ECLI:NL:RBOVE:2023:223

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
24 januari 2023
Publicatiedatum
24 januari 2023
Zaaknummer
71/107111-22 (P)
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verduistering van computers en beeldschermen door IT-specialist van AIVD en laptop van Raad van State

Op 24 januari 2023 heeft de Rechtbank Overijssel uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een 42-jarige man, die werd beschuldigd van verduistering. De verdachte, werkzaam als ICT-specialist bij de AIVD, heeft in de periode van 1 januari 2019 tot 13 oktober 2021 in totaal 79 computers en 39 beeldschermen verduisterd, die toebehoorden aan de AIVD. Daarnaast heeft hij in de periode van 1 november 2017 tot en met 31 december 2018 een HP laptop verduisterd, die eigendom was van de Raad van State. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte deze goederen onder zich had uit hoofde van zijn persoonlijke dienstbetrekking en dat hij zich deze wederrechtelijk heeft toegeëigend. Tijdens de zitting op 10 januari 2023 heeft de officier van justitie, mr. drs. M.R.A. van IJzendoorn, de vordering gedaan tot veroordeling van de verdachte. De verdediging, vertegenwoordigd door mr. J.V. van Blitterswijk, heeft betoogd dat de aantallen in de tenlastelegging niet klopten en dat de verdachte geen opzet had om de laptop van de Raad van State te verduisteren. De rechtbank heeft echter geoordeeld dat de verdachte schuldig is aan de feiten en heeft hem veroordeeld tot een voorwaardelijke gevangenisstraf van 8 maanden met een proeftijd van 3 jaar, alsook een taakstraf van 240 uur. De rechtbank heeft rekening gehouden met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, waaronder psychische problematiek, en heeft besloten om de gevangenisstraf voorwaardelijk op te leggen om de verdachte de kans te geven zijn behandeling voort te zetten.

Uitspraak

RECHTBANK OVERIJSSEL

Team Strafrecht
Meervoudige kamer
Zittingsplaats Zwolle
Parketnummer: 71/107111-22 (P)
Datum vonnis: 24 januari 2023
Vonnis op tegenspraak in de zaak van de officier van justitie tegen:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] 1980 in [geboorteplaats] ,
wonende aan [adres] .

1.Het onderzoek op de terechtzitting

Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzitting van 10 januari 2023.
De rechtbank heeft kennis genomen van de vordering van de officier van justitie mr. drs. M.R.A. van IJzendoorn en van wat door verdachte en zijn raadsvrouw mr. J.V. van Blitterswijk, advocaat in Rotterdam, naar voren is gebracht.

2.De tenlastelegging

De verdenking komt er, kort en zakelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
feit 1:zich in de periode van 1 januari 2019 tot en met 13 oktober 2021 schuldig heeft gemaakt aan het verduisteren van 102 computers en 67 beeldschermen, toebehorend aan de AIVD, terwijl hij deze goederen uit hoofde van zijn persoonlijke dienstbetrekking onder zich had;
feit 2:zich in de periode van 1 november 2017 tot en met 31 december 2018 schuldig heeft gemaakt aan het verduisteren van een HP laptop, toebehorend aan de Raad van State, terwijl hij dit goed uit hoofde van zijn persoonlijke dienstbetrekking onder zich had.
Voluit luidt de tenlastelegging aan verdachte, dat:
1
hij op een of meer tijdsstip(pen) in of omstreeks de periode van 1 januari 2019 tot 13 oktober 2021 te Zoetermeer(telkens) opzettelijk (in/uit het gebouw van de AIVD aan de Europaweg)een of meer computer(s) (totaal 102 stuks) en/of (een) beeldscherm(en) (totaal 67 stuks), in elk geval (telkens) enig goed,geheel of ten dele toebehoord aan deAIVD, in elk geval aan een ander of anderendan aan verdachte,en welk(e) goed(eren) verdachte (telkens) uit hoofde van zijn persoonlijkedienstbetrekking, te weten als ITC specialist/werkplekbeheerder werkzaam bij dieAVID, in elk geval (telkens) anders dan door misdrijf onder zich had,(telkens) wederrechtelijk zich heeft toegeëigend;
2
hij in of omstreeks de periode van 1 november 2017 tot en met 31 december 2018 te 's-Gravenhage en/of Pijnacker, althans in Nederland,opzettelijk een of meer HP laptop(s), in elk geval enig goed,geheel of ten dele toebehoorde aan deRaad van State, in elk geval aan een anderof anderen dan aan verdachte,en welk(e) goed(eren) verdachte uit hoofde van zijn persoonlijke dienstbetrekking,te weten als (helpdesk) medewerker IT, elk geval anders dan door misdrijf(telkens) onder zich) had,wederrechtelijk zich heeft toegeëigend.

