ECLI:NL:RBOVE:2023:2270

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
19 juni 2023
Publicatiedatum
19 juni 2023
Zaaknummer
08.287411.19 (P)
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Belediging en belaging binnen de familie: een strafzaak tegen een 58-jarige man

In deze strafzaak heeft de Rechtbank Overijssel op 19 juni 2023 uitspraak gedaan tegen een 58-jarige man, die werd beschuldigd van belaging en belediging van zijn schoonzus, zus en broer. De rechtbank heeft de man veroordeeld tot een geldboete van 250 euro voor de belediging van zijn schoonzus, maar sprak hem vrij van de beschuldigingen van belaging. De zaak kwam aan het licht na meerdere e-mailberichten die de verdachte had gestuurd, waarin hij beledigende en bedreigende teksten gebruikte. De rechtbank oordeelde dat de feiten van belaging niet wettig en overtuigend konden worden bewezen, omdat de gedragingen niet als stelselmatig konden worden aangemerkt. De verdachte had in de periode van oktober 2017 tot augustus 2019 zijn schoonzus en zus herhaaldelijk benaderd met ongepaste berichten, maar de rechtbank vond dat de aard en frequentie van deze berichten niet voldoende waren om van belaging te spreken. De rechtbank benadrukte dat de verdachte wel degelijk schuldig was aan belediging, gezien de inhoud van de e-mails die hij naar zijn schoonzus had gestuurd. De rechtbank hield rekening met de ernst van de belediging en de impact op de slachtoffers bij het bepalen van de straf. De vordering van de benadeelde partij werd niet-ontvankelijk verklaard, omdat de rechtbank twijfels had over de ontvankelijkheid van de vordering in het strafproces. De uitspraak benadrukt de juridische grenzen van belaging en belediging binnen familiale relaties en de noodzaak van respectvolle communicatie.

Uitspraak

RECHTBANK OVERIJSSEL

Team Strafrecht
Meervoudige kamer
Zittingsplaats Zwolle
Parketnummer: 08.287411.19 (P)
Datum vonnis: 19 juni 2023
Vonnis op tegenspraak in de zaak van de officier van justitie tegen:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] 1965 in [geboorteplaats] ,
wonende aan [adres] .

1.Het onderzoek op de terechtzitting

Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzitting van
5 juni 2023.
De rechtbank heeft kennis genomen van de vordering van de officier van justitie
mr. J. van Zeijts en van wat door verdachte en zijn raadsman mr. U. Yildirim, advocaat in Zwolle, naar voren is gebracht.

