ECLI:NL:RBOVE:2023:2267

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
19 juni 2023
Publicatiedatum
19 juni 2023
Zaaknummer
08.110543.22 (P)
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling van een man voor poging tot zware mishandeling van zijn ex-partner met een beeldje en een lamp

Op 19 juni 2023 heeft de Rechtbank Overijssel een 31-jarige man veroordeeld tot een gevangenisstraf van 6 maanden, waarvan 66 dagen voorwaardelijk, voor poging tot zware mishandeling van zijn ex-partner. De rechtbank oordeelde dat de verdachte op 2 mei 2022 in Enschede heeft geprobeerd zijn ex-partner te doden door haar met een beeldje en een lamp tegen het hoofd te slaan, haar in het gezicht te slaan en aan haar haren te trekken. De verdachte heeft dit geweld gepleegd in de woning van het slachtoffer, waarbij hij haar ernstig letsel heeft toegebracht. De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig was en dat zij bevoegd was om de zaak te behandelen. De officier van justitie had gevorderd om de verdachte te veroordelen tot een gevangenisstraf van 6 maanden, met bijzondere voorwaarden zoals reclasseringstoezicht en ambulante behandeling. De rechtbank heeft de verdachte vrijgesproken van de primair en subsidiair ten laste gelegde feiten, maar het meer subsidiair ten laste gelegde feit is bewezen verklaard. De rechtbank heeft ook een contactverbod van 5 jaar opgelegd aan de verdachte, zodat hij geen contact mag opnemen met het slachtoffer. De rechtbank heeft de verdachte als strafbaar verklaard en de gevangenisstraf opgelegd, met inachtneming van de omstandigheden waaronder het feit is gepleegd en de persoon van de verdachte.

Uitspraak

RECHTBANK OVERIJSSEL

Team Strafrecht
Meervoudige kamer
Zittingsplaats Almelo
Parketnummer: 08.110543.22 (P)
Datum vonnis: 19 juni 2023
Vonnis op tegenspraak in de zaak van de officier van justitie tegen:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum 1] 1991 in [geboorteplaats 1] ,
verblijvende aan de [adres]
.

1.Het onderzoek op de terechtzitting

Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzitting van
5 juni 2023.
De rechtbank heeft kennis genomen van de vordering van de officier van justitie
mr. C.P. Dronkers en van wat door verdachte en zijn raadsman mr. S. Weening, advocaat in Maastricht, naar voren is gebracht.

2.De tenlastelegging

De verdenking komt er, kort en zakelijk weergegeven, op neer dat verdachte op 2 mei 2022 heeft geprobeerd [slachtoffer] te doden door haar met een beeldje en een lamp tegen het hoofd te slaan, haar in het gezicht te slaan en aan haar haren te trekken
(primair)dan wel dat hij [slachtoffer] daardoor zwaar heeft mishandeld
(subsidiair)dan wel dat hij daardoor heeft geprobeerd [slachtoffer] zwaar te mishandelen
(meer subsidiair).
Voluit luidt de tenlastelegging aan verdachte, dat:
hij op of omstreeks 2 mei 2022 te Enschede
ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om
(zijn ex- partner) [slachtoffer]
opzettelijk
van het leven te beroven,
met dat opzet die [slachtoffer] (met kracht) meermalen, althans eenmaal,
- met een beeldje en/of een lamp, althans met enig(e) voorwerp(en), op het hoofd
heeft geslagen en/of
- in het gezicht, althans op/tegen het hoofd heeft geslagen en/of gestompt en/of
- aan de haren heeft getrokken,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 2 mei 2022 te Enschede
aan (zijn ex- parntner) [slachtoffer]
opzettelijk
zwaar lichamelijk letsel, te weten een gat in haar hoofd en/of een of meer
zwellingen en/of kneuzingen in het gezicht, heeft toegebracht door die [slachtoffer]
(met kracht) meermalen, althans eenmaal,
- met een beeldje en/of een lamp, althans met enig(e) voorwerp(en) op/tegen het
hoofd te slaan en/of
- in het gezicht, althans op/tegen het hoofd te slaan en/of te stompen en/of
- aan de haren te trekken;
meer subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 2 mei 2022 te Enschede
ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om
aan (zijn ex- partner) [slachtoffer]
opzettelijk
zwaar lichamelijk letsel toe te brengen,
met dat opzet die [slachtoffer] (met kracht) meermalen, althans eenmaal,
- met een beeldje en/of een lamp, althans met enig(e) voorwerp(en), op het hoofd
heeft geslagen en/of
- in het gezicht, althans op/tegen het hoofd heeft geslagen en/of gestompt en/of
- aan de haren heeft getrokken,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.