3.De voorvragen

De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zij bevoegd is tot kennisneming van deze zaak, dat de officier van justitie ontvankelijk is in de vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.

4.De bewijsmotivering

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie stelt zich op het standpunt dat de feiten 1 en 2 beide wettig en overtuigend bewezen kunnen worden verklaard.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging stelt zich op het standpunt dat feit 1 wettig en overtuigend bewezen kan worden verklaard, maar dat de in de tenlastelegging genoemde aantallen, in overeenstemming met de verklaring van verdachte dienen te worden gewijzigd in 79 computers en 39 beeldschermen.
Ten aanzien van feit 2 stelt de verdediging zich op het standpunt dat verdachte hiervan dient te worden vrijgesproken, nu geen sprake is geweest van het opzettelijk wederrechtelijk toe-eigenen van dit goed, omdat hij toestemming had de laptop onder zich te houden.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
Feit 1
De rechtbank komt tot bewezenverklaring van het onder 1 ten laste gelegde feit op grond van onderstaande bewijsmiddelen, waarbij de rechtbank - nu verdachte dit feit heeft bekend en door of namens hem geen vrijspraak is bepleit - conform artikel 359, derde lid, laatste volzin van het Wetboek van Strafvordering (Sv), zal volstaan met een opsomming van de bewijsmiddelen [1] .
  • Het proces-verbaal van aangifte van de AIVD van 18 februari 2021;
  • Het proces-verbaal van doorzoeking van de woning van verdachte [verdachte] van 17 november 2021;
  • Het proces-verbaal van verhoor verdachte [verdachte] van 8 februari 2022.
De rechtbank is van oordeel dat de in de tenlastelegging genoemde aantallen dienen te worden gewijzigd conform hetgeen verdachte heeft verklaard, zodat zij komt tot een bewezenverklaring van verduistering van 79 computers en 39 beeldschermen, toebehorende aan de AIVD, terwijl verdachte deze goederen uit hoofde van zijn persoonlijke dienstbetrekking onder zich had.
Feit 2
De rechtbank is van oordeel dat eveneens wettig en overtuigend bewezen is dat verdachte het onder 2 ten laste gelegde feit heeft begaan. De rechtbank overweegt daartoe het volgende.
Tijdens de doorzoeking in de woning van verdachte is op de bank in de woonkamer een zwarte HP laptop type 15-bw091nd met serienummer [nummer] aangetroffen. Uit digitaal onderzoek is gebleken dat de laptop in gebruik is geweest bij de Commissie Sorgdrager, die destijds werkzaam was vanuit het kantoor van de Raad van State te Den Haag. [2] De heer [getuige] , beveiligingsambtenaar bij de Raad van State, verklaart dat uit intern voorraadonderzoek is gebleken dat de bij verdachte aangetroffen laptop nog steeds eigendom was van de Raad van State. [3] Uit de factuur volgt dat de genoemde HP laptop onderdeel was van een aanschaf van drie laptops bij de firma Coolblue op 1 november 2017 door verdachte namens de Raad van State. Als referentie stond op de factuur genoemd
“Commissie Sorgdrager”. [4] Getuige [getuige] verklaart dat verdachte tot eind 2018 werkzaam is geweest bij de Raad van State. Zijn laatst vervulde functie betrof coördinator servicedesk. Voorts verklaart [getuige] dat de laptop na het einde van de werkrelatie tussen verdachte en de Raad van State bij de Raad van State had moeten worden ingeleverd. Aan verdachte is geen toestemming verleend om de laptop bij zich te houden. [5] Digitaal onderzoek heeft voorts uitgewezen dat verdachte de laptop na beëindiging van zijn werkzaamheden bij de Raad van State voor privédoeleinden heeft gebruikt. Er werden onder andere 62 epub-bestanden (e-books) aangetroffen die op respectievelijk 19 en 21 maart 2021 en 9 en 19 mei 2021 op deze laptop zijn geplaatst. [6]
