ECLI:NL:RBOVE:2023:224

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
24 januari 2023
Publicatiedatum
24 januari 2023
Zaaknummer
71/107160-22 (P)
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor opzetheling van computers en beeldschermen met een voorwaardelijke gevangenisstraf en taakstraf

De rechtbank Overijssel heeft op 24 januari 2023 een 57-jarige man veroordeeld tot een voorwaardelijke gevangenisstraf van 8 maanden met een proeftijd van 3 jaar voor opzetheling. De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het helen van meerdere computers en beeldschermen, waarbij hij kennelijk uit winstbejag handelde. De verduistering die aan de heling voorafging, heeft een inbreuk gemaakt op het eigendomsrecht van de AIVD, wat hen overlast heeft bezorgd. Door de goederen te helen, heeft de verdachte indirect geprofiteerd van de verduistering en bijgedragen aan het in stand houden van een afzetmarkt voor gestolen goederen. Naast de voorwaardelijke gevangenisstraf is de verdachte ook een taakstraf van 240 uur opgelegd.

Het onderzoek vond plaats op de openbare terechtzitting van 10 januari 2023, waar de rechtbank kennisnam van de vordering van de officier van justitie, mr. drs. M.R.A. van IJzendoorn, en de verdediging door mr. J.J.M. Cliteur. De tenlastelegging omvatte opzetheling van computers en beeldschermen in de periode van 1 januari 2019 tot en met 13 oktober 2021. De rechtbank oordeelde dat wettig en overtuigend bewezen was dat de verdachte opzetheling had gepleegd, ondanks zijn verklaring dat hij niet op de hoogte was van de criminele herkomst van de goederen. De rechtbank achtte de verklaring van de verdachte ongeloofwaardig, gezien de omstandigheden waaronder de goederen waren verworven en de prijs die ervoor was betaald.

De rechtbank hield bij de strafoplegging rekening met de aard en ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn gepleegd, en de persoon van de verdachte. De verdachte had eerder al een veroordeling voor heling en de rechtbank achtte het noodzakelijk om herhaling te voorkomen. De opgelegde straf is in lijn met de rol van de verdachte in vergelijking met die van zijn medeverdachte, waarbij de rechtbank geen strafverzwarende omstandigheden aanwezig achtte. De rechtbank heeft de proeftijd vastgesteld op 3 jaar en de taakstraf op 240 uur, met de mogelijkheid van vervangende hechtenis indien de taakstraf niet naar behoren wordt verricht.

Uitspraak

RECHTBANK OVERIJSSEL

Team Strafrecht
Meervoudige kamer
Zittingsplaats Zwolle
Parketnummer: 71/107160-22 (P)
Datum vonnis: 24 januari 2023
Vonnis op tegenspraak in de zaak van de officier van justitie tegen:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] 1965 in [geboorteplaats] ,
wonende aan [adres] .

1.Het onderzoek op de terechtzitting

Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzitting van 10 januari 2023.
De rechtbank heeft kennis genomen van de vordering van de officier van justitie mr. drs. M.R.A. van IJzendoorn en van wat door verdachte en zijn raadsman mr. J.J.M. Cliteur, advocaat in 's-Hertogenbosch, naar voren is gebracht.

2.De tenlastelegging

De verdenking komt er, kort en zakelijk weergegeven, op neer dat verdachte zich in de periode van 1 januari 2019 tot en met 13 oktober 2021 schuldig heeft gemaakt aan opzet- dan wel schuldheling van een of meerdere computers en beeldschermen.
Voluit luidt de tenlastelegging aan verdachte, dat:
hij op een of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 1 januari 2019 tot en met 13 oktober 2021 te Drunen, gemeente Heusden, en/althans (elders) in Nederlandmeermalen, althans eenmaaleen of meer computer(s) en/of (een) beeldscherm (en), althans (telkens) een ofmeer goederen heeft verworven, voorhanden heeft gehad en/of heeftovergedragen,terwijl hij ten tijde van de verwerving of het voorhandenkrijgen van dit/deze goed(eren) (telkens) wist dal het (een) door misdrijf verkregengoed(eren) betrof;
subsidiair
althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zoukunnen leiden:
hij op een of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 1 januari 2019 tot en met 13 oktober 2021 te Drunen, gemeente Heusden, en/althans (elders) in Nederland,meermalen, althans eenmaaleen of meer computer(s) en/of (een) beeldscherm(en), althans (telkens) een ofmeer goederen heeft verworven, voorhanden heeft gehad en/of heeftovergedragen,terwijl hij ten tijde van de verwerving of het voorhandenkrijgen van dit goed/deze goederen (telkens) redelijkerwijs had moeten vermoedendat het (een) door misdrijf verkregen goed(eren) betrof.