2.De tenlastelegging

De verdenking komt er, kort en zakelijk weergegeven, op neer dat verdachte in de periode van oktober 2017 tot en met augustus 2019 een zus, een schoonzus en een broer heeft gestalkt en de schoonzus ook heeft beledigd.
Voluit luidt de tenlastelegging aan verdachte, dat:
1
hij in of omstreeks de periode van 27 oktober 2017 tot en met 22 augustus 2019 te Deventer en/of in gemeente Dalfsen, althans in Nederland, wederrechtelijk stelselmatig opzettelijk inbreuk heeft gemaakt op eens anders persoonlijke levenssfeer, te weten die van [aangever 1] , door
- veelvuldig e-mail-berichten te sturen met beledigende en/of bedreigende teksten
en/of
- veelvuldig sms-berichten te sturen met beledigende en of bedreigende teksten
en/of
- veelvuldig te bellen en/of
- een of meer fotoalbums en/of een schaar en/of andere goederen bij haar woning achter laten
met het oogmerk die [aangever 1] , te dwingen iets te doen, niet te doen, te dulden en/of vrees aan te jagen;
2
hij in of omstreeks de periode van 9 oktober 2017 tot en met 21 november 2019 te Deventer en/of in de gemeente Dalfsen, althans in Nederland, wederrechtelijk stelselmatig opzettelijk inbreuk heeft gemaakt op eens anders persoonlijke levenssfeer, te weten die van [aangever 2] , door
- meermalen e-mail-berichten te sturen aan de werkgever van die [aangever 2] en/of het privé e-mailadres van die [aangever 2] en/of
- meermalen e-mails te sturen aan [aangever 1] met beledigende en/of bedreigende teksten gericht aan die [aangever 2]
met het oogmerk die [aangever 2] , te dwingen iets te doen, niet te doen, te dulden en/of vrees aan te jagen;
3
hij in of omstreeks de periode van 18 december 2017 tot en met 26 januari 2018 in de gemeente Harderwijk en/of de gemeente Deventer en/of in de gemeente Dalfsen, althans in Nederland, wederrechtelijk stelselmatig opzettelijk inbreuk heeft gemaakt op eens anders persoonlijke levenssfeer, te weten die van [aangever 3] , door veelvuldig
e-mail-berichten te sturen aan de advocaat van die [aangever 3] met beledigende teksten gericht aan die [aangever 3] , van welke berichten die [aangever 3] kennis heeft genomen met het oogmerk die [aangever 3] , te dwingen iets te doen, niet te doen, te dulden en/of vrees aan te jagen;
4
hij op één of meerdere momenten in of omstreeks de periode van 15 maart 2018 tot en met 21 november 2019 in de gemeente Deventer en/of in de gemeente Dalfsen, althans in Nederland opzettelijk [aangever 2] , heeft beledigd, door
- aan die [aangever 2] via de e-mail een bericht toe te zenden met de tekst "Jij bent degene met onder andere sexuele afwijkingen, 3 maal geneukte, vuile vieze she devil. Eens zal je gestraft worden voor je verrotte karakter en daden" en/of "Vieze kankerhoer"
- Aan [aangever 1] meerdere e-mailberichten toe te zenden en/of in die e-mail te verwijzen naar die [aangever 2] met de woorden "She-devil","Engelse she-devil", "lijkenpikker", "Engelse lijkenpikker", "lijkbezorger", "Engelse hoer" en/of "Engelse stinkhoer en/of met de tekst "kanker in dat vieze dikke lijf van, in die kut, baarmoeder, borstelkop, dat vieze schofterige kanker rot wijf" en/of met de tekst "die uit de bek stinkende, zure put lucht ruikende, Engelse kanker duivelin", van welke woorden die [aangever 2] kennis heeft genomen, althans telkens woorden van gelijke beledigende aard of strekking.