3.De voorvragen

De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zij bevoegd is tot kennisneming van deze zaak, dat de officier van justitie ontvankelijk is in de vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.

4.De bewijsmotivering

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat verdachte van het primair en subsidiair ten laste gelegde moet worden vrijgesproken en dat het meer subsidiair ten laste gelegde bewezen kan worden verklaard.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank voor wat betreft het meer subsidiair ten laste gelegde.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank zal verdachte vrijspreken van het primair en subsidiair ten laste gelegde.
De rechtbank komt evenals de officier van justitie en de raadsman tot bewezenverklaring van het meer subsidiair ten laste gelegde feit op grond van de volgende bewijsmiddelen, waarbij de rechtbank – nu verdachte dit feit heeft bekend en door of namens hem geen vrijspraak is bepleit – conform artikel 359, derde lid, laatste volzin van het Wetboek van Strafvordering (Sv), zal volstaan met een opsomming van de bewijsmiddelen. [1]
Het proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer] van 3 mei 2022 (pag. 44);
Het proces-verbaal van de terechtzitting van 5 juni 2023 voor zover inhoudende de bekennende verklaring van verdachte als bedoeld in art. 359, derde lid, laatste volzin, Sv.
De rechtbank overweegt daarbij dat zij het opzet van verdachte, in voorwaardelijke zin, gericht op het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel aan [slachtoffer] wettig en overtuigend bewezen acht. Door het slaan met een beeldje en een lamp tegen het hoofd heeft verdachte immers de aanmerkelijke kans op zwaar lichamelijk letsel bij [slachtoffer] in het leven geroepen en naar het oordeel van de rechtbank heeft hij deze kans ook bewust aanvaard. Het slaan tegen het hoofd met een relatief zwaar voorwerp voorzien van uitstekels – ook daar waar het een hol voorwerp betreft – is naar de uiterlijke verschijningsvorm gericht op het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel. Het is een feit van algemene bekendheid dat door het slaan tegen het hoofd met een voorwerp letsel kan ontstaan en ook hier heeft het handelen van verdachte geresulteerd in een hoofdwond bij aangeefster die moest worden gehecht en blijvend letsel in de vorm van een litteken geeft.
4.4
De bewezenverklaring
De rechtbank acht op grond van de opgegeven bewijsmiddelen waarin zijn vervat de redengevende feiten en omstandigheden waarop de bewezenverklaring steunt wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het ten laste gelegde feit heeft begaan, met dien verstande dat:
hij op 2 mei 2022 te Enschede ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan zijn ex-partner [slachtoffer] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, met dat opzet die [slachtoffer] met kracht met een beeldje en een lamp op het hoofd heeft geslagen en meermalen in het gezicht heeft geslagen en gestompt en aan de haren heeft getrokken, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.
De rechtbank acht niet bewezen wat aan verdachte meer subsidiair meer of anders is ten laste gelegd, zodat zij hem daarvan zal vrijspreken.

5.De strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde is strafbaar gesteld in de artikelen 45 en 302 van het Wetboek van Strafrecht (Sr). Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten.
Het bewezenverklaarde levert op het misdrijf:
poging tot zware mishandeling.

6.De strafbaarheid van verdachte

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. De rechtbank oordeelt daarom dat verdachte strafbaar is voor het bewezenverklaarde feit.

