strafbare feiten. Gelet op de gelijkenissen uit beide onderzoeken zijn deze in augustus 2017 samengevoegd.
Naar aanleiding van het strafrechtelijke onderzoek heeft de Fiscale inlichtingen- en opsporingsdienst (verder: FIOD) op 19 september 2017 de werkplek van [medeverdachte] op het kantoor van ABN AMRO Bank B.V. (verder: ABN AMRO), gevestigd aan de [vestigingsplaats 1] , doorzocht. Hierdoor ontstond het vermoeden bij ABN AMRO dat zij door het handelen van [verdachte] en [medeverdachte] was benadeeld en heeft vervolgens een eigen onderzoek gestart. Het onderzoek heeft geresulteerd in twee aangiften van onder meer oplichting. [6]
5.2
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot bewezenverklaring van de onder 1, 2 en 3 primair ten laste gelegde feiten.
5.3
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft, onder verwijzing naar het afdoeningsvoorstel, geen bewijsverweer gevoerd.
5.4
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank komt tot bewezenverklaring van de onder 1, 2 en 3 primair ten laste gelegde feiten op grond van de volgende bewijsmiddelen, waarbij de rechtbank - nu verdachte deze feiten heeft bekend en door of namens hem geen vrijspraak is bepleit - conform artikel 359, derde lid, laatste volzin van het Wetboek van Strafvordering (Sv), zal volstaan met een opsomming van de bewijsmiddelen, te weten:
Feiten, 1, 2 en 3 primair
- het proces-verbaal van de terechtzitting van 24 mei 2023, voor zover inhoudende de bekennende verklaring van verdachte;
Feit 1
  • het proces-verbaal van bevindingen (vaststellen identiteit) van 3 maart 2014 (AMB-008);
  • het proces-verbaal van bevindingen (uitvoeringsstukken RHV Zwitserland) van 28 oktober 2019 (AMB-102);
  • het proces-verbaal van bevindingen (buitenlandse constructie [verdachte] – [medeverdachte] ) van 5 oktober 2020 (AMB-105);
  • het proces-verbaal van bevindingen (bankrekeningen op Cyprus – [verdachte] ) van 5 oktober 2020 (AMB-106);
  • een geschrift als bedoeld in artikel 344, eerste lid, onder 5° Sv, te weten ‘declaration/undertaking given by nominee/s and introducer/s’ van [bedrijf 2] . van 3 november 2009 (DOC-023);
  • een geschrift als bedoeld in artikel 344, eerste lid, onder 5° Sv, te weten een trustakte tussen [verdachte] en [bedrijf 4] van 4 november 2009 (DOC-089);
  • een geschrift als bedoeld in artikel 344, eerste lid, onder 5° Sv, te weten een bankafschrift van [bedrijf 2] van 5 november 2009 (DOC-021);
  • een geschrift als bedoeld in artikel 344, eerste lid, onder 5° Sv, te weten een bankafschrift van [bedrijf 5] van 5 november 2009 (DOC-531);
  • een geschrift als bedoeld in artikel 344, eerste lid, onder 5° Sv, te weten een leenovereenkomst tussen [verdachte] en [bedrijf 5] (DOC-533), pag. 4978;
  • een geschrift als bedoeld in artikel 344, eerste lid, onder 5° Sv, te weten een bankafschrift van [bedrijf 5] van 3 december 2015 (DOC-539);
  • een geschrift als bedoeld in artikel 344, eerste lid, onder 5° Sv, te weten een leenovereenkomst tussen van [bedrijf 5] en [bedrijf 4] van 4 november 2009 (DOC-022);
  • een geschrift als bedoeld in artikel 344, eerste lid, onder 5° Sv, te weten ‘overboeken van spaarrekening in een land naar een veilige haven – Versie JP’ (DOC-425);
  • het proces-verbaal van bevindingen (onroerend goed – [verdachte] ) van 3 augustus 2020 (AMB-106);
  • het proces-verbaal van bevindingen (mogelijke prijsopslagen) van 3 mei 2018 (AMB-089).