3.Belaging, feiten 1, 2 en 3

3.1
Het standpunt van de officier van justitie
Het onder 1, 2 en 3 ten laste gelegde kan wettig en overtuigend worden bewezen.
3.2
Het standpunt van de verdediging
De onder 1, 2 en 3 ten laste gelegde feiten kunnen niet wettig en overtuigend worden bewezen, zodat verdachte daarvan dient te worden vrijgesproken.
3.3
Het oordeel van de rechtbank
3.3.1
Wettelijk kader
Belaging, de juridische benaming van stalking, is in de wet strafbaar gesteld in artikel 285b Wetboek van Strafrecht (Sr) als
het wederrechtelijk stelselmatig opzettelijk inbreuk maken op eens anders persoonlijke levenssfeer met het oogmerk die ander te dwingen iets te doen, niet te doen of te dulden dan wel vrees aan te jagen.
De rechtbank stelt voorop dat bij de beoordeling van de vraag of sprake is van belaging als bedoeld in artikel 285b Sr verschillende factoren van belang zijn: de aard, de duur, de frequentie en de intensiteit van de gedragingen van de verdachte, de omstandigheden waaronder deze hebben plaatsgevonden en de invloed daarvan op het persoonlijk leven en de persoonlijke vrijheid van het slachtoffer.
3.3.2
Feit 1, belaging van [aangever 1]
De rechtbank dient te beoordelen of, in het licht van het hiervoor omschreven criterium, sprake is van belaging van de zus van verdachte, [aangever 1] (hierna: [aangever 1] ), in de ten laste gelegde periode van 27 oktober 2017 tot en met 22 augustus 2019.
De rechtbank stelt vast dat [aangever 1] en verdachte voorafgaand aan het overlijden op
16 oktober 2017 van de moeder van [aangever 1] en verdachte, in ieder geval via sms-berichten contact met elkaar hebben gehad. Er zijn in die periode over en weer berichten gestuurd, veelal van praktische aard.
De rechtbank stelt voorts vast dat na het overlijden van de moeder door verdachte nog vele sms-berichten zijn gestuurd, die steeds grimmiger van toon werden.
[aangever 1] heeft verklaard dat zij op 10 september 2018 naar de toenmalige advocaat van verdachte, mevrouw mr. F.E. van Nisselrooij, een zogenaamde 'stop'-brief heeft gestuurd. Met die brief wilde [aangever 1] aan verdachte duidelijk maken dat verdachte op geen enkele manier meer contact met haar moest opnemen.
Uit het dossier blijkt niet dat [aangever 1] daaraan voorafgaand op enig moment ondubbelzinnig aan verdachte duidelijk heeft gemaakt dat zij geen contact meer wenste met verdachte.
In sms-berichten van 8 oktober 2018 en 31 oktober 2018 verwijst verdachte naar het contactverbod. De rechtbank gaat er dan ook van uit dat verdachte door zijn toenmalige advocaat op de hoogte is gebracht van de ‘stop’-brief.
Gelet hierop zijn de nadien door verdachte gestuurde berichten dan ook als wederrechtelijk aan te merken. Het gaat dan om een aantal sms-berichten gestuurd in de periode van
8 oktober 2018 tot en met 5 november 2018 en twee e-mailberichten verstuurd in mei 2019 en twee in augustus 2019.
Gelet op het tijdsverloop tussen deze berichten en de geringe hoeveelheid is naar het oordeel van de rechtbank, hoewel de toonzetting van de berichten als zeer hinderlijk kan worden aangemerkt, geen sprake van stelselmatig handelen.
Door aangeefster is ook nog melding gemaakt van telefoontjes, veelal gepleegd tijdens nachtelijke uren. Zouden deze telefoontjes al gepleegd zijn door verdachte, dan kunnen die niet meegenomen worden in de beoordeling of sprake is van stelselmatigheid, nu ze hebben plaatsgevonden na de ten laste gelegde periode.
Tot slot maakt het neerleggen van een bestekbak met daarin een (verknipt) fotoalbum en een schaar bij de woning van aangeefster, mocht al vastgesteld kunnen worden dat verdachte hiervoor verantwoordelijk is, het oordeel van de rechtbank dat geen sprake is van stelselmatigheid niet anders, nu dat een eenmalig incident is geweest.
De rechtbank is dan ook van oordeel dat het onder 1 ten laste gelegde niet wettig en overtuigend kan worden bewezen, zodat verdachte daarvan zal worden vrijgesproken.
3.3.3.
Feit 2, belaging van [aangever 2]
De rechtbank dient te beoordelen of, in het licht van het hiervoor omschreven criterium, sprake is van belaging van de schoonzus van verdachte, [aangever 2] (hierna: [aangever 2] ), in de ten laste gelegde periode van 9 oktober 2017 tot en met 21 november 2019. [aangever 2] is getrouwd met de broer van verdachte.
De rechtbank stelt vast dat verdachte drie e-mailberichten heeft verstuurd aan de werkgever van [aangever 2] , te weten op 9 oktober 2017, op 31 augustus 2018 en op 4 september 2019. In het bericht van 9 oktober 2017 heeft verdachte zich via de werkgever van [aangever 2] – en dus indirect – gewend tot “ [familienaam] ”. In de berichten van 31 augustus 2018 en
4 september 2019 van deze berichten heeft verdachte zich tot de werkgever gewend met “klachten” over [aangever 2] .
Daarnaast heeft verdachte op 30 juni 2019 een e-mailbericht gestuurd aan [aangever 2] zelf.
De in de tenlastelegging genoemde e-mailberichten aan [aangever 1] zijn niet aan [aangever 2] gericht. Zij wordt hier enkel op een indirecte manier bij betrokken.
Hoewel ook in dit geval de toonzetting van de berichten als zeer hinderlijk kan worden ervaren, is naar het oordeel van de rechtbank, nu het gaat om slechts een gering aantal berichten in een periode van twee jaar tijd, geen sprake van stelselmatig handelen.
Gelet hierop kan het onder 2 ten laste gelegde evenmin wettig en overtuigend worden bewezen, zodat verdachte ook daarvan zal worden vrijgesproken.
3.3.4
Feit 3, belaging van [aangever 3]
De rechtbank dient te beoordelen of, in het licht van het hiervoor omschreven criterium, sprake is van belaging van de broer van verdachte, [aangever 3] (hierna: [aangever 3] ), in de ten laste gelegde periode van 18 december 2017 tot en met 26 januari 2018.
De rechtbank stelt vast dat verdachte in de ten laste gelegde periode een aantal
e-mailberichten aan de advocaat van [aangever 3] , mr. K. Hermsen, heeft gestuurd. Verdachte richt zich in deze berichten tot de advocaat en in sommige berichten heeft hij ook [aangever 3] genoemd. Verdachte heeft geen berichten rechtstreeks aan [aangever 3] gestuurd.
Hoewel ook in dit geval de toonzetting van de berichten als hinderlijk kan worden ervaren, is naar het oordeel van de rechtbank, gelet op de indirecte manier waarop verdachte [aangever 3] heeft betrokken in de berichten en de korte periode waarin de berichten zijn verstuurd, geen sprake van stelselmatigheid.
De rechtbank acht om die reden ook in dit geval niet bewezen wat aan verdachte is ten laste gelegd, zodat zij hem daarvan eveneens zal vrijspreken.