Verdachte heeft hier ter terechtzitting slechts tegenover gesteld dat hij de laptop niet heeft verduisterd, maar dat hij toestemming had gekregen om de laptop bij zich te houden. Wie verdachte deze toestemming had gegeven kan hij zich niet heugen. Gelet hierop en gelet op de duidelijke verklaring van [getuige] acht de rechtbank de verklaring van verdachte niet geloofwaardig. De rechtbank is dan ook van oordeel dat wettig en overtuigend is bewezen dat verdachte zich deze HP laptop wederrechtelijk heeft toegeëigend, terwijl hij over dit goed beschikte uit hoofde van zijn persoonlijke dienstbetrekking. Het door de verdediging naar voren gebrachte feit dat de Raad van State de laptop in de jaren tot aan de doorzoeking niet heeft gemist en in het verlengde daarvan de suggestie dat er mogelijk sprake is van een gebrekkige administratie, doet hier naar het oordeel van de rechtbank onvoldoende aan af. Te minder nu bij verdachte in zijn woning ook computers en beeldschermen zijn aangetroffen die hij zich wederrechtelijk heeft toegeëigend van de opvolgend werkgever, de AIVD.
4.4
De bewezenverklaring
De rechtbank acht op grond van de opgegeven bewijsmiddelen, waarin zijn vervat de redengevende feiten en omstandigheden waarop de bewezenverklaring steunt, wettig en overtuigend bewezen dat verdachte de ten laste gelegde feiten heeft begaan, met dien verstande dat:
1
hij op meerdere tijdsstippen in de periode van 1 januari 2019 tot 13 oktober 2021 te Zoetermeertelkens opzettelijk in/uit het gebouw van de AIVD aan de Europawegcomputers (totaal 79 stuks) en beeldschermen (totaal 39 stuks),
welke geheel toebehoorden aan deAIVD,
en welke goederen verdachte telkens uit hoofde van zijn persoonlijkedienstbetrekking, te weten als ICT specialist/werkplekbeheerder werkzaam bij dieAIVD, onder zich had,zich telkens wederrechtelijk heeft toegeëigend;
2
hij in de periode van 1 november 2017 tot en met 31 december 2018 te 's-Gravenhage en/of Pijnacker,opzettelijk een HP laptop,welke geheel toebehoorde aan deRaad van State,en welk goed verdachte uit hoofde van zijn persoonlijke dienstbetrekking,te weten als (helpdesk) medewerker IT, onder zich had,zich wederrechtelijk heeft toegeëigend.
De rechtbank acht niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd, zodat zij hem daarvan zal vrijspreken.
De in de tenlastelegging voorkomende taal- en/of schrijffouten zijn verbeterd in de bewezenverklaring. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.

5.De strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Het bewezen verklaarde is strafbaar gesteld in de artikelen 321 en 322 van het Wetboek van Strafrecht (Sr). Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten. Het bewezen verklaarde levert op:
feit 1
het misdrijf:
verduistering gepleegd door hem die het goed uit hoofde van zijn persoonlijke dienstbetrekking onder zich heeft, meermalen gepleegd.
feit 2
het misdrijf:
verduistering gepleegd door hem die het goed uit hoofde van zijn persoonlijke dienstbetrekking onder zich heeft.
6. De strafbaarheid van verdachte
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. De rechtbank oordeelt daarom dat verdachte strafbaar is voor de bewezen verklaarde feiten.