7.De op te leggen straf of maatregel

7.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd verdachte te veroordelen tot een gevangenisstraf voor de duur van 6 maanden en 114 dagen waarvan 6 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren en met oplegging van de bijzondere voorwaarden van reclasseringstoezicht, ambulante behandelverplichting en een drugs- en alcoholverbod.
Daarnaast heeft de officier van justitie een werkstraf van 120 uren subsidiair 60 dagen vervangende hechtenis gevorderd alsmede de oplegging van een vrijheidsbeperkende maatregel in de zin van een contactverbod met [slachtoffer] met dadelijke uitvoerbaarheid van deze maatregel, met daarbij vervangende hechtenis van een week per overtreding en voor de duur van 2 jaren. Tot slot heeft de officier van justitie gevorderd het geschorste bevel voorlopige hechtenis op te heffen.
7.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft verzocht om bij een bewezenverklaring van het meer subsidiair ten laste gelegde aansluiting te zoeken bij de oriëntatiepunten van het LOVS en, in het geval de rechtbank het opleggen van bijzondere voorwaarden nodig acht, een (deels voorwaardelijke) werkstraf van 120 uren op te leggen. Verder heeft de verdediging verzocht er rekening mee te houden dat verdachte sinds augustus 2022 een enkelband draagt in het kader van de schorsing van de voorlopige hechtenis.
7.3
De gronden voor een straf of maatregel
Bij de strafoplegging houdt de rechtbank rekening met de aard en de ernst van het gepleegde feit, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte zoals die uit het dossier en tijdens de behandeling ter terechtzitting naar voren zijn gekomen. De rechtbank acht daarbij in het bijzonder het volgende van belang.
Het feit
Verdachte heeft op 2 mei 2022 geprobeerd zijn ex-partner [slachtoffer] zwaar lichamelijk letsel toe te brengen door haar met een beeldje en een lamp op het hoofd te slaan, haar meermalen in het gezicht te slaan en te stompen en haar aan de haren te trekken.
Terwijl het slachtoffer die avond bezoek had is verdachte onaangekondigd bij haar aan de deur gekomen en heeft hij haar bij binnenkomst direct in het gezicht geslagen. Verdachte heeft haar aan de haren getrokken, haar op de bank geduwd en hoewel het slachtoffer een deken kon pakken om die als bescherming voor haar gezicht te houden, is verdachte haar met zijn vuisten in haar gezicht blijven slaan. Terwijl het slachtoffer op de bank zit en steeds haar gezicht probeert te beschermen, heeft verdachte een lampje en een beeldje gepakt en het beeldje op haar hoofd stukgeslagen. Daarna heeft verdachte de woning verlaten.
Door met een beeldje en een lamp tegen het hoofd van een ander te slaan heeft verdachte het risico aanvaard dat erger letsel had kunnen ontstaan. Verdachte heeft zich hierdoor schuldig gemaakt aan ernstig huiselijk geweld. In haar eigen woning is aangeefster slachtoffer geworden van deze geweldsexplosie en heeft zij letsel aan haar hoofd, hals en armen opgelopen. Zij heeft zich onder medische behandeling moeten stellen omdat haar hoofdwond moest worden gehecht.
In haar woning zal het slachtoffer steeds herinnerd worden aan deze gebeurtenis en dat zal een grote impact hebben op haar veiligheidsgevoel. Zowel de lichamelijke als de geestelijke integriteit van het slachtoffer is op ernstige en indringende wijze door verdachte aangetast. Wat de rechtbank daarbij in het bijzonder opvalt is, dat het slachtoffer tijdens het doen van aangifte bij de politie heeft verklaard dat zij denkt dat verdachte haar dood gaat maken, maar dat zij niet bang is voor de dood.
Verdachte heeft verklaard dat hij die avond onder invloed van alcohol was omdat het Suikerfeest was, maar dat hij normaal niet veel alcohol drinkt en daardoor sneller dronken is geworden. Hij wilde alleen zijn vest ophalen. Hij betreurt wat er is gebeurd en wijt het vooral aan het alcoholgebruik. Wat verdachte daadwerkelijk die avond op 2 mei 2022 heeft bewogen is de rechtbank niet duidelijk geworden. Het feit dat verdachte geen enkele poging lijkt te doen om zich het gebeurde te herinneren en ook niet op andere wijze empathie toont rekent de rechtbank verdachte zwaar aan.