Feit 2
  • een geschrift als bedoeld in artikel 344, eerste lid, onder 5° Sv, te weten een uitdraai van het ABS betreffende een aangiftebiljet inkomstenbelasting over 2007 ten name van [verdachte] en fiscaal partner [betrokkene] van 19 december 2019 (DOC-694)
  • een geschrift als bedoeld in artikel 344, eerste lid, onder 5° Sv, te weten een uitdraai van het ABS betreffende een aangiftebiljet inkomstenbelasting over 2008 ten name van [verdachte] en fiscaal partner [betrokkene] van 19 december 2019 (DOC-695);
  • de aangiften inkomstenbelasting ten name van [verdachte] over de jaren 2009 t/m 2015 (DOC-154 t/m DOC-160);
  • de ambtsedige verklaring inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen ten behoeve van [verdachte] over de jaren 2007 en 2008 van 6 mei 2020 (DOC-716);
  • de ambtsedige verklaring inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen ten behoeve van [verdachte] over de jaren 2009 t/m 2014 van 7 juni 2016 (AMB-013);
  • de ambtsedige verklaring inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen ten behoeve van [verdachte] over 2015 van 6 mei 2020 (DOC-717);
  • een geschrift als bedoeld in artikel 344, eerste lid, onder 5° Sv, te weten ‘Nadeelberekening [verdachte] ’ van 23 september 2020 (DOC-732);
  • het (overzichts)proces-verbaal belastingfraude [verdachte] van 5 oktober 2020 (3-PV), pag. 270 t/m 280.
Feit 3 primair
  • het proces-verbaal van aanvullende aangifte van ABN AMRO Bank N.V. van 13 januari 2020;
  • het proces-verbaal van bevindingen (mogelijke prijsopslagen [bedrijf 7] -LH- [verdachte] - [medeverdachte] ) van 3 mei 2018 (AMB-089);
  • het proces-verbaal van bevindingen (bankrekeningen Cyprus [verdachte] ) van 5 oktober 2020 (AMB-106);
  • het proces-verbaal van bevindingen (aanvullend PV prijsopslag) van 5 oktober 2020 (AMB-108);
  • een geschrift als bedoeld in artikel 344, eerste lid, onder 5° Sv, te weten e-mail van [medeverdachte] aan [verdachte] met 'goede bedragen berekenen' van 6 mei 2017 (DOC-196);
  • een geschrift als bedoeld in artikel 344, eerste lid, onder 5° Sv, te weten een e-mail van [e-mailadres 1] naar [e-mailadres 2] met een excel-bestand ( [bestandsnaam] ) van 9-12-2013 (DOC-245);
  • een uittreksel van de Kamer van Koophandel van [bedrijf 1] B.V. van 19 augustus 2016 (DOC-025);
  • een uittreksel van de Kamer van Koophandel van [bedrijf 6] B.V. van 19 augustus 2016 (DOC-026).
5.5
De bewezenverklaring
De rechtbank acht op grond van de opgegeven bewijsmiddelen waarin zijn vervat de redengevende feiten en omstandigheden waarop de bewezenverklaring steunt wettig en overtuigend bewezen dat verdachte de ten laste gelegde feiten heeft begaan, met dien verstande dat:
1
hij op tijdstippen, in de periode van 1 januari 2001 tot en met 31 december 2015 in Nederland en Cyprus en Spanje en Hongkong, tezamen en in vereniging met rechtspersonen en natuurlijke personen,
Sub a
van geldbedragen tot een bedrag van EUR. 2.018.350,18, de werkelijke aard en de herkomst en de vindplaats en de vervreemding en de verplaatsing heeft verborgen en/of verhuld, en verborgen en verhuld heeft wie de rechthebbende(n) op bovenomschreven voorwerp is/was,
en
Sub b
geldbedragen tot een bedrag van EUR. 2.018.350,18 heeft verworven en voorhanden heeft gehad en heeft overgedragen en heeft omgezet en van bovenomschreven voorwerp gebruik heeft gemaakt, terwijl hij, verdachte, en zijn medeverdachten wisten, dat het bovenomschreven voorwerp - onmiddellijk of middellijk - (deels) afkomstig was uit enig misdrijf;
2
dat hij op tijdstippen in de periode 1 januari 2007 tot en 6 juli 2017 in Nederland,
tezamen en in vereniging met een andere rechtspersoon of een natuurlijk persoon,
telkens opzettelijk een bij de Belastingwet voorziene aangifte, als bedoeld in de Algemene wet inzake rijksbelastingen, te weten een aangifte voor de inkomstenbelasting over de aangiftetijdvakken 2007, 2008, 2009, 2010, 2011, 2012, 2013, 2014 en 2015, (telkens) onjuist en/of onvolledig heeft gedaan,