7.De op te leggen straf of maatregel

7.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd aan verdachte op te leggen een taakstraf voor de duur van 240 uren en een voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van acht maanden met een proeftijd van twee jaren.
7.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging kan zich vinden in een strafoplegging bestaande uit een combinatie van een taakstraf en een voorwaardelijke gevangenisstraf. Echter, de verdediging verzoekt de rechtbank de geëiste voorwaardelijke gevangenisstraf van acht maanden te matigen. De duur van de geëiste taakstraf acht de verdediging redelijk.
7.3
De gronden voor een straf of maatregel
Bij de strafoplegging houdt de rechtbank rekening met de aard en de ernst van de gepleegde feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en de persoon van verdachte zoals die uit het dossier en tijdens de behandeling ter terechtzitting naar voren zijn gekomen. De rechtbank acht daarbij in het bijzonder het volgende van belang.
Aard en ernst van het feit
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan de verduistering van 79 computers en 39 beeldschermen van de AIVD en één laptop van de Raad van State. In al deze gevallen had verdachte de goederen onder zich uit hoofde van zijn persoonlijke dienstbetrekking. Door zijn handelen heeft verdachte het vertrouwen van zijn werkgevers geschonden en misbruik gemaakt van de aan hem verleende bevoegdheden, te weten de toegang tot de opslagruimte met ICT-apparatuur die hem door de AIVD werd verschaft en de machtiging die hij (kennelijk) had om ICT-apparatuur mee te nemen uit het AIVD-gebouw.
Persoon van verdachteDe rechtbank heeft kennisgenomen van de justitiële documentatie van verdachte van 27 juni 2022, waaruit volgt dat hij niet eerder met politie en justitie in aanraking is geweest.
Voorts heeft de rechtbank acht geslagen op het over verdachte opgemaakte reclasseringsrapport van 5 januari 2023. Hieruit volgt dat het delict vooral lijkt te zijn voortgekomen uit de bij verdachte vastgestelde psychische problematiek en de daaruit voortkomende gebrekkige copingvaardigheden. Teneinde meer inzicht te verkrijgen in zijn gedrag en hoe dit te voorkomen in de toekomst, heeft verdachte zich vrij snel na zijn aanhouding uit eigen beweging aangemeld voor een psychologische behandeling. Hij toont zich daarin zeer ontvankelijk en leerbaar. De behandeling vindt plaats op vrijwillige basis en verdachte wil dit graag voortzetten. Naar de mening van de reclassering heeft verdachte op dit moment voldoende zorg en begeleiding. De leefgebieden die als criminogeen aangemerkt kunnen worden, vormen een onderdeel van het plan van aanpak van de polikliniek De Waag. Ten aanzien van de overige leefgebieden is enige (niet zwaarwegende en niet delict gerelateerde) problematiek aanwezig. Verdachte wordt door de reclassering voldoende in staat geacht om deze problematiek op adequate wijze het hoofd te kunnen bieden. Tot slot wordt het recidiverisico door de reclassering op laag ingeschat. Dit alles maakt dat de reclassering bij een veroordeling een straf zonder bijzondere voorwaarden adviseert. Verder raden zij het opleggen van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf af, gelet op de negatieve consequenties hiervan op het huidige behandeltraject van verdachte.
Strafoplegging
Gezien de ernst van de gepleegde feiten kan er in beginsel niet anders worden gereageerd dan met het opleggen van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf. Echter, gelet op de persoonlijke omstandigheden van verdachte en dan met name de negatieve consequenties die dit heeft voor zijn huidige behandeltraject bij de Waag, zal de rechtbank in onderhavige kwestie volstaan met een voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van acht maanden met een proeftijd van drie jaren, in combinatie met een taakstraf van 240 uren, te vervangen door 120 dagen hechtenis indien de taakstraf niet, of niet naar behoren wordt verricht. De tijd die verdachte in voorlopige hechtenis heeft doorgebracht zal in mindering strekken op het onvoorwaardelijke strafdeel. In de omstandigheid dat verdachte schuldig is bevonden aan meerdere gevallen van verduistering gedurende een langere periode, ziet de rechtbank aanleiding de proeftijd, anders dan door de officier van justitie gevorderd, op 3 jaar te bepalen.