De persoon van verdachte
Bij de strafoplegging houdt de rechtbank rekening met hetgeen over verdachte is beschreven in de Pro Justitia rapportage van dr. J. van der Meer, psychiater, van 30 maart 2023 en M.M.E.W. van Dijk, GZ-psycholoog, van 15 maart 2023.
Hieruit komt naar voren dat bij verdachte sprake is van een antisociale persoonlijkheidsstoornis en een stoornis in gebruik alcohol en cannabis en dat deze stoornissen ook aanwezig waren ten tijde van het feit, mede onder invloed van alcohol, een impulsdoorbraak met agressie naar het slachtoffer, waarbij verdachte door zijn persoonlijkheidsproblematiek minder goed in staat is om zijn agressie impulsen te beheersen. Hierdoor heeft de psychiater geadviseerd om het feit in verminderde mate aan verdachte toe te rekenen. Het recidiverisico schat de psychiater in als matig en vanwege de persoonlijkheidsproblematiek – het hoofdprobleem van verdachte – is het nodig dat aan verdachte een gerichte behandeling wordt gegeven waarbij het van belang is dat verdachte abstinent blijft van alcohol en cannabis. Behandeling kan plaatsvinden bij Fivoor of een soortgelijke instelling en daarnaast is reclasseringstoezicht nodig om te zorgen dat verdachte niet terugvalt in middelengebruik.
De psychiater heeft geadviseerd om behandeling als bijzondere voorwaarde bij een voorwaardelijk strafdeel op te leggen om zo verdachtes motivatie voor gedragsverandering te ondersteunen.
De reclassering heeft in haar rapport van 23 mei 2023 geadviseerd verdachte een deels voorwaardelijke straf op te leggen met de voorwaarden van een meldplicht bij de reclassering, ambulante behandeling en een drugs- en alcoholverbod met controles daarop.
Verdachte heeft ter zitting verklaard geen middelen (alcohol noch cannabis) te gebruiken en zich te zullen houden aan de door de reclassering geadviseerde voorwaarden als de rechtbank dat nodig vindt.
De straf
Bij de afweging welke straf aan verdachte moet worden opgelegd, heeft de rechtbank acht geslagen op de oriëntatiepunten voor straftoemeting van het Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht (LOVS) en op hetgeen in soortgelijke zaken wordt opgelegd.
Daarnaast heeft de rechtbank acht geslagen op het uittreksel uit de justitiële documentatie van 2 mei 2023, waaruit blijkt dat de verdachte veelvuldig is veroordeeld maar niet voor (huiselijk) geweldsdelicten. Ook heeft de rechtbank acht geslagen op het feit dat verdachte sinds zijn voorlopige hechtenis met ingang van 24 augustus 2022 is geschorst, heeft meegewerkt aan elektronische monitoring hetgeen invloed moet hebben gehad op zijn persoonlijke vrijheid. Hij heeft zich aan de schorsingsvoorwaarden gehouden.
Alles afwegende acht de rechtbank een gevangenisstraf voor de duur van 6 maanden waarvan 66 dagen voorwaardelijk passend en geboden, met aftrek van de tijd die verdachte in voorarrest heeft doorgebracht. Een voorwaardelijk strafdeel legt de rechtbank op om zowel verdachte ervan te weerhouden in de toekomst opnieuw strafbare feiten te plegen als daaraan de voorwaarden te verbinden zoals door de reclassering geadviseerd. Daarnaast zal de rechtbank een proeftijd van drie jaren bepalen. Mede gelet op de aard van de bijzondere voorwaarden, waaronder de ambulante behandeling, is een langere proeftijd dan geëist naar het oordeel van de rechtbank op zijn plaats.
De rechtbank zal het geschorste bevel voorlopige hechtenis opheffen.
Daarnaast acht de rechtbank oplegging van een vrijheidsbeperkende maatregel, inhoudende een contactverbod met [slachtoffer] , noodzakelijk zodat verdachte op geen enkele wijze, direct of indirect, met haar contact zal opnemen, zoeken of hebben. Iedere overtreding van dit contactverbod levert steeds 1 week vervangende hechtenis op, tot een maximum van 26 weken.
Omdat er ernstig rekening mee moet worden gehouden dat verdachte wederom een strafbaar feit zal begaan en zich belastend zal gedragen naar [slachtoffer] , beveelt de rechtbank dat deze vrijheidsbeperkende maatregel dadelijk uitvoerbaar is.