immers heeft hij, verdachte en zijn mededader telkens opzettelijk op die bij de inspecteur der belastingen in Nederland ingediende aangiften voor de inkomstenbelasting over de genoemde aangiftetijdvakken telkens een onjuist bedrag opgegeven
terwijl
die feiten er telkens toe strekten, dat te weinig belasting werd geheven;
3
de besloten vennootschap [bedrijf 1] B.V. op tijdstippen in de periode van 1 januari 2009 tot en met 31 december 2017 in Nederland,
tezamen en in vereniging met één rechtspersoon en één natuurlijke persoon, telkens met het oogmerk om zich en een ander wederrechtelijk te bevoordelen door listige kunstgrepen,
telkens de ABN AMRO Bank N.V. heeft bewogen tot de afgifte van geldbedragen,
hebbende de besloten vennootschap [bedrijf 1] B.V. al dan niet samen met anderen, met vorenomschreven oogmerk - zakelijk weergegeven - valselijk en listiglijk en bedrieglijk en in strijd met de waarheid
- een voorlopige offerte met betrekking tot merchandise goederen verstuurd naar [medeverdachte] (inkoopmanager bij ABN AMRO Bank N.V.) en
- waarna [medeverdachte] de voorlopige offerte heeft verhoogd en heeft terugstuurd naar [bedrijf 1] B.V. en
- waarna [bedrijf 1] B.V. de verhoogde/aangepaste offerte heeft verstuurd naar ABN AMRO Bank N.V., en
- de verhoogde/aangepaste offerte vervolgens werd betaald door ABN AMRO Bank N.V., waardoor ABN AMRO Bank N.V. werd bewogen tot bovenomschreven afgifte,
zulks, terwijl hij, verdachte, feitelijke leiding heeft gegeven aan bovenomschreven verboden gedraging.
De rechtbank acht niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd, zodat zij haar daarvan zal vrijspreken.
Indien in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze verbeterd in de bewezenverklaring. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.

6.De strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Het bewezen verklaarde is strafbaar gesteld in de artikelen 47, 51, 55, 326, 420bis van het Wetboek van Strafrecht (Sr) en artikel 69, tweede lid, van de Algemene wet inzake rijksbelastingen (AWR). Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten. Het bewezen verklaarde levert op:
feit 1, eendaadse samenloop van:
het misdrijf:
medeplegen van witwassen, meermalen gepleegd;
en
medeplegen van witwassen, meermalen gepleegd;
feit 2
het misdrijf:
medeplegen van opzettelijk een bij de belastingwet voorziene aangifte onjuist of onvolledig doen, terwijl het feit ertoe strekt dat te weinig belasting wordt geheven, meermalen gepleegd;
feit 3
het misdrijf:
medeplegen van oplichting, begaan door een rechtspersoon waaraan verdachte feitelijke leiding heeft gegeven, meermalen gepleegd.

7.De strafbaarheid van verdachte

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. De rechtbank oordeelt daarom dat verdachte strafbaar is voor de bewezen verklaarde feiten.

8.De op te leggen straf of maatregel

8.1
De vordering van de officier van justitie
De officieren van justitie hebben conform het afdoeningsvoorstel gevorderd aan verdachte op te leggen een voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van zes maanden met een proeftijd van twee jaren alsook tot een taakstraf voor de duur van 205 uren met aftrek van 25 uren wegens overschrijding van de redelijke termijn. De officier van justitie mr. Lambregts heeft in het requisitoir uitgebreid stilgestaan bij de totstandkoming van de (hoogte van de) strafeis en heeft daarbij gewezen op de motivering voor de milde strafeis (1) het feit dat rechtsherstel heeft plaatsgevonden, zowel met de belastingdienst als ABN AMRO en (2) onderhavige strafzaak op efficiënte wijze kan worden afgedaan doordat het openbaar ministerie en de verdediging afstand doen van het indienen van rechtsmiddelen, waarmee verdachte de strafrechtketen ontlast nadat hij de rechtsorde eerder heeft uitgedaagd en (3) de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, waaronder diens broze gezondheid.