3.De voorvragen

De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zij bevoegd is tot kennisneming van deze zaak, dat de officier van justitie ontvankelijk is in de vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.

4.De bewijsmotivering

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie stelt zich op het standpunt dat de primair aan verdachte ten laste gelegde opzetheling wettig en overtuigend kan worden bewezen.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging stelt zich op het standpunt dat verdachte integraal dient te worden vrijgesproken van het hem ten laste gelegde.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank is van oordeel dat wettig en overtuigend bewezen is dat verdachte het primair ten laste gelegde feit, te weten opzetheling, heeft begaan. De rechtbank overweegt daartoe het volgende.
Uit het rechercheonderzoek, de verklaring van medeverdachte [medeverdachte] en de verklaring van verdachte zelf volgt dat verdachte meerdere computers (ten minste 79) en beeldschermen (ten minste 39) heeft gekocht van medeverdachte [medeverdachte] . Verdachte verklaart dat hij de echte identiteit van [medeverdachte] destijds niet kende [1] en ook [medeverdachte] verklaart dat hij zijn identiteit vaag en onbekend heeft gehouden voor verdachte. [2] Verdachte verklaart dat ene
“ [naam 1] ”(achteraf gezien [medeverdachte] ) de goederen aan hem aanbood. Hij bracht de goederen in een grijze Caddy naar de loods van het bedrijf van verdachte of ze spraken ergens onderweg af op een parkeerplaats. De goederen werden door verdachte contant afgerekend. [3] Hij kocht de computers naar eigen zeggen voor € 275,-- per stuk. [4] Verdachte verkocht de computers vervolgens, onder de naam van zijn eenmanszaak [bedrijf 1] , door aan de besloten vennootschap handelend onder de naam [naam 2] . Voor de eerste zestig stuks ontving hij € 350,-- per stuk en voor de laatste negentien € 325,--. [5] Verdachte verklaart dat hij niet wist en ook niet had moeten weten dat de goederen een illegale herkomst hadden. [naam 2] heeft een check uitgevoerd op de site “ [website] ”, waarop de goederen niet stonden geregistreerd als “gestolen”. Verdachte verklaart vertrouwd te hebben op de expertise van [naam 2] , nu hij al meer dan tien jaren zaken met hen doet.
De rechtbank acht de verklaring van verdachte, dat hij niet wist van de criminele herkomst van de door hem gekochte goederen, ongeloofwaardig en is van oordeel dat verdachte door zijn handelen op zijn minst de aanmerkelijke kans heeft aanvaard dat de computers en beeldschermen een criminele herkomst hadden, zodat hij zich schuldig heeft gemaakt aan opzetheling. De rechtbank baseert haar oordeel op de navolgende omstandigheden.
Verdachte heeft de goederen bij herhaling gekocht van een voor hem – naar eigen zeggen – onbekend persoon en de overdracht heeft plaatsgevonden op soms ongewone locaties. De rechtbank overweegt dat een overdracht van computers en beeldschermen in het legale handelsverkeer niet vaak zal plaatsvinden op een willekeurige parkeerplaats. Verdachte heeft de waardevolle goederen daarnaast telkens contant afgerekend, zonder hierbij ook maar één vraag te stellen aan de verkoper over diens identiteit of de herkomst van de goederen. Voorts is het bedrag dat verdachte betaald heeft voor de veelal zichtbaar nieuwe computers en beeldschermen veel te laag en derhalve niet marktconform. Hij verklaart € 275,-- per computer betaald te hebben [6] , terwijl diezelfde computers voor een bedrag van circa € 775,-- verkocht werden door Dell. [7] Ook de verkoopprijs van de bedrijven waaraan verdachte de computers doorverkocht lagen in die orde van grootte.
Het feit dat verdachte verklaart dat hij vertrouwd heeft op het door [naam 2] uitgevoerde onderzoek naar de computers op de site “ [website] ” doet hier niets aan af. [naam 2] heeft immers zelf het initiatief genomen om het onderzoek te verrichten, toen zij de computers kochten van verdachte, zodat dit onderzoek niet heeft plaatsgevonden in opdracht van verdachte. [8] Verdachte zelf had de computers immers toen al verworven. Voorts overweegt de rechtbank dat verdachte als directeur/eigenaar van [bedrijf 1] , een groothandel in computers, randapparatuur en software, had moeten weten dat “www. [website] ” een website betreft waar met name gestolen goederen van particulieren op komen te staan. De goederen die verdachte van [medeverdachte] aankocht waren duidelijk niet afkomstig van een particulier, zodat de kans zeer aannemelijk is dat hierover geen informatie te vinden zou zijn op “www. [website] ”. De rechtbank overweegt dat verdachte bij de aankoop van de goederen zelf een onderzoeksplicht had en dat hij hieraan, door enkel te vertrouwen op het (beperkte) onderzoek van [naam 2] , niet heeft voldaan.
De rechtbank is van oordeel dat verdachte op grond van bovengenoemde feiten en omstandigheden ten minste de aanmerkelijke kans op de koop heeft toegenomen dat de computers en beeldschermen een criminele herkomst hadden. De rechtbank acht daarmee wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich meermalen schuldig heeft gemaakt aan opzetheling.
4.4
De bewezenverklaring
De rechtbank acht op grond van de opgegeven bewijsmiddelen, waarin zijn vervat de redengevende feiten en omstandigheden waarop de bewezenverklaring steunt wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het ten laste gelegde feit heeft begaan, met dien verstande dat:
hij in de periode van 1 januari 2019 tot en met 13 oktober 2021 te Drunen, gemeente Heusden, en elders in Nederlandmeermalen,computers en beeldschermen, heeft verworven, voorhanden heeft gehad en heeftovergedragen,terwijl hij ten tijde van de verwerving of het voorhandenkrijgen van deze goederen telkens wist dat het door misdrijf verkregengoederen betroffen.
De rechtbank acht niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd, zodat zij hem daarvan zal vrijspreken.
De in de tenlastelegging voorkomende taal- en/of schrijffouten zijn verbeterd in de bewezenverklaring. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.