8.De toegepaste wettelijke voorschriften

De hierna te nemen beslissing berust op de hiervoor genoemde wetsartikelen. Daarnaast berust deze beslissing op de artikelen 14a, 14b, 14c, 14d, 38v en 38w Sr.

9.De beslissing

De rechtbank:
vrijspraak
- verklaart niet bewezen dat verdachte het primair en subsidiair ten laste gelegde heeft begaan en spreekt hem daarvan vrij;
bewezenverklaring
- verklaart bewezen dat verdachte het meer subsidiair ten laste gelegde heeft begaan, zoals hierboven omschreven;
- verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer subsidiair meer of anders is ten laste gelegd en spreekt hem daarvan vrij;
strafbaarheid feit
- verklaart het meer subsidiair bewezen verklaarde strafbaar;
- verklaart dat het bewezen verklaarde het volgende strafbare feit oplevert:
het misdrijf:
poging tot zware mishandeling;
strafbaarheid verdachte
- verklaart verdachte strafbaar voor het meer subsidiair bewezen verklaarde;
straf
- veroordeelt verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
6 (zes) maanden;
- bepaalt dat van deze gevangenisstraf een gedeelte van
66 (zesenzestig) dagen niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten. De rechter kan de tenuitvoerlegging gelasten indien verdachte voor het einde van de
proeftijd van 3 (drie) jarende navolgende voorwaarde(n) niet is nagekomen:
- stelt als
algemene voorwaardedat verdachte:
- zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
- stelt als
bijzondere voorwaardendat verdachte:
- zich gedurende de proeftijd meldt bij Reclassering Nederland, Marconistraat 2 in Rotterdam op de door de reclassering te bepalen tijdstippen, zo frequent en zo lang deze instelling dat nodig acht;
- zich ambulant laat behandelen bij de door Fivoor of een soortgelijke zorgverlener, ter beoordeling van de reclassering, indien en zo lang als de reclassering dit noodzakelijk acht. De behandeling start na aanmelding bij de behandelende instantie en duurt gedurende de proeftijd of zoveel korter als de reclassering nodig vindt. Verdachte houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorgverlener heeft voor de behandeling;
- geen drugs gebruikt en meewerkt aan controle op dit verbod. Controle vindt plaats door urineonderzoek;
- geen alcohol gebruikt en meewerkt aan controle op dit verbod. Controle vindt plaats door urineonderzoek en ademonderzoek (blaastest). De reclassering bepaalt met welke controlemiddelen en hoe vaak verdachte wordt gecontroleerd;
- draagt de reclassering op om toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en verdachte ten behoeve daarvan te begeleiden;
daarbij gelden als voorwaarden van rechtswege dat verdachte:
- ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking verleent aan het nemen van één of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt;
- medewerking verleent aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14c, zesde lid, Sr, de medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de reclassering zo vaak en zolang als de reclassering dit noodzakelijk acht daaronder begrepen;
- bepaalt dat de tijd die verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, bij de uitvoering van de gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht;
maatregel
- legt aan de verdachte op de
maatregel strekkende tot beperking van de vrijheidals
bedoeld in artikel 38v Sr voor de duur van
5 (vijf) jaren;
- beveelt dat de verdachte gedurende vijf jaren op geen enkele wijze – direct of
indirect – contact op zal nemen, zoeken of hebben met [slachtoffer] , geboren op [geboortedatum 2] 1993;
- beveelt dat voor het geval niet aan de maatregel wordt voldaan de maatregel per overtreding wordt vervangen door
1 (één) weekhechtenis met een maximum van 6 (zes) maanden;
- beveelt dat deze
maatregel dadelijk uitvoerbaaris;
- toepassing van de vervangende hechtenis heft de verplichting ingevolge de opgelegde maatregel niet op;
opheffing bevel voorlopige hechtenis
- heft op het geschorste bevel tot voorlopige hechtenis op met ingang van heden.
Dit vonnis is gewezen door mr. H. Stam, voorzitter, mr. R.G.J. Gehring en
mr. D.K. ten Cate, rechters, in tegenwoordigheid van mr. W.J. van der Leest, griffier, en is in het openbaar uitgesproken op 19 juni 2023.

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar dossierpagina’s zijn dit pagina’s uit het dossier van de politie eenheid Oost-Nederland met nummer PL0600-2022191877 van 5 mei 2022. Tenzij hieronder anders wordt vermeld, wordt steeds verwezen naar bladzijden van een in de wettelijke vorm, door daartoe bevoegde personen, opgemaakt proces-verbaal.