8.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft verzocht om de eis van de officier van justitie, die in overeenstemming is met het afdoeningsvoorstel, te volgen.
8.3
De gronden voor een straf of maatregel
Bij de strafoplegging houdt de rechtbank rekening met de aard en de ernst van de gepleegde feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en de persoon van verdachte zoals die uit het dossier en tijdens de behandeling ter terechtzitting naar voren zijn gekomen. De rechtbank acht daarbij in het bijzonder het volgende van belang.
De aard en ernst van de gepleegde feiten
Verdachte heeft zich gedurende een langere periode schuldig gemaakt aan het medeplegen van witwassen, zoals in de tenlastelegging nader is gespecificeerd. Verdachte bankierde in Zwitserland en heeft door gebruik te maken van een geraffineerde witwasconstructie meerdere geldbedragen die uit misdrijf afkomstig waren vanaf zijn Zwitserse bankrekeningen verplaatst naar bankrekeningen welke waren gekoppeld aan het Cypriotische bedrijf [bedrijf 2] Ltd., waarvan verdachte de ultimate beneficial owner (UBO) was. Om de herkomst van de geldbedragen te verbergen en te verhullen en buiten beeld van de autoriteiten te blijven, heeft verdachte onder het mom van een leenovereenkomst de geldbedragen overgeboekt via de offshore bedrijven [bedrijf 5] Ltd. en [bedrijf 4] Ltd. Als UBO van [bedrijf 2] Ltd. had verdachte de beschikking over de bankrekeningen waarop de geldbedragen uiteindelijk terechtkwamen. Verdachte heeft grote geldbedragen contant opgenomen en voor privédoeleinden gebruikt en daarnaast diverse betalingen verricht. Door het witwassen van geld dat uit misdrijf afkomstig is, wordt de integriteit van het financiële en economische verkeer aangetast.
Daarnaast heeft verdachte door middel van bovenstaande constructie gelden aan het zicht van de fiscus onttrokken. Verdachte heeft in zijn aangiften inkomstenbelasting over de jaren 2007 tot en met 2015 geen melding gemaakt van de gelden op de buitenlandse bankrekeningen waar hij de beschikking over had. Het gevolg hiervan was dat aan de Belastingdienst minder belasting werd afgedragen dan verschuldigd. Uiteindelijk heeft de door verdachte gepleegde belastingfraude een nadeel voor de maatschappij veroorzaakt voor € 471.945,00. Met zijn handelwijze heeft verdachte het vertrouwen geschaad dat aan de inhoud van belastingaangiften mag worden ontleend. Bovendien beschermt de strafbaarstelling van belastingontduiking niet alleen de gemeenschapsbelangen die door belastingheffing worden gediend, maar ook de belangen van eerlijke belastingbetalers. Belastingontduiking kan immers leiden tot verzwaren van de belastingdruk voor anderen. De handelingen van verdachte dragen bij aan het ondermijnen van de belastingmoraal.
Ook heeft verdachte feitelijke leidinggegeven aan het samen met anderen oplichten van ABN AMRO. Het bedrijf van verdachte, [bedrijf 1] B.V., was de leverancier van merchandise artikelen voor ABN AMRO. [bedrijf 1] B.V. kocht de merchandise artikelen in bij [bedrijf 7] , te [vestigingsplaats 2] . [bedrijf 1] B.V. verstrekte vervolgens een voorlopige offerte aan medeverdachte [medeverdachte] , werkzaam als Merchandising Manager bij ABN AMRO. [medeverdachte] verhoogde de inkoopprijzen op de voorlopige offertes van [bedrijf 1] B.V. De verhoogde offertes werden vervolgens door [bedrijf 1] B.V. aangeboden aan ABN AMRO. ABN AMRO accepteerde de uitgebrachte offertes, terwijl zij niet wist dat in deze offertes een prijsopslag was verwerkt. De prijsopslag werd door [bedrijf 7] overgeboekt naar de bankrekeningen van [bedrijf 2] Ltd., waarover verdachte als UBO de beschikking had. ABN AMRO heeft als gevolg van het handelen van verdachte grote schade geleden. De rechtbank rekent het verdachte zeer aan dat hij enkel zijn eigen financiële gewin voor ogen heeft gehad en het vertrouwen dat binnen het economische verkeer noodzakelijk is, heeft beschaamd.