5.De strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Het bewezen verklaarde is strafbaar gesteld in artikel 416 van het Wetboek van Strafrecht (Sr). Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten. Het bewezen verklaarde levert op:
het misdrijf:
opzetheling

6.De strafbaarheid van verdachte

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. De rechtbank oordeelt daarom dat verdachte strafbaar is voor het bewezen verklaarde feit.

7.De op te leggen straf of maatregel

7.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd aan verdachte op te leggen een gevangenisstraf voor de duur van veertien maanden, waarvan zes maanden voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren.
7.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging acht het niet gerechtvaardigd om aan verdachte, in het geval van een veroordeling, een onvoorwaardelijke gevangenisstraf op te leggen. De verdediging verzoekt in dat geval aan verdachte een taakstraf dan wel een geldboete op te leggen.
7.3
De gronden voor een straf of maatregel
Bij de strafoplegging houdt de rechtbank rekening met de aard en de ernst van de gepleegde feiten, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte zoals die uit het dossier en tijdens de behandeling ter terechtzitting naar voren zijn gekomen. De rechtbank acht daarbij in het bijzonder het volgende van belang.
Aard en ernst van het feit
Verdachte heeft zich, kennelijk uit winstbejag, schuldig gemaakt aan opzetheling van meerdere computers en beeldschermen. De verduistering die aan de heling voorafging, heeft een inbreuk gemaakt op het eigendomsrecht van de AIVD en hen overlast bezorgd. Door de goederen te helen heeft verdachte indirect van de verduistering geprofiteerd en bijgedragen aan het in stand houden van een afzetmarkt voor gestolen en verduisterde goederen.
Persoon van verdachte
De rechtbank heeft kennisgenomen van de justitiële documentatie van verdachte van 27 juni 2022, waaruit volgt dat verdachte één keer eerder voor heling met politie en justitie in aanraking is geweest.
Strafoplegging
De rechtbank heeft bij de bepaling van de strafmodaliteit mede gelet op de zaak tegen de medeverdachte. De rechtbank acht de rol van verdachte even kwalijk als die van zijn medeverdachte. Zonder heler immers geen steler, althans niet op deze schaal. Daarnaast zijn er ook geen strafverzwarende omstandigheden aan de orde die maken dat de straf van verdachte substantieel hoger zou moeten uitvallen dan die van de medeverdachte, dan wel dat een zwaardere strafmodaliteit op zijn plaats zou zijn. De rechtbank zal daarom gelet op het spreekwoordelijk gezegde
“gelijke monniken, gelijke kappen”, in onderhavige kwestie – net als in de zaak van de medeverdachte – een voorwaardelijke gevangenisstraf opleggen voor de duur van acht maanden met een proeftijd van drie jaren. De rechtbank beoogt daarmee herhaling te voorkomen. Daarvoor is te meer aanleiding omdat de wijze waarop verdachte handel pleegt te drijven aanzienlijke risico’s op het plegen van heling in zich bergen. In de omstandigheid dat verdachte eerder voor heling is veroordeeld en thans schuldig is bevonden aan heling gepleegd op meerdere momenten gedurende een langere periode, ziet de rechtbank aanleiding de proeftijd, anders dan door de officier van justitie gevorderd, op 3 jaar te bepalen. Daarnaast legt de rechtbank aan verdachte op een onvoorwaardelijke taakstraf van 240 uren, te vervangen door 120 dagen hechtenis indien de taakstraf niet of niet naar behoren wordt verricht. De tijd die verdachte in voorlopige hechtenis heeft doorgebracht zal in mindering strekken op het onvoorwaardelijke strafdeel.