8.De toegepaste wettelijke voorschriften

De hierna te nemen beslissing berust op de hiervoor genoemde wetsartikelen. Daarnaast berust deze beslissing op de artikelen 9, 14a, 14b, 14c, 22c, 22d en 57.

9.De beslissing

De rechtbank:
bewezenverklaring
- verklaart bewezen dat verdachte het onder
1 en 2ten laste gelegde heeft begaan, zoals hierboven omschreven;
- verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd en spreekt hem daarvan vrij;
strafbaarheid feiten
- verklaart het bewezen verklaarde strafbaar;
- verklaart dat het bewezen verklaarde de volgende strafbare feiten oplevert:
feit 1
het misdrijf:
verduistering gepleegd door hem die het goed uit hoofde van zijn persoonlijke dienstbetrekking onder zich heeft, meermalen gepleegd.
feit 2
het misdrijf:
verduistering gepleegd door hem die het goed uit hoofde van zijn persoonlijke dienstbetrekking onder zich heeft.
strafbaarheid verdachte
- verklaart verdachte strafbaar voor het onder
1 en 2bewezen verklaarde;
straf
- veroordeelt verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
8 (acht) maanden;
- bepaalt dat deze gevangenisstraf
in zijn geheel niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten. De rechter kan de tenuitvoerlegging gelasten indien de verdachte voor het einde van de
proeftijd van 3 (drie) jarende navolgende voorwaarde niet is nagekomen:
- stelt als
algemene voorwaardedat de verdachte:
- zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
- veroordeelt de verdachte tot een
taakstraf, bestaande uit het verrichten van onbetaalde arbeid voor de duur van
240 (tweehonderdveertig) uren;
- beveelt, voor het geval dat de verdachte de taakstraf niet naar behoren verricht, dat
vervangende hechteniszal worden toegepast voor de duur van
120 (honderdtwintig) dagen;
- beveelt dat de tijd die de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering heeft doorgebracht, bij de uitvoering van de taakstraf in mindering wordt gebracht, waarbij als maatstaf geldt dat voor de eerste zestig dagen doorgebracht in verzekering of voorlopige hechtenis, twee uren en voor de resterende dagen één uur per dag aftrek plaatsvindt.
Dit vonnis is gewezen door mr. M. Melaard, voorzitter, mr. N.J.C. Monincx en mr. R. ter Haar, rechters, in tegenwoordigheid van mr. S. Jentzsch, griffier, en is in het openbaar uitgesproken op 24 januari 2023.
Buiten staat
De griffier, mr. S. Jentzsch, is niet in de gelegenheid dit vonnis mede te ondertekenen.

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar dossierpagina’s, zijn dit pagina’s uit het dossier van de politie eenheid Oost-Nederland met nummer 20200106 (onderzoek Rodez). Tenzij hieronder anders wordt vermeld, wordt steeds verwezen naar bladzijden van een in de wettelijke vorm, door daartoe bevoegde personen, opgemaakt proces-verbaal.
2.AD00 Algemeen Dossier paragraaf 5.10.4, pagina 72.
3.AD00 Algemeen Dossier paragraaf 5.10.4.1, pagina 72.
4.AD00 Algemeen Dossier paragraaf 5.10.4.1, pagina 72.
5.AD00 Algemeen Dossier paragraaf 5.10.4.1, pagina 72.
6.AD00 Algemeen Dossier paragraaf 5.10.4.2, pagina 72.