De persoon van verdachte
Met betrekking tot de persoon van verdachte heeft de rechtbank kennisgenomen van het advies van Reclassering Nederland van 21 september 2022. In het advies is beschreven dat verdachte inziet dat hij fout heeft gehandeld en hij de gevolgen daarvan moeilijk kan overzien. Het recidiverisico wordt ingeschat als laag. Er zijn weinig problemen in het leven van verdachte: hij heeft een vriendin, goed contact met zijn dochter en haar gezin, geen schulden en er is geen sprake van middelenproblematiek. Wel wordt zorgwekkend geacht dat verdachte bij een veroordeling dreigt een einde aan zijn leven te maken. De reclassering adviseert in een geval een straf wordt opgelegd, het opleggen van een straf zonder bijzondere voorwaarden. Verdachte is in staat om een taakstraf uit te voeren.
Daarnaast heeft de rechtbank kennisgenomen van een behandelplan van [bedrijf 8] B.V. van 31 oktober 2022. In het behandelplan is vermeld dat bij verdachte de diagnose posttraumatische stresstoornis met uitgestelde expressie (primair) en een andere gespecifieerde schizofreniespectrum- of andere psychotische stoornis is gesteld. Bij verdachte lijkt sprake te zijn van een chronisch psychotisch toestandsbeeld met akoestische en visuele hallucinaties en achterdocht sinds enkele decennia bestaand; waarschijnlijk samenhangend met ernstige verwaarlozing, mishandeling en misbruik in de jeugd. Ook is bij verdachte ADHD gediagnosticeerd.
Voorts heeft de rechtbank acht geslagen op het strafblad van verdachte van 30 mei 2022, waaruit blijkt dat hij niet eerder is veroordeeld.
De redelijke termijn
De rechtbank is van oordeel dat er rekening moet worden gehouden dat de redelijke termijn zoals bedoeld in artikel 6, eerste lid, EVRM is overschreden. Op 19 september 2017 heeft in het kader van het strafrechtelijke onderzoek een gezamenlijke actiedag in Nederland, Cyprus en Spanje plaatsgevonden, waarbij verschillende woningen zijn doorzocht en (digitale) voorwerpen in beslag zijn genomen. Op dat moment is jegens verdachte een handeling verricht waaraan deze in redelijkheid de verwachting kon ontlenen dat tegen hem ter zake van een bepaald strafbaar feit door het openbaar ministerie een strafvervolging zal worden ingesteld. [7] De rechtbank stelt aldus vast dat op 19 september 2017 de redelijke termijn is aangevangen waarbinnen verdachte dient te worden berecht. Als uitgangspunt heeft in deze zaak te gelden dat de behandeling ter terechtzitting moet worden afgerond met een eindvonnis binnen twee jaren nadat de redelijke termijn is aangevangen, tenzij sprake is van bijzondere omstandigheden. De datum van dit vonnis betreft 21 juni 2023, wat een zeer forse overschrijding van de redelijke termijn betekent. Deze termijnoverschrijding komt voor rekening van het openbaar ministerie, nu niet is gesteld of gebleken dat er sprake is van bijzondere omstandigheden die overschrijding van de redelijke termijn kunnen rechtvaardigen.
De op te leggen straf
De rechtbank stelt voorop dat zij haar eigen belangenafweging heeft gemaakt bij de bepaling van de op te leggen straf. Hoewel de ernst van het bewezen verklaarde op zichzelf een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van aanmerkelijke duur rechtvaardigt, ziet de rechtbank na het afwegen van alle belangen voldoende aanleiding om conform het afdoeningsvoorstel een voorwaardelijke gevangenisstraf en een taakstraf op te leggen. De rechtbank heeft daarbij ook rekening gehouden met het feit dat verdachte met zowel de benadeelde partij ABN AMRO als de Belastingdienst tot volledige overeenstemming is gekomen over terug- c.q. herstelbetalingen.
