7.3De gronden voor een straf of maatregel
Bij de strafoplegging houdt de rechtbank rekening met de aard en de ernst van het gepleegde feit, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte zoals die uit het dossier en tijdens de behandeling ter terechtzitting naar voren zijn gekomen. De rechtbank acht daarbij in het bijzonder het volgende van belang.
Verdachte heeft op 2 mei 2022 geprobeerd zijn ex-partner [slachtoffer] zwaar lichamelijk letsel toe te brengen door haar met een beeldje en een lamp op het hoofd te slaan, haar meermalen in het gezicht te slaan en te stompen en haar aan de haren te trekken.
Terwijl het slachtoffer die avond bezoek had is verdachte onaangekondigd bij haar aan de deur gekomen en heeft hij haar bij binnenkomst direct in het gezicht geslagen. Verdachte heeft haar aan de haren getrokken, haar op de bank geduwd en hoewel het slachtoffer een deken kon pakken om die als bescherming voor haar gezicht te houden, is verdachte haar met zijn vuisten in haar gezicht blijven slaan. Terwijl het slachtoffer op de bank zit en steeds haar gezicht probeert te beschermen, heeft verdachte een lampje en een beeldje gepakt en het beeldje op haar hoofd stukgeslagen. Daarna heeft verdachte de woning verlaten.
Door met een beeldje en een lamp tegen het hoofd van een ander te slaan heeft verdachte het risico aanvaard dat erger letsel had kunnen ontstaan. Verdachte heeft zich hierdoor schuldig gemaakt aan ernstig huiselijk geweld. In haar eigen woning is aangeefster slachtoffer geworden van deze geweldsexplosie en heeft zij letsel aan haar hoofd, hals en armen opgelopen. Zij heeft zich onder medische behandeling moeten stellen omdat haar hoofdwond moest worden gehecht.
In haar woning zal het slachtoffer steeds herinnerd worden aan deze gebeurtenis en dat zal een grote impact hebben op haar veiligheidsgevoel. Zowel de lichamelijke als de geestelijke integriteit van het slachtoffer is op ernstige en indringende wijze door verdachte aangetast. Wat de rechtbank daarbij in het bijzonder opvalt is, dat het slachtoffer tijdens het doen van aangifte bij de politie heeft verklaard dat zij denkt dat verdachte haar dood gaat maken, maar dat zij niet bang is voor de dood.
Verdachte heeft verklaard dat hij die avond onder invloed van alcohol was omdat het Suikerfeest was, maar dat hij normaal niet veel alcohol drinkt en daardoor sneller dronken is geworden. Hij wilde alleen zijn vest ophalen. Hij betreurt wat er is gebeurd en wijt het vooral aan het alcoholgebruik. Wat verdachte daadwerkelijk die avond op 2 mei 2022 heeft bewogen is de rechtbank niet duidelijk geworden. Het feit dat verdachte geen enkele poging lijkt te doen om zich het gebeurde te herinneren en ook niet op andere wijze empathie toont rekent de rechtbank verdachte zwaar aan.
Bij de strafoplegging houdt de rechtbank rekening met hetgeen over verdachte is beschreven in de Pro Justitia rapportage van dr. J. van der Meer, psychiater, van 30 maart 2023 en M.M.E.W. van Dijk, GZ-psycholoog, van 15 maart 2023.
Hieruit komt naar voren dat bij verdachte sprake is van een antisociale persoonlijkheidsstoornis en een stoornis in gebruik alcohol en cannabis en dat deze stoornissen ook aanwezig waren ten tijde van het feit, mede onder invloed van alcohol, een impulsdoorbraak met agressie naar het slachtoffer, waarbij verdachte door zijn persoonlijkheidsproblematiek minder goed in staat is om zijn agressie impulsen te beheersen. Hierdoor heeft de psychiater geadviseerd om het feit in verminderde mate aan verdachte toe te rekenen. Het recidiverisico schat de psychiater in als matig en vanwege de persoonlijkheidsproblematiek – het hoofdprobleem van verdachte – is het nodig dat aan verdachte een gerichte behandeling wordt gegeven waarbij het van belang is dat verdachte abstinent blijft van alcohol en cannabis. Behandeling kan plaatsvinden bij Fivoor of een soortgelijke instelling en daarnaast is reclasseringstoezicht nodig om te zorgen dat verdachte niet terugvalt in middelengebruik.
De psychiater heeft geadviseerd om behandeling als bijzondere voorwaarde bij een voorwaardelijk strafdeel op te leggen om zo verdachtes motivatie voor gedragsverandering te ondersteunen.
De reclassering heeft in haar rapport van 23 mei 2023 geadviseerd verdachte een deels voorwaardelijke straf op te leggen met de voorwaarden van een meldplicht bij de reclassering, ambulante behandeling en een drugs- en alcoholverbod met controles daarop.
Verdachte heeft ter zitting verklaard geen middelen (alcohol noch cannabis) te gebruiken en zich te zullen houden aan de door de reclassering geadviseerde voorwaarden als de rechtbank dat nodig vindt.
Bij de afweging welke straf aan verdachte moet worden opgelegd, heeft de rechtbank acht geslagen op de oriëntatiepunten voor straftoemeting van het Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht (LOVS) en op hetgeen in soortgelijke zaken wordt opgelegd.
Daarnaast heeft de rechtbank acht geslagen op het uittreksel uit de justitiële documentatie van 2 mei 2023, waaruit blijkt dat de verdachte veelvuldig is veroordeeld maar niet voor (huiselijk) geweldsdelicten. Ook heeft de rechtbank acht geslagen op het feit dat verdachte sinds zijn voorlopige hechtenis met ingang van 24 augustus 2022 is geschorst, heeft meegewerkt aan elektronische monitoring hetgeen invloed moet hebben gehad op zijn persoonlijke vrijheid. Hij heeft zich aan de schorsingsvoorwaarden gehouden.
Alles afwegende acht de rechtbank een gevangenisstraf voor de duur van 6 maanden waarvan 66 dagen voorwaardelijk passend en geboden, met aftrek van de tijd die verdachte in voorarrest heeft doorgebracht. Een voorwaardelijk strafdeel legt de rechtbank op om zowel verdachte ervan te weerhouden in de toekomst opnieuw strafbare feiten te plegen als daaraan de voorwaarden te verbinden zoals door de reclassering geadviseerd. Daarnaast zal de rechtbank een proeftijd van drie jaren bepalen. Mede gelet op de aard van de bijzondere voorwaarden, waaronder de ambulante behandeling, is een langere proeftijd dan geëist naar het oordeel van de rechtbank op zijn plaats.
De rechtbank zal het geschorste bevel voorlopige hechtenis opheffen.
Daarnaast acht de rechtbank oplegging van een vrijheidsbeperkende maatregel, inhoudende een contactverbod met [slachtoffer] , noodzakelijk zodat verdachte op geen enkele wijze, direct of indirect, met haar contact zal opnemen, zoeken of hebben. Iedere overtreding van dit contactverbod levert steeds 1 week vervangende hechtenis op, tot een maximum van 26 weken.
Omdat er ernstig rekening mee moet worden gehouden dat verdachte wederom een strafbaar feit zal begaan en zich belastend zal gedragen naar [slachtoffer] , beveelt de rechtbank dat deze vrijheidsbeperkende maatregel dadelijk uitvoerbaar is.