4.Belediging van [aangever 2] , feit 4

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
Het onder 4 ten laste gelegde kan wettig en overtuigend worden bewezen.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De onder 4 ten laste gelegde feit kan niet wettig en overtuigend worden bewezen, zodat verdachte daarvan dient te worden vrijgesproken.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank overweegt het volgende.
In het dossier is bij de aangifte van [aangever 2] een e-mailbericht van 1 juli 2019 gevoegd, gestuurd door verdachte aan die [aangever 2] . In dat bericht heeft verdachte de beledigende teksten opgenomen, zoals omschreven onder het eerste gedachtestreepje van de tenlastelegging. [1]
Daarnaast heeft [aangever 1] meerdere e-mailberichten aan de politie overhandigd waarin door verdachte naar [aangever 2] wordt verwezen met de beledigende teksten, zoals omschreven onder het tweede gedachtestreepje van de tenlastelegging. [2]
Verdachte heeft ter terechtzitting bekend dat hij deze e-mailberichten heeft verstuurd. [3]
Deze teksten zijn naar het oordeel van de rechtbank onmiskenbaar bedoeld om [aangever 2] te beledigen door haar aan te randen in haar eer en goede naam. Verdachte kon er daarbij van uit gaan dat [aangever 2] door [aangever 1] op de hoogte gesteld zou worden van de beledigende inhoud van de e-mailberichten, omdat zij als schoonzussen regelmatig contact met elkaar hadden. Verdachte was van dat contact op de hoogte.
De rechtbank is dan ook van oordeel dat op grond van de opgegeven bewijsmiddelen wettig en overtuigend is bewezen dat verdachte het tenlastegelegde feit heeft begaan.
4.4
De bewezenverklaring
In de opgegeven bewijsmiddelen zijn vervat de redengevende feiten en omstandigheden waarop de bewezenverklaring steunt en daarmee is wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het ten laste gelegde feit heeft begaan, met dien verstande dat:
hij op meerdere momenten in de periode van 15 maart 2018 tot en met 21 november 2019 in de gemeente Deventer en/of in de gemeente Dalfsen opzettelijk [aangever 2] , heeft beledigd, door
- aan die [aangever 2] via de e-mail een bericht toe te zenden met de tekst "Jij bent degene met onder andere sexuele afwijkingen, 3 maal geneukte, vuile vieze she devil. Eens zal je gestraft worden voor je verrotte karakter en daden" en "Vieze kankerhoer"
- Aan [aangever 1] meerdere e-mailberichten toe te zenden en in die e-mail te verwijzen naar die [aangever 2] met de woorden "She-devil", "Engelse she-devil", "Engelse lijkenpikker", "lijkbezorger", "Engelse hoer" en "Engelse stinkhoer en met de tekst "kanker in dat vieze dikke lijf van, in die kut, baarmoeder, borstelkop, dat vieze schofterige kanker rot wijf" en met de tekst "die uit de bek stinkende, zure put lucht ruikende, Engelse kanker duivelin", van welke woorden die [aangever 2] kennis heeft genomen.
De rechtbank acht niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd, zodat zij daarvan zal vrijspreken.

