ECLI:NL:RBOVE:2023:2256

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
16 juni 2023
Publicatiedatum
16 juni 2023
Zaaknummer
ak_22_2156
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van de afwijzing van een WIA-uitkering en de noodzaak voor een nieuwe functionele mogelijkhedenlijst

In deze uitspraak van de Rechtbank Overijssel, zittingsplaats Zwolle, wordt het beroep van eiser tegen de afwijzing van zijn aanvraag voor een WIA-uitkering beoordeeld. Eiser, die als tekenaar/werkvoorbereider werkte, had zich op 2 juli 2019 ziekgemeld vanwege eczeemklachten. Het UWV had zijn aanvraag voor een WIA-uitkering afgewezen, met de stelling dat zijn arbeidsongeschiktheid minder dan 35% was. Eiser betwistte deze beslissing en voerde aan dat zijn gezondheidsklachten niet goed waren ingeschat en dat er onvoldoende rekening was gehouden met zijn beperkingen, waaronder het niet kunnen dragen van handschoenen door acrovesiculeus eczeem.

De rechtbank oordeelt dat het beroep gegrond is. De rechtbank stelt vast dat de verzekeringsarts onvoldoende rekening heeft gehouden met de specifieke klachten van eiser, met name het feit dat hij geen handschoenen kan dragen. Dit leidt tot de conclusie dat de functionele mogelijkhedenlijst (FML) aangepast moet worden. De rechtbank draagt het UWV op om een nieuwe FML op te stellen, waarin expliciet wordt vermeld dat het dragen van handschoenen niet mogelijk is en dat er ook beperkingen moeten worden vastgesteld voor het werken met toetsenbord en muis. Daarnaast moet het UWV opnieuw onderzoeken of de functies die aan de schatting ten grondslag liggen nog passend zijn voor eiser, rekening houdend met de aangepaste FML.

De rechtbank vernietigt het bestreden besluit van het UWV en bepaalt dat eiser recht heeft op vergoeding van het griffierecht en de proceskosten. De rechtbank stelt een termijn van zes weken voor het UWV om een nieuw besluit te nemen, waarbij ook de eventuele vergoeding van proceskosten in bezwaar aan de orde komt.

Uitspraak

RECHTBANK OVERIJSSEL
Zittingsplaats Zwolle
Bestuursrecht
zaaknummer: ZWO 22/2156

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiser] , uit [woonplaats] , eiser,

gemachtigde: mr. E. Schriemer
en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut Werknemersverzekeringen(Uwv), verweerder, gemachtigde: M. van Leeuwen.

Inleiding

In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiser tegen de afwijzing van zijn aanvraag voor een uitkering op grond van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (Wet WIA).
Het Uwv heeft de aanvraag met het besluit van 16 juni 2022 afgewezen. Met het bestreden besluit van 6 december 2022 op het bezwaar van eiser is het Uwv bij de afwijzing van de aanvraag gebleven.
Het Uwv heeft op het beroep gereageerd met een verweerschrift.
De rechtbank heeft stukken over de eerstejaars Ziektewet-beoordeling (EZWB) opgevraagd bij het Uwv. Vervolgens heeft de rechtbank om reacties daarop gevraagd aan het Uwv, waarna rapporten van de verzekeringsartsarts bezwaar en beroep en arbeidsdeskundige bezwaar en beroep zijn overgelegd.
Eiser heeft daarop gereageerd met aanvullende gronden.
De rechtbank heeft het beroep op 23 mei 2023 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: eiser, de gemachtigde van eiser en de gemachtigde van het Uwv.

Totstandkoming van het besluit

1. Eiser was werkzaam als tekenaar/werkvoorbereider voor gemiddeld 38,77 uur per week. Op 2 juli 2019 heeft hij zich ziekgemeld vanwege eczeemklachten. Nadat eiser uitviel ging hij aanvankelijk weer aan de slag. Zijn klachten namen af en daardoor kon hij zijn uren opbouwen tot 32 uur per week eind 2019. Daarna namen de klachten weer toe, waardoor hij volledig uitviel. Bij de EZWB werd het recht op ZW-uitkering ongewijzigd voortgezet. De arbeidsdeskundige kon toen geen voorbeeldfuncties selecteren op basis van de functionele mogelijkhedenlijst (FML) van 23 juni 2020 en de antwoorden van de verzekeringsarts over eisers ingevette handen/vingers en het niet kunnen dragen van handschoenen. Op 8 april 2021 heeft eiser een WIA-uitkering aangevraagd. Na verzekeringsgeneeskundig en arbeidskundig onderzoek is het arbeidsongeschiktheidspercentage vastgesteld op 24,37% en is de aanvraag afgewezen.