De rechtbank is van oordeel dat, alles in samenhang bezien, de inhoud van het afdoeningsvoorstel van de officier van justitie en de raadsman aan de rechtbank in zoverre voldoende recht doet aan deze strafzaak en legitiem is, omdat hiermee zowel het belang van verdachte als dat van de maatschappij en de benadeelde partij geëerbiedigd wordt. De rechtbank zal de straf dan ook opleggen conform het afdoeningsvoorstel. De rechtbank heeft de overschrijding van de redelijke termijn verdisconteerd in de strafmaat door de taakstraf met 25 uren te verminderen.
8.4
De inbeslaggenomen voorwerpen
De officier van justitie heeft het standpunt ingenomen dat de inbeslaggenomen voorwerpen moeten worden teruggegeven aan de beslagene.
De raadsman heeft – onder verwijzing naar het afdoeningsvoorstel – zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
De rechtbank stelt voorop dat onder de verdachte de voorwerpen in beslag zijn genomen en niet teruggegeven, zoals vermeld op de beslaglijst die als bijlage aan dit vonnis is gehecht. De rechtbank zal de teruggave aan de verdachte gelasten van de aan hem toebehorende op de beslaglijst vermelde voorwerpen, aangezien deze niet vatbaar zijn voor verbeurdverklaring of onttrekking aan het verkeer en het belang van strafvordering zich niet tegen teruggave verzet.

9.De schade van benadeelde

9.1
De vordering van de benadeelde partij
ABN AMRO Bank N.V. heeft zich als benadeelde partij gevoegd in dit strafproces. De benadeelde partij vordert verdachte te veroordelen om schadevergoeding te betalen tot een totaalbedrag van € 2.022.750,18 [twee miljoen tweeëntwintigduizendzevenhonderdvijftig euro en achttien eurocent], te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf het moment waarop de schade is ontstaan. De gevorderde materiële schade bestaat uit de volgende posten:
- witwassen € 1.411.000,00;
- fraude ophogen offerte/factuur € 606.950,18
- onderzoekskosten € 4.800,00.
ABN AMRO Bank N.V. heeft met verdachte een vaststellingsovereenkomst gesloten die er op neer komt dat verdachte aan ABN Amro Bank N.V. een bedrag van € 200.000,00 betaalt ter vergoeding van de thans nog gevorderde schade. De bank verleent na voldoening van voornoemd bedrag aan verdachte algehele finale kwijting.
9.2
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft – conform het afdoeningsvoorstel – toewijzing van de vordering tot een bedrag van € 200.000,00 gevorderd. Voor het overige moet de vordering worden afgewezen.
9.3
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft onder verwijzing naar het afdoeningsvoorstel zich op het standpunt gesteld dat de vordering kan worden toegewezen tot een bedrag van € 200.000,00 en het overige moet worden afgewezen.
9.4
Het oordeel van de rechtbank
Door de gebezigde bewijsmiddelen en de behandeling op de terechtzitting is komen vast te staan dat verdachte door het onder 3 bewezenverklaarde rechtstreeks schade heeft toegebracht aan de benadeelde partij. De opgevoerde schadeposten zijn tot na te melden bedrag onvoldoende betwist en voldoende onderbouwd en aannemelijk. Gelet op overeengekomen procesafspraken zal de rechtbank het gevorderde toewijzen tot een bedrag van € 200.000,00. Nu de minnelijke regeling geen afspraak bevat over verschuldigdheid van de wettelijke rente van voor datum van dit vonnis, zal de rechtbank de wettelijke rente toewijzen vanaf datum van dit vonnis. Het meerdere (ter zake van feit 1 en 3) zal worden afgewezen.

10.De toegepaste wettelijke voorschriften

De hierna te nemen beslissing berust op de hiervoor genoemde wetsartikelen. Daarnaast berust deze beslissing op de artikelen 9, 14a, 14b, 14c en 57 Sr.