5.De strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het bewezen verklaarde is strafbaar gesteld in artikel 266 van het Wetboek van Strafrecht (Sr). Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten. Het bewezen verklaarde levert op:
feit 4
het misdrijf: eenvoudige belediging, meermalen gepleegd.

6.De strafbaarheid van verdachte

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. De rechtbank oordeelt daarom dat verdachte strafbaar is voor het bewezenverklaarde feit.

7.De op te leggen straf of maatregel

7.1
De vordering van de officier van justitie
Ten aanzien van de vier ten laste gelegde feiten heeft de officier van justitie oplegging van een voorwaardelijke gevangenisstraf van drie maanden met een proeftijd van twee jaar gevorderd, met als bijzondere voorwaarde een contactverbod met de drie aangevers.
7.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft ten aanzien van de vier ten laste gelegde feiten vrijspraak bepleit. Voor het geval de rechtbank tot een bewezenverklaring mocht komen, is de raadsman van mening dat geen straf of maatregel aan verdachte dient te worden opgelegd.
7.3
De gronden voor een straf of maatregel
Bij de strafoplegging houdt de rechtbank rekening met de aard en de ernst van het gepleegde feit, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte zoals die uit het dossier en tijdens de behandeling ter terechtzitting naar voren zijn gekomen. De rechtbank acht daarbij in het bijzonder het volgende van belang.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan belediging van zijn schoonzus. Hij heeft haar rechtstreeks en via zijn zus verwerpelijke teksten gemaild. Verdachte heeft hiermee de eer en goede naam van zijn schoonzus aangetast. De uitlatingen hadden onmiskenbaar de strekking haar in een ongunstig daglicht te plaatsen. Dit rekent de rechtbank verdachte aan, nu een ieder het recht heeft op een respectvolle bejegening in het maatschappelijk verkeer.
De rechtbank heeft bij de bepaling van de hoogte van de straf aansluiting gezocht bij de oriëntatiepunten van Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht (LOVS). Daarnaast houdt de rechtbank bij de strafoplegging rekening met de documentatie van verdachte en dat het een verouderd feit betreft.
Daarnaast zal de rechtbank verdachte van het onder 1 tot en met 3 ten laste gelegde zal vrijspreken.
Daarom zal aan verdachte, anders dan door de officier van justitie is gevorderd, enkel een geldboete worden opgelegd.