Standpunten van partijen

2. Het Uwv heeft in het bestreden besluit bepaald dat eiser per einde wachttijd, 21 juli 2021, geen recht heeft op een WIA-uitkering, omdat de mate van arbeidsongeschiktheid minder is dan 35%. Volgens het Uwv is eiser in staat om de voorbeeldfuncties van productiemedewerker industrie (SBC-code 111180), controleur afvalstoffen (SBC-code 442101), receptionist (SBC-code 315120) en de reservefuncties keukenverkoper (SBC-code 517061) en lader/losser (SBC-code 111220) te vervullen. Hiervoor baseert het Uwv zich op de rapporten van de verzekeringsarts bezwaar en beroep en van de arbeidsdeskundige bezwaar en beroep.
3. Eiser stelt - samengevat weergegeven - dat zijn gezondheidsklachten zijn onderschat en dat niet duidelijk is waarom de WIA-beoordeling afwijkt van de EZWB. Hiertoe voert eiser aan dat hij vanwege de jeuk en pijn door acrovesiculeus eczeem de dagelijkse activiteiten bij het huishouden nog geen 10 minuten kan volhouden. Het item knijp-/grijpkracht dient dan ook verdergaand beperkt te worden. Ook voert eiser aan dat hij is uitbehandeld. Hij gebruikt zalf voor zijn eczeemklachten. Hij kan geen beschermende handschoenen dragen, omdat er dan wrijving, irritatie en vervolgens vocht ontstaat. In het verleden heeft hij dit al wel geprobeerd met verschillende soorten handschoenen. Ook stelt eiser dat een urenbeperking noodzakelijk is vanwege zijn eczeemklachten, omdat die klachten zorgen voor energieverlies en een gebrekkige recuperatiefunctie. Met name in de zomermaanden slaapt hij vanwege de jeuk en pijn slecht. In de zomermaanden zal hij zich dan ook veelvuldig ziek moeten melden, waardoor er sprake is van excessief verzuim. De voor hem maximaal wenselijke temperatuur is 21 graden. Verder stelt eiser dat zijn psychische klachten niet zijn meegewogen, terwijl die klachten wel (deels) zijn veroorzaakt door het eczeem. Ter onderbouwing van dit standpunt wijst eiser op de STECR-richtlijn Eczeem. Ook is er volgens eiser geen rekening gehouden met ADHD, depressiviteit en rugklachten.

Beoordeling door de rechtbank

4 In geschil is of het Uwv de mate van arbeidsongeschiktheid van eiser per 21 juli 2021 terecht heeft vastgesteld op minder dan 35%.
4.1
De rechtbank is van oordeel dat het beroep gegrond is. De rechtbank licht dit als volgt toe.
4.2
De verzekeringsarts vermeldt in het rapport van 10 juni 2022 dat bij eiser sprake is van acrovesiculeus eczeem. Hierdoor is eiser beperkt in zijn functioneren. Daarom zijn in de FML van 10 juni 2022 beperkingen vastgesteld voor hand- en vingergebruik, hitte (meer dan 25 graden) en voor lopen tijdens het werk. Eiser kan ook niet werken met water, zeep en andere irriterende stoffen. Verder is hij aangewezen op werk zonder veelvuldige deadlines of productiepieken, omdat stress mogelijk van invloed is op de eczeemklachten. Voor meer beperkingen is geen aanleiding, omdat bij onderzoek nauwelijks afwijkingen zijn geconstateerd en omdat eiser zelf zijn huishouden doet en hij niet meer in behandeling is bij een dermatoloog. De verzekeringsarts bezwaar en beroep vermeldt in zijn rapport van 21 november 2022 dat er geen aanleiding is om de primaire beoordeling aan te passen.
Rugklachten, urenbeperking, excessief verzuim, ADHD en omgevingstemperatuur
4.3
De beroepsgronden met betrekking tot de rugklachten, urenbeperking, excessief verzuim, ADHD en de maximale omgevingstemperatuur, slagen niet. Deze beroepsgronden zijn onvoldoende onderbouwd. Tijdens de zitting is desgevraagd ook geen afdoende onderbouwing gegeven. De rechtbank is van oordeel dat de verzekeringsarts bezwaar en beroep in de rapporten van 21 november 2022 en 30 maart 2023 inzichtelijk en navolgbaar motiveert dat er geen aanleiding is om meer of verdergaande beperkingen vast te stellen. Anders dan eiser stelt, kan de EZWB en de bijbehorende FML van 23 juni 2020 niet onverkort worden overgenomen bij de WIA-beoordeling per einde wachttijd. Per einde wachttijd dient opnieuw een onderzoek plaats te vinden. Daarnaast heeft de gemachtigde van het Uwv tijdens de zitting, in aanvulling op het rapport van 30 maart 2023 dat betrekking heeft op het EZWB-rapport van de arbeidsdeskundige van 7 augustus 2022, navolgbaar toegelicht dat er ten tijde van de EZWB vooral praktisch is gehandeld, door de antwoorden van de verzekeringsarts in het arbeidskundig rapport te vermelden. Vervolgens is in dat kader geconcludeerd dat er geen functies overblijven.
Psychische klachten, huidcontact en het item knijp- en grijpkracht
4.4
De beroepsgronden met betrekking tot knijp- en grijpkracht en de psychische klachten slagen evenmin. Ook deze beroepsgronden zijn onvoldoende onderbouwd. Met een beperking op het item 1.8.4. is (deels) rekening gehouden met psychische klachten, waardoor eiser is aangewezen op werk zonder veelvuldige deadlines of productiepieken. De motivering van de verzekeringsarts bezwaar en beroep in zijn rapport van 13 januari 2023, inhoudende dat de richtlijn STECR-richtlijn Ezceem algemene informatie bevat, die niet bepalend is voor de vaststelling van de specifieke psychische beperkingen van eiser, wordt onderschreven. Ook is in de FML vastgesteld dat eiser niet in staat is om voortdurend bovenmatige knijpkracht te verrichten (item 4.3.6). Verder is in de FML een beperking opgenomen ten aanzien van huidcontact (item 3.3.1). De rechtbank is ook hierbij van oordeel dat de verzekeringsarts bezwaar en beroep inzichtelijk en navolgbaar heeft toegelicht dat er geen aanleiding is om meer of verdergaande beperkingen vast te stellen.
Gebruik van handschoenen en het item gebruik toetsenbord/muis
4.5
Eiser stelt dat de verzekeringsarts bezwaar en beroep ten onrechte vermeldt dat hij handschoenen kan dragen. Deze beroepsgrond slaagt. Volgens de verzekeringsarts bezwaar en beroep geven zijn observaties en die van de verzekeringsarts hier geen aanleiding toe, omdat de handen niet vet oogden en uit leefregels/adviezen die gegeven worden bij acrovesiculeus eczeem naar voren komt dat het dragen van handschoenen geadviseerd wordt ter bescherming van de handen (kantoenen handschoenen bij droge werkzaamheden, vinyl handschoenen bij natte werkzaamheden). De rechtbank vindt deze motivering onvoldoende. De observaties zijn momentopnames geweest en de leefregels/adviezen zijn algemene adviezen die niet concreet toezien op eisers klachten, die hij al jarenlang ondervindt. Daarbij betrekt de rechtbank dat eiser tijdens de zitting heeft toegelicht dat hij tijdens zijn verschillende functies al verschillende types handschoenen heeft geprobeerd. Uit het huisartsenjournaal blijkt ook dat eiser sinds 2004 al bij de dermatoloog in behandeling is en allerlei therapieën heeft gehad. Handschoenen dragen was de uitlokkende factor. Daarbij komt dat dermatoloog Lam in zijn verslag van 25 oktober 2019 adviseert over de nog resterende behandelmogelijkheden, waaronder het gebruik van zalven en een eventueel systemische onderhoudsbehandeling. Niet geadviseerd wordt om handschoenen te dragen. Gelet daarop is de rechtbank van oordeel dat in de FML het item 3.4. (score 1) beperkt dient te worden, door in de toelichting te vermelden dat het dragen van handschoenen niet mogelijk is. In het verlengde hiervan is de rechtbank van oordeel dat, gelet op de overweging van de verzekeringsarts bezwaar en beroep in het rapport van 30 maart 2023 dat door het gebruik van handschoenen een beperking voor gebruik van toetsenbord en muis daarmee ook niet aan de orde is, tevens een beperking aangewezen is ten aanzien van werken met toetsenbord en/of muis (item 4.4).
4.6
Nu de medische grondslag onjuist is omdat in de FML aanvullende beperkingen opgenomen dienen te worden, berust het bestreden besluit op een gebrekkige medische grondslag. Reeds hierom is het beroep gegrond en komt het bestreden besluit voor vernietiging in aanmerking wegens strijd met artikel 7:12 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). De rechtbank staat vervolgens voor de vraag of de rechtsgevolgen van het bestreden besluit met toepassing van artikel 8:72, derde lid, van de Awb in stand kunnen blijven.
Arbeidskundige beoordeling
4.7
Tijdens de zitting is besproken dat, voor zover een beperking zou gelden voor het dragen van handschoenen, de functie van productiemedewerker industrie (SBC-code 111180) niet passend is, omdat in die functie handschoenen gebruikt moeten worden. De reservefunctie keukenverkoper (SBC-code 517061) zou dan de nieuwe mediaanfunctie zijn. Het uurloon van die functie zou volgens de gemachtigde van het Uwv nog steeds resulteren in een arbeidsongeschiktheidspercentage van minder dan 35%. Deze motivering acht de rechtbank onvoldoende. De arbeidsdeskundige dient, met inachtneming van de wijziging in de FML zoals onder 4.5 overwogen, te bezien of de overige voor eiser geselecteerde functies nog passend zijn voor eiser dan wel of er andere passende functies voor eiser zijn. Daarbij dient in het bijzonder bezien te worden of de functie keukenverkoper (SBC-code 517061) passend is, nu in het arbeidskundig rapport van 28 november 2022 is vermeld dat de functie autodealer (SBC-code 517060) niet passend is, omdat daarbij van de functionaris wordt verwacht dat hij in communicatie naar de klant overtuigend, motiverend en verkopend is. De rechtbank ziet vooralsnog niet in waarom dit ook niet geldt voor de functie van keukenverkoper.
4.8
Uit wat onder 4.7 is overwogen volgt dat de rechtsgevolgen van het bestreden besluit niet in stand kunnen blijven. De rechtbank draag het Uwv daarom op om, met de gewijzigde FML, opnieuw arbeidskundig onderzoek te verrichten.

Conclusie en gevolgen

5. Het beroep is gegrond. De rechtbank vernietigt het bestreden besluit, omdat het in strijd is met artikel 7:12, eerste lid van de Awb.
6. Het Uwv moet een nieuw besluit nemen door een nieuwe FML op te stellen. Daarin dient een beperking te worden vastgesteld op item 3.4 door in de toelichting te vermelden dat het dragen van handschoenen niet mogelijk is. Daarnaast dient item 4.4 beperkt te worden ten aanzien van het werken met toetsenbord en/of muis. Vervolgens dient een arbeidskundig onderzoek plaats te vinden om te bezien of de functies die aan de schatting ten grondslag liggen met inachtneming van de aangepaste FML nog passend zijn voor eiser, dan wel of er andere passende functies zijn. Bij het nieuwe besluit dient het Uwv zich ook uit te laten over de eventuele vergoeding van de proceskosten in bezwaar. De rechtbank stelt hiervoor een termijn van zes weken na de dag van verzending van deze uitspraak. De rechtbank merkt op dat deze termijn pas begint nadat de termijn om hoger beroep in te stellen ongebruikt is verstreken of, indien hoger beroep wordt ingesteld, nadat op het hoger beroep is beslist.
7. Omdat de rechtbank het beroep gegrond verklaart, moet het Uwv aan eiser het door haar betaalde griffierecht vergoeden.
8. Omdat het beroep gegrond is, krijgt eiser een vergoeding voor de proceskosten die hij heeft gemaakt. Het Uwv moet die vergoeding betalen. De vergoeding wordt met toepassing van het Besluit proceskosten bestuursrecht als volgt berekend. De bijstand door de gemachtigde levert 2 punten op (1 punt voor het indienen van het beroepschrift en 1 punt voor het verschijnen op de zitting met een waarde per punt van € 837,-, bij een wegingsfactor 1). Toegekend wordt € 1.674,-.

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart het beroep gegrond;
- vernietigt het besluit van 6 december 2022;
- draagt het Uwv op om uiterlijk binnen zes weken een nieuw besluit te nemen op het bezwaar met inachtneming van deze uitspraak;
- bepaalt dat het Uwv het griffierecht van € 50,- aan eiser moet vergoeden;
- veroordeelt het Uwv tot betaling van € 1.674,- aan proceskosten aan eiser.
Deze uitspraak is gedaan door mr. D.H. Harbers, rechter, in aanwezigheid van J.T. Boddeüs, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Centrale Raad van Beroep waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Centrale Raad van Beroep vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.