11.De beslissing

De rechtbank:
bewezenverklaring
- verklaart bewezen dat verdachte het onder 1, 2 en 3 primair ten laste gelegde heeft begaan, zoals hierboven omschreven;
- verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd en spreekt hem daarvan vrij;
strafbaarheid feiten
- verklaart het bewezen verklaarde strafbaar;
- verklaart dat de volgende strafbare feiten oplevert:
feit 1, eendaadse samenloop van:
het misdrijf:
medeplegen van witwassen, meermalen gepleegd
en
medeplegen van witwassen, meermalen gepleegd
feit 2
het misdrijf:
medeplegen van opzettelijk een bij de belastingwet voorziene aangifte onjuist of onvolledig doen, terwijl het feit ertoe strekt dat te weinig belasting wordt geheven, meermalen gepleegd
feit 3
het misdrijf:
medeplegen van oplichting, begaan door een rechtspersoon waaraan verdachte feitelijke leiding heeft gegeven, meermalen gepleegd
strafbaarheid verdachte
- verklaart verdachte strafbaar voor het bewezen verklaarde;
straf
- veroordeelt verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
6 (zes) maanden;
- bepaalt dat deze gevangenisstraf
in zijn geheel niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten. De rechter kan de tenuitvoerlegging gelasten indien de verdachte voor het einde van de
proeftijd van 2 (twee) jarende navolgende voorwaarde niet is nagekomen:
- stelt als
algemene voorwaardedat de verdachte:
- zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
- veroordeelt de verdachte tot een
taakstraf, bestaande uit het verrichten van onbetaalde arbeid voor de duur van
180 (honderdtachtig) uren;
- beveelt, voor het geval dat de verdachte de taakstraf niet naar behoren verricht, dat
vervangende hechteniszal worden toegepast voor de duur van
90 (negentig) dagen;
schadevergoeding
- wijst de vordering van de benadeelde partij ABN AMRO Bank B.V
.ter zake het onder 3 bewezenverklaarde gedeeltelijk toe tot een bedrag van € 200.000,00 (tweehonderdduizend euro), bestaande uit materiële schade;
- veroordeelt de verdachte tot betaling aan de benadeelde partij
ABN AMRO Bank N.V.(feit 3): van een bedrag van
€ 200.000,00(zegge: tweehonderdduizend euro), te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 21 juni 2023;
- veroordeelt de verdachte daarnaast in de kosten van het geding door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil, alsook in de kosten van betekening van dit vonnis, de in verband met de tenuitvoerlegging van dit vonnis nog te maken kosten en de kosten vallende op de invordering;
- wijst de vordering ter zake het onder 1 en 3 bewezenverklaarde voor het overige af;
de in beslag genomen voorwerpen
- gelast de teruggave van de op de beslaglijst vermelde voorwerpen aan verdachte;
Dit vonnis is gewezen door mr. J.T. Pouw, voorzitter, mr. M.B. Werkhoven en mr. R. ter Haar, rechters, in tegenwoordigheid van mr. D.N. Esajas, griffier, en is in het openbaar uitgesproken op 21 juni 2023.
Buiten staat
Mr. R. ter Haar is niet in de gelegenheid dit vonnis mede te ondertekenen.

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar dossierpagina’s, zijn dit pagina’s uit het dossier van de Belastingdienst/FIOD met nummer 53894. Tenzij hieronder anders wordt vermeld, wordt steeds verwezen naar bladzijden van een in de wettelijke vorm, door daartoe bevoegde personen, opgemaakt proces-verbaal.
2.Proces-verbaal van bevindingen (aanleiding onderzoek) van 2 juni 2015, AMB-099, pag. 1180 t/m 1183.
3.Proces-verbaal van bevindingen (vaststellen identiteit) van 3 maart 2014, AMB-008, pag. 403 en 404.
4.Een geschrift, te weten een rapport van het Kantoor Opsporing Economische Delicten van het Hoofdbureau van de politie Cyprus van 23 maart 2015, RVH-01-001a, pag. 2282.
5.het proces-verbaal van bevindingen (bankrekeningen op Cyprus – [medeverdachte] ) van 11 juni 2019 (AMB-088), pag. 1051;
6.Een geschrift, te weten een aangifte van ABN AMRO Bank N.V., van 2 juli 2018, AG-001 en een aanvullende aangifte van ABN AMRO Bank N.V., van 13 januari 2020, AG-002.
7.HR 17 juni 2008, ECLI:NL:HR:2008:BD2578, r.o. 3.12.1.