8.De toegepaste wettelijke voorschriften

De hierna te nemen beslissing berust op het hiervoor genoemde wetsartikel. Daarnaast berust deze beslissing op de artikelen 9, 14a, 14b, 14c, 22c en 22d Sr.

9.De beslissing

De rechtbank:
bewezenverklaring
- verklaart bewezen dat verdachte het
primairten laste gelegde heeft begaan, zoals hierboven omschreven;
- verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd en spreekt hem daarvan vrij;
strafbaarheid feit
- verklaart het bewezen verklaarde strafbaar;
- verklaart dat het bewezen verklaarde het volgende strafbare feit oplevert:
het misdrijf:
opzetheling
strafbaarheid verdachte
- verklaart verdachte strafbaar voor het
primairbewezen verklaarde;
straf
- veroordeelt verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
8 (acht) maanden;
- bepaalt dat deze gevangenisstraf
in zijn geheel niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten. De rechter kan de tenuitvoerlegging gelasten indien de verdachte voor het einde van de
proeftijd van 3 (drie) jarende navolgende voorwaarde niet is nagekomen:
- stelt als
algemene voorwaardedat de verdachte:
- zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
- veroordeelt de verdachte tot een
taakstraf, bestaande uit het verrichten van onbetaalde arbeid voor de duur van
240 (tweehonderdveertig) uren;
- beveelt, voor het geval dat de verdachte de taakstraf niet naar behoren verricht, dat
vervangende hechteniszal worden toegepast voor de duur van
120 (honderdtwintig) dagen;
- beveelt dat de tijd die de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering heeft doorgebracht, bij de uitvoering van de taakstraf in mindering wordt gebracht, waarbij als maatstaf geldt dat voor de eerste zestig dagen doorgebracht in verzekering of voorlopige hechtenis, twee uren en voor de resterende dagen één uur per dag aftrek plaatsvindt.
Dit vonnis is gewezen door mr. M. Melaard, voorzitter, mr. N.J.C. Monincx en mr. R. ter Haar, rechters, in tegenwoordigheid van mr. S. Jentzsch, griffier, en is in het openbaar uitgesproken op 24 januari 2023.
Buiten staat
De griffier, mr. S. Jentzsch, is niet in de gelegenheid dit vonnis mede te ondertekenen.

Voetnoten

1.AD00 Aanvulling, een namens [verdachte] door mr. J.J.M. Cliteur opgestelde verklaring, p. 1121.
2.AD00 Aanvulling, het proces-verbaal van verhoor [medeverdachte] van 8 februari 2022, p.1158.
3.AD00, het proces-verbaal van verhoor getuige [verdachte] van 22 april 2021, p. 319-320.
4.Verklaring verdachte ter terechtzitting van 10 januari 2023. d
5.AD00 Aanvulling, het proces-verbaal van verhoor getuige [getuige] van 1 februari 2022, p. 1145.
6.Verklaring van verdachte ter terechtzitting van 10 januari 2023.
7.AD00, factuur Dell aan [bedrijf 2] BV van 16 augustus 2019, p. 612.
8.AD00 Aanvulling, het proces-verbaal van verhoor getuige [getuige] van 1 februari 2022, p. 1145.