8.De schade van benadeelde

8.1
De vordering van de benadeelde partij
[aangever 2] heeft zich als benadeelde partij gevoegd in dit strafproces. [aangever 2] vordert verdachte te veroordelen om schadevergoeding te betalen tot een totaalbedrag van
€ 5.500,- [vijfduizendvijfhonderd euro] ter vergoeding van immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf het moment waarop de schade is ontstaan.
8.2
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd een bedrag van € 2.500,- toe te wijzen met de wettelijke rente en de schadevergoedingsmaatregel.
8.3
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich op het standpunt gesteld dat [aangever 2] in de vordering niet-ontvankelijk dient te worden verklaard.
8.4
Het oordeel van de rechtbank
De vordering heeft betrekking op het onder 2 en 4 ten laste gelegde.
Van het onder 2 ten laste gelegde zal verdachte worden vrijgesproken.
Voor zover de vordering van [aangever 2] ziet op de onder 4 ten laste gelegde en bewezen verklaarde belediging kan de rechtbank uit de gebezigde bewijsmiddelen en de behandeling op de terechtzitting niet vaststellen of deze vordering in de civiele procedure die is gevoerd tussen de echtgenoot van [aangever 2] en verdachte, in welke procedure over en weer finale kwijting is verleend, is betrokken. Dit wordt wel vermoed, gelet op de inhoud van de punten 23 tot en met 27 van de conclusie van antwoord, tevens voorwaardelijke eis in reconventie, in die procedure.
Het in de gelegenheid stellen van [aangever 2] zich hierover (onderbouwd) nader uit te laten levert een onevenredige belasting van het strafgeding op. De rechtbank zal de [aangever 2] die gelegenheid niet bieden.
De rechtbank zal de benadeelde partij daarom in de vordering niet-ontvankelijk verklaren en bepalen dat [aangever 2] de vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen.

9.De toegepaste wettelijke voorschriften

De hierna te nemen beslissing berust op het hiervoor genoemde wetsartikel. Daarnaast berust deze beslissing op de artikelen 23, 24c, 57 en 63.

10.De beslissing

De rechtbank:
vrijspraak
- verklaart niet bewezen dat verdachte het onder 1, 2 en 3 ten laste gelegde heeft begaan en spreekt hem daarvan vrij;
bewezenverklaring
- verklaart bewezen dat verdachte het onder 4 ten laste gelegde heeft begaan, zoals hierboven omschreven;
- verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd en spreekt hem daarvan vrij;
strafbaarheid feit
- verklaart het bewezen verklaarde strafbaar;
- verklaart dat het bewezen verklaarde het volgende strafbare feit oplevert:
feit 4
het misdrijf: eenvoudige belediging, meermalen gepleegd.
strafbaarheid verdachte
- verklaart verdachte strafbaar voor het onder 4 bewezen verklaarde;
straf
- veroordeelt de verdachte tot betaling van
een geldboete van € 250,- (zegge: tweehonderdvijftig euro);
- beveelt dat bij niet volledige betaling en verhaal van de geldboete, vervangende hechtenis zal worden toegepast voor de duur van
5 (vijf) dagen;
schadevergoeding
- bepaalt dat de benadeelde partij: [aangever 2] in het geheel niet-ontvankelijk is in de vordering en dat zij de vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen.
Dit vonnis is gewezen door mr. A. van Holten, voorzitter, mr. L.J.C. Hangx en mr. L.M.B. Soppe, rechters, in tegenwoordigheid van mr. K. Offerein-Hulshoff, griffier, en is in het openbaar uitgesproken op 19 juni 2023.
Buiten staat
Mr. A. van Holten is niet in de gelegenheid dit vonnis mede te ondertekenen.
De griffier is niet in de gelegenheid dit vonnis mede te ondertekenen.

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar dossierpagina’s, zijn dit pagina’s uit het dossier van politie eenheid Oost-Nederland, district IJsselland, met nummer PL0600-2020012845 van 9 januari 2020. Tenzij hieronder anders wordt vermeld, wordt steeds verwezen naar pagina’s van een in de wettelijke vorm, door daartoe bevoegde personen, opgemaakt proces-verbaal.
2.Proces-verbaal van bevindingen van 21 augustus 2019, pag. 51 en bijgevoegd e-mailbericht van 27 maart 2018, pag. 63.
3.Verklaring van verdachte, afgelegd ter terechtzitting op 5 